Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 11 april 2022, nr. 2022-0000167676, houdende regels voor de verstrekking van subsidies voor experimenten, kennisontwikkeling- en kennisoverdrachtactiviteiten op het terrein van het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Subsidieregeling experimenten, kennisontwikkeling en kennisoverdracht wonen 2022)

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdelen a, b, d en f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vijfde lid, onderdeel b, zevende lid, 8, eerste en tweede lid, en 14 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

Commissie:

Commissie van de Europese Gemeenschappen;

de-minimisverordening:

verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L352/1), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

Artikel 2

De minister kan subsidie verstrekken aan rechtspersonen die experimenten uitvoeren of activiteiten ten behoeve van kennisontwikkeling en kennisoverdracht verrichten gericht op:

  • a. het scheppen van randvoorwaarden voor doeltreffend volkshuisvestingsbeleid en een goed functionerende woningmarkt;

  • b. het versterken van de positie van de woonconsument;

  • c. het bevorderen van de kwaliteit van de leefomgeving; of

  • d. het waarborgen van de minimale kwaliteit van gebouwen en het verbeteren van de kwaliteit van gebouwen, met inbegrip van het stimuleren van energiebesparing.

§ 2. Het subsidieplafond

Artikel 3

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de verschillende in artikel 2 genoemde doeleinden blijkt.

  • 2. Over de subsidieaanvragen wordt beslist in volgorde van ontvangst van de aanvragen.

§ 3. De subsidieverlening

Artikel 4

  • 1. Vóór indiening van de aanvraag door de aanvrager gemaakte kosten komen voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Indien de aanvraag wordt ingediend als met de betrokken activiteit of activiteiten reeds is begonnen, bevat de aanvraag:

    • a. een weergave van de stand van zaken tot dusverre; en

    • b. een toelichting waarom de aanvraag niet voor aanvang van de activiteit of activiteiten is ingediend.

Artikel 5

  • 1. Indien voor een subsidie goedkeuring van de Commissie is vereist op grond van artikel 88, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap:

    • a. dient de minister zo spoedig mogelijk een verzoek tot goedkeuring in bij de Commissie; en

    • b. beslist de minister binnen zes weken nadat die goedkeuring is verkregen.

  • 2. De minister doet in de Staatscourant mededeling van het verkrijgen van goedkeuring van de Commissie. Indien de Commissie voorschriften aan de goedkeuring verbindt, verbindt de minister deze als verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening, voor zover zij zich daartoe lenen.

  • 3. Indien wordt voldaan aan de eisen gesteld bij of krachtens de de-minimisverordening, legt de aanvrager bij de aanvraag tot subsidieverlening een verklaring de-minimissteun over.

  • 4. De verklaring, bedoeld in het derde lid, wordt opgesteld overeenkomstig het in bijlage I bij deze regeling opgenomen model.

Artikel 6

De minister beslist afwijzend op de aanvraag om de subsidieverlening indien de goedkeuring, bedoeld in artikel 5, eerste lid, door de Commissie is geweigerd.

Artikel 7

  • 1. Voor subsidie komt niet in aanmerking een winstopslag ten behoeve van de subsidieontvanger.

  • 2. In het geval, bedoeld in artikel 5, derde lid, bepaalt de minister het maximumbedrag van de subsidie in overeenstemming met de de-minimis verordening.

  • 3. De minister kan bij de verlening van de subsidie bepalen dat het subsidiebedrag wordt vastgesteld op de werkelijke kosten van de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd tot een door hem te bepalen maximumbedrag.

  • 4. De minister bepaalt bij de verlening van de subsidie voor welke datum de activiteit moet zijn verricht.

  • 5. De minister kan bij de verlening van de subsidie verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de activiteit wordt verricht.

§ 4. Voorschotverlening

Artikel 8

  • 1. De minister kan voorschotten verstrekken tot 100 procent van de verleende subsidie.

