Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 4 april 2022, nr. IENW/BSK-2022/54670, houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen om fijnstofknelpunten rondom veehouderijen op te lossen (Regeling specifieke uitkeringen oplossen fijnstofknelpunten rondom veehouderijen)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet en de artikelen 3, eerste lid, aanhef onder b, 4, eerste en tweede lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

besluit 1:

besluit van het college van burgemeester en wethouders tot wijziging van een omgevingsvergunning voor een veehouderij waarbij tevens nadeelcompensatie wordt toegekend;

besluit 2:

besluit van het college van burgemeester en wethouders waarbij de hoogte van de nadeelcompensatie definitief wordt vastgesteld;

fijnstofknelpunt:

overschrijding van de fijnstofnormen rondom veehouderijen als bedoeld in de ‘Aanpassing Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) 2018’;

fijnstofnormen:

grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) zoals opgenomen in voorschrift 4.1 van bijlage 2 van de Wet milieubeheer;

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

ontvangers:

gemeenten Nederweert, Peel en Maas en Someren;

oplossen van het fijnstofknelpunt:

beëindigen overschrijding fijnstofnormen rondom een veehouderij.

Artikel 2. Doel

Deze regeling heeft tot doel het ondersteunen van oplossingen voor de fijnstofknelpunten rondom veehouderijen.

Artikel 3. Voor uitkering in aanmerking komende kosten

De minister kan voor het doel, genoemd in artikel 2 op aanvraag een specifieke uitkering aan de ontvangers verlenen voor:

  • a. het betalen van nadeelcompensatie in verband met de wijziging van een omgevingsvergunning voor een veehouderij als bedoeld in artikel 7z, vierde lid, van het Besluit uitvoering Crisis en herstelwet; en

  • b. kosten gemaakt voor de aankoop van een woning verminderd met de restwaarde van de bij de woning behorende grond.

Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering

  • 1. Een specifieke uitkering bedraagt:

    • a. voor het betalen van nadeelcompensatie ten hoogste de in besluit 2 vastgestelde definitieve hoogte van de nadeelcompensatie;

    • b. voor kosten gemaakt voor de aankoop van een woning ten hoogste de som van:

      • 1°. de marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel verminderd met de restwaarde van de bij de woning behorende grond;

      • 2°. de kosten voor overdracht;

      • 3°. voor zover van toepassing, de kosten die moeten worden gemaakt om de desbetreffende woning te slopen;

      • 4°. de taxatiekosten; en

      • 5°. de verhuiskosten.

  • 2. De marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel wordt bepaald door een deskundig taxateur die een taxatie uitvoert in opdracht van de aankopende partij.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de marktwaarde worden bepaald door de aankopende en verkopende partij gezamenlijk door het gemiddelde te nemen van een door de aankopende en een door de verkopende partij uitgevoerde taxatie door een deskundig taxateur indien de beide taxaties onderling ten hoogste 2,5% afwijken.

  • 4. In afwijking van het tweede en het derde lid kan de marktwaarde worden bepaald door een deskundig taxateur die in opdracht van de aankopende en verkopende partij gezamenlijk werkt, indien de beide taxaties, bedoeld in het derde lid onderling meer dan 2,5% afwijken.

Artikel 5. Uitkeringsplafond en wijze van verdelen

  • 1. Het uitkeringsplafond bedraagt € 5.800.000.

  • 2. De verdeling van de beschikbare gelden vindt plaats op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 6. Afwijzingsgronden uitkering nadeelcompensatie

Een aanvraag om een specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie wordt afgewezen wanneer niet aan de volgende eisen wordt voldaan:

  • a. het fijnstofknelpunt wordt binnen een zo kort mogelijke termijn en tegen de laagst mogelijke kosten opgelost, waarbij rekening wordt gehouden met de technische toepasbaarheid van maatregelen voor de specifieke veehouderij;

  • b. met toepassing van de rekenregels van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en de rekenwijze van de NSL-monitoring is aangetoond dat aan de fijnstofnormen wordt voldaan;

  • c. besluit 1 is gebaseerd op een nadeelcompensatieadvies van een onafhankelijk bureau, met expertise op het gebied van nadeelcompensatie, waarvan alleen gemotiveerd kan worden afgeweken.

Artikel 7. Afwijzingsgronden uitkering aankopen woning

Een aanvraag om een specifieke uitkering voor het aankopen van een woning wordt afgewezen wanneer niet aan de volgende eisen wordt voldaan:

  • a. het fijnstofknelpunt wordt binnen een zo kort mogelijke termijn en tegen de laagst mogelijke kosten opgelost;

  • b. met toepassing van de rekenregels van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en de rekenwijze van de NSL-monitoring is aangetoond dat aan de fijnstofnormen wordt voldaan;

  • c. de marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 4, tweede lid, of voor zover van toepassing, het derde of het vierde lid van dat artikel;

  • d. de restwaarde van de bij de woning behorende grond is vastgesteld door een onafhankelijk bureau met expertise op het gebied van taxatie van grond.

