Samenwerkingsprotocol tussen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Jeugdautoriteit

Ondergetekenden (hierna ook: ‘partijen’),

Gelet op de taken van de NZa zoals deze worden vermeld in artikel 16 van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg)

Alsmede:

Gelet op de taken van de Jeugdautoriteit als bedoeld in artikel 3 van het Instellingsbesluit van de Jeugdautoriteit;

Overwegende dat:

Voor de vraag of informatie-uitwisseling tussen partijen is toegestaan, van belang is dat de Jeugdautoriteit onderdeel uitmaakt van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (en dat dit slechts gewijzigd kan worden bij (formele) wet);

De wettelijke grondslag (en daarmee: juridische toelaatbaarheid) voor uitwisseling van informatie tussen de NZa en de Jeugdautoriteit dan ook is gelegen in (artikel 21 en 22 van) de Wmg en (artikel 20 van) de Kaderwet zbo’s;

Afspraken over de informatie-uitwisseling tussen de NZa en (onderdelen van) het Ministerie van VWS dan ook alleen kunnen worden aangegaan met (een mandaat van) het Ministerie van VWS;

In artikel 6, derde lid, van het Instellingsbesluit Jeugdautoriteit, is vastgelegd dat (afzonderlijke) samenwerkingsafspraken dienen te worden gemaakt tussen de NZa en de Jeugdautoriteit;

Uit het Instellingsbesluit Jeugdautoriteit voortvloeit dat (ook) de Minister van VWS heeft ingestemd met het maken van de onderhavige afspraken door de Jeugdautoriteit met de NZa;

Uitgaande van de volgende overwegingen:

  • samenwerking dient voor een zo optimaal mogelijke taakuitoefening van zowel de NZa als de Jeugdautoriteit;

  • het voorkomen van overlap van inspanningen en het tot een verantwoord minimum beperken van de belasting voor aanbieders die zowel verzekerde zorg, als zorg onder de Jeugdwet leveren;

  • het vertrouwelijk omgaan met de informatie die zij hebben verkregen;

  • het bij de uitoefening van taken rekening houden met de belangen van de andere partij;

  • het uitwisselen van informatie – op grond van artikel 21 en 22 Wmg en artikel 20 Kaderwet zbo’s – en waar nodig afstemming ter zake;

  • het behoud van de eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden van zowel de Jeugdautoriteit als de NZa.

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALING

Artikel 1 Definities

In dit Protocol wordt verstaan onder:

a. Protocol:

samenwerkingsprotocol NZa – Jeugdautoriteit

b. NZa:

Nederlandse Zorgautoriteit

c. Partijen:

de NZa en de Jeugdautoriteit

d. Gecombineerde zorgaanbieder:

aanbieders die zowel verzekerde zorg, als zorg onder de Jeugdwet leveren

e. Cruciale jeugdzorg:

cruciale zorg als bedoeld in de subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg1

f. Signaal:

informatie of waarneming die betrekking heeft op een Instelling en/of organisatie, waaronder begrepen meldingen, klachten, handhavingsverzoeken, inspectieoordelen, informatie van andere inspectiediensten en externe signalen

g. Jeugdhulp:

Jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet

HOOFDSTUK 2 SAMENWERKING

Artikel 2 Overlegstructuur

  • 1. Elke Partij wijst binnen zijn organisatie een bestuurlijk en ambtelijk accounthouder aan.

  • 2. Partijen voeren 3-maandelijks, of zoveel vaker als nodig is, een overleg, waarbij ten minste de bestuurlijke- en ambtelijke accounthouders van de NZa en de Jeugdautoriteit aanwezig zijn.

Artikel 3 Expertise benutten

Partijen staan elkaar op basis van hun eigen deskundigheid op verzoek met raad en daad bij als er sprake is van activiteiten die duidelijk verband houden met de activiteiten van de andere Partij of zaken waarover de andere Partij de nodige kennis bezit. Deze verzoeken kunnen ook tot doel hebben om van elkaar te leren en werkwijzen op elkaar af te stemmen.

Artikel 4 Informatie-uitwisseling en signaleren van risico’s

Partijen informeren elkaar over informatie of signalen waarover zij beschikken met betrekking tot:

Zorgwekkende financiële situaties, zoals (mogelijk) aanstaande faillissementen bij zorgaanbieders, waardoor burgers geen zorg meer krijgen (en de zorgplicht van de verzekeraar of de verantwoordelijkheden van de gemeente met betrekking tot jeugdhulp in het geding kan komen). Ook andere bedreigingen voor de continuïteit van zorg, zoals (gedeeltelijke) sluiting van een locatie moeten worden gedeeld.

