De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel f,
derde lid, en artikel 3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het
stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan
gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met
betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022,
452)
Besluit:
ARTIKEL I
De Meerjarige regeling specifieke uitkeringen
aandachtsgroepen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt onder aandachtsgroepen na ‘uitwonende studenten’’
ingevoegd ‘,ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn
2001/55/EG’’.
B
Artikel 2, vijfde lid, vervalt.
C
Artikel 4, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:
-
d. een projectbegroting met een toelichting indien het een aanvraag betreft
aangaande honderd woonruimten of meer, en enkel een toelichting indien het een
aanvraag betreft aangaande minder dan honderd woonruimten, waaruit de benodigde
bijdrage per woonruimte en het BTW-deel van het aangevraagde bedrag
blijkt;
D
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel b, onder verlettering van
de onderdelen c tot en met e tot de onderdelen b tot en met d.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
E
De bijlage komt te luiden:
BIJLAGE BIJ DE ARTIKELEN 2, EERSTE LID, 3, EERSTE LID, 4, EERSTE LID EN
5, DERDE LID
-
1. Het bedrag per woonruimte, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten
hoogste € 8.500 inclusief BTW-compensatie per te realiseren woonruimte.
-
2. Het uitkeringsplafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt
€ 34.705.000, met dien verstande dat per gemeente in totaal ten hoogste een
bedrag van € 2.000.000 wordt verstrekt.
-
3. De aanvraagperiode, bedoeld in artikel 4, eerste lid, loopt van 30 mei
2023, 09:00 uur tot 7 juli 2023, 17:00 uur.
-
4. De aanvraagperiode, bedoeld in artikel 5, derde lid, loopt van 11 september
2023, 09:00 tot 25 september 2023, 17:00.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
I. Algemeen
Met deze wijzigingsregeling is de vierde tranche van de Meerjarige regeling
specifieke uitkeringen aandachtgroepen in het leven geroepen door de bijlage
van de regeling te vervangen en enkele beleidsmatige optimalisaties door te
voeren. De nut en noodzaak van de meerjarige regeling, en de opvolgende
tranches is toegelicht met de invoering van de Meerjarige regeling specifieke
uitkering aandachtsgroepen.1 Er is toen reeds rekening gehouden met potentiële toekomstige
opvolgende tranches waardoor gekozen is voor een meerjarige regeling waarbij
per bijlage losse tranches kunnen worden opengesteld. Dit om meer eenduidigheid
te creëren in het proces en een vaste basisregeling te hebben. Gezien de vaste
basisregeling, waarin is voorzien in meerdere opvolgende tranches, is de ATR
niet opnieuw om advies gevraagd. Ook het in kaart brengen van de
administratieve lasten voor partijen en het in consultatie brengen van het
voorstel wordt niet bij iedere tranche opnieuw gedaan. Daarvoor wordt verwezen
naar de toelichting op de meerjarige regeling.
Bij nieuwe tranches wordt in de bijlage het uitkeringsplafond, de
aanvraagperiode, het maximale bedrag per gemeente alsmede het maximale bedrag
per woonruimte opnieuw bepaald. Deze wijzigingsregeling voorziet in de
wijziging van de bijlage voor het invoeren van een vierde tranche. Daarnaast
worden in de basisregeling de volgende beleidsmatige aanpassingen in de
regeling doorgevoerd:
1. Toevoeging Oekraïners als aandachtsgroep
Gevluchte Oekraïners worden toegevoegd als aandachtsgroep. De aanhoudende
oorlog in Oekraïne en het aantal vluchtelingen uit Oekraïne is aanhoudend hoog
waardoor voorzien moet worden in hun huisvesting. Oekraïners komen vanwege de
Richtlijn tijdelijke bescherming (RTB) thans niet in aanmerking voor een
verblijfsvergunning waardoor ze niet kunnen komen te vallen onder de reeds
genoemde aandachtsgroep ‘statushouders’. Het is beleidsmatig wenselijk dat
Oekraïners worden toegevoegd als aandachtsgroep aan het definitieartikel.
2. Projectbegroting alleen voor projecten met meer dan honderd
woningen
In de derde tranche is voor het eerst een relatief eenvoudige
projectbegroting opgevraagd bij het indienen van de aanvraag. Bij het
beoordelen van de projectbegroting zijn veel misinterpretaties en
onvolledigheden vastgesteld die aanvulling behoefden. Voor zowel beoordelaar
als aanvrager is deze situatie onwenselijk. Als oplossing is gekozen voor het
opvragen van een uitgebreidere begroting, inclusief begeleiding en advies door
een financieel expert. Deze oplossing verhoogt de administratieve druk van de
aanvraag, terwijl de regeling juist ook beoogt om kleine projecten een impuls
te geven tegen een lichte administratieve druk. Om de administratieve druk voor
kleine projecten laag te houden, is de projectbegroting nu alleen verplicht
gesteld voor projecten met een grote omvang. Projecten met een kleine omvang
kunnen volstaan met een toelichting waarin zij inzichtelijk maken hoe het
financieel tekort op de woonruimten tot stand komt, en dat dit tekort hoger is
dan de gevraagde bijdrage. De grens voor een grote omvang is gelegd op honderd
woonruimten. Voorgaande tranches wijzen immers uit dat veel ingediende
aanvragen een kleiner of juist groter aantal woningen betreffen dan de grens
van honderd woonruimten. Vanuit dit perspectief is gekozen voor de grens van
honderd woonruimten.
