Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 5 april 2022, nr. Min-Buza.2022.11664-29, tot wijziging van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische Zaken en Klimaat;

Gelet op Verordening (EU) nr. 2022/330 van de Raad van 25 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PbEU, L 51);

Gelet op Verordening (EU) nr. 2022/398 van de Raad van de Europese Unie van 9 maart 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU, L 82);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3, derde lid, in samenhang met artikel 2, tweede lid, van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, artikel 6, eerste lid, artikel 6 ter en artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 269/2014, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische Zaken en Klimaat voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard en elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

B

Na artikel 2a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2b

De Minister die het aangaat is, of zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g van de Sanctiewet 1977 bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij of krachtens enig wettelijk voorschrift opgedragen taken, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, tenzij:

  • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

  • b. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

  • c. de vertrouwelijkheid van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

  • d. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die de Sanctiewet 1977 beoogt te beschermen; of

  • e. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

Artikel 2c

  • 1. De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de partijen, bedoeld in het derde tot en met zesde lid, verwerken slechts persoonsgegevens voor zover dit noodzakelijk is voor het overeenkomstig de Sanctiewet 1977 uitvoeren en toezien op de naleving van sancties, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977.

  • 2. De verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in het eerste lid, is toegestaan voor zover dit noodzakelijk is voor het:

    • a. verlenen van een ontheffing of ander besluit bij of krachtens de Sanctiewet 1977 of ingevolge verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • b. toezicht op de naleving van voorschriften opgelegd bij of krachtens de Sanctiewet 1977 of ingevolge verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • c. toepassen van in de Sanctiewet 1977, verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties vastgelegde informatieverplichtingen;

  • 3. De Minister van Economische Zaken en Klimaat maakt voor de uitvoering bij of krachtens de Sanctiewet 1977, naast gegevens die door de personen, entiteiten en lichamen bij of krachtens de Sanctiewet 1977, of ingevolge verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties worden aangeleverd of waarnaar wordt verwezen, gebruik van gegevens die afkomstig zijn uit:

    • a. het handelsregister;

    • b. de basisregistratie kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Kadasterwet;

    • c. overige openbare registers bij de wet ingesteld; en

    • d. openbare informatie.

  • 4. De volgende bestuursorganen, diensten, toezichthouders of andere personen, verstrekken desgevraagd alle informatie aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat die noodzakelijk is voor de uitvoering van die wet:

    • a. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, voor zover het gegevens betreft die verwerkt worden in het kader van de Wet strategische diensten en het Besluit strategische goederen;

    • b. De Minister van Financiën, voor zover het gegevens betreft die verwerkt worden door de Belastingdienst;

    • c. de Autoriteit Consument en Markt, voor zover het gegevens betreft die worden verwerkt in het kader van hoofdstuk 5 van de Mededingingswet;

    • d. de veiligheidscommissie of beveiligingsfunctionaris, ingesteld door de onderneming, voor zover het gegevens betreft inzake inbreuken of dreigende inbreuken op beperkingen of verboden ten aanzien van toegang tot gevoelige informatie of bedrijfsprocessen;

    • e. De Nederlandsche Bank N.V. voor zover het betreft informatie ingevolge haar taken bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

    • f. de Stichting Autoriteit Financiële Markten voor zover het betreft informatie ingevolge haar taken bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

  • 5. De Minister van Economische Zaken en Klimaat kan voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de Sanctiewet 1977, voorts de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzoeken om mededeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel f, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 te doen of de Minister van Defensie verzoeken om mededeling als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel g, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 te doen.

  • 6. Een notaris geeft van tot zijn protocol behorende verklaringen van erfrecht desgevraagd afschriften uit aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de Sanctiewet 1977. Artikel 49b van de Wet op het notarisambt is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Voor zover de gegevens die de personen, entiteiten en lichamen hebben aangeleverd en de verzameling of verstrekking, bedoeld in het derde tot en met zesde lid, niet de benodigde gegevens heeft opgeleverd, verstrekken de personen, entiteiten en lichamen desgevraagd alle informatie aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat die noodzakelijk is voor de uitvoering van de Sanctiewet 1977, verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • 8. Ten behoeve van de naleving van de verplichting, bedoeld in het zesde lid, zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22 van de Wet op het notarisambt.