Er zijn criteria voor het delen van informatie. Deze hebben betrekking op:

  • a) ‘wat’: De kenmerken van de zorg(aanbieder);

  • b) ‘wanneer’: Het moment van informeren.

a. Kenmerken van de zorg(aanbieder)

De Jeugdautoriteit en de NZa informeren elkaar over een gecombineerde zorgaanbieder wanneer tenminste een van de volgende criteria van toepassing is:

  • De zorgaanbieder levert (onder andere) cruciale jeugdzorg; en/of

  • De zorgaanbieder heeft of op jeugdhulp, of op verzekerde zorg een jaaromzet van tenminste € 2 miljoen; en/of

  • De zorgaanbieder heeft een belangrijke regionale functie. Dit houdt het volgende in:

    • Het aantal cliënten bij de zorgaanbieder is van zodanige omvang dat de zorg aan deze cliënten niet zomaar door andere zorgaanbieders (in de regio) overgenomen kan worden; en/of

    • De zorgaanbieder levert zorg aan een zeer specifieke doelgroep die (mogelijk) niet overgenomen kan worden (in de regio).

b. Moment van informeren

De Jeugdautoriteit licht de NZa in op het moment dat zij op basis van een interne afweging heeft besloten dat interventie op niveau van zorgaanbieder, gemeente of regio gewenst en noodzakelijk is ter voorkoming van discontinuïteit.

De NZa licht de Jeugdautoriteit in op het moment dat zij voornemens is de zorgverzekeraar te bevragen op eventuele risico’s voor de continuïteit van zorg.

Minimaal één keer per jaar informeren de JA en de NZa elkaar over hun risico-inschatting op sectorniveau.

Artikel 5 Onderzoeken

Partijen informeren elkaar tijdig over voorgenomen onderzoeken waarbij sprake kan zijn van raakvlakken met de activiteiten van de ander, zodat eventuele zienswijzen van de andere Partij worden meegenomen in het onderzoek. Hierdoor worden overlap of mogelijke nadelige interferenties zo veel mogelijk voorkomen.

HOOFDSTUK 3 BELEID EN REGELGEVING

Artikel 6 Beleid en regelgeving

Partijen informeren elkaar op eigen initiatief over wijzigingen in eigen beleid of regelgeving die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van de taken van de andere Partij.

Artikel 7 Gezamenlijk advies

Partijen adviseren gevraagd en ongevraagd gezamenlijk (al naar gelang het onderwerp dat voorligt) de Minister en/of de staatsecretaris van VWS over aangelegenheden van beleid en regelgeving, voor zover dat een samenhang of overlap betreft tussen het toezicht van de NZa en de taken van de Jeugdautoriteit.

HOOFDSTUK 4 COÖRDINATIE

Artikel 8 Werkafspraken

Partijen kunnen na vaststelling van dit Protocol met elkaar bezien of het nodig is om over een aantal onderwerpen als gesteld in het onderhavige Protocol nadere werkafspraken te maken en vast te leggen.

Artikel 9 Naleving, wijziging en evaluatie

  • 1. Partijen bespreken jaarlijks tijdens de periodieke gesprekken zoals vermeld onder artikel 2 of de in dit Protocol neergelegde afspraken worden nageleefd.

  • 2. Indien naar het oordeel van een van de partijen de noodzaak bestaat tot wijziging van het Protocol, treden partijen over de noodzaak tot wijziging ervan in overleg.

  • 3. Partijen zullen de uitvoering en werking van dit protocol iedere vier jaar, of vaker indien nodig, uitgebreider evalueren. De eerste twee jaar vindt de evaluatie jaarlijks plaats, of zoveel eerder als een van beide partijen nodig acht.

Artikel 10 Geheimhouding

Partijen wisselen onderling informatie uit met inachtneming van de artikelen van de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften (zoals: artikel 21 en 22 Wmg en artikel 20 Kaderwet zbo’s). Voor degene die op grond van dit Protocol gegevens en inlichtingen ontvangt, gelden dezelfde wettelijke voorschriften inzake geheimhouding van die gegevens en inlichtingen als voor degene die ze heeft verstrekt.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit Protocol treedt in werking de dag na publicatie in de Staatscourant.

Artikel 12 Slotbepaling

In gevallen waarin dit Protocol niet voorziet, treden de Partijen in overleg en streven zij ernaar te beslissen in overeenstemming.

Artikel 13 Citeertitel

Dit Protocol wordt aangehaald als ‘Samenwerkingsprotocol tussen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Jeugdautoriteit’.

Nederlandse Zorgautoriteit K. Raaijmakers Directeur Toezicht & Handhaving Gemachtigd namens de Raad van Bestuur van de Nederlandse Zorgautoriteit

Jeugdautoriteit D. Wille Waarnemend directeur Jeugdautoriteit


X Noot
1

Zie het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg, regeling van 13 december 2019, Staatscourant 2019 nr. 68084

Naar boven