3. Ruimte om projecten vanuit meerdere regelingen te kunnen
financieren
Het huidige artikel 7 kent in het eerste lid een gebonden bevoegdheid voor
de minister om de aanvraag te weigeren wanneer de aanvraag ziet op activiteiten
waarvoor op grond van andere regelingen reeds een specifieke uitkering is
verstrekt. Bij de uitvoering bleek deze weigeringsgrond te stringent waardoor
bepaalde projecten, waarvan het wenselijk was om die te bekostigen, vanwege
bekostiging vanuit een andere regeling, moesten worden geweigerd. Om hier meer
ruimte in te creëren is van de gebonden bevoegdheid een discretionaire
bevoegdheid gemaakt; de minister kan een aanvraag weigeren wanneer de aanvraag
ziet op activiteiten waarvoor op grond van andere regelingen reeds een
specifieke uitkering is verstrekt, maar is hier niet langer toe verplicht
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Met deze wijziging zijn gevluchte Oekraïners toegevoegd als aandachtsgroep
door hen toe te voegen aan het definitieartikel.
Onderdeel B
Het vijfde lid van artikel 2, dat regelde dat maximaal 5% van de gevraagde
bijdrage mag worden opgevoerd voor noodzakelijke projectkosten en maximaal 10%
van het gevraagde bedrag voor het financieren van sociaal beheer, komt te
vervallen omdat dit onduidelijkheid veroorzaakte en de kern van de inhoud al
ondervangen wordt door het vierde lid van artikel 2 dat verplicht stelt dat
kosten louter mogen worden opgevoerd indien deze voor minimaal 85% toerekenbaar
zijn aan de bouw van woonruimten voor aandachtsgroepen. Inhoudelijk is geen
wijziging beoogd.
Onderdeel C
Met dit onderdeel is artikel 4 gewijzigd dat bepaalt welke documentatie
moet worden aangeleverd. Om de administratieve druk voor kleine projecten laag
te houden, is de projectbegroting met deze wijziging alleen verplicht gesteld
voor projecten met een grote omvang. Projecten met een kleine omvang kunnen
volstaan met een toelichting waarin zij inzichtelijk maken hoe het financieel
tekort op de woonruimten tot stand komt, en dat dit tekort hoger is dan de
gevraagde bijdrage. De grens voor een grote omvang is gelegd op honderd
woonruimten.
Onderdeel D
Het huidige artikel 7 kent in het eerste lid een gebonden bevoegdheid voor
de minister om de aanvraag te weigeren wanneer de aanvraag ziet op activiteiten
waarvoor op grond van andere regelingen reeds een specifieke uitkering is
verstrekt. Om hier meer ruimte in te creëren is van de gebonden bevoegdheid een
discretionaire bevoegdheid gemaakt; de minister kan een aanvraag weigeren
wanneer de aanvraag ziet op activiteiten waarvoor op grond van andere
regelingen reeds een specifieke uitkering is verstrekt, maar is hier niet
langer toe verplicht.
Onderdeel E
Met dit onderdeel is de bijlage vervangen waarmee de vierde tranche wordt
gerealiseerd. Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid van een automatisch
‘veegloket’ met een nieuw vierde lid. Artikel 5, derde lid, voorziet in een
bevoegdheid voor de minister een extra periode vast te stellen waarbinnen
aanvragen kunnen worden gedaan wanneer het subsidieplafond niet is bereikt. Bij
de vorige tranche leverde dit een extra wijziging van de regeling op en
bovendien onduidelijkheid voor de aanvragende gemeenten omdat in een laat
stadium nog een extra aanvraagperiode moest worden georganiseerd. Ook was er
haast geboden omdat de financiële middelen nog wel in het kalenderjaar 2022
gealloceerd moesten worden. Om meer duidelijkheid te creëren voor gemeenten aan
de voorkant is ditmaal direct voorzien in de mogelijkheid van een ‘veegloket’.
Op basis van artikel 5, derde lid, geldt dat deze extra aanvraagperiode louter
wordt opengesteld indien het subsidieplafond na toewijzing aan de binnengekomen
aanvragen niet is bereikt.
Tevens is in dit onderdeel het bedrage per woonruimte opgehoogd tot 8.500
euro per woonruimte. De regeling maakte nog niet duidelijk of het geboden
bedrag per woonruimte wel of niet inclusief het aangevraagde bedrag aan
BTW-compensatie uitgekeerd dient te worden. Om hierin één lijn te bieden, is
het totaal bedrag per woonruimte opgehoogd met grofweg 21% (maximale
BTW-compensatie; van 7.000 euro tot 8.500 euro). Zodoende ontvangen alle
gemeenten straks eenzelfde bedrag als in de vorige tranche, en zal geen enkele
gemeente een kleiner bedrag per woonruimte ontvangen.
Artikel II
Deze wijzigingsregeling treedt in werking op de dag na publicatie ervan in
de Staatscourant. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de
minimuminvoeringstermijn. Vanwege de reeds plaatsgevonden communicatie richting
gemeenten is inwerkingtreding voor 30 mei noodzakelijk om de aanvraagperiode
zoals vastgesteld in de bijlage te kunnen uitvoeren zodat dit geld zo snel
mogelijk bij gemeenten terecht komt om huizen te kunnen bouwen.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
H.M. de Jonge