Artikel 8. Aanvraag verlening uitkering

De aanvraag om verlening van een specifieke uitkering wordt door de ontvanger ingediend bij de minister.

Artikel 9. Aanvraag verlening uitkering nadeelcompensatie

  • 1. De aanvraag voor een specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie gaat vergezeld van de volgende bescheiden:

    • a. besluit 1;

    • b. het nadeelcompensatieadvies, bedoeld in artikel 6, onder c; en

    • c. een onderbouwing van de gekozen oplossing van het fijnstofknelpunt waarin wordt toegelicht dat wordt voldaan aan de voorwaarden die worden genoemd in artikel 6, onder a, en waarin een berekening is opgenomen als bedoeld artikel 6, onder b.

  • 2. Besluit 1 is ten tijde van de aanvraag om verlening van een specifieke uitkering onherroepelijk.

Artikel 10. Aanvraag verlening uitkering aankopen woning

De aanvraag voor een specifieke uitkering voor kosten gemaakt voor de aankoop van een woning gaat vergezeld van de volgende bescheiden:

  • a. een getekende koopovereenkomst voor de aankoop van de woning waarop de aanvraag ziet;

  • b. een taxatierapport als bedoeld in artikel 4, tweede lid, of, in het geval van toepassing het derde lid of het vierde lid van dat artikel, waarin de in de aanvraag genoemde marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel wordt onderbouwd;

  • c. een rapport waarin de restwaarde van de grond, bedoeld in artikel 7, onder d, is vastgesteld;

  • d. een onderbouwing van de gekozen oplossing van het fijnstofknelpunt waarin wordt toegelicht dat wordt voldaan aan de voorwaarden die worden genoemd in artikel 7, onder a, en waarin een berekening is opgenomen als bedoeld artikel 7, onder b;

  • e. een raming van de kosten, genoemd in artikel 4, eerste lid, onder b, sub 2 en 5, en, voor zover van toepassing, sub 3;

  • f. een opgave van de kosten, genoemd in artikel 4, eerste lid, onder b, sub 4, en bijbehorende facturen; en

  • g. een opgave van de compensabele btw voor zover van toepassing.

Artikel 11. Beschikking tot verlening

  • 1. De beschikking tot verlening van een uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie vermeldt de kosten waarvoor de uitkering wordt verleend en vermeldt niet een bedrag waarop deze ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 2. De beschikking tot verlening van een uitkering voor het aankopen van een woning bevat de posten waarvoor een uitkering wordt verleend en vermeldt niet een bedrag waarop deze ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 3. In de beschikking tot verlening bedoeld in het tweede lid wordt het bedrag opgenomen voor de marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel verminderd met de restwaarde van de bij de woning behorende grond en de hoogte van de taxatiekosten.

Artikel 12. Voorschot

  • 1. De minister verstrekt gelijktijdig met de beschikking tot verlening van een specifieke uitkering een voorschot van:

    • a. 70% van de toegekende nadeelcompensatie in besluit 1 voor zover het gaat om een uitkering voor te betalen nadeelcompensatie;

    • b. 70% van de in artikel 4, eerste lid, onder b, genoemde posten voor zover het gaat om een uitkering voor kosten gemaakt voor de aankoop van een woning.

  • 2. De hoogte van het voorschot voor de kosten voor het aankopen van een woning wordt berekend aan de hand van de in artikel 10 genoemde bescheiden.

Artikel 13. Aan de uitkering verbonden verplichtingen

  • 1. De ontvanger draagt er zorg voor dat:

    • a. het fijnstofknelpunt waarmee de kosten gemoeid zijn waarvoor een specifieke uitkering wordt gevraagd, vóór 1 januari 2024 is opgelost; en

    • b. wanneer zich de situatie voordoet dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, dat niet tijdig of geheel aan de verplichtingen in dit artikel zal worden voldaan of zich andere omstandigheden zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging of intrekking van de specifieke uitkering, zij dit onverwijld en schriftelijk meldt bij de minister.

  • 2. Wanneer een specifieke uitkering is verleend voor het betalen van nadeelcompensatie verzendt de ontvanger besluit 2 binnen twee weken nadat dit onherroepelijk is geworden aan de minister.

