Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs van 8 april 2023, nr. FEZ 1369888, houdende wijziging van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in verband met onder andere de explicitering dat de regeling ook op samenwerkingsverbanden van toepassing is, het regelen van uitstel voor de verantwoordingsverplichting met betrekking tot de Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 168, achtste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 141, achtste lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 2, vierde lid en artikel 4 van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC, artikel 5.46, achtste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 6.19, eerste en zesde lid, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, de artikelen 2.5.3, tweede en vijfde lid, en 2.5.4, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en de artikelen 2.9, zevende lid, en 2.14 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 1a. Samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs

Deze regeling is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de jaarverslaggeving van samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 1.1, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1.1 van de Wet voorgezet onderwijs 2020.

B

In artikel 3, onderdeel b, wordt ‘en wordt zij door de onderwijsinstelling openbaar gemaakt’ vervangen door ‘en wordt zij jaarlijks vóór 1 juli door de onderwijsinstelling openbaar gemaakt’.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In lid 1c wordt ‘de verslagjaren 2018 tot en met 2022’ vervangen door ‘de verslagjaren 2018 tot en met 2023’.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Een bekostigde instelling voor hoger onderwijs dan wel een bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, verantwoordt zich in het bestuursverslag over het gevoerde beleid zoals aangegeven in de volgende notities:

    • a. Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs (bijlage bij Kamerstukken II 2003/04, 28 817, nr. 5)

    • b. Aanvulling op de notitie Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs (bijlage bij II 2004/05, 28 248, nr. 72); en

    • c. Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (Bijlage bij Kamerstukken 2004/05, 28 248, nr. 72.

3. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 5a. In aanvulling op het vijfde lid verantwoordt een bekostigde instelling voor hoger onderwijs dan wel een bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zich vanaf het verslagjaar 2023 in het bestuursverslag eveneens over het gevoerde beleid zoals aangegeven in de Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten.

D

In bijlage 4, in de paragraaf ‘Model G. Verantwoording subsidies’, komt de eerste tabel te luiden:

G1. Subsidies waarbij het eventueel niet aangewende deel van de subsidie, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt

Omschrijving

Toewijzing

De activiteiten zijn ultimo verslagjaar conform de subsidiebeschikking geheel uitgevoerd en afgerond

 

Kenmerk

Datum

Status

Nieuwe post

...

...

Onderhanden/Ja/Nee*

Nieuwe post

...

...

Onderhanden/Ja/Nee

*

ONDERHANDEN = DE SUBSIDIE LOOPT NOG CONFORM DE SUBSIDIEVERPLICHTINGEN

JA =

DE SUBSIDIE IS AFGEROND CONFORM SUBSIDIEVERPLICHTINGEN

NEE =

DE SUBSIDIE IS AFGEROND IN STRIJD MET DE SUBSIDIEVERPLICHTINGEN

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. De regeling werkt daarbij terug tot en met 1 januari 2022, met uitzondering van artikel I, onderdeel B. Artikel I, onderdeel B, is eerst van toepassing op de jaarverslaggeving over het verslagjaar 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (RJO) en betreft:

  • De overeenkomstige toepassing op samenwerkingsverbanden;

  • De opname van 1 juli als uiterlijke datum voor de verplichte openbaarmaking van het jaarverslag;

  • De verlenging van de afwijking verantwoordingsmethode groot onderhoud;

  • Het regelen van uitstel van de plicht om te verantwoorden over het gevoerde beleid als bedoeld in de Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten;

  • Extra antwoordmogelijkheid in model G1.

Samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs (artikel I, onderdeel A)

Deze regeling is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de jaarverslaggeving van samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1.1 van de Wet voorgezet onderwijs 2020.

Openbaarmaking jaarverslaggeving (artikel I, onderdeel B)

Dit onderdeel betreft een aanscherping van artikel 3, onderdeel b, dat betrekking heeft op de openbaarmaking van de jaarverslaggeving.

Onderwijsinstellingen in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs zijn al geruime tijd verplicht een jaarverslag op te stellen. Sinds 2006 zijn ook besturen van onderwijsinstellingen in het funderend onderwijs verplicht een jaarverslag op te stellen. Vanaf het verslagjaar 2008 geldt voor de inrichting van het jaarverslag de regeling jaarverslaggeving onderwijs.

