Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 29 maart 2022, nr. PO/31066031 tot wijziging van de Subsidieregeling lerarenbeurs in verband met onder andere een verlenging van de subsidieregeling, het vaststellen van een subsidieplafond voor het studiejaar 2022–2023, een wijziging van het aanvraagtijdvak en een wijziging van subsidiepercentages

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling lerarenbeurs wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Voor het studiejaar 2022–2023 is een bedrag van € 76.586.000 beschikbaar voor verstrekking van subsidies op grond van deze regeling.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door ‘; en’ een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. bij de subsidieverstrekking in 2022 vervolgens voorrang wordt verleend aan aanvragers aan wie niet eerder op grond van deze regeling subsidie werd verstrekt, die een afwijzing ontvingen vanwege de overschrijding van het subsidieplafond in 2021 en vervolgens uiterlijk op 1 november 2021 hebben afgezien van een subsidie als bedoeld in artikel 26a.

2. Onder vernummering van het achtste lid tot negende lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 8. De verdeling van het beschikbare bedrag voor het studiejaar 2022–2023 over de verschillende doelgroepen geschiedt als volgt:

    • a. € 22.764.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voorgezet speciaal onderwijs;

    • b. € 32.378.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs;

    • c. € 11.157.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het beroepsonderwijs en educatie; en

    • d. € 10.287.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het hoger beroepsonderwijs.

C

In artikel 9 wordt ‘van 1 april tot en met 15 mei’ vervangen door ‘vanaf 1 april 18:00 uur tot en met 15 mei 23:59 uur’.

D

In artikel 15, onderdelen b en c, wordt ‘twintig procent’ telkens vervangen door ‘tien procent’.

E

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 37,79’ vervangen door ‘€ 38,67’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 39,58’ vervangen door ‘€ 40,50’.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 42,86’ vervangen door ‘€ 43,85’.

4. In onderdeel d wordt ‘€ 44,07’ vervangen door ‘€ 45,09’.

5. In onderdeel e wordt ‘€ 48,00’ vervangen door ‘€ 49,11’.

F

Na artikel 24 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24a. Overdracht restant subsidie voor studieverlof

  • 1. Indien de leraar aan wie het bevoegd gezag het studieverlof verleent, zijn dienstverband beëindigt en in dienst treedt bij een ander bevoegd gezag, kan het bevoegd gezag dat de subsidie heeft ontvangen het eventuele restant van de subsidie aanwenden om de leraar in staat te stellen het studieverlof voort te zetten bij het andere bevoegd gezag.

  • 2. Het oorspronkelijke bevoegd gezag blijft als subsidieontvanger verantwoordelijk voor het nakomen van de subsidieverplichtingen en de verantwoording.

G

In artikel 29, tweede lid, wordt ‘2022’ vervangen door ‘2023’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

Algemeen

De Subsidieregeling lerarenbeurs (hierna: Subsidieregeling) zou zonder verlenging op 1 april 2022 vervallen. Het externe evaluatieonderzoek naar de lerarenbeurs over de periode 2017–2021 is recent opgeleverd. We verlengen de Subsidieregeling lerarenbeurs nu met één jaar tot 1 april 2023, zodat de resultaten en aanbevelingen een gedegen vervolg kunnen krijgen voor de toekomst van de regeling. Deze wijzigingsregeling regelt naast de verlenging van de regeling, onder andere een nieuwe voorrangsregeling voor afgewezen aanvragers uit 2021, een nieuwe startmoment voor de aanvraagperiode en nieuwe budgetplafonds (zie over deze wijzigingen nader het artikelsgewijze deel van de toelichting hieronder).

Artikelsgewijs

Artikel I – onderdeel A

Voor het studiejaar 2022 – 2023 is een bedrag van € 76.586.000 beschikbaar voor verstrekking van subsidies op grond van de Subsidieregeling.

Artikel I – onderdeel B

Op 30 juni 2021 zijn op grond van de Subsidieregeling de subsidies verstrekt voor het studiejaar 2021–2022. Er werden in totaal 5.895 subsidieaanvragen gedaan. Omdat het subsidieplafond werd bereikt, werden 1.219 aanvragen afgewezen.1 Op 8 juli 2021 is een amendement van het Kamerlid Nijboer (PvdA) aangenomen.2 Dit amendement regelt dat € 17,1 miljoen per direct extra ter beschikking wordt gesteld voor de Subsidieregeling.

