TOELICHTING
Algemeen deel
1. Aanleiding en doel van de specifieke uitkering
Aanleiding
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (hierna: NSL) is een
plan in de zin van de Europese richtlijn luchtkwaliteit1 en een programma in de zin van artikel 5.12, eerste lid, van de Wet
milieubeheer. De richtlijn verplicht tot het opstellen van een plan wanneer de
grenswaarden voor luchtkwaliteit worden overschreden. In het NSL werken het
Rijk en andere overheden samen om op de kortst mogelijke termijn overal in
Nederland aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit te voldoen.
Uit de jaarlijkse monitoring die plaatsvindt in het kader van het NSL
blijkt dat op enkele punten in Nederland nog sprake is van een overschrijding
van de (Europese) grenswaarden voor fijnstof. Deze overschrijdingen vinden
onder andere plaats rondom veehouderijen.
Op 27 september 2018 heeft het Kabinet de Aanpassing NSL 20182 vastgesteld. In de Aanpassing NSL 2018 heeft het Rijk samen met de
decentrale overheden een aanpak opgesteld om het oplossen van de nog resterende
overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit, onder andere rondom
veehouderijen, te versnellen en te concretiseren. In de Aanpassing NSL 2018
wordt onderkend dat er knelpunten zijn bij veehouderijen waar
emissiereducerende maatregelen (die verder gaan dan de Europese BBT-conclusies)
niet afgedwongen kunnen worden. Ook kan er volgens de Aanpassing NSL 2018
sprake zijn van een situatie waarin een burger- of plattelandswoning te
dichtbij een veehouderij ligt, waardoor emissiereductie niet voldoende of
kosteneffectief is om het knelpunt op te lossen.
Voor de situaties zoals hiervoor beschreven, waarin emissiereducerende
maatregelen niet afgedwongen kunnen worden, is in artikel 7z van het Besluit
uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit Chw) een grondslag opgenomen
voor het bevoegd gezag om in aanvulling op bepalingen van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) een omgevingsvergunning te kunnen
wijzigen dan wel geheel of gedeeltelijk in te trekken. Dat kan als grenswaarden
voor fijnstof worden overschreden. Een gemeente kan naast gebruikmaking van de
mogelijkheden die artikel 7z van het Besluit Chw biedt voor het oplossen van
een fijnstofknelpunt ook overgaan tot de aankoop van een woning.
Toepassing van artikel 7z van het Besluit Chw, dan wel de aankoop van een
woning leidt tot kosten voor gemeenten. Indien een veehouder onevenredig wordt
benadeeld door toepassing van artikel 7z van het Besluit Chw kan dit ertoe
leiden dat hem een schadevergoeding moet worden geboden door de gemeente. Dit
moet per geval worden bezien. Deze schadevergoeding (nadeelcompensatie) dient
door de gemeente te worden betaald aan de veehouder, omdat de gemeente ook het
besluit neemt tot wijziging van een omgevingsvergunning. De aankoop van een
woning leidt uiteraard ook tot kosten voor een gemeente.
Het Rijk heeft in de Aanpassing NSL 2018 een bedrag van maximaal € 5,8
miljoen beschikbaar gesteld om deze kosten aan gemeenten te vergoeden.
Doel
In de gemeenten Nederweert, Peel en Maas en Someren liggen de resterende
fijnstofknelpunten rondom veehouderijen.
Op grond van deze regeling kan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
een specifieke uitkering verstrekken aan deze gemeenten. De uitkering is er
voor de door hen betaalde nadeelcompensatie of, voor gemaakte kosten voor de
aankoop van een woning voor het oplossen van een fijnstofknelpunt.
Het doel van het verstrekken van deze uitkering is het ondersteunen van
oplossingen voor de fijnstofknelpunten rondom veehouderijen.