  • 3. Wanneer een specifieke uitkering is verleend voor kosten gemaakt voor de aankoop van een woning

    • a. draagt de ontvanger er zorg voor dat:

      • 1°. de woning daadwerkelijk wordt aangekocht en er een eigendomsoverdracht plaatsvindt aan de gemeente;

      • 2°. de woonbestemming van het perceel waarop de woning is gelegen binnen twee jaar nadat de specifieke uitkering is verleend uit het bestemmingsplan wordt verwijderd en deze wijziging van het bestemmingplan binnen twee weken na inwerkingtreding van de wijziging aan de minister wordt verzonden; en

      • 3°. aan het perceel een bestemming wordt gegeven waarvoor de fijnstofnormen niet gelden; en

    • b. overlegt de ontvanger aan de minister een opgave van de kosten, genoemd in artikel 4, eerste lid, onder b, sub 2 en 5, en, voor zover van toepassing, sub 3, en bijbehorende facturen nadat vaststaat hoe hoog deze kosten zijn.

Artikel 14. Verantwoording

De ontvangers leggen verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 15. Vaststelling

  • 1. De minister stelt de specifieke uitkering vast voor:

    • a. het betalen van nadeelcompensatie nadat besluit 2 is ontvangen;

    • b. kosten gemaakt voor de aankoop van een woning nadat daadwerkelijk is overgegaan tot het aankopen van de woning, de eigendomsoverdracht van de woning aan de gemeente heeft plaatsgevonden en de woonbestemming van het perceel waarop de woning is gelegen uit het bestemmingsplan is verwijderd.

  • 2. De minister stelt de specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie vast op het bedrag dat is opgenomen in besluit 2.

  • 3. De minister stelt de specifieke uitkering voor kosten gemaakt voor de aankoop van een woning vast op de werkelijk gemaakte kosten voor de posten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, waarbij voor de marktwaarde en de taxatiekosten wordt uitgegaan van de bedragen die in de beschikking tot verlening zijn opgenomen.

  • 4. In afwijking van het tweede en derde lid kan de specifieke uitkering op een lager bedrag worden vastgesteld indien:

    • a. de specifieke uitkering niet of niet volledig overeenkomstig het doel van deze regeling is besteed;

    • b. niet of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 13.

  • 5. De vaststelling vindt plaats op basis van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 16. Terugvordering

  • 1. De minister kan terugvorderen wanneer niet aan de in artikel 13 genoemde verplichtingen is voldaan.

  • 2. De minister vordert in ieder geval terug:

    • a. indien en voor zover de ontvanger geen, onvolledige of onjuiste verantwoordingsinformatie heeft verstrekt;

    • b. indien de verantwoordingsinformatie door de ontvanger te laat is verstrekt;

    • c. indien en voor zover de daadwerkelijke kosten van de ontvanger lager zijn dan de uitkering;

    • d. indien en voor zover de uitkering door de ontvanger niet rechtmatig is besteed;

    • e. indien en voor zover de rechtmatigheid van de besteding door de ontvanger volgens de controlerende accountant onzeker is.

  • 3. Indien de verantwoordingsinformatie door de ontvanger te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt, stelt de minister de uitkering op een lager bedrag vast als volledige terugvordering tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden.

Artikel 17. Evaluatieverslag

De minister publiceert uiterlijk 31 december 2026 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de uitkeringen in de praktijk.

Artikel 18. Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op uitkeringen die voor de datum zijn verleend.

Artikel 19. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkeringen oplossen fijnstofknelpunten rondom veehouderijen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Aanleiding en doel van de specifieke uitkering

Aanleiding

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (hierna: NSL) is een plan in de zin van de Europese richtlijn luchtkwaliteit1 en een programma in de zin van artikel 5.12, eerste lid, van de Wet milieubeheer. De richtlijn verplicht tot het opstellen van een plan wanneer de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden overschreden. In het NSL werken het Rijk en andere overheden samen om op de kortst mogelijke termijn overal in Nederland aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit te voldoen.

Uit de jaarlijkse monitoring die plaatsvindt in het kader van het NSL blijkt dat op enkele punten in Nederland nog sprake is van een overschrijding van de (Europese) grenswaarden voor fijnstof. Deze overschrijdingen vinden onder andere plaats rondom veehouderijen.

Op 27 september 2018 heeft het Kabinet de Aanpassing NSL 20182 vastgesteld. In de Aanpassing NSL 2018 heeft het Rijk samen met de decentrale overheden een aanpak opgesteld om het oplossen van de nog resterende overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit, onder andere rondom veehouderijen, te versnellen en te concretiseren. In de Aanpassing NSL 2018 wordt onderkend dat er knelpunten zijn bij veehouderijen waar emissiereducerende maatregelen (die verder gaan dan de Europese BBT-conclusies) niet afgedwongen kunnen worden. Ook kan er volgens de Aanpassing NSL 2018 sprake zijn van een situatie waarin een burger- of plattelandswoning te dichtbij een veehouderij ligt, waardoor emissiereductie niet voldoende of kosteneffectief is om het knelpunt op te lossen.

