Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 december 2019, kenmerk 1617702-199192-J, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor continuïteit van cruciale jeugdzorg (Subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

jaaromzet:

jaaromzet zoals die valt af te leiden uit de meest recente door een accountant gecontroleerde jaarrekening van de aanvragende organisatie, dan wel uit de meest recente concept jaarrekening indien het jaar is afgerond en nog geen accountantsverklaring is afgegeven;

jeugdhulp:

jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

jeugdreclassering:

jeugdreclassering als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

kinderbeschermingsmaatregelen:

kinderbeschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

minister:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

organisatie:

aanbieder van jeugdhulp of een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Artikel 2

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is niet van toepassing, met uitzondering van de artikelen 4.1, eerste lid, 4.2, 5.1, 5.2, 5.4, 5.6 en 5.7.

Artikel 3

  • 1. De minister kan ten behoeve van de jaren 2020 en 2021 aan een organisatie een subsidie verstrekken voor activiteiten voor het borgen van de continuïteit van cruciale jeugdzorg, indien:

    • a. sprake is van een aantoonbaar liquiditeitsprobleem; en

    • b. de subsidie binnen een in het besluit tot subsidieverlening te bepalen termijn, maar uiterlijk binnen één jaar na het besluit tot subsidieverlening wordt terugbetaald, op basis van de liquiditeitsprognose, bedoeld in artikel 6, derde lid, onder f, en het continuïteitsplan, bedoeld in artikel 6, vierde lid, door de desbetreffende organisatie of door een andere rechtspersoon.

  • 2. Onder cruciale jeugdzorg als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

    • a. jeugdhulp waarvoor door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een landelijk raamcontract is afgesloten;

    • b. de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;

    • c. gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • d. zorg voor jeugdigen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet in orthopedagogische behandelcentra;

    • e. verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, onder j, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • f. pleegzorg als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Jeugdwet;

    • g. verslavingszorg voor jeugdigen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • h. forensische zorg als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van de Wet forensische zorg, voor jeugdigen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • 3. Van een aantoonbaar liquiditeitsprobleem is sprake indien de organisatie binnen 6 maanden na de datum van ontvangst van haar complete aanvraag zonder subsidie niet over voldoende liquide middelen beschikt om aan haar betaalverplichtingen te voldoen.

  • 4. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden aangewezen als diensten van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

  • 5. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a. het liquiditeitsprobleem ondanks de bemiddeling door het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd niet is verholpen;

    • b. de organisatie voldoende aannemelijk maakt dat en hoe zij met de subsidie op grond van deze regeling in staat is de continuïteit van de cruciale jeugdzorg te borgen, op basis van het continuïteitsplan, bedoeld in artikel 6, vierde lid; en

    • c. de organisatie met de Staat een overeenkomst sluit waarbij de Staat haar belast met en zij zich verplicht tot het verrichten van de dienst van algemeen economisch belang, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 4

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt voor de periode 2020–2021 € 20.000.000.

  • 2. De minister verdeelt het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, geldt als de datum van ontvangst.

Artikel 5

  • 1. Een subsidie wordt voor ten hoogste 1 jaar verstrekt.

  • 2. De subsidie wordt berekend op basis van de liquiditeitsbehoefte, bedoeld in artikel 3, derde lid, en de liquiditeitsprognose, bedoeld in artikel 6, derde lid, onder f.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste 15% van dat deel van de jaaromzet van de organisatie dat jeugdhulp of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering betreft, waaronder de vorm van cruciale jeugdzorg ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. De subsidie wordt terugbetaald binnen een in het besluit tot subsidieverlening te bepalen termijn, op basis van de liquiditeitsprognose, bedoeld in artikel 6, derde lid, onder f, maar uiterlijk binnen één jaar na het besluit tot subsidieverlening, door de subsidieontvanger of door een andere rechtspersoon. De subsidie wordt na de volledige terugbetaling van het desbetreffende bedrag ambtshalve op nihil vastgesteld.

Artikel 6

  • 1. Een aanvraag tot verlening van een subsidie wordt uiterlijk 31 december 2021 ontvangen.