2. De hoogte van de uitkering
De hoogte van de specifieke uitkering voor nadeelcompensatie is gelijk aan
het bedrag van de nadeelcompensatie die door de gemeente aan een veehouder
wordt uitgekeerd. Voor de kosten gemaakt voor de aankoop van een woning is de
hoogte gelijk aan de som van de marktwaarde van de woning verminderd met de
restwaarde van de bij de woning behorende grond, de kosten voor overdracht, de
taxatiekosten, de verhuiskosten en voor zover van toepassing de kosten die
moeten worden gemaakt om de desbetreffende woning te slopen.
De te vergoeden nadeelcompensatie wordt door de gemeente vastgesteld
tegelijk met het besluit tot wijziging van de omgevingsvergunning. In de
regeling wordt dit besluit aangeduid als besluit 1.
De gemeente dient hierbij een door een onafhankelijk bureau met expertise op
het gebied van nadeelcompensatie opgesteld advies te betrekken en wanneer
hiervan wordt afgeweken dit in besluit 1 te
motiveren. Na het nemen van maatregelen stelt de gemeente op basis van facturen
de hoogte van de nadeelcompensatie definitief vast. Dit besluit wordt in de
regeling aangeduid als besluit 2.
Met nadeelcompensatie wordt bedoeld dat alleen de “schade” die een
veehouder lijdt, kan worden vergoed en alleen die schade die volgens de
jurisprudentie voor vergoeding in aanmerking komt.
Voorts volgt uit artikel 6, eerste lid, onder a, dat voor de oplossing met
de laagste kosten gekozen moet worden. Met “laagste” wordt niet bedoeld laagste
in absolute zin, maar in relatieve zin. Het gaat om de kosten waarmee het
fijnstofknelpunt binnen een zo kort mogelijke termijn wordt opgelost en waarmee
de best passende maatregelen in technische zin worden getroffen. Kort gezegd:
de stalaanpassingen moeten goed en snel uitvoerbaar zijn, zodat het
fijnstofknelpunt ook daadwerkelijk wordt opgelost voor 2024 en de kosten
daarvan moeten redelijk zijn.
Wanneer een specifieke uitkering wordt verstrekt voor de kosten gemaakt
voor de aankoop van een woning, wordt hierop de restwaarde van de bij de woning
behorende grond in mindering gebracht. Daarnaast geldt voor het aanvragen van
een specifieke uitkering voor kosten gemaakt voor het aankopen van een woning
eveneens dat dit de oplossing moet zijn met de laagste kosten en dat
gelijktijdig ook wordt voldaan aan de voorwaarde dat het fijnstofknelpunt
hiermee binnen een zo kort mogelijke termijn wordt opgelost.
3. Verhouding tot bestaande regelgeving
Het nationaal bestuursrechtelijke kader voor deze regeling wordt gevormd
door de Kaderwet subsidies I en M, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
en de Financiële-verhoudingswet.
Op grond van deze regeling worden specifieke uitkeringen verstrekt aan
gemeenten voor het oplossen van fijnstofknelpunten rondom veehouderijen. In
artikel 4.21, derde lid, van de Awb is bepaald dat titel 4.2 (Subsidies) van
die wet niet van toepassing is op de aanspraak op financiële middelen die
worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend
voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn
ingesteld. Artikel 2 van de Kaderwet subsidies I en M wijkt af van
artikel 4.21, derde lid, van de Awb en bepaalt dat titel 4.2 van die wet wel
van toepassing is op financiële middelen die worden verstrekt aan
rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Om die reden is
titel 4.2 van de Awb van toepassing op deze regeling. Hierin zijn bepalingen
opgenomen die relevant zijn of kunnen zijn voor de ontvangers zoals de
artikelen 4:46 Awb (subsidievaststelling) en 4:57 Awb (terugvordering). Omdat
op grond van deze regeling specifieke uitkeringen worden verstrekt, is naast de
Kaderwet subsidies I en M en de Awb ook de Financiële-verhoudingswet van
toepassing. In artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is de wijze van
verantwoording van de specifieke uitkering geregeld.