Voor de situaties zoals hiervoor beschreven, waarin emissiereducerende maatregelen niet afgedwongen kunnen worden, is in artikel 7z van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit Chw) een grondslag opgenomen voor het bevoegd gezag om in aanvulling op bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) een omgevingsvergunning te kunnen wijzigen dan wel geheel of gedeeltelijk in te trekken. Dat kan als grenswaarden voor fijnstof worden overschreden. Een gemeente kan naast gebruikmaking van de mogelijkheden die artikel 7z van het Besluit Chw biedt voor het oplossen van een fijnstofknelpunt ook overgaan tot de aankoop van een woning.

Toepassing van artikel 7z van het Besluit Chw, dan wel de aankoop van een woning leidt tot kosten voor gemeenten. Indien een veehouder onevenredig wordt benadeeld door toepassing van artikel 7z van het Besluit Chw kan dit ertoe leiden dat hem een schadevergoeding moet worden geboden door de gemeente. Dit moet per geval worden bezien. Deze schadevergoeding (nadeelcompensatie) dient door de gemeente te worden betaald aan de veehouder, omdat de gemeente ook het besluit neemt tot wijziging van een omgevingsvergunning. De aankoop van een woning leidt uiteraard ook tot kosten voor een gemeente.

Het Rijk heeft in de Aanpassing NSL 2018 een bedrag van maximaal € 5,8 miljoen beschikbaar gesteld om deze kosten aan gemeenten te vergoeden.

Doel

In de gemeenten Nederweert, Peel en Maas en Someren liggen de resterende fijnstofknelpunten rondom veehouderijen.

Op grond van deze regeling kan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een specifieke uitkering verstrekken aan deze gemeenten. De uitkering is er voor de door hen betaalde nadeelcompensatie of, voor gemaakte kosten voor de aankoop van een woning voor het oplossen van een fijnstofknelpunt.

Het doel van het verstrekken van deze uitkering is het ondersteunen van oplossingen voor de fijnstofknelpunten rondom veehouderijen.

2. De hoogte van de uitkering

De hoogte van de specifieke uitkering voor nadeelcompensatie is gelijk aan het bedrag van de nadeelcompensatie die door de gemeente aan een veehouder wordt uitgekeerd. Voor de kosten gemaakt voor de aankoop van een woning is de hoogte gelijk aan de som van de marktwaarde van de woning verminderd met de restwaarde van de bij de woning behorende grond, de kosten voor overdracht, de taxatiekosten, de verhuiskosten en voor zover van toepassing de kosten die moeten worden gemaakt om de desbetreffende woning te slopen.

De te vergoeden nadeelcompensatie wordt door de gemeente vastgesteld tegelijk met het besluit tot wijziging van de omgevingsvergunning. In de regeling wordt dit besluit aangeduid als besluit 1. De gemeente dient hierbij een door een onafhankelijk bureau met expertise op het gebied van nadeelcompensatie opgesteld advies te betrekken en wanneer hiervan wordt afgeweken dit in besluit 1 te motiveren. Na het nemen van maatregelen stelt de gemeente op basis van facturen de hoogte van de nadeelcompensatie definitief vast. Dit besluit wordt in de regeling aangeduid als besluit 2.

Met nadeelcompensatie wordt bedoeld dat alleen de “schade” die een veehouder lijdt, kan worden vergoed en alleen die schade die volgens de jurisprudentie voor vergoeding in aanmerking komt.

Voorts volgt uit artikel 6, eerste lid, onder a, dat voor de oplossing met de laagste kosten gekozen moet worden. Met “laagste” wordt niet bedoeld laagste in absolute zin, maar in relatieve zin. Het gaat om de kosten waarmee het fijnstofknelpunt binnen een zo kort mogelijke termijn wordt opgelost en waarmee de best passende maatregelen in technische zin worden getroffen. Kort gezegd: de stalaanpassingen moeten goed en snel uitvoerbaar zijn, zodat het fijnstofknelpunt ook daadwerkelijk wordt opgelost voor 2024 en de kosten daarvan moeten redelijk zijn.

Wanneer een specifieke uitkering wordt verstrekt voor de kosten gemaakt voor de aankoop van een woning, wordt hierop de restwaarde van de bij de woning behorende grond in mindering gebracht. Daarnaast geldt voor het aanvragen van een specifieke uitkering voor kosten gemaakt voor het aankopen van een woning eveneens dat dit de oplossing moet zijn met de laagste kosten en dat gelijktijdig ook wordt voldaan aan de voorwaarde dat het fijnstofknelpunt hiermee binnen een zo kort mogelijke termijn wordt opgelost.