  • 9. De gegevensverstrekking ingevolge het derde lid, onder c, en het vierde tot en met achtste lid, geschiedt kosteloos.

  • 10. De Minister van Economische Zaken en Klimaat is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit artikel.

ARTIKEL II

De Sanctieregeling Belarus 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a, derde lid, komt als volgt te luiden:

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 3 bis, eerste lid, artikel 4 bis, en artikel 4 ter, van Verordening (EG) nr. 765/2006 is, voor zover het betreft de vrijgave en de beschikbaarstelling van economische middelen, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische Zaken en Klimaat voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard en elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

B

Na artikel 1aa worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1ab

De Minister die het aangaat is of zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g van de Sanctiewet 1977 bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij of krachtens enig wettelijk voorschrift opgedragen taken, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, tenzij:

  • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

  • b. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

  • c. de vertrouwelijkheid van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

  • d. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die de Sanctiewet 1977 beoogt te beschermen; of

  • e. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

Artikel 1ac

  • 1. De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de partijen, bedoeld in het derde tot en met zesde lid, verwerken slechts persoonsgegevens voor zover dit noodzakelijk is voor het overeenkomstig de Sanctiewet 1977 uitvoeren en toezien op de naleving van sancties, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977.

  • 2. De verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in het eerste lid, is toegestaan voor zover dit noodzakelijk is voor het:

    • a. verlenen van een ontheffing of ander besluit bij of krachtens de Sanctiewet 1977 of ingevolge verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • b. toezicht op de naleving van voorschriften opgelegd bij of krachtens de Sanctiewet 1977 of ingevolge verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • c. toepassen van in de Sanctiewet 1977, verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties vastgelegde informatieverplichtingen;

  • 3. De Minister van Economische Zaken en Klimaat maakt voor de uitvoering bij of krachtens de Sanctiewet 1977, naast gegevens die door de personen, entiteiten en lichamen bij of krachtens de Sanctiewet 1977, of ingevolge verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties worden aangeleverd of waarnaar wordt verwezen, gebruik van gegevens die afkomstig zijn uit:

    • a. het handelsregister;

    • b. de basisregistratie kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Kadasterwet;

    • c. overige openbare registers bij de wet ingesteld; en

    • d. openbare informatie.

  • 4. De volgende bestuursorganen, diensten, toezichthouders of andere personen, verstrekken desgevraagd alle informatie aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat die noodzakelijk is voor de uitvoering van die wet:

    • a. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, voor zover het gegevens betreft die verwerkt worden in het kader van de Wet strategische diensten en het Besluit strategische goederen;

    • b. De Minister van Financiën, voor zover het gegevens betreft die verwerkt worden door de Belastingdienst;

    • c. de Autoriteit Consument en Markt, voor zover het gegevens betreft die worden verwerkt in het kader van hoofdstuk 5 van de Mededingingswet;

    • d. de veiligheidscommissie of beveiligingsfunctionaris, ingesteld door de onderneming, voor zover het gegevens betreft inzake inbreuken of dreigende inbreuken op beperkingen of verboden ten aanzien van toegang tot gevoelige informatie of bedrijfsprocessen;

    • e. De Nederlandsche Bank N.V. voor zover het betreft informatie ingevolge haar taken bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

    • f. de Stichting Autoriteit Financiële Markten voor zover het betreft informatie ingevolge haar taken bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

  • 5. De Minister van Economische Zaken en Klimaat kan voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de Sanctiewet 1977, voorts de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzoeken om mededeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel f, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 te doen of de Minister van Defensie verzoeken om mededeling als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel g, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 te doen.