4. Europeesrechtelijke aspecten
Zoals hiervoor opgemerkt verplicht de Europese richtlijn luchtkwaliteit tot
het opstellen van een plan wanneer de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden
overschreden. Uit de jaarlijkse monitoring die plaatsvindt in het kader van het
NSL blijkt dat rondom veehouderijen op enkele punten nog sprake is van een
overschrijding van de (Europese) grenswaarden voor fijnstof. Deze veehouderijen
beschikken over een rechtsgeldige omgevingsvergunning en het toepassen van
emissiereducerende maatregelen (die verder gaan dan de Europese BBT-conclusies)
kan in veel gevallen niet afgedwongen worden. Voor deze situaties is in artikel
7z van het Besluit uitvoering Besluit Chw een grondslag opgenomen voor het
bevoegd gezag om in aanvulling op bepalingen van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (hierna: de Wabo) een omgevingsvergunning te kunnen wijzigen dan
wel geheel of gedeeltelijk in te trekken.
Met deze regeling worden slechts de kosten vergoed die een veehouder moet
maken om een fijnstofknelpunt binnen een zo kort mogelijke termijn op te lossen
door het treffen van de best passende maatregelen in technische zin. In het
geval een veehouder op grond van het Besluit Chw verplicht wordt om maatregelen
te treffen met als doel de overschrijving van de fijnstofnormen te beëindigen,
kan indien een veehouder daarvoor kosten moet maken op grond van het
égalitébeginsel de verplichting bestaan om deze kosten te vergoeden. Daarvoor
dient aan verschillende voorwaarden te zijn voldaan. Er bestaat bijvoorbeeld
alleen dan recht op vergoeding van schade indien de schade het normale
maatschappelijke risico te boven gaat, het moet gaan om een abnormale last en
een speciale last en het moet gaan om een beperkte groep die ten opzichte van
anderen onevenredig wordt getroffen. De schade moet voortvloeien uit een
publiekrechtelijke bevoegdheid en er moet een voldoende causaal verband zijn
tussen de schade en het schadeveroorzakende besluit(en). Ook mag de schade niet
voorzienbaar zijn geweest voor verzoeker ten tijde van de aankoop. Deze
regeling laat bij de beoordeling of er een verplichting tot het vergoeden van
schade bestaat in belangrijke mate beoordelingsruimte aan de gemeenten die voor
een specifieke uitkering in aanmerking komen. Het is dan ook aan de gemeenten
om er zorg voor te dragen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan en de
nadeelcompensatie daarmee niet is aan te merken als staatssteun.
5. Administratieve lasten
De verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering op grond
van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet verloopt via de jaarrekening
van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’
(SiSa-systematiek). Dit leidt tot de meest minimale uitvoeringslasten voor
zowel gemeenten als voor de rijksoverheid.
6. Consultatie
Op grond van de regeling kunnen gemeenten de door hen gemaakte kosten voor
het oplossen van een fijnstofknelpunt vergoed krijgen. Deze regeling brengt
geen rechtstreekse ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en plichten
van burgers en bedrijven en heeft ook geen ingrijpende gevolgen voor de
uitvoeringspraktijk. Op grond van het kabinetsstandpunt inzake
internetconsultatie3 kon internetconsultatie daarom achterwege blijven.
De regeling is ter consultatie voorgelegd aan de ontvangers van de
specifieke uitkeringen.
7. Inwerkingtreding
Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van
de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, tweede lid) en
de minimuminvoeringstermijn van twee maanden (Aanwijzing voor de
regelgeving 4.17, vierde lid). De reden van deze afwijking is dat hiermee
aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen worden voorkomen
(Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vijfde lid, onderdeel a). Zo spoedig
mogelijke inwerkingtreding na de bekendmaking van deze regeling leidt ertoe dat
zo snel mogelijk overgegaan kan worden tot vergoeding van de schade die een
ontvanger verplicht is om te betalen ter oplossing van een fijnstofknelpunt.