  • 2. Voor het verstrekken van voorschotten wordt bij de aanvraag tot subsidieverlening een opgave gedaan van de prognose van de liquiditeitsbehoefte in het daartoe bestemde gedeelte van het aanvraagformulier.

§ 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9

Een subsidie die is verleend krachtens de Subsidieregeling experimenten en kennisoverdracht wonen 2013 wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verleend.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling experimenten, kennisontwikkeling en kennisoverdracht wonen 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

BIJLAGE I ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5, VIERDE LID

Verklaring de-minimissteun

Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming, evenals aan het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort,

  • geen de-minimissteun is verleend.

    • Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming niet eerder de-minimissteun ontvangen.

  • wel de-minimissteun is verleend maar voor andere kosten dan die waarvoor u nu steun vraagt.

    • Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming eerder de-minimissteun ontvangen voor andere kosten tot een totaal bedrag van € .......

    Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

  • wel de-minimissteun is verleend voor dezelfde kosten als die waarvoor u nu steun vraagt.

    • Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming eerder de-minimissteun ontvangen voor dezelfde kosten tot een totaal bedrag van € ......

    Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

  • eerder andere steun is verleend voor dezelfde kosten als die waarvoor u nu steun vraagt.

    • Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is reeds staatssteun verleend tot een totaal bedrag van € ......

    Deze staatssteun is verleend op grond van een vrijstellingsverordening, kaderregeling, beschikking of besluit van de Europese Commissie op .......

    Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:......

(Bedrijfsnaam)......

(Inschrijfnummer KvK)......

(Naam functionaris en functie)......

(Adres onderneming)......

(Postcode en plaatsnaam)......

(datum)......

(Handtekening)

TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Aanleiding

Op basis van de Subsidieregeling Experimenten en Kennisoverdracht Wonen 2013 (hierna: SEKW 2013) kon de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (hierna: de minister) subsidie verstrekken aan rechtspersonen voor het uitvoeren van experimenten en kennisoverdrachtactiviteiten op het terrein van het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving. De SEKW 2013 liep van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016. In 2016 is de SEKW 2013 geëvalueerd over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015. Op basis van de uitkomsten van die evaluatie is de looptijd van die regeling met vijf jaar verlengd tot en met 31 december 2021.1

Voor een eventuele verlenging van SEKW 2013 met ingang van 1 januari 2022 was een nieuwe evaluatie gewenst en voorgeschreven. In de Rijksbegroting 2021 is deze derhalve aangekondigd. De SEKW 2013 is in 2021 door Ecorys geëvalueerd over de periode 1 januari 2017 tot en met 1 juli 2021. De Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) is daarbij leidend geweest. Ecorys concludeert dat de SEKW 2013 als subsidieregeling overwegend doeltreffend en doelmatig is. De SEKW 2013 maakt subsidies mogelijk voor het uitvoeren van experimenten, kennisontwikkeling en kennisoverdracht met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving. Daarmee draagt het bij aan de realisatie van doelstelling van artikel 3. Woningmarkt van de Rijksbegroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben. De opgaven met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving hebben nog altijd voortdurende urgentie. De evaluatie geeft daarmee aanleiding om de SEKW 2013 als ondersteunend beleidsinstrument te continueren onder meer ten behoeve van nationale en lokale beleidsprogramma’s op het gebied van de volkshuisvesting en de woningmarkt.

De evaluatie van Ecorys wijst erop dat veel subsidies nadrukkelijk een component van kennisontwikkeling omvatten, en bij een langere doorlooptijd componenten van kennisoverdracht. Fundamenteel academisch alsook praktijkonderzoek, en overdracht van de ontwikkelde kennis kunnen in aanzienlijke mate bijdragen aan effectieve(re) handelingsopties voor partijen op het gebied van het volkshuisvestingsbeleid en de woningmarkt, zoals gemeenten, woningcorporaties, bewonersorganisaties, marktpartijen, instellingen en de rijksoverheid. Op basis van de oorspronkelijke formulering van artikel 2 kon de minister enkel subsidie verstrekken voor experimenten en activiteiten gericht op kennisoverdracht op het gebied van wonen. Gelet op voorgaande conclusie uit de evaluatie én om voortaan beter aan te sluiten bij de toelichting bij het Rijksbegrotingsartikel Wonen waar ook onderzoek als te subsidiëren instrument wordt benoemd, wordt in deze regeling in artikel 2 ‘kennisoverdrachtactiviteiten’ vervangen door ‘activiteiten ten behoeve van kennisontwikkeling en kennisoverdracht’. Tevens is de citeertitel van de regeling hierop aangepast.