  • 6. Een notaris geeft van tot zijn protocol behorende verklaringen van erfrecht desgevraagd afschriften uit aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de Sanctiewet 1977. Artikel 49b van de Wet op het notarisambt is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Voor zover de gegevens die de personen, entiteiten en lichamen hebben aangeleverd en de verzameling of verstrekking, bedoeld in het derde tot en met zesde lid, niet de benodigde gegevens heeft opgeleverd, verstrekken de personen, entiteiten en lichamen desgevraagd alle informatie aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat die noodzakelijk is voor de uitvoering van de Sanctiewet 1977, verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • 8. Ten behoeve van de naleving van de verplichting, bedoeld in het zesde lid, zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22 van de Wet op het notarisambt.

  • 9. De gegevensverstrekking ingevolge het derde lid, onder c, en het vierde tot en met achtste lid, geschiedt kosteloos.

  • 10. De Minister van Economische Zaken en Klimaat is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit artikel.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 5 april 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 als gevolg van Verordening (EU) nr. 2022/3301 en tot wijziging van de Sanctieregeling Belarus 2006 als gevolg van Verordening (EU) nr. 2022/3982.

Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 (artikel I)

De Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 wordt gewijzigd vanwege Verordening (EU) nr. 2022/330 die Verordening (EU) nr. 269/2014 wijzigt. Verordening (EU) nr. 2022/330 geeft uitvoering aan Besluit (GBVB) 2022/3293.

In Besluit (GBVB) 2022/329 zijn door de Raad van de Europese Unie, gezien de ernst van de situatie en in antwoord op de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne, de criteria voor aanwijzing van personen en entiteiten gewijzigd waarvoor de bevriezingsmaatregelen kunnen gelden. De nieuwe criteria maken het mogelijk om ook personen en entiteiten aan te wijzen die steun verlenen aan of profijt trekken van de regering van de Russische Federatie, alsmede personen en entiteiten die een belangrijke inkomstenbron voor de regering zijn. In Verordening (EU) nr. 269/2014 is daartoe een nieuw artikel 3, eerste lid, opgenomen. In artikel 3, eerste lid, is geregeld welke categorieën personen en entiteiten kunnen worden opgenomen in Bijlage I van Verordening (EU) nr. 269/2014. Deze bijlage bevat de personen en entiteiten waarop de bevriezingsmaatregelen van toepassing zijn en aan wie geen tegoeden of economische middelen ter beschikking mogen worden gesteld.

De bevriezingsmaatregelen hebben betrekking op de tegoeden en de economische middelen van de personen en entiteiten, genoemd in genoemde bijlage. Met een economische middel worden bedoeld ‘activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen’ (artikel 1, onder d, van Verordening (EU) nr. 269/2014). Met het bevriezen van economische middelen wordt bedoeld het ‘voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, onder meer door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren’ (artikel 1, onder e, van Verordening (EU) nr. 269/2014). Artikel 2 van Verordening (EU) nr. 269/2014 strekt ertoe alle tegoeden en economische middelen van de in Bijlage I genoemde personen en entiteiten te bevriezen en bevat voorts een verbod tot het ter beschikking stellen van tegoeden en economische middelen. Deze bevriezingsmaatregelen gelden ook ten aanzien van de met de in Bijlage I genoemde verbonden natuurlijke personen of entiteiten.

Om uitvoering te geven aan deze bevriezingsmaatregelen worden in artikel 2, tweede lid, van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 alsnog enkele bevoegde autoriteiten aangewezen. Zo is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bevoegd uitvoering te geven aan de bevriezingsmaatregelen ten aanzien van zaken die onder kunst of erfgoed vallen en de Minister van Economische Zaken en Klimaat indien het eigendom van bedrijven betreft. De Minister van Financiën (in artikel 2, eerste lid, van die sanctieregeling) en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking waren reeds aangewezen.

Van de bevriezingsmaatregel kan in individuele gevallen ontheffing worden verleend teneinde te voorzien in de primaire levensbehoeften of voor het doen van buitengewone uitgaven. Zie voor de ontheffingsgronden en uitzonderingen van de bevriezingsmaatregelen artikel 4 en verder van Verordening (EU) nr. 269/2014 alsmede de informatieplicht in artikel 8 van genoemde verordening. Voor de ontheffing van de bevriezing van financiële middelen is de Minister van Financiën aangewezen. Voor zover het betreft economische middelen is de minister aangewezen tot wie, gezien diens beleidsterrein en competenties, de uitvoering van deze bevriezingsmaatregel behoort.