Dit draagt bij aan een snelle oplossing van de fijnstofknelpunten.
De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027. Het van toepassing
blijven van deze regeling op de uitkeringen die voor deze datum zijn verleend
heeft te maken met de verantwoording over de besteding van die uitkeringen na
genoemde datum.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepalingen
Uit de definitie voor besluit 1 volgt dat dit
het besluit is tot wijziging van de omgevingsvergunning voor een veehouderij
waarmee tevens nadeelcompensatie wordt toegekend. In het besluit wordt vermeld
welke soort kosten worden vergoed en onder welke voorwaarden dit gebeurt.
Uit de definitie van besluit 2 volgt dat dit
het besluit betreft waarin de hoogte van de te vergoeden schade definitief
wordt vastgesteld. De definitieve hoogte kan pas worden vastgesteld nadat
maatregelen zijn getroffen. Immers dan pas heeft de schade zich voorgedaan.
Besluit 1 omvat dus een geïndiceerd
nadeelcompensatiebesluit (gebaseerd op nadeelcompensatieadvies) en
besluit 2 betreft een nadeelcompensatiebesluit met
de definitieve hoogte van het uit te keren bedrag. Kort gezegd: besluit 1
bepaalt welke soort kosten worden vergoed en besluit 2 bepaalt de concrete
bedragen.
De ontvangers van de specifieke uitkering zijn
de gemeenten Nederweert, Peel en Maas en Someren. Dit betreffen de gemeenten
waarin de resterende knelpunten rondom veehouderijen zijn gelegen.
Uit de definitie oplossen van het
fijnstofknelpunt volgt dat een fijnstofknelpunt is opgelost wanneer de
grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) zoals opgenomen in
voorschrift 4.1 van bijlage 2 van de Wet milieubeheer niet langer worden
overschreden. Het gaat daarbij om fijnstofknelpunten als bedoeld in de
‘Aanpassing Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) 2018’.
Artikel 2. Doel
Voor een toelichting op het doel van de regeling wordt verwezen naar het
algemene deel van de toelichting.
Artikel 3. Voor uitkering in aanmerking komende kosten
Er kan een specifieke uitkering worden verstrekt voor het betalen van
nadeelcompensatie in verband met de wijziging van een omgevingsvergunning voor
een veehouderij als bedoeld in artikel 7z, vierde lid, van het Besluit
uitvoering Crisis en herstelwet (hierna: Besluit Chw) en de kosten gemaakt voor
de aankoop van een woning, verminderd met de restwaarde van de bij de woning
behorende grond, wanneer hiermee een fijnstofknelpunt rondom veehouderijen
wordt opgelost.
De verwijzing onder a naar artikel 7z van het Besluit Chw betekent dat het
moet gaan om een wijziging van een omgevingsvergunning voor een activiteit als
bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, of i, van de Wabo in
verband met de overschrijding van grenswaarden voor zwevende deeltjes
(PM10) zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer.
Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering
In artikel 4 is de maximale hoogte bepaald van een specifieke
uitkering.
Een specifieke uitkering voor het betalen van nadeelcompensatie bedraagt
ten hoogste het in besluit 2 vastgestelde definitieve nadeelcompensatiebedrag.
Advieskosten maken ook deel uit van het nadeelcompensatiebedrag. Door uit te
gaan van besluit 2 wordt alleen een specifieke uitkering verstrekt voor de
daadwerkelijk betaalde nadeelcompensatie.
Een specifieke uitkering voor het aankopen van een woning bedraagt ten
hoogste de som van de marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel
verminderd met de restwaarde van de bij de woning behorende grond, de kosten
van overdracht, taxatiekosten, verhuiskosten en eventuele kosten die moeten
worden gemaakt voor het slopen van de woning. Wanneer de woning niet kan worden
verbouwd voor andere doeleinden dan wonen, zal de woning gesloopt moeten
worden. In dat geval kan voor deze kosten ook een specifieke uitkering worden
verstrekt.