  • 2. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

    • a. statuten;

    • b. een kopie van een bankafschrift;

    • c. een beschrijving van de ondernemingsstructuur, met toelichting over de zeggenschap;

    • d. de meest recente jaarrekening inclusief jaarverslag en controleverklaring, dan wel een concept jaarrekening, indien het jaar is afgerond en nog geen accountantsverklaring is afgegeven;

    • e. de begroting van het huidige kalenderjaar en een begroting van het komende kalenderjaar;

    • f. een liquiditeitsprognose per maand, voor de periode van achttien maanden na het indienen van de aanvraag, aansluitend bij de jaarrekening of concept jaarrekening, bedoeld onder d;

    • g. een overzicht van de omzetspreiding per jeugdhulpregio, op basis van de omzet van de jaarrekening of concept jaarrekening, bedoeld onder d;

    • h. een overzicht van het aantal jeugdigen per zorgvorm in het huidige en voorgaande kalenderjaar; en

    • i. een getekende uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, onder c.

  • 4. De aanvraag gaat daarnaast vergezeld van een continuïteitsplan van de aanvrager, opgesteld in overleg met de betrokken gemeenten, waaruit blijkt:

    • a. dat sprake is van cruciale jeugdzorg als bedoeld in artikel 3, tweede lid, en een mogelijke discontinuïteit daarvan;

    • b. dat sprake is van een aantoonbaar liquiditeitsprobleem als bedoeld in artikel 3, derde lid;

    • c. wat de organisatie en de betrokken gemeenten tot nu toe reeds hebben ondernomen om discontinuïteit te voorkomen;

    • d. dat en hoe het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd heeft bemiddeld;

    • e. welke activiteiten de organisatie nu voorstelt om de continuïteit te borgen en wat de noodzakelijke kosten hiervan zijn;

    • f. dat en hoe de continuïteit gedurende en na afloop van de subsidieperiode geborgd is;

    • g. wat de rol en bijdrage van de betrokken gemeenten is bij de activiteiten, bedoeld onder e;

    • h. welk subsidiebedrag gelet op de liquiditeitsprognose en de begroting noodzakelijk is om de continuïteit te borgen; en

    • i. dat en hoe de subsidie uiterlijk binnen één jaar na het besluit tot subsidieverlening wordt terugbetaald.

Artikel 7

De minister kan bij het besluit tot subsidieverlening ambtshalve voorschotten verlenen, op basis van de liquiditeitsprognose, bedoeld in artikel 6, derde lid, onder f.

Artikel 8

De minister kan verlangen dat de subsidieontvanger periodiek verslag doet van de voortgang van haar continuïteitsplan, bedoeld in artikel 6, vierde lid, in het bijzonder de aspecten genoemd onder e, f, g en i. Het besluit tot subsidieverlening vermeldt op welke tijdstippen verslag wordt gedaan en waaruit het verslag bestaat.

Artikel 9

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 10

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 oktober 2022.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Op 1 januari 2015 is de Jeugdwet van kracht geworden. De verantwoordelijkheid voor het organiseren van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering is daarmee bij gemeenten belegd. Ten behoeve van een zorgvuldige transitieperiode is bij deze decentralisatie de Transitieautoriteit Jeugd (hierna: TAJ) in het leven geroepen. Onderdeel van het handelingsperspectief van de TAJ was het adviseren over het verstrekken van subsidie aan jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen in verband met frictiekosten of liquiditeitsproblemen.

De periode van transitie is afgerond. Echter, het jeugdhulpstelsel is nog steeds in ontwikkeling. De invulling van het opdrachtgeverschap door gemeenten en opdrachtnemerschap door jeugdhulpaanbieders biedt nog altijd ruimte voor verbetering. Daarnaast wordt de periode van transitie opgevolgd door een periode waarin de nadruk op transformatie van het jeugdhulpstelsel ligt. De recente geschiedenis leert dat zelfs in een relatief stabiel stelsel als dat van de ziekenhuissector of dat van de Wet langdurige zorg continuïteitsvraagstukken bestaan. In een stelsel dat nog sterk in ontwikkeling is, zoals het jeugdhulpstelsel, is dat zeker ook nog het geval.

Bij de Voorjaarsnota 2019 is derhalve een bedrag ter beschikking gesteld van € 20 miljoen om een regeling tot stand te brengen voor het borgen van de continuïteit van vormen van cruciale jeugdzorg in geval van acute liquiditeitsproblemen. In het Bestuurlijk Overleg Rijk-VNG op 11 juli 2019 is ingestemd met de uitgangspunten van de beoogde regeling.