2. Overgang en inwerkingtreding

De SEKW 2013 had een looptijd tot 1 januari 2022. In eerste aanleg was het evaluatietraject gericht op een direct daarop aansluitende verlenging van de SEKW 2013 met vijf jaar. De gewenste zorgvuldigheid van de evaluatie, alsook het consulteren en het op grond van de Comptabiliteitswet 2016 in voorhang brengen van de verlenging van de SEKW 2013 bij de Tweede Kamer, brachten echter een doorlooptijd met zich mee waardoor dat niet realiseerbaar was. Daarnaast is het wenselijk om de wijziging van artikel 2, waarbij kennisontwikkeling aan de reikwijdte van de regeling is toegevoegd, ook in de citeertitel van de regeling terug te laten komen. Daarom is ervoor gekozen een nieuwe subsidieregeling vast te stellen. De verwachting is dat deze regeling in het eerste kwartaal van 2022 in werking treedt. Tot die tijd zullen subsidieaanvragen voor 2022 worden aangehouden en kunnen deze na inwerkingtreding van deze regeling worden verleend.

3. Regeldruk, consultatie en voorhang

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft. Ook is de regeling is van 22 december 2021 tot en met 22 januari 2022 in internetconsultatie gegeven. Er zijn tijdens deze periode twee reacties ontvangen. Deze reacties hebben niet tot een wijziging van de regeling of de toelichting geleid.

Een ontwerp van deze regeling is op grond van artikel 4.10, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 op 14 februari 2022 aan de Tweede Kamer voorgehangen. De Tweede Kamer heeft niet te kennen gegeven over deze regeling nadere inlichtingen te verlangen, zodat bijgevoegde regeling is vastgesteld.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2, eerste lid, wordt een limitatieve opsomming gegeven van de activiteiten waarvoor de subsidie kan worden aangewend. Dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 2 van de SEKW 2013. Ten opzichte van dat artikel is ‘kennisoverdrachtactiviteiten’ vervangen door ‘activiteiten ten behoeve van kennisontwikkeling en kennisoverdracht’. Ook is aan onderdeel a ‘een doeltreffend volkshuisvestingsbeleid’ toegevoegd.

Artikel 3

Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderbesluit) wordt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vastgesteld. Hiertoe strekt artikel 3. Dit artikel is een ongewijzigde voortzetting van artikel 3 van de SEKW 2013.

Artikel 4

Op de verstrekking van de subsidie zijn behalve de bepalingen van het Kaderbesluit de algemene bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Artikel 4 heeft betrekking op de aanvraag tot subsidieverlening. Op grond van artikel 11 van het Kaderbesluit moet een subsidieaanvraag worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier en bevat de aanvraag de volgende bescheiden:

  • a. een overzicht van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

  • b. een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van deze regeling;

  • c. een gespecificeerde begroting, die goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • d. een tijdplanning van de activiteit;

  • e. een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende het boekjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden;

  • f. het bankrekeningnummer, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de stichting staat;

  • g. het inschrijfnummer van de stichting bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

Op grond van artikel 6, vijfde lid, onder a, van het Kaderbesluit komen vóór indiening van de subsidieaanvraag door de aanvrager gemaakte kosten voor subsidie in beginsel alleen in aanmerking voor subsidie als het een subsidie lager dan € 25.000 betreft. Op grond van hetzelfde artikellid, onder b, kan echter bij ministeriële regeling anders worden bepaald. Op basis hiervan is in artikel 4 bepaald dat in beginsel alle voor de aanvraag gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking komen. Het tweede lid stelt in dit verband extra eisen aan de aanvraag, in die zin dat een weergave van de stand van zaken tot dusverre moet worden meegezonden, alsmede een toelichting waarom de aanvraag niet eerder is ingediend. Dit artikel betreft een ongewijzigde voortzetting van artikel 4 van de SEKW 2013.