In het tweede tot en met het vierde lid is bepaald dat de marktwaarde in
beginsel wordt bepaald door een door de gemeente ingeschakelde taxateur. Indien
de eigenaar moeite heeft met de door deze taxateur bepaalde waarde voor zijn of
haar woning, kan ook door hem een deskundige taxateur worden ingeschakeld. In
deze situatie kan, indien de beide taxaties onderling 2,5% of minder afwijken,
het gemiddelde van deze beide taxaties worden vergoed (of de marktwaarde
volgend uit de eerste taxatie). In geval er sprake is van een grotere afwijking
tussen de beide taxaties dan 2,5%, is voorzien in de mogelijkheid dat de
marktwaarde wordt bepaald door een gezamenlijk ingeschakelde (derde)
taxateur.
Artikel 6. Afwijzingsgronden uitkering nadeelcompensatie
In artikel 6 is bepaald dat wanneer niet wordt voldaan aan de in dit
artikel genoemde eisen de aanvraag om een specifieke uitkering voor het betalen
van nadeelcompensatie wordt afgewezen.
Met onderdeel a is beoogd tot de beste oplossing te komen in een specifieke
situatie, gelet ook op de verplichting om de fijnstofknelpunten zo snel
mogelijk op te lossen en tegelijkertijd de kosten zo laag mogelijk te
houden.
In onderdeel a wordt met ‘een zo kort mogelijke termijn’ bedoeld dat het
fijnstofknelpunt uiterlijk in 2023 en indien mogelijk eerder moet zijn
opgelost. Het jaartal 2023 wordt genoemd in de ‘Aanpassing NSL 2018’ als het
jaartal waarin de veehouderijknelpunten uiterlijk moeten zijn opgelost. Hieraan
hebben de deelnemers van het NSL zich gebonden; dus zowel gemeenten als Rijk.
In artikel 13, eerste lid, onder a, is overigens ook als verplichting opgenomen
dat het fijnstofknelpunt vóór 1 januari 2024 moet zijn opgelost.
Met ‘tegen de laagst mogelijke kosten’ is
bedoeld dat niet per se voor de laagste kosten in absolute zien hoeft te worden
gekozen, maar wel in relatieve zin. Ofwel, er moet worden gekozen voor de
oplossing die zowel snel uitvoerbaar, als goed uitvoerbaar en inpasbaar kan
worden uitgevoerd en tegen redelijke kosten.
Met ‘de technische toepasbaarheid van maatregelen voor de specifieke
veehouderij’ wordt bedoeld dat de maatregelen goed te implementeren moeten zijn
en moeten passen bij de opzet en bedrijfsvoering van betreffende
veehouderij.
De eisen, genoemd in onderdeel a kunnen ertoe leiden dat dient te worden
gekozen voor een combinatie van het aankopen van een woning en het verplichten
van het treffen van maatregelen bij een veehouderij om het fijnstofknelpunt op
te lossen. Wanneer het aankopen van een woning goedkoper is dan het treffen van
maatregelen aan een veehouderij en het fijnstofknelpunt hiermee binnen een zo
kort mogelijke termijn is opgelost, dient voor het aankopen van een woning te
worden gekozen om in aanmerking te komen voor een specifieke uitkering.
Uit onderdeel b, in samenhang met artikel 9, eerste lid, onder c, volgt dat
in de bij de aanvraag gevoegde onderbouwing aan de hand van de rekenregels van
de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en de rekenwijze van de
NSL-monitoring moet worden aangetoond dat aan de fijnstofnormen wordt
voldaan.