In het kader van de uitvoering van de bevriezingsmaatregelen ten aanzien van de eigendom van bedrijven en van registergoederen (waaronder woningen, schepen en luchtvaartuigen) is gebleken dat een horizontale bepaling bepalingen ter bevordering van de noodzakelijke gegevensuitwisseling tussen de ministers die het aangaat en met de zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen noodzakelijk is om een effectieve tenuitvoerlegging van de door de Europese Unie vastgestelde sanctiemaatregelen in Verordening (EU) nr. 269/2014 te bewerkstelligen. Door een horizontale bepaling (artikel 2b) – geïnspireerd door artikel 10h van de Sanctiewet 1977 – wordt deze gegevensuitwisseling mogelijk gemaakt en wordt voorkomen dat voor elke gegevensuitwisseling in het kader van de uitvoering van voornoemde verordening, en daarmee samenhangende verwerking telkens nieuwe grondslagen opgenomen moeten worden.

In artikel 2c is tevens een uitgebreide grondslag opgenomen voor de Minister van Economische Zaken en Klimaat om als bevoegde autoriteit voor de eigendom van bedrijven te kunnen toetsen of en op welke wijze de directe of indirecte eigendom van bedrijven is gestructureerd en georganiseerd. Hiermee kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat beoordelen of de personen, entiteiten en lichamen genoemd in Europese sanctieverordeningen op enigerlei wijze direct of indirect eigenaar zijn van of belangen hebben in bedrijven gevestigd in Nederland. Hoewel de UBO-registratie van ondernemingen en rechtspersonen in het handelsregister een belangrijke eerste stap is in het achterhalen van deze eigendomsverhoudingen, leert de praktijk dat bij complexe structuren meer en diepgravend onderzoek nodig is. Met artikel 2c wordt dit mogelijk gemaakt voor zowel het raadplegen van de UBO-registratie in het handelsregister, andere relaties in het handelsregister, de LEI-registratie als andere openbare en niet-openbare bronnen.

De rechtvaardiging voor de verwerking van de persoonsgegevens van de uiteindelijk belanghebbenden die op de sanctielijst staan is gelegen in het ten behoeve van de ‘bevriezing’ van de eigendom aan die personen toebehorende bedrijven en registergoederen. Die verwerking, waarvan de grondslag is opgenomen in de nieuw voorgestelde artikelen 2b en 2c van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014, is daarom beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de effectieve uitvoering van de door de Europese Unie vastgestelde sanctiemaatregelen.

Sanctieregeling Belarus 2006 (artikel II)

De Sanctieregeling Belarus 2006 wordt alsnog gewijzigd vanwege Verordening (EU) nr. 2022/398 die Verordening (EG) nr. 765/2006 wijzigt en uitvoering geeft aan het Besluit (GBVB) 2022/3994. In dit op 9 maart 2022 door de Raad van de Europese Unie vastgestelde besluit, alsmede door middel van Verordening (EU) nr. 2022/398, werden aanvullende beperkende maatregelen met betrekking tot met name de financiële sector vastgesteld naar aanleiding van de betrokkenheid van Belarus bij de Russische militaire agressie tegen Oekraïne. Overtreding van deze aanvullende beperkende maatregelen zijn vervolgens strafbaar gesteld in artikel 1 van de Sanctieregeling Belarus 2006 en daarnaast vond actualisering van de verwijzingen naar de bevoegde autoriteiten in artikel 1a van die regeling plaats5. Ter uitvoering van de bestaande bevriezingsmaatregelen jegens personen en entiteiten, bedoeld in Bijlage I van Verordening (EG) nr. 765/2006 wordt datzelfde artikel 1a aangevuld met enkele bevoegde autoriteiten die ieder voor hun werkterrein uitvoering geven aan de bevriezingsmaatregelen. Zie hiervoor hetgeen is opgemerkt in de toelichting onder het kopje ‘Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 (artikel I)’.