3. Verhouding tot bestaande regelgeving

Het nationaal bestuursrechtelijke kader voor deze regeling wordt gevormd door de Kaderwet subsidies I en M, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de Financiële-verhoudingswet.

Op grond van deze regeling worden specifieke uitkeringen verstrekt aan gemeenten voor het oplossen van fijnstofknelpunten rondom veehouderijen. In artikel 4.21, derde lid, van de Awb is bepaald dat titel 4.2 (Subsidies) van die wet niet van toepassing is op de aanspraak op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Artikel 2 van de Kaderwet subsidies I en M wijkt af van artikel 4.21, derde lid, van de Awb en bepaalt dat titel 4.2 van die wet wel van toepassing is op financiële middelen die worden verstrekt aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Om die reden is titel 4.2 van de Awb van toepassing op deze regeling. Hierin zijn bepalingen opgenomen die relevant zijn of kunnen zijn voor de ontvangers zoals de artikelen 4:46 Awb (subsidievaststelling) en 4:57 Awb (terugvordering). Omdat op grond van deze regeling specifieke uitkeringen worden verstrekt, is naast de Kaderwet subsidies I en M en de Awb ook de Financiële-verhoudingswet van toepassing. In artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is de wijze van verantwoording van de specifieke uitkering geregeld.

4. Europeesrechtelijke aspecten

Zoals hiervoor opgemerkt verplicht de Europese richtlijn luchtkwaliteit tot het opstellen van een plan wanneer de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden overschreden. Uit de jaarlijkse monitoring die plaatsvindt in het kader van het NSL blijkt dat rondom veehouderijen op enkele punten nog sprake is van een overschrijding van de (Europese) grenswaarden voor fijnstof. Deze veehouderijen beschikken over een rechtsgeldige omgevingsvergunning en het toepassen van emissiereducerende maatregelen (die verder gaan dan de Europese BBT-conclusies) kan in veel gevallen niet afgedwongen worden. Voor deze situaties is in artikel 7z van het Besluit uitvoering Besluit Chw een grondslag opgenomen voor het bevoegd gezag om in aanvulling op bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) een omgevingsvergunning te kunnen wijzigen dan wel geheel of gedeeltelijk in te trekken.

Met deze regeling worden slechts de kosten vergoed die een veehouder moet maken om een fijnstofknelpunt binnen een zo kort mogelijke termijn op te lossen door het treffen van de best passende maatregelen in technische zin. In het geval een veehouder op grond van het Besluit Chw verplicht wordt om maatregelen te treffen met als doel de overschrijving van de fijnstofnormen te beëindigen, kan indien een veehouder daarvoor kosten moet maken op grond van het égalitébeginsel de verplichting bestaan om deze kosten te vergoeden. Daarvoor dient aan verschillende voorwaarden te zijn voldaan. Er bestaat bijvoorbeeld alleen dan recht op vergoeding van schade indien de schade het normale maatschappelijke risico te boven gaat, het moet gaan om een abnormale last en een speciale last en het moet gaan om een beperkte groep die ten opzichte van anderen onevenredig wordt getroffen. De schade moet voortvloeien uit een publiekrechtelijke bevoegdheid en er moet een voldoende causaal verband zijn tussen de schade en het schadeveroorzakende besluit(en). Ook mag de schade niet voorzienbaar zijn geweest voor verzoeker ten tijde van de aankoop. Deze regeling laat bij de beoordeling of er een verplichting tot het vergoeden van schade bestaat in belangrijke mate beoordelingsruimte aan de gemeenten die voor een specifieke uitkering in aanmerking komen. Het is dan ook aan de gemeenten om er zorg voor te dragen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan en de nadeelcompensatie daarmee niet is aan te merken als staatssteun.

5. Administratieve lasten

De verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet verloopt via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek). Dit leidt tot de meest minimale uitvoeringslasten voor zowel gemeenten als voor de rijksoverheid.

6. Consultatie

Op grond van de regeling kunnen gemeenten de door hen gemaakte kosten voor het oplossen van een fijnstofknelpunt vergoed krijgen. Deze regeling brengt geen rechtstreekse ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en heeft ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie3 kon internetconsultatie daarom achterwege blijven.

De regeling is ter consultatie voorgelegd aan de ontvangers van de specifieke uitkeringen.

7. Inwerkingtreding

Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, tweede lid) en de minimuminvoeringstermijn van twee maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vierde lid). De reden van deze afwijking is dat hiermee aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen worden voorkomen (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vijfde lid, onderdeel a). Zo spoedig mogelijke inwerkingtreding na de bekendmaking van deze regeling leidt ertoe dat zo snel mogelijk overgegaan kan worden tot vergoeding van de schade die een ontvanger verplicht is om te betalen ter oplossing van een fijnstofknelpunt. Dit draagt bij aan een snelle oplossing van de fijnstofknelpunten.