Uit onderdeel c volgt dat bij het besluit tot nadeelcompensatie een door
een onafhankelijk bureau met expertise op het gebied van nadeelcompensatie
opgesteld advies moet worden betrokken. Wanneer een gemeente ervoor kiest om
van een dergelijk advies af te wijken, moet dit worden gemotiveerd. Met de
voorwaarde dat een nadeelcompensatieadvies moet worden betrokken bij de
vaststelling van de hoogte van de nadeelcompensatie is beoogd dat alleen schade
wordt vergoed die volgens de jurisprudentie voor vergoeding in aanmerking
komt.
Artikel 7. Afwijzingsgronden uitkering aankopen woning
In artikel 7 is bepaald dat wanneer niet aan de in dit artikel opgenomen
eisen wordt voldaan de aanvraag om een specifieke uitkering voor het aankopen
van een woning wordt afgewezen.
In de onderdelen a en b zijn dezelfde eisen opgenomen als in de onderdelen
a en b van artikel 6, met als verschil dat uiteraard geen rekening hoeft te
worden gehouden met de technische toepasbaarheid van maatregelen voor de
specifieke veehouderij.
Artikel 9. Aanvraag verlening uitkering nadeelcompensatie
De gemeente moet de aanvraag van de uitkering voor het betalen van
nadeelcompensatie onderbouwen. Dat moet met een toelichting op de gekozen
oplossing en een berekening waaruit blijkt dat aan de fijnstofnormen wordt
voldaan.
De gemeente kan de aanvraag om een uitkering voor het betalen van
nadeelcompensatie bij de minister indienen als besluit 1 onherroepelijk
is.
Artikel 10. Aanvraag verlening uitkering aankopen woning
Uit onderdeel a volgt dat pas een aanvraag om een uitkering voor kosten
gemaakt voor de aankoop van een woning kan worden ingediend wanneer de
koopovereenkomst is getekend.
Uit onderdeel d volgt dat de gemeente bij de aanvraag voor een specifieke
uitkering voor het aankopen van een woning eveneens een toelichting op de
gekozen oplossing moet geven en een berekening waaruit blijkt dat aan de
fijnstofnormen wordt voldaan.
Ook moet een raming worden ingediend van de kosten voor overdracht en de
verhuiskosten. En, als dat van toepassing is, moet ook een raming worden
ingediend van de kosten van de sloop van de desbetreffende woning. Daarnaast
dient een opgave van de taxatiekosten te worden overgelegd.
Tot slot moet een opgave van de compensabele BTW worden overgelegd.
Indien een gemeente in aanmerking komt voor compensatie uit het
BTW-compensatiefonds, dient het Rijk deze compensabele omzetbelasting bij
verstrekking van de uitkering over te boeken naar het BTW-compensatiefonds. Dit
doet het Rijk op basis van een bij de aanvraag meegestuurde onderbouwing van de
compensabele omzetbelasting. In de aanvraag dient de ontvanger aan te geven
welk deel van de omzetbelasting compensabel is. Als de ontvanger van mening is
dat de omzetbelasting niet compensabel is, rust de bewijsplicht bij de
ontvanger. In de aanvraag dient de ontvanger dit te motiveren.
Artikel 11. Beschikking tot verlening
Er zijn twee soorten besluiten voor een specifieke uitkering. Die volgen
elkaar op. Er is een verleningsbeschikking en een
vaststellingsbeschikking.
Op grond van artikel 4:31, eerste en tweede lid van de Awb moet een
beschikking tot verlening van een specifieke
uitkering de hoogte van de uitkering vermelden of in elk geval de manier waarop
de hoogte wordt bepaald. Wanneer de hoogte niet is vastgesteld moet in ieder
geval de maximumhoogte worden vastgesteld. Dit artikel bepaalt ook dat hiervan
mag worden afgeweken. Voor het verstrekken van een specifieke uitkering voor
het betalen van nadeelcompensatie en kosten gemaakt voor de aankoop van een
woning is hiervoor gekozen.