Hetgeen is opgemerkt ten aanzien van de bevriezingsmaatregelen jegens de Russische Federatie en de verwijzing naar Verordening (EU) nr. 269/2014, geldt mutatis mutandis voor de bevriezingsmaatregelen opgenomen in artikel 2 en verder van Verordening (EG) nr. 765/2006. Ook in deze verordening zijn mogelijkheden voor ontheffing opgenomen (artikel 3, artikel 3 bis, artikel 4 bis, en artikel 4 ter) en is de informatieplicht voor eenieder verwoord in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 765/2006.

In het kader van de uitvoering van de bevriezingsmaatregelen ten aanzien van de eigendom van bedrijven en van registergoederen (waaronder woningen, schepen en luchtvaartuigen) is gebleken dat een horizontale bepaling bepalingen ter bevordering van de noodzakelijke gegevensuitwisseling tussen de ministers die het aangaat en met de zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen noodzakelijk is om een effectieve tenuitvoerlegging van de door de Europese Unie vastgestelde sanctiemaatregelen in Verordening (EU) nr. 269/2014 te bewerkstelligen. Door een horizontale bepaling (artikel 1ab) – geïnspireerd door artikel 10h van de Sanctiewet 1977 – wordt deze gegevensuitwisseling mogelijk gemaakt en wordt voorkomen dat voor elke gegevensuitwisseling in het kader van de uitvoering van voornoemde verordening, en daarmee samenhangende verwerking telkens nieuwe grondslagen opgenomen moeten worden.

In artikel 1ac is tevens een uitgebreide grondslag opgenomen voor de Minister van Economische Zaken en Klimaat om als bevoegde autoriteit voor de eigendom van bedrijven te kunnen toetsen of en op welke wijze de directe of indirecte eigendom van bedrijven is gestructureerd en georganiseerd. Hiermee kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat beoordelen of de personen, entiteiten en lichamen genoemd in Europese sanctieverordeningen op enigerlei wijze direct of indirect eigenaar zijn van of belangen hebben in bedrijven gevestigd in Nederland. Hoewel de UBO-registratie van ondernemingen en rechtspersonen in het handelsregister een belangrijke eerste stap is in het achterhalen van deze eigendomsverhoudingen, leert de praktijk dat bij complexe structuren meer en diepgravend onderzoek nodig is. Met artikel 1ac wordt dit mogelijk gemaakt voor zowel het raadplegen van de UBO-registratie in het handelsregister, andere relaties in het handelsregister, de LEI-registratie als andere openbare en niet-openbare bronnen.

De rechtvaardiging voor de verwerking van de persoonsgegevens van de uiteindelijk belanghebbenden die op de sanctielijst staan, is gelegen in het ten behoeve van de ‘bevriezing’ van de eigendom aan die personen toebehorende bedrijven of registergoederen stellen van aantekeningen in de basisregistratie kadaster (zie artikel 1aa dat recent in de Sanctieregeling Belarus 2006 is opgenomen6). Die verwerking, waarvan de grondslag is opgenomen in de nieuw voorgestelde artikelen 1ab en 1ac van de Sanctieregeling Belarus 2006, is daarom beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de effectieve uitvoering van de door de Europese Unie vastgestelde sanctiemaatregelen.

Artikelsgewijs

Artikel I

In artikel 2, tweede lid, van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 zijn de verwijzingen naar de bevoegde autoriteiten uitgebreid teneinde de uitvoering en monitoring van de bevriezingsmaatregelen te verbeteren. Daartoe zijn verschillende ministeries verantwoordelijk voor de uitvoering van de sanctiemaatregelen op hun beleidsterrein (artikel I, onderdeel A).

Voor meer informatie over het nieuw ingevoegde artikel 2b van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 zij verwezen naar het hiervoor opgemerkte ten aanzien van artikel 2b.