De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027. Het van toepassing blijven van deze regeling op de uitkeringen die voor deze datum zijn verleend heeft te maken met de verantwoording over de besteding van die uitkeringen na genoemde datum.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Uit de definitie voor besluit 1 volgt dat dit het besluit is tot wijziging van de omgevingsvergunning voor een veehouderij waarmee tevens nadeelcompensatie wordt toegekend. In het besluit wordt vermeld welke soort kosten worden vergoed en onder welke voorwaarden dit gebeurt.

Uit de definitie van besluit 2 volgt dat dit het besluit betreft waarin de hoogte van de te vergoeden schade definitief wordt vastgesteld. De definitieve hoogte kan pas worden vastgesteld nadat maatregelen zijn getroffen. Immers dan pas heeft de schade zich voorgedaan. Besluit 1 omvat dus een geïndiceerd nadeelcompensatiebesluit (gebaseerd op nadeelcompensatieadvies) en besluit 2 betreft een nadeelcompensatiebesluit met de definitieve hoogte van het uit te keren bedrag. Kort gezegd: besluit 1 bepaalt welke soort kosten worden vergoed en besluit 2 bepaalt de concrete bedragen.

De ontvangers van de specifieke uitkering zijn de gemeenten Nederweert, Peel en Maas en Someren. Dit betreffen de gemeenten waarin de resterende knelpunten rondom veehouderijen zijn gelegen.

Uit de definitie oplossen van het fijnstofknelpunt volgt dat een fijnstofknelpunt is opgelost wanneer de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) zoals opgenomen in voorschrift 4.1 van bijlage 2 van de Wet milieubeheer niet langer worden overschreden. Het gaat daarbij om fijnstofknelpunten als bedoeld in de ‘Aanpassing Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) 2018’.

Artikel 2. Doel

Voor een toelichting op het doel van de regeling wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

Artikel 3. Voor uitkering in aanmerking komende kosten

Er kan een specifieke uitkering worden verstrekt voor het betalen van nadeelcompensatie in verband met de wijziging van een omgevingsvergunning voor een veehouderij als bedoeld in artikel 7z, vierde lid, van het Besluit uitvoering Crisis en herstelwet (hierna: Besluit Chw) en de kosten gemaakt voor de aankoop van een woning, verminderd met de restwaarde van de bij de woning behorende grond, wanneer hiermee een fijnstofknelpunt rondom veehouderijen wordt opgelost.

De verwijzing onder a naar artikel 7z van het Besluit Chw betekent dat het moet gaan om een wijziging van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, of i, van de Wabo in verband met de overschrijding van grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer.

Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering

In artikel 4 is de maximale hoogte bepaald van een specifieke uitkering.

Een specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie bedraagt ten hoogste het in besluit 2 vastgestelde definitieve nadeelcompensatiebedrag. Advieskosten maken ook deel uit van het nadeelcompensatiebedrag. Door uit te gaan van besluit 2 wordt alleen een specifieke uitkering verstrekt voor de daadwerkelijk betaalde nadeelcompensatie.

Een specifieke uitkering voor het aankopen van een woning bedraagt ten hoogste de som van de marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel verminderd met de restwaarde van de bij de woning behorende grond, de kosten van overdracht, taxatiekosten, verhuiskosten en eventuele kosten die moeten worden gemaakt voor het slopen van de woning. Wanneer de woning niet kan worden verbouwd voor andere doeleinden dan wonen, zal de woning gesloopt moeten worden. In dat geval kan voor deze kosten ook een specifieke uitkering worden verstrekt.

In het tweede tot en met het vierde lid is bepaald dat de marktwaarde in beginsel wordt bepaald door een door de gemeente ingeschakelde taxateur. Indien de eigenaar moeite heeft met de door deze taxateur bepaalde waarde voor zijn of haar woning, kan ook door hem een deskundige taxateur worden ingeschakeld. In deze situatie kan, indien de beide taxaties onderling 2,5% of minder afwijken, het gemiddelde van deze beide taxaties worden vergoed (of de marktwaarde volgend uit de eerste taxatie). In geval er sprake is van een grotere afwijking tussen de beide taxaties dan 2,5%, is voorzien in de mogelijkheid dat de marktwaarde wordt bepaald door een gezamenlijk ingeschakelde (derde) taxateur.

Artikel 6. Afwijzingsgronden uitkering nadeelcompensatie

In artikel 6 is bepaald dat wanneer niet wordt voldaan aan de in dit artikel genoemde eisen de aanvraag om een specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie wordt afgewezen.

Met onderdeel a is beoogd tot de beste oplossing te komen in een specifieke situatie, gelet ook op de verplichting om de fijnstofknelpunten zo snel mogelijk op te lossen en tegelijkertijd de kosten zo laag mogelijk te houden.