In het jaarverslag wordt verantwoording afgelegd over de financiële situatie van de onderwijsinstelling, wordt ingegaan op belangrijke ontwikkelingen op de onderwijsinstelling, en wordt een beschouwing gegeven over het voorgenomen beleid in de komende jaren.

Het bevoegd gezag dient op grond van artikel 5 van de regeling jaarverslaggeving onderwijs de jaarverslaggeving vóór 1 juli aan te leveren aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Vanaf 2022 is in artikel 3 sub b regeling jaarverslaggeving onderwijs de verplichting opgenomen voor besturen van onderwijsinstellingen om de jaarverslaggeving actief openbaar te maken. Dit vindt doorgaans plaats op de website van een onderwijsinstelling. De onderwijsinspectie houdt toezicht op de openbaarmaking van de jaarverslaggeving.

In de regeling jaarverslaggeving onderwijs was bij de verplichting aan besturen van onderwijsinstellingen om de jaarverslaggeving openbaar te maken, in tegenstelling tot de verplichte aanlevering van de jaarverslaggeving aan DUO, geen uiterlijke datum opgenomen voorafgaand wanneer tot openbaarmaking van de jaarverslaggeving over moet zijn gegaan. De afwezigheid van een uiterlijke openbaarmakingsdatum belemmert de onderwijsinspectie in haar toezicht op de openbaarmaking. Met deze regeling wordt deze tekortkoming gerepareerd.

Als uiterlijke openbaarmakingsdatum is gekozen om aan te sluiten bij de termijn die geldt voor de verstrekking van de jaarverslaggeving aan de DUO. De redenatie om deze datum ook te hanteren als uiterlijke openbaarmakingsdatum is dat het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling door de verplichte levering aan de DUO reeds uiterlijk op deze datum over de jaarverslaggeving dient te beschikken. Zo worden extra administratieve lasten bij onderwijsinstellingen zo beperkt mogelijk gehouden.

Verlenging afwijking verantwoording groot onderhoud (artikel I, onderdeel c, artikel 4 onder 1)

In afwijking van hoofdstuk 212 Materiële vaste activa, paragraaf 4, alinea 451, van de richtlijnen is het voor onderwijsinstellingen voor het verslagjaar 2023 toegestaan de jaarlijkse toevoegingen aan de voorziening groot onderhoud te bepalen op basis van het voorgenomen groot onderhoud gedurende de gehele planperiode van het groot onderhoud op het niveau van het onderwijspand gedeeld door het aantal jaren waaruit deze planperiode bestaat, voor zover deze methode reeds in 2017 werd toegepast en indien is gewaarborgd dat de voorziening groot onderhoud gedurende de planperiode niet op enig moment negatief wordt. De onderwijsinstelling die gebruik maakt van deze tijdelijke regeling vermeldt dit in haar jaarrekening. Vanaf 2024 geldt voor onderwijsinstellingen een aangepaste verslaggevingssystematiek voor groot onderhoud indien sprake is van een economisch claimrecht dat niet bij de onderwijsinstelling zelf berust.

‘De Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten’ (artikel I, onderdeel C, artikel 4, onder 2 en 3)

Na inwerkingtreding van de Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten op 15 april 2021 (hierna: de Beleidsregel) hebben de MBO Raad, de Vereniging van Hogescholen, de Universiteiten van Nederland, en de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants aangegeven dat instellingen meer tijd nodig hebben om zaken intern anders te organiseren om aan de beleidsregel te kunnen voldoen. Op hun verzoek is om die reden op 28 september 2021 een jaar uitstel verleend van de datum waarop publiek-private activiteiten moeten worden verantwoord volgens de Beleidsregel. Dat betekende dat vanaf verslagjaar 2022 verantwoord zou moeten worden over deze activiteiten. Sinds afgelopen zomer zijn echter signalen ontvangen dat instellingen nu ook nog niet in staat zijn om de Beleidsregel na te leven. Om die reden werd op 20 oktober 2022 uitstel verleend en dient pas over verslagjaar 2023 voor het eerst uitvoering te worden geven aan de verantwoordingsplicht zoals door de nieuwe beleidsregel is voorgeschreven.

Extra antwoordmogelijkheid G1

Naar aanleiding van signalen uit het veld is ter verduidelijking een extra antwoordmogelijkheid toegevoegd aan het model.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs A.D. Wiersma

Naar boven