Op basis van het amendement Nijboer is een bedrag van € 16 miljoen aan de Subsidieregeling toegevoegd voor schooljaar 2021–2022 en zijn de subsidieplafonds per onderwijssector verhoogd. Hiermee kon er alsnog subsidie worden verstrekt aan alle aanvragers van wie de aanvragen eerder zijn afgewezen vanwege de overschrijding van het subsidieplafond. DUO heeft alle afgewezen aanvragers van 30 juni 2021 op 15 juli 2021 geïnformeerd over het amendement Nijboer en het feit dat dit betekent dat hun aanvraag voor het komende studiejaar alsnog wordt toegekend. In deze mail is aanvragers ook gevraagd zo spoedig mogelijk door te geven als zij geen gebruik meer willen maken van de lerarenbeurs dit jaar.

De aanvragers die hun aanvraag na de afwijzing hebben ingetrokken, krijgen op basis van een eerdere toezegging (Kamerstukken II 2020/21, 27 923, nr. 419) tijdens de volgende aanvraagperiode in 2022 voorrang op andere initiële aanvragers, mochten zij besluiten om in dat jaar opnieuw subsidie aan te vragen. Voor het studiejaar 2022–2023 ziet de volgorde van toekenning er derhalve als volgt uit:

  • 1. herhaalaanvragen (voor tweede of derde studiejaar);

  • 2. aanvragers aan wie niet eerder op grond van deze regeling subsidie werd verstrekt, die een afwijzing ontvingen vanwege de overschrijding van het subsidieplafond in 2021 en vervolgens uiterlijk op 1 november 2021 hebben afgezien van een subsidie als bedoeld in artikel 26a;

  • 3. (nieuwe) initiële aanvragen.

Het totale budget voor de lerarenbeurs is met het achtste lid van artikel 6 over de verschillende sectoren verdeeld. De verdeling is tot stand gekomen door het gemiddelde percentage aangevraagd subsidiebudget van de afgelopen drie jaar per sector te berekenen en dit percentage toe te passen op het totale subsidiebudget voor het studiejaar 2022–2023.

Artikel I – Onderdeel C

De aanvraagperiode begon de afgelopen jaren op 1 april om 00:00. Voor het studiejaar 2022–2023 geldt dat vanaf 1 april om 18.00 uur subsidie kan worden aangevraagd. Daarmee wordt voorkomen dat aanvragers die direct bij aanvang van de aanvraagperiode een aanvraag willen indienen, zich genoodzaakt zien dit na middernacht te doen.

Artikel I – Onderdeel D

De hoogte van de subsidie die wordt toegekend als vergoeding voor de kosten van studiemiddelen en reiskosten, is afhankelijk van de hoogte van het verschuldigde collegegeldbedrag. Voor de kosten van studiemiddelen en reiskosten bedroeg het subsidiebedrag in de afgelopen jaren steeds tien procent van het verschuldigde collegegeld tot een maximum van € 350.

Voor het studiejaar 2021–2022 werd daarop een uitzondering gemaakt in verband met de voor dat studiejaar geldende korting op het collegegeld in verband met de NPO-maatregel. Hierdoor werd het subsidiepercentage in de regeling voor zowel kosten van studiemiddel als reiskosten verhoogd van tien naar twintig procent. Dit om te voorkomen dat aanvragers van een lerarenbeurs door de korting op het collegegeld, minder subsidie zouden ontvangen voor studiemiddelen en reiskosten. Voor het studiejaar 2022–2023 geldt de korting op het collegegeld niet meer en daarom is het subsidiepercentage opnieuw vastgesteld op tien procent.

Artikel I – Onderdeel E

In verband met de ontvangen loonbijstelling van 2,32% zijn de subsidiebedragen voor de studieverlofuren per sector geïndexeerd.

Artikel I – Onderdeel F

Wanneer de leraar aan wie het bevoegd gezag het studieverlof verleent, zijn dienstverband beëindigt en in dienst treedt bij een ander bevoegd gezag, kan het bevoegd gezag dat de subsidie heeft ontvangen het eventuele restant van de subsidie aanwenden om de leraar in staat te stellen het studieverlof voort te zetten bij het andere bevoegd gezag. De bevoegde gezagsorganen regelen dit met elkaar zonder tussenkomst van DUO. Het oorspronkelijke bevoegd gezag blijft daarbij wel als subsidieontvanger verantwoordelijk voor het nakomen van de subsidieverplichtingen en de verantwoording.

Artikel I – Onderdeel G

Onderdeel G wijzigt artikel 29, tweede lid, van de Subsidieregeling en voorziet in een verlenging van de regeling met één jaar. Het moment waarop de regeling vervalt is daarmee verschoven van 1 april 2022 naar 1 april 2023.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 27 923, nr. 419.

X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21, 35 850-VIII, nr. 7.

Naar boven