De huidige stand van ontwikkeling van het jeugdhulpstelsel maakt een regeling gericht op het borgen van continuïteit van cruciale jeugdzorg wenselijk. De uitgangspunten van deze regeling sluiten zo veel mogelijk aan bij de huidige ontwikkelfase van het jeugdhulpstelsel.

Meer dan bij de Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet, welke van toepassing waren ten tijde van de TAJ, wordt in de onderhavige subsidieregeling de verantwoordelijkheid bij gemeenten en jeugdhulpaanbieders belegd. Enkel wanneer de continuïteit van cruciale jeugdzorg niet meer gegarandeerd kan worden, vanwege aantoonbare liquiditeitsproblemen, kan op grond van deze regeling subsidie worden verstrekt voor activiteiten om de continuïteit van de zorg voor de betrokken kinderen te borgen. Dit sluit ook aan bij de principes rondom zorgcontinuïteit in het brede zorgdomein, waarover de Tweede Kamer per brief van 11 oktober 2019 is geïnformeerd (Doorontwikkeling Beleid rond zorgaanbieders in financiële problemen) 1.

Op grond van de nu tot stand gekomen Subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg (hierna: de Subsidieregeling) kan ten behoeve van de jaren 2020 en 2021 subsidie worden verstrekt aan organisaties voor activiteiten voor het borgen van de continuïteit van cruciale vormen van zorg voor jeugdigen. Subsidie wordt echter slechts verstrekt in uitzonderlijke situaties en onder bepaalde voorwaarden. Kort samengevat volgt uit artikel 3, eerste lid, dat aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen in 2020 en 2021 subsidie kunnen aanvragen voor activiteiten voor het borgen van continuïteit van cruciale jeugdzorg, als sprake is van een aantoonbaar liquiditeitsprobleem en als de subsidie uiterlijk binnen een jaar na de subsidieverlening wordt terugbetaald. In het onderstaande licht ik de verschillende elementen nader toe.

Allereerst, subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan organisaties die (onder andere) specifieke, in artikel 3, tweede lid, genoemde vormen van jeugdzorg aanbieden. Als subsidie wordt verstrekt aan een organisatie die kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering uitvoert, gebeurt dat in overeenstemming met de minister voor Rechtsbescherming.

Organisaties kunnen subsidie aanvragen in 2020 en 2021. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 31 december 2021 ontvangen. De Subsidieregeling vervalt pas met ingang van 1 oktober 2022, met het oog op de afhandeling van de aanvragen die worden ingediend.

Een organisatie kan subsidie aanvragen voor activiteiten waarmee zij de continuïteit van de cruciale jeugdzorg die zij aanbiedt kan borgen. Uit het bij de aanvraag gevoegde continuïteitsplan moet blijken dat en hoe met de beoogde activiteiten de continuïteit van zorg voor de betrokken jeugdigen concreet wordt geborgd.

Op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, moet om in aanmerking te komen voor subsidie ten eerste sprake zijn van een aantoonbaar liquiditeitsprobleem. Artikel 3, derde lid, verstaat daaronder dat de desbetreffende organisatie binnen 6 maanden na haar (complete) aanvraag niet over voldoende financiële middelen beschikt om aan haar betaalverplichtingen te voldoen.

Ten tweede moet de subsidie binnen een in het besluit tot subsidieverlening te bepalen termijn, maar uiterlijk binnen een jaar na het besluit tot subsidieverlening worden terugbetaald. Zo volgt uit artikel 3, eerste lid, onder b. De terugbetaaltermijn zal worden bepaald op basis van de liquiditeitsprognose. Uit het bij de aanvraag te voegen continuïteitsplan moet blijken dat en hoe de subsidie uiterlijk binnen een jaar zal worden terugbetaald.

Die terugbetaalverplichting rust in beginsel op de subsidieontvanger. Er valt echter niet uit te sluiten dat zich situaties voordoen waarin op een andere wijze aan de terugbetaalverplichting wordt voldaan. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie waarin een organisatie die subsidie aanvraagt en voornemens is te fuseren met een andere organisatie. Als dan subsidie wordt verstrekt en de fusie plaatsvindt, is het aan haar rechtsopvolger om de subsidie terug te betalen.