Het nieuw ingevoegde artikel 2c van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 voorziet in een grondslag voor de Minister van Economische Zaken en Klimaat om los van de informatie die personen, entiteiten of lichamen krachtens de Sanctiewet 1977 of andere wettelijke verplichtingen reeds hebben verstrekt, informatie uit andere bronnen te raadplegen, te verzamelen en te verwerken. Deze vorm van informatieverzameling is essentieel omdat gesanctioneerde personen, entiteiten of lichamen naar verwachting juist onjuiste of onvolledige informatie zullen verstrekken of de werkelijke aard van eigendomsverhoudingen verhullen. Het is daarom kwetsbaar om voor het effectief ten uitvoerleggen van de Europese sancties alleen te vertrouwen op basis van aangeleverde informatie van personen, entiteiten of lichamen. Het derde tot en met zesde lid zien op deze vorm van informatieverzameling. De Minister van Economische Zaken en Klimaat kan gebruik maken van openbare informatie. Dit kan van alles zijn, zoals jaarrekeningen en jaarverslagen en persberichten van ondernemingen, maar bijvoorbeeld ook berichtgeving in de media, die kan helpen bij het gerichter zoeken naar andere informatie. Het omvat tevens informatie opgenomen in openbare registers. In het vierde lid zijn de partijen opgesomd die desgevraagd alle informatie verstrekken die noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet. Het gaat hierbij om informatie die niet met voldoende zekerheid uit openbare gegevens en registraties als het handelsregister kan worden opgehaald. Deze informatie zal in hoofdzaak gebruikt worden om de volgende vragen te beantwoorden:

  • Wat is de werkelijke identiteit van de eigenaar van het bedrijf of van de belanghebbende in het bedrijf?

  • Wat is de waarde van het eigendom of het deelbelang en hoe wordt die gefinancierd? Dit kan ook helpen bij het achterhalen van de werkelijke identiteit van de eigenaar/belanghebbende.

  • Wat is het werkelijke motief van de eigendomsstructuur? Vaak faciliteert een complexe eigendomsstructuur het verhullen van de identiteit van een achterliggende (indirecte) eigenaar.

In het zevende lid is geregeld dat hiervoor benodigde gegevens zoals wie welk belang en zeggenschap heeft verstrekt dienen te worden door de personen, entiteiten en lichamen die het aangaat, als deze gegevens niet anderszins kunnen worden verkregen (artikel I, onderdeel B).

Artikel II

In artikel 1a, derde lid, van de Sanctieregeling Belarus 2006 zijn de verwijzingen naar de bevoegde autoriteiten uitgebreid teneinde de uitvoering en monitoring van de bevriezingsmaatregelen te verbeteren. Daartoe zijn verschillende ministeries verantwoordelijk voor de uitvoering van de sanctiemaatregelen op hun beleidsterrein (artikel II, onderdeel A).

Voor meer informatie over het nieuw ingevoegde artikel 1ab van de Sanctieregeling Belarus 2006 zij verwezen naar het hiervoor opgemerkte ten aanzien van artikel 1ab.

Het nieuw ingevoegde artikel 1ac van de Sanctieregeling Belarus 2006 voorziet in een grondslag voor de Minister van Economische Zaken en Klimaat om los van de informatie die personen, entiteiten of lichamen krachtens de Sanctiewet 1977 of andere wettelijke verplichtingen reeds hebben verstrekt, informatie uit andere bronnen te raadplegen, te verzamelen en te verwerken. Voor nadere informatie zij verwezen naar hetgeen hiervoor reeds hierover is opgemerkt bij de artikelsgewijze toelichting van artikel I bij artikel 2c van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 (artikel II, onderdeel B).

Voor meer informatie over de beperkende maatregelen zij verwezen naar de website www.rijksoverheid.nl/sancties.

Ten slotte kan worden gemeld dat de onderhavige regeling strekt tot naleving van een internationale verplichting en dat uit dien hoofde inwerkingtreding niet plaatsvindt conform de Vaste Verander Momenten-systematiek.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 2022/330 van de Raad van 25 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PbEU, L 51).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 2022/398 van de Raad van de Europese Unie van 9 maart 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU, L 82).

X Noot
3

Besluit (GBVB) 2022/329 van de Raad van 25 februari 2022 tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PbEU, L 50).

X Noot
4

Besluit (GBVB) 2022/399 van de Raad van 9 maart 2022 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en in het licht van de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU, L 82).

Naar boven