In onderdeel a wordt met ‘een zo kort mogelijke termijn’ bedoeld dat het fijnstofknelpunt uiterlijk in 2023 en indien mogelijk eerder moet zijn opgelost. Het jaartal 2023 wordt genoemd in de ‘Aanpassing NSL 2018’ als het jaartal waarin de veehouderijknelpunten uiterlijk moeten zijn opgelost. Hieraan hebben de deelnemers van het NSL zich gebonden; dus zowel gemeenten als Rijk. In artikel 13, eerste lid, onder a, is overigens ook als verplichting opgenomen dat het fijnstofknelpunt vóór 1 januari 2024 moet zijn opgelost.

Met ‘tegen de laagst mogelijke kosten’ is bedoeld dat niet per se voor de laagste kosten in absolute zien hoeft te worden gekozen, maar wel in relatieve zin. Ofwel, er moet worden gekozen voor de oplossing die zowel snel uitvoerbaar, als goed uitvoerbaar en inpasbaar kan worden uitgevoerd en tegen redelijke kosten.

Met ‘de technische toepasbaarheid van maatregelen voor de specifieke veehouderij’ wordt bedoeld dat de maatregelen goed te implementeren moeten zijn en moeten passen bij de opzet en bedrijfsvoering van betreffende veehouderij.

De eisen, genoemd in onderdeel a kunnen ertoe leiden dat dient te worden gekozen voor een combinatie van het aankopen van een woning en het verplichten van het treffen van maatregelen bij een veehouderij om het fijnstofknelpunt op te lossen. Wanneer het aankopen van een woning goedkoper is dan het treffen van maatregelen aan een veehouderij en het fijnstofknelpunt hiermee binnen een zo kort mogelijke termijn is opgelost, dient voor het aankopen van een woning te worden gekozen om in aanmerking te komen voor een specifieke uitkering.

Uit onderdeel b, in samenhang met artikel 9, eerste lid, onder c, volgt dat in de bij de aanvraag gevoegde onderbouwing aan de hand van de rekenregels van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en de rekenwijze van de NSL-monitoring moet worden aangetoond dat aan de fijnstofnormen wordt voldaan.

Uit onderdeel c volgt dat bij het besluit tot nadeelcompensatie een door een onafhankelijk bureau met expertise op het gebied van nadeelcompensatie opgesteld advies moet worden betrokken. Wanneer een gemeente ervoor kiest om van een dergelijk advies af te wijken, moet dit worden gemotiveerd. Met de voorwaarde dat een nadeelcompensatieadvies moet worden betrokken bij de vaststelling van de hoogte van de nadeelcompensatie is beoogd dat alleen schade wordt vergoed die volgens de jurisprudentie voor vergoeding in aanmerking komt.

Artikel 7. Afwijzingsgronden uitkering aankopen woning

In artikel 7 is bepaald dat wanneer niet aan de in dit artikel opgenomen eisen wordt voldaan de aanvraag om een specifieke uitkering voor het aankopen van een woning wordt afgewezen.

In de onderdelen a en b zijn dezelfde eisen opgenomen als in de onderdelen a en b van artikel 6, met als verschil dat uiteraard geen rekening hoeft te worden gehouden met de technische toepasbaarheid van maatregelen voor de specifieke veehouderij.

Artikel 9. Aanvraag verlening uitkering nadeelcompensatie

De gemeente moet de aanvraag van de uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie onderbouwen. Dat moet met een toelichting op de gekozen oplossing en een berekening waaruit blijkt dat aan de fijnstofnormen wordt voldaan.

De gemeente kan de aanvraag om een uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie bij de minister indienen als besluit 1 onherroepelijk is.

Artikel 10. Aanvraag verlening uitkering aankopen woning

Uit onderdeel a volgt dat pas een aanvraag om een uitkering voor kosten gemaakt voor de aankoop van een woning kan worden ingediend wanneer de koopovereenkomst is getekend.

Uit onderdeel d volgt dat de gemeente bij de aanvraag voor een specifieke uitkering voor het aankopen van een woning eveneens een toelichting op de gekozen oplossing moet geven en een berekening waaruit blijkt dat aan de fijnstofnormen wordt voldaan.

Ook moet een raming worden ingediend van de kosten voor overdracht en de verhuiskosten. En, als dat van toepassing is, moet ook een raming worden ingediend van de kosten van de sloop van de desbetreffende woning. Daarnaast dient een opgave van de taxatiekosten te worden overgelegd.

Tot slot moet een opgave van de compensabele BTW worden overgelegd.