In de situatie dat een organisatie die subsidie aanvraagt omwille van de continuïteit genoodzaakt zou zijn de zorg voor jeugdigen over te dragen aan een andere organisatie, zal in het continuïteitsplan moeten worden voorzien dat en door welke van betrokken partijen het subsidiebedrag – tijdig – zal worden terugbetaald. De betrokken partijen bestaan in ieder geval uit de subsidieontvanger en de betrokken gemeenten.

Subsidie wordt verder uitsluitend verstrekt indien is voldaan aan de voorwaarden bepaald in artikel 3, vijfde lid.

Subsidie wordt a) uitsluitend verstrekt als en nadat het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (hierna: OZJ) heeft bemiddeld en het liquiditeitsprobleem desondanks niet is verholpen.

Daarnaast b) moet de organisatie met de activiteiten waarvoor zij subsidie aanvraagt de continuïteit van de zorg voor de betrokken jeugdigen daadwerkelijk kunnen borgen. Dat wil zeggen dat de organisatie de zorg kan voortzetten in haar bestaande of in een nieuwe organisatie, dan wel dat zij de zorg kan overdragen aan een andere organisatie. Uit het continuïteitsplan moet blijken dat en hoe met de beoogde activiteiten de continuïteit verzekerd is.

Verder c) zal de organisatie voor het verrichten van deze activiteiten worden belast met het verrichten van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (hierna: DAEB). Ik ga hier in het onderstaande nader op in.

Voor de Subsidieregeling geldt een subsidieplafond. Voor de subsidiëring is in totaal een bedrag van € 20 miljoen beschikbaar. Dit bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de complete aanvragen.

De € 20 miljoen is afkomstig uit het Gemeentefonds. Op grond van de Subsidieregeling kan continuïteit van cruciale jeugdzorg geborgd worden daar waar samenwerkende gemeenten hier, mede in het licht van de acute situatie en de hoeveelheid betrokken gemeenten, onvoldoende in slagen.

De subsidie die op grond van deze Subsidieregeling wordt verstrekt, heeft de kenmerken van een lening zonder rente en dient, zoals hiervoor uiteengezet, uiterlijk binnen één jaar na het besluit tot subsidieverlening te worden terugbetaald.

Na afloop van de subsidieperiode vloeien de verstrekte middelen derhalve terug. Deze middelen kunnen daarna, gedurende de looptijd van de Subsidieregeling, opnieuw ingezet worden, met als doel wederom het borgen van de continuïteit van cruciale jeugdzorg. Terug te betalen subsidiebedragen kunnen echter pas opnieuw worden ingezet vanaf het moment dat zij zijn terugbetaald en door het ministerie van VWS zijn ontvangen.

Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 31 december 2021 ontvangen. De Subsidieregeling vervalt met ingang van 1 oktober 2022. Aangezien de te verstrekken subsidies uiterlijk binnen één jaar moeten worden terugbetaald, zouden uiterlijk per 1 oktober 2023 alle verstrekte subsidiebedragen moeten zijn terugbetaald. Die bedragen worden vervolgens weer overgeboekt naar het Gemeentefonds. In totaal gaat het in beginsel weer om € 20 miljoen. Tenzij een verleende subsidie onverhoopt niet zou worden terugbetaald, dan wordt het desbetreffende subsidiebedrag op de over te boeken € 20 miljoen in mindering gebracht.

Subsidiesystematiek

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) is, met uitzondering van een aantal artikelen, niet van toepassing, omdat voor de onderhavige regeling een aparte systematiek is gewenst.

Bij deze Subsidieregeling is gekozen voor het meest gangbare proces waarbij voorafgaand aan de beoogde activiteiten voor het borgen van de continuïteit van cruciale jeugdzorg subsidie wordt aangevraagd en verleend.

De subsidieperiode duurt maximaal 1 jaar. Het subsidiebedrag wordt bepaald op basis van de liquiditeitsbehoefte en -prognose. De subsidie bedraagt maximaal 15% van het deel van de jaaromzet van de organisatie dat jeugdhulp of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering betreft, waaronder de vorm van cruciale jeugdzorg op basis waarvan de organisatie voor subsidie in aanmerking komt. In de afgelopen jaren van transitie is in de praktijk gebleken dat een subsidiebedrag van ten hoogste 15% van het relevante deel van de omzet voldoende vormt om een acuut liquiditeitsprobleem op te lossen, omdat een organisatie daarmee gedurende 2 maanden haar uitgaven kan dekken.