Artikel 5

Het is niet op voorhand uit te sluiten dat het verstrekken van subsidie op basis van deze regeling moet worden aangemerkt als staatssteun in de zin van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Indien daar twijfel over bestaat, zal het voornemen om een subsidie te verstrekken moeten worden gemeld aan de Commissie. Dit hoeft niet als de voorgenomen bijdrage voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening. Artikel 5 bevat enkele bepalingen met betrekking tot gevallen waarin er mogelijk sprake is van staatssteun. De Commissie kan aan haar goedkeuring voorschriften verbinden. Niet alle voorwaarden die aan een goedkeuring kunnen worden verbonden, lenen zich er echter voor om als verplichting aan de subsidiebeschikking gekoppeld te worden. Een voorschrift dat zich daar niet toe leent kan bijvoorbeeld zijn dat de minister eerder onrechtmatig verleende steun moet terugvorderen. Een ander voorschrift dat zich daar niet toe leent kan het voorschrift zijn dat de minister de steun slechts aan specifieke activiteiten toe mag kennen. Dit artikel betreft een ongewijzigde voortzetting van artikel 5 van de SEKW 2013.

Artikel 6

In artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit is de termijn waarbinnen de minister moet beslissen omtrent de subsidieaanvraag uniform vastgesteld op dertien weken. Wanneer de aanvraag bijvoorbeeld op 1 oktober is ingediend, dient de minister op grond van artikel 22, eerste lid, Kaderbesluit uiterlijk op 1 januari beslist te hebben over de subsidieverlening. De aanvraag wordt onder meer afgewezen als de aanvraag niet voldoet aan de gestelde regels of als de minister van oordeel is dat de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie (artikelen 12 en 13, onderdeel g, van het Kaderbesluit). In aanvulling op de regels van het Kaderbesluit is in artikel 6 bepaald dat indien de vereiste goedkeuring van de Commissie niet is verkregen, de minister afwijzend beslist op de aanvraag. Zou hij dit niet doen, dan zou de subsidieverlening in strijd zijn met het Europees recht. Dit artikel betreft een ongewijzigde voortzetting van artikel 6 van de SEKW 2013.

Artikel 7

De minister bepaalt op grond van hoofdstuk 8 van het Kaderbesluit de hoogte van de subsidie op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag. In artikel 7, eerste, tweede en derde lid, zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de subsidiabele kosten en het te verstrekken maximum bedrag. Artikel 7, vierde en vijfde lid, betreft enkele specifieke bepalingen met betrekking tot in de beschikking tot subsidieverlening op te leggen verplichtingen. Dit artikel betreft een ongewijzigde voortzetting van artikel 7 van de SEKW 2013.

Artikel 8

In artikel 8, eerste lid, is bepaald dat de minister een voorschot kan verstrekken tot 100 procent. Op basis van een risico-afweging kan worden besloten tot lagere bevoorschotting. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij nieuwe subsidieontvangers. In het tweede lid van artikel 8 is bepaald dat voor het verstrekken van voorschotten bij de aanvraag tot subsidieverlening in het daartoe bestemde gedeelte van het aanvraagformulier een opgave moet worden gedaan van de prognose van de liquiditeitsbehoefte. Dit artikel betreft een ongewijzigde voortzetting van artikel 8 van de SEKW 2013.

Artikel 9

Deze overgangsbepaling zorgt ervoor dat subsidie verleend op grond van de SEKW onder de werking van deze regeling wordt gebracht.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

Naar boven