Indien een gemeente in aanmerking komt voor compensatie uit het BTW-compensatiefonds, dient het Rijk deze compensabele omzetbelasting bij verstrekking van de uitkering over te boeken naar het BTW-compensatiefonds. Dit doet het Rijk op basis van een bij de aanvraag meegestuurde onderbouwing van de compensabele omzetbelasting. In de aanvraag dient de ontvanger aan te geven welk deel van de omzetbelasting compensabel is. Als de ontvanger van mening is dat de omzetbelasting niet compensabel is, rust de bewijsplicht bij de ontvanger. In de aanvraag dient de ontvanger dit te motiveren.

Artikel 11. Beschikking tot verlening

Er zijn twee soorten besluiten voor een specifieke uitkering. Die volgen elkaar op. Er is een verleningsbeschikking en een vaststellingsbeschikking.

Op grond van artikel 4:31, eerste en tweede lid van de Awb moet een beschikking tot verlening van een specifieke uitkering de hoogte van de uitkering vermelden of in elk geval de manier waarop de hoogte wordt bepaald. Wanneer de hoogte niet is vastgesteld moet in ieder geval de maximumhoogte worden vastgesteld. Dit artikel bepaalt ook dat hiervan mag worden afgeweken. Voor het verstrekken van een specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie en kosten gemaakt voor de aankoop van een woning is hiervoor gekozen.

Dat komt erop neer dat in artikel 11 is bepaald dat de verleningsbeschikking voor een specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie, dan wel kosten gemaakt voor de aankoop van een woning de kosten of posten vermeldt waarvoor de uitkering wordt verleend. Er wordt dan dus nog geen exact bedrag vermeld en ook nog geen maximumbedrag.

Op twee uitzonderingen na. Er wordt wel een bedrag opgenomen voor de hoogte van de marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel verminderd met de restwaarde van de bij de woning behorende grond en de hoogte van de taxatiekosten.

Bij de definitieve vaststelling van de uitkering worden de daadwerkelijk gemaakte kosten vastgesteld en vergoed.

Artikel 12. Voorschot

Bij de verlening van een specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie wordt een voorschot verstrekt van 70% van het in besluit 1 voorlopig opgenomen bedrag voor nadeelcompensatie.

Bij de verlening van een specifieke uitkering voor het aankopen van een woning wordt voor het vaststellen van de hoogte van het te verstrekken voorschot naast de in de overgelegde rapporten vastgestelde marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel en de restwaarde van de grond en de opgave van de taxatiekosten, gebruik gemaakt van de overgelegde ramingen voor de overdrachtskosten, verhuiskosten en eventuele sloopkosten. Er wordt een voorschot van 70% van deze posten verstrekt.

De overige 30% wordt verstrekt bij het vaststellen van de specifieke uitkering.

Artikel 13. Aan de uitkering verbonden verplichtingen

In artikel 13 zijn enkele aan de uitkering verbonden verplichtingen opgenomen.

In het eerste lid, onder a, is bepaald dat de fijnstofknelpunten vóór 1 januari 2024 moeten zijn opgelost. Deze datum is opgenomen omdat in de Aanpassing NSL 2018 is bepaald dat de fijnstofknelpunten in 2023 moeten zijn opgelost. Zowel gemeenten als Rijk zijn aan het NSL gebonden.

Uit het eerste lid, onder b, volgt onder meer dat wanneer blijkt dat een veehouder niet overgaat tot het treffen van de voorgeschreven maatregelen in besluit 1, een ontvanger dit dient te melden bij de minister. Besluit 2 kan dan immers niet genomen worden.

Uit het tweede lid volgt dat de ontvanger van de specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie besluit 2, dit betreft het besluit waarbij de nadeelcompensatie definitief is vastgesteld, binnen twee weken nadat dit onherroepelijk is geworden, aan de minister verzendt. Pas wanneer besluit 2 is ontvangen kan de specifieke uitkering worden vastgesteld.

Met het bepaalde in het derde lid, onder a, sub 3, is beoogd te voorkomen dat door de gewijzigde bestemming een nieuwe overschrijding ontstaat van de fijnstofnormen.

Artikel 14. Verantwoording

De verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet verloopt via de jaarrekening van de gemeenten en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).

Artikel 15. Vaststelling

De minister stelt de specifieke uitkering vast wanneer besluit 2 is ontvangen. Of als daadwerkelijk is overgaan tot het aankopen van de woning, de eigendomsoverdracht aan de gemeente heeft plaatsgevonden en de woonbestemming van het perceel waarop de woning is gelegen uit het bestemmingsplan is verwijderd.

Artikel 18. Inwerkingtreding en horizonbepaling

Voor een toelichting op de inwerkingtreding wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU 2008, L 152/1).

X Noot
2

Stcr 2018, nr. 53862.

X Noot
3

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

Naar boven