Conform artikel 4.1, eerste lid, van de Kaderregeling neemt de minister binnen dertien weken na ontvangst van een aanvraag een besluit tot subsidieverlening. Het besluit tot subsidieverlening vermeldt de activiteiten ten behoeve waarvan subsidie wordt verleend, het subsidiebedrag, de uitbetaling en de bevoorschotting, de periode waarvoor subsidie wordt verleend, de termijn waarop het subsidiebedrag moet worden terugbetaald en de wijze waarop de organisatie periodiek verslag moet uitbrengen en andere verplichtingen moet nakomen.

Een subsidie ontvangende organisatie heeft rekening te houden met de volgende in de Kaderregeling opgenomen aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen: de doelmatigheidsverplichting (artikel 5.1), de administratieplicht (artikel 5.2), het meewerken aan onderzoek (artikel 5.4), de meldingsplicht (artikel 5.7) en eventueel aanvullende verplichtingen (artikel 5.6). Op de organisatie rust daarnaast de verplichting van artikel 8 van de Subsidieregeling (het periodiek verslag uitbrengen).

Zoals in het voorgaande uiteengezet, moet een subsidie worden terugbetaald binnen een in het besluit tot subsidieverlening te bepalen termijn, maar uiterlijk binnen één jaar na het besluit tot subsidieverlening. Als het bewuste subsidiebedrag volledig is terugbetaald wordt de subsidie vervolgens ambtshalve op nihil vastgesteld.

Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB)

Organisaties in de zin van deze Subsidieregeling zijn te beschouwen als ondernemingen. Indien zij financiële steun ontvangen van de overheid, in dit geval met een terugbetaalverplichting, kan sprake zijn van staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

In bepaalde, uitzonderlijke situaties kan een organisatie onverhoopt in financiële of operationele problemen komen te verkeren. De continuïteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering kan in gevaar komen als er geen andere mogelijkheden zijn om de continuïteit te borgen.

Gelet hierop kan worden gesteld dat sprake is van een bepaalde vorm van marktfalen als gevolg waarvan het vestigen van een DAEB gerechtvaardigd is.

Een maatregel ten behoeve van de continuïteit kan aangemerkt worden als een dienst van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 106, tweede lid, VWEU, omwille van het belang van de continuïteit van de zorg voor jeugdigen.

Organisaties die vanwege acute liquiditeitsproblemen genoodzaakt zijn tot dergelijke maatregelen worden voor de uitvoering hiervan belast met een DAEB. Zo’n organisatie zal hiertoe een uitvoeringsovereenkomst met de Staat sluiten.

De liquiditeitssteun biedt de organisatie de kans om de continuïteit te borgen en tegelijkertijd de bedrijfsvoering weer op orde te krijgen.

De compensatie voor het uitvoeren van de DAEB bestaat hier uit het niet in rekening brengen van een marktconforme rente. Doordat de subsidie niet meer bedraagt dan wat nodig is om aan de betalingsverplichtingen te kunnen blijven voldoen en daarmee de cruciale jeugdzorg te borgen, is overcompensatie niet aan de orde.

Gevolgen voor de regeldruk

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een organisatie (1) een aanvraag tot subsidieverlening indienen, met daarbij diverse documenten, waaronder een liquiditeitsprognose en een continuïteitsplan.

De organisatie dient over de aanvraag overleg (2) te hebben gevoerd met de voor de aanvraag relevante gemeenten. De aanvraag moet door de organisatie of een persoon die bevoegd is de organisatie te vertegenwoordigen worden ondertekend (3).

De subsidieontvanger moet (4) een overzichtelijke, controleerbare en doelmatige administratie voeren waaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen, betalingen en ontvangsten alsmede kosten en opbrengsten kunnen worden nagegaan. De administratie en de daartoe horende bescheiden worden gedurende 10 jaren na de vaststelling bewaard (5).

Daarnaast heeft de subsidieontvanger (6) de plicht om gedurende de subsidieperiode (maximaal 1 jaar) te rapporteren over de voortgang van haar continuïteitsplan. Het besluit tot subsidieverlening bepaalt de tijdstippen en de wijze waarop verslag moet worden gedaan.

Na afloop van de in het besluit tot subsidieverlening bepaalde termijn, maar in ieder geval uiterlijk binnen een jaar, wordt het subsidiebedrag terugbetaald, in beginsel door de organisatie 7). De organisatie hoeft geen aanvraag tot vaststelling in te dienen. Na de terugbetaling van het volledige subsidiebedrag wordt de subsidie vervolgens ambtshalve op nihil vastgesteld.

De organisaties die subsidie aanvragen zullen tevens belast worden met het uitvoeren van een DAEB. Bij de aanvraag tot verlening van de subsidie dient een organisatie in dat kader (8) een DAEB-overeenkomst te tekenen.

De bovengenoemde administratieve lasten voor het aanvragen van deze subsidie kosten een organisatie naar schatting € 22.594. Uitgaande van 5 organisaties die per jaar subsidie zullen aanvragen, leidt deze Subsidieregeling tot een geschatte toename van eenmalige administratieve lasten van € 112.970 op jaarbasis voor deze zorgaanbieders.

Taak

Uitgevoerd per zorgaanbieder door

Tarief p/u*) (in €)

Eenheid (uren)

Kosten (in €)

Kosten per jaar per zorgaanbieder (in €)

1, 2, 3, 7, 8

Bestuurder

91

24

2.184

2.184

1, 2, 3, 6, 7, 8

Hoge managers

91

70

6.370

6.370

1, 4, 5, 6, 7, 8

Hoog opgeleide kenniswerker

60

160

9.600

9.600

4, 5, 7, 8

Administratief personeel

37

120

4.440

4.440

Totaal per aanvraag per jaar

 

22.594

Totaal alle aanvragen per jaar

 

112.970

*) Bron CBS: bruto uurloon plus gemiddelde opslag voor werkgeverslasten: 47% (volgens 4-jaarlijks CBS-onderzoek (2008) naar structuur van loonkosten) + inschatting opslag voor overhead: 25%.

Artikelsgewijs

Artikel 1 en 2

In artikel 1 worden een aantal begrippen gedefinieerd. Op deze Subsidieregeling is de Kaderregeling niet van toepassing, met uitzondering van een aantal artikelen. In de algemene toelichting is hier ook op ingegaan.

Artikel 3

In het eerste lid is de activiteit waarvoor subsidie kan worden verstrekt beschreven: activiteiten voor het borgen van de continuïteit van cruciale jeugdzorg. Subsidie kan worden verstrekt voor dergelijke activiteiten indien a) sprake is van een aantoonbaar liquiditeitsprobleem en b) de subsidie uiterlijk binnen een jaar wordt terugbetaald, door de organisatie zelf, dan wel door een andere rechtspersoon.

Uit het tweede lid volgt om welke specifieke vormen van jeugdzorg het moet gaan om voor deze subsidie in aanmerking te komen.

In het derde lid wordt omschreven wat onder een aantoonbaar liquiditeitsprobleem wordt verstaan: dat de desbetreffende organisatie binnen 6 maanden na haar aanvraag niet over voldoende middelen beschikt om aan haar betaalverplichtingen te voldoen. Hierbij gaat het ook om middelen bij financiële instellingen, zoals kredietfaciliteiten.

In het vierde lid worden activiteiten waarvoor in het kader van deze Subsidieregeling subsidie wordt verstrekt aangewezen als DAEB’s.

Gelet op het vijfde lid wordt subsidie uitsluitend verstrekt a) na en ondanks bemiddeling door het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd, b) als de organisatie met subsidie continuïteit van zorg kan bieden, dat blijkt uit het continuïteitsplan van de organisatie. Dit continuïteitsplan dient minimaal in overleg met voor de uitvoering van het continuïteitsplan relevante gemeenten te zijn opgesteld. Om subsidie te verkrijgen dient de organisatie daarnaast c) met de Staat een overeenkomst te sluiten waarbij zij wordt belast en zij zich verplicht tot het verrichten van een DAEB.

Artikel 4

Artikel 4 betreft het subsidieplafond en de verdeelmethode. Het ten behoeve van 2020 en 2021 voor subsidiëring beschikbare bedrag bedraagt in totaal € 20 miljoen. Het beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de complete aanvragen. De datum van ontvangst van de volledige aanvraag is derhalve bepalend voor de rangschikking op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Zoals in het voorgaande is toegelicht, wordt beoogd de beschikbare middelen revolverend in te zetten. Gelet hierop is er naar verwachting meer dan € 20 miljoen beschikbaar voor subsidiëring op grond van deze regeling.

Artikel 5

Artikel 5 bepaalt de subsidieperiode en de wijze waarop het subsidiebedrag wordt berekend. De subsidieperiode duurt maximaal 1 jaar. Het subsidiebedrag wordt berekend op basis van de liquiditeitsbehoefte en -prognose. Een organisatie zal derhalve niet meer subsidie verkrijgen dan op basis hiervan noodzakelijk wordt geacht. De subsidie bedraagt ten hoogste 15% van dat deel van de jaaromzet van de organisatie dat jeugdhulp of uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering betreft, waaronder de vorm van cruciale jeugdzorg ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd. Organisaties die ook andere diensten dan jeugdzorg aanbieden, dienen inzichtelijk te maken welk deel van hun totale omzet jeugdhulp of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering betreft.

Op grond van het vierde lid moet de subsidie uiterlijk binnen een jaar na het besluit tot subsidieverlening worden terugbetaald, door de organisatie zelf, dan wel door een andere rechtspersoon. In het algemene deel van de toelichting is hier al nader op in gegaan.

Artikel 6

Artikel 6 gaat in op de aanvraagtermijn en -procedure. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 31 december 2021 ontvangen. In het derde lid worden de diverse documenten genoemd die bij een aanvraag moeten worden gevoegd. Wat betreft de onder e en f genoemde begrotingen en liquiditeitsprognose is van belang dat deze documenten, aansluitend bij de jaarrekening, bedoeld in artikel 6, derde lid, onder d, inzicht geven in de financiële situatie van de organisatie wat betreft haar diensten die jeugdhulp of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering betreffen, waaronder de vorm van cruciale jeugdzorg ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd.

Voor de beoordeling van een aanvraag is het continuïteitsplan van groot belang. De aanhef van het vierde lid bepaalt dat dit continuïteitsplan in overleg met de betrokken gemeenten moet zijn opgesteld. Hieronder wordt verstaan dat de desbetreffende gemeenten zijn geïnformeerd over en betrokken bij de inhoud van het continuïteitsplan, maar niet dat zij nadrukkelijk hebben ingestemd met het plan. Het vierde lid benoemt op welke punten de organisatie in haar continuïteitsplan dient in te gaan.

Artikel 7

In het besluit tot subsidieverlening zal de betaling en bevoorschotting worden bepaald, op basis van de liquiditeitsprognose.

Artikel 8

Artikel 8 ziet op de rapportageverplichting. In een besluit tot subsidieverlening zal worden bezien, gelet op de omstandigheden van het voorliggende geval, of, wanneer en hoe de organisatie verslag moet doen.

Artikel 9

Artikel 9 bevat een hardheidsclausule. Hiervan zal met grote terughoudendheid gebruik worden gemaakt. Daarbij speelt ook mee dat zo’n op grond van artikel 9 van de Subsidieregeling afwijkend besluit tot subsidieverlening (dan wel een herziening daarvan) evenzeer ten laste zou gaan van het uit het Gemeentefonds afkomstige, voor subsidiëring beschikbare bedrag en daarmee ten koste zou gaan van andere organisaties die voor subsidie in aanmerking komen. Indien een subsidieontvanger een aanvraag indient om een besluit tot subsidieverlening te herzien, zal worden bezien of en op welke wijze dat ten koste zou gaan van het nog beschikbare subsidiebedrag en of deze aanvraag bij de verdeling derhalve moet worden beschouwd als een nieuwe aanvraag.

Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan wel te gaan om bijzondere, zwaarwegende omstandigheden die niet bekend waren of bekend konden zijn ten tijde van de aanvraag. Bovendien mag in die gevallen het belang van de bepaling die buiten toepassing wordt gelaten of waarvan wordt afgeweken, niet zwaarder wegen dan de gesignaleerde onbillijkheden.

Artikel 10

Deze Subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020 en wordt met het oog daarop zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

Subsidieaanvragen kunnen tot en met 31 december 2021 worden ingediend.

De Subsidieregeling vervalt vervolgens met ingang van 1 oktober 2022, als op deze aanvragen zal zijn beslist.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister voor Medische Zorg en Sport en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 oktober 2019, kenmerk 1582375-195125-PZO.

Naar boven