Dat komt erop neer dat in artikel 11 is bepaald dat de
verleningsbeschikking voor een specifieke uitkering voor het betalen van
nadeelcompensatie, dan wel kosten gemaakt voor de aankoop van een woning de
kosten of posten vermeldt waarvoor de uitkering wordt verleend. Er wordt dan
dus nog geen exact bedrag vermeld en ook nog geen maximumbedrag.
Op twee uitzonderingen na. Er wordt wel een bedrag opgenomen voor de hoogte
van de marktwaarde van de woning en het bijbehorende perceel verminderd met de
restwaarde van de bij de woning behorende grond en de hoogte van de
taxatiekosten.
Bij de definitieve vaststelling van de uitkering worden de daadwerkelijk
gemaakte kosten vastgesteld en vergoed.
Artikel 12. Voorschot
Bij de verlening van een specifieke uitkering voor het betalen van
nadeelcompensatie wordt een voorschot verstrekt van 70% van het in besluit 1
voorlopig opgenomen bedrag voor nadeelcompensatie.
Bij de verlening van een specifieke uitkering voor het aankopen van een
woning wordt voor het vaststellen van de hoogte van het te verstrekken
voorschot naast de in de overgelegde rapporten vastgestelde marktwaarde van de
woning en het bijbehorende perceel en de restwaarde van de grond en de opgave
van de taxatiekosten, gebruik gemaakt van de overgelegde ramingen voor de
overdrachtskosten, verhuiskosten en eventuele sloopkosten. Er wordt een
voorschot van 70% van deze posten verstrekt.
De overige 30% wordt verstrekt bij het vaststellen van de specifieke
uitkering.
Artikel 13. Aan de uitkering verbonden verplichtingen
In artikel 13 zijn enkele aan de uitkering verbonden verplichtingen
opgenomen.
In het eerste lid, onder a, is bepaald dat de fijnstofknelpunten vóór
1 januari 2024 moeten zijn opgelost. Deze datum is opgenomen omdat in de
Aanpassing NSL 2018 is bepaald dat de fijnstofknelpunten in 2023 moeten zijn
opgelost. Zowel gemeenten als Rijk zijn aan het NSL gebonden.
Uit het eerste lid, onder b, volgt onder meer dat wanneer blijkt dat een
veehouder niet overgaat tot het treffen van de voorgeschreven maatregelen in
besluit 1, een ontvanger dit dient te melden bij de minister. Besluit 2 kan dan
immers niet genomen worden.
Uit het tweede lid volgt dat de ontvanger van de specifieke uitkering voor
het betalen van nadeelcompensatie besluit 2, dit betreft het besluit waarbij de
nadeelcompensatie definitief is vastgesteld, binnen twee weken nadat dit
onherroepelijk is geworden, aan de minister verzendt. Pas wanneer besluit 2 is
ontvangen kan de specifieke uitkering worden vastgesteld.
Met het bepaalde in het derde lid, onder a, sub 3, is beoogd te voorkomen
dat door de gewijzigde bestemming een nieuwe overschrijding ontstaat van de
fijnstofnormen.
Artikel 14. Verantwoording
De verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering op grond
van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet verloopt via de jaarrekening
van de gemeenten en de systematiek van ‘single information, single audit’
(SiSa-systematiek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties).
Artikel 15. Vaststelling
De minister stelt de specifieke uitkering vast wanneer besluit 2 is
ontvangen. Of als daadwerkelijk is overgaan tot het aankopen van de woning, de
eigendomsoverdracht aan de gemeente heeft plaatsgevonden en de woonbestemming
van het perceel waarop de woning is gelegen uit het bestemmingsplan is
verwijderd.
Artikel 18. Inwerkingtreding en horizonbepaling
Voor een toelichting op de inwerkingtreding wordt verwezen naar het
algemene deel van de toelichting.
De Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen