Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 22 maart 2022, nr. IENW/BSK-2022/36576, houdende vaststelling van de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek Topsector Logistiek 2022–2026

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 3, eerste lid, 4, eerste en tweede lid, en 5, van de Kaderwet subsidies I en M en artikel 2, eerste lid, 4, eerste lid, 6, eerste en zesde lid, artikel 9, 10, tweede en vierde lid, 15, vijfde lid, 22, tweede lid, 24, eerste lid, en artikel 26, eerste lid, onder b, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Bouwlogistieke keten:

het geheel aan activiteiten van het inrichten van bouwplaatsen, inzet van mensen en materieel, en verplaatsing en opslag van goederen ten behoeve van bouwactiviteiten;

consortium:

samenwerkingsverband tussen onafhankelijke partijen voor onderzoek dat minimaal bestaat uit een kennisinstelling en twee bedrijven;

daadwerkelijke samenwerking:

daadwerkelijke samenwerking als bedoeld in artikel 2, onderdeel 90, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

experimentele ontwikkeling:

experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

fundamenteel onderzoek:

fundamenteel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onderdeel 84, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

Gezamenlijke Ambitie, Logistiek en goederenvervoer in 2050:

gezamenlijk ambitiedocument van de Minister, de topsector Logistiek en de Logistieke Alliantie (Kamerstukken II 2018/19, 34 244, nr. 2, bijlage);

hogeschool:

onder g van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs;

industrieel onderzoek:

industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onderdeel 85, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

Kennisinstelling:

universiteiten en hogescholen in het Koninkrijk der Nederlanden, de kennisinstellingen voor toegepast onderzoek Deltares, Marin, NLR, TNO en Wageningen-Research (TO2), de onderzoeksinstituten die onderdeel uitmaken van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en onderzoeksinstituten aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW);

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

onderzoeksproject:

project dat bestaat uit fundamenteel onderzoek, of uit industrieel onderzoek, of experimentele ontwikkeling, of een combinatie van beide;

private bijdrage:

geldmiddelen of op geld waardeerbare inbreng in een samenwerkingsproject die niet direct of indirect afkomstig zijn van een onderzoeksinstelling met inbegrip van de NWO en de KNAW, of een openbaar lichaam;

TKI:

Topconsortium voor Kennis en Innovatie;

Toegepast onderzoek:

Industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie van beide;

universiteit:

onder a of b van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs;

VSNU:

de vereniging van universiteiten van Nederland gevestigd in ’s-Gravenhage.

Artikel 2 Doel van de subsidieregeling

Doel van deze regeling is het verstrekken van financiële bijdragen aan onderzoeksprojecten die bijdragen aan:

  • a. de transitie naar duurzame, concurrerende en veilige logistieke ketens en goederenvervoer als onderdeel van de Gezamenlijke Ambitie, Logistiek en goederenvervoer in 2050: concurrerend, duurzaam en veilig; of

  • b. emissiereductie in de bouw door de ontwikkeling van effectieve bouwlogistieke ketens, de ontwikkeling van verdere digitalisering, of ketenregieactiviteiten als onderdeel van het programma Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB).

Artikel 3 Subsidiabele projecten en steunpercentages

  • 1. De Minister verstrekt ten behoeve van de in artikel 2, onder a, opgenomen doelstelling subsidie aan een consortium voor een onderzoeksproject dat past binnen het uitvoeringsprogramma Topsector Logistiek 2021–2023.

  • 2. De Minister verstrekt ten behoeve van de in artikel 2, onder b, opgenomen doelstelling subsidie aan een consortium voor een onderzoeksproject dat past binnen het kennis- en innovatieprogramma Bouwlogistiek en Mobiele Werktuigen.

  • 3. Het totale bedrag aan steun bedraagt niet meer dan:

    • a. 50% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek of fundamenteel onderzoek;

    • b. 25% van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 4. Het totale bedrag aan steun is niet hoger dan het bedrag aan private bijdrage(n) voor het onderzoeksproject.

Artikel 4 Subsidieplafond en wijze van verdelen subsidieplafond

  • 1. De Minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken indien hij de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en een periode voor indiening van de aanvraag.

  • 2. De Minister kan voor de in artikel 3, eerste en tweede lid, genoemde activiteiten verschillende subsidieplafonds vaststellen.

  • 3. De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

  • 4. Aanvragen voor subsidie op grond van artikel 2, onder a, en aanvragen voor subsidie op grond van artikel 2, onder b, worden afzonderlijk gerangschikt.

  • 5. Rangschikking vindt plaats aan de hand van het in bijlage 1 opgenomen formulier met rangschikkingscriteria en weging.

  • 6. Bij de rangschikking van de aanvragen laat de Minister zich adviseren door het bestuur van de stichting TKI Logistiek.

Artikel 5 Afwijzingsgronden

  • 1. In afwijking van artikel 4 komt een aanvraag voor subsidie op grond van artikel 2, onder b, niet voor subsidie in aanmerking wanneer de aanvraag niet of zeer beperkt bijdraagt aan de reductie van stikstofemissies, of als de stikstofreductie niet kwantitatief is onderbouwd.

  • 2. Voor subsidie komt uitsluitend een onderzoeksproject met een minimale omvang van € 500.000 in aanmerking.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.000.000 per project.

  • 4. Aanvragen met een beoordelingsscore van minder dan 37 punten komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor de subsidie komen alleen de kosten in aanmerking, bedoeld in artikel 25, derde lid, onder a tot en met e, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Als standaardberekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven worden gehanteerd:

    • a. een berekening op basis van integrale kostensystematiek;

    • b. een berekening op basis van kosten per kostendrager vermeerderd met een forfaitair vastgestelde opslag voor indirecte kosten; of

    • c. een forfaitair vastgesteld uurtarief voor loonkosten.

  • 3. De kosten van de inhuur van derden maakt voor ten hoogste 10% deel uit van de totale projectkosten.

  • 4. De subsidiabele kosten worden onderbouwd met bewijsstukken die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn.

Artikel 7 Berekening subsidiabele kosten integrale kostensystematiek

  • 1. Bij het hanteren van uurtarieven die tot stand zijn gekomen met de standaardberekeningswijze, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, worden de directe en indirecte kosten per kostendrager in een tarief per eenheid van deze kostendrager berekend.

  • 2. De subsidiabele kosten worden berekend door het aantal eenheden van de kostendrager te vermenigvuldigen met het ingevolge het eerste lid berekende tarief, vermeerderd met de aan een derde betaalde kosten voor zover deze geen deel uitmaken van het ingevolge het eerste lid vastgestelde tarief.

Artikel 8 Berekening subsidiabele kosten per kostendrager

  • 1. Bij het hanteren van uurtarieven die tot stand zijn gekomen met de standaardberekeningswijze, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel b, worden de directe loonkosten per uur vermenigvuldigd met het aantal uren dat direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gewerkt.

  • 2. De directe loonkosten per uur, bedoeld in het eerste lid worden berekend overeenkomstig:

    • a. voor academische aanstellingen aan universiteiten en hogescholen: de salaristabellen VSNU;

    • b. overige personeelskosten: de Handleiding Overheidstarieven (HOT) 2022.

  • 3. De subsidiabele kosten worden berekend door het ingevolge het eerste lid berekende bedrag te vermeerderen met:

    • a. de kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen indien deze in de administratie te onderscheiden zijn; en

    • b. aan derden betaalde kosten.

  • 4. Voor zover er geen loonkosten worden gemaakt, maar niettemin arbeid wordt verricht, wordt voor de berekening van de kosten van de arbeid uitgegaan van € 60 per uur.

Artikel 9 Berekening subsidiabele kosten forfaitair vastgesteld uurtarief

  • 1. Bij het hanteren van uurtarieven die tot stand zijn gekomen met de standaardberekeningswijze, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel c, wordt een uurtarief gehanteerd van € 60 per uur.

  • 2. De subsidiabele kosten worden berekend door het ingevolge het eerste lid gehanteerde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gewerkt en te vermeerderen met:

    • a. kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen indien deze in de administratie te onderscheiden zijn; en

    • b. aan derden betaalde kosten.

Artikel 10 Indiening aanvraag

  • 1. Als uitvoeringsinstantie wordt stichting TKI Logistiek aangewezen.

  • 2. Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend bij de uitvoeringsinstantie met gebruikmaking van een volledig ingevuld aanvraagformulier als bedoeld in bijlage 2 van deze subsidieregeling.

  • 3. Onverminderd artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M bevat een aanvraag de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 4. Een aanvraag voor subsidie heeft betrekking op één project.

Artikel 11 Subsidieverstrekking

  • 1. De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag.

  • 2. Het te verlenen voorschot bedraagt 100 procent van de verleende subsidie en wordt uiterlijk uitgekeerd binnen 12 weken na de subsidieverstrekking.

  • 3. Bij de subsidieverstrekking wordt als voorwaarde gesteld dat binnen een termijn van 12 weken een overeenkomst wordt verstrekt waarin de samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband is geregeld.

  • 4. Bij de subsidieverstrekking wordt de verplichting opgelegd tot indiening van de jaarlijkse rapportage, bedoeld in artikel 20 van het Kaderbesluit subsidies I en M.

Artikel 12 Specifieke afwijzingsgronden

Onverminderd de in artikel 11 en 12 van het Kaderbesluit subsidies I en M vermelde afwijzingsgronden, wordt de subsidie in ieder geval afgewezen indien:

  • a. er al een subsidie is verstrekt op grond van deze regeling voor dezelfde activiteit;

  • b. er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c. er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d. indien de werkzaamheden aan de maatregelen reeds zijn aangevangen voordat de aanvraag voor dat project is ingediend en het stimulerend effect, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening daardoor ontbreekt;

  • e. de subsidieverstrekking niet in overeenstemming is met enige andere bepaling in de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 13 Subsidievaststelling

  • 1. De subsidieaanvrager dient binnen tweeëntwintig weken nadat de activiteit is afgerond een aanvraag tot vaststelling als bedoeld in artikel 24 van het Kaderbesluit subsidies I en M in te dienen.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van de in de subsidieverstrekking aangegeven bescheiden, waaronder in elk geval een verslag omtrent het verloop, de uitvoering en de resultaten van de activiteit, waaruit blijkt dat de subsidieontvanger aan de verplichtingen heeft voldaan.

  • 3. Het verslag, bedoeld in artikel 24, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M, bevat, voor zover van toepassing, in ieder geval:

    • a. voor onderzoeksprojecten als bedoeld in artikel 2, onder a, een potentieberekening van de reductie van CO2 emissies;

    • b. voor onderzoeksprojecten als bedoeld in artikel 2, onder b, een potentieberekening van de reductie van NOx emissies.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling onderzoek Topsector Logistiek 2022–2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

BIJLAGE 1. FORMULIER RANGSCHIKKINGSCRITERIA EN WEGING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, VIJFDE LID.

 

Rangschikkingscriteria en weging

1

Doelen: Draagt het project duidelijk bij aan een specifiek benoemd doel van de Topsector Logistiek en/of ‘Schoon en emissieloos bouwen’?

 
 

a. Excellente bijdrage aan de doelen van het Topsector Programma; of

5 punten

 

b. Zeer goede bijdrage aan de doelen van het Topsector Programma; of

4 punten

 

c. Goede bijdrage aan de doelen van het Topsector Programma; of

3 punten

 

d. Redelijke bijdrage aan de doelen van het Topsector Programma; of

2 punten

 

e. Slechte/geen bijdrage aan de doelen van het Topsector Programma.

1 punt

     

2

Thema: Sluit het project goed aan bij de onderzoeksthema’s en de onderwerpen van de call?

 
 

a. Excellente fit met de onderzoeksthema’s; of

5 punten

 

b. Zeer goede fit met de onderzoeksthema’s; of

4 punten

 

c. Goede maar gedeeltelijke fit met de onderzoeksthema’s; of

3 punten

 

d. Geen goede fit met de onderzoeksthema’s; of

2 punten

 

e. Geen fit.

1 punt

     

3

Praktijk: Adresseert het project een urgent, actueel vraagstuk?

 
 

a. Zeer relevant en actueel onderwerp; of

5 punten

 

b. Zeer relevant en/of actueel onderwerp; of

4 punten

 

c. Relevant en/of actueel onderwerp; of

3 punten

 

d. Bevat enige interessante aspecten; of

2 punten

 

e. Gebrek aan relevantie en inhoud.

1 punt

     

4

Onderzoekskwaliteit: Heeft het onderzoek een duidelijke onderzoeksvraag en onderzoeksaanpak?

 
 

a. Excellente kwaliteit van onderzoek; of

5 punten

 

b. Zeer goede kwaliteit van onderzoek; of

4 punten

 

c. Goede kwaliteit van onderzoek; of

3 punten

 

d. Redelijke kwaliteit van onderzoek; of

2 punten

 

e. Onvoldoende kwaliteit van onderzoek.

1 punt

     

5

Innovatie: Leidt het voorstel tot nieuwe oplossingen voor bedrijven?

 
 

a. Uiterst innovatief project; of

5 punten

 

b. Zeer innovatief project: adresseer een belangrijk nieuw probleem en/of oplossingsmethodiek, aanpak of toepassing; of

4 punten

 

c. Enige interessante innovatieve aspecten; of

3 punten

 

d. Niet heel innovatief: Oplossingen in het voorstel bestaan al, of aanpak is waarschijnlijk niet kansrijk; of

2 punten

 

e. Niet innovatief.

1 punt

     

6

Presentatie: is het project duidelijk en rationeel gepresenteerd in het voorstel (onder meer met een duidelijke taakverdeling tussen de partners)?

 
 

a. Excellent geschreven, excellente argumentatie; of

5 punten

 

b. Zeer duidelijk geschreven, overtuigend geschreven; of

4 punten

 

c. Goed geschreven, logische opbouw van het voorstel; of

3 punten

 

d. Het voorstel is op punten onduidelijk opgeschreven, of mist argumentatie; of

2 punten

 

e. Slecht geschreven, met fouten en onlogische structuur.

1 punt

     

7

Valorisatie: kwaliteit, realisme en concreetheid van het valorisatieplan (bereik, doelgroep, activiteiten, deliverables, planning, benoemde risico’s)?

 
 

a. Excellente kwaliteit van het valorisatieplan; of

5 punten

 

b. Zeer goede kwaliteit van het valorisatieplan; of

4 punten

 

c. Goede kwaliteit van het valorisatieplan; of

3 punten

 

d. Redelijke kwaliteit van het valorisatieplan plan; of

2 punten

 

e. Lage kwaliteit van het, of geen, valorisatieplan.

1 punt

     

8

Kwaliteit: kwaliteit van de onderzoekers?

 
 

a. Excellente kwaliteit van de onderzoekers; of

5 punten

 

b. Zeer goede kwaliteit van de onderzoekers; of

4 punten

 

c. Goede kwaliteit van de onderzoekers; of

3 punten

 

d. Redelijke kwaliteit van de onderzoekers; of

2 punten

 

e. Lage kwaliteit of ongeschiktheid van de onderzoekers.

1 punt

     

9

Kwaliteit: kwaliteit van het consortium (zijn de juiste partners aanwezig in het consortium)?

 
 

a. Excellente kwaliteit van het consortium; of

5 punten

 

b. Zeer hoge kwaliteit van het consortium; of

4 punten

 

c. Hoge kwaliteit van het consortium; of

3 punten

 

d. Redelijke kwaliteit van het consortium; of

2 punten

 

e. Lage kwaliteit van het consortium.

1 punt

     

10

Impact: Draagt het voorstel bij aan het Nederlands verdienvermogen, en genereert het voorstel kwantificeerbaar (potentieel voor) economische toegevoegde waarde?

 
 

a. Economische impact is zeer waarschijnlijk en uitgebreid gekwantificeerd; of

5 punten

 

b. Economische impact is waarschijnlijk en gekwantificeerd; of

4 punten

 

c. Economische impact is beperkt en/of niet gekwantificeerd; of

3 punten

 

d. Economische impact is zeer beperkt of niet te kwantificeren; of

2 punten

 

e. Geen economische impact.

1 punt

     

11

Specifiek van toepassing voor aanvragen voor subsidie onder art. 2, onder a. Reductie CO2: Draagt het voorstel, in potentie, bij aan de CO2 doelstelling van de Topsector Logistiek?

 
 

a. CO2 reductie is zeer waarschijnlijk en uitgebreid gekwantificeerd; of

10 punten

 

b. CO2 reductie is waarschijnlijk en gekwantificeerd; of

8 punten

 

c. CO2 reductie is beperkt en/of niet gekwantificeerd; of

6 punten

 

d. CO2 reductie is zeer beperkt of niet te kwantificeren; of

4 punten

 

e. Geen CO2 reductie.

1 punt

     

12

Specifiek van toepassing voor aanvragen voor subsidie onder art. 2, onder b. Reductie NOx: Draagt het voorstel, in potentie, bij aan de NOx doelstelling van ‘Schoon en emissieloos bouwen’?

 
 

a. NOx reductie is zeer waarschijnlijk en uitgebreid gekwantificeerd; of

10 punten

 

b. NOx reductie is waarschijnlijk en goed gekwantificeerd; of

8 punten

 

c. NOx reductie is beperkt en voldoende gekwantificeerd; of

6 punten

 

d. NOx reductie is zeer beperkt of niet te kwantificeren; of

4 punten

 

e. Geen NOx reductie.

1 punt

     
 

TOTAAL

Score / 60 punten

BIJLAGE 2. AANVRAAGFORMULIER ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10, TWEEDE LID.

Projectnaam:

 

Keuze project (zie artikel 2):

○ Art. 2a

Of

○ Art. 2b

Transitie naar duurzame, concurrerende en veilige logistieke ketens en goederenvervoer

Emissiereductie in de bouw door de ontwikkeling van effectieve bouwlogistieke ketens, de ontwikkeling van verdere digitalisering, of ketenregieactiviteiten

Prioritair onderzoeksthema / doorsnijdend thema:

(voor meer info, zie Actieagenda Topsector Logistiek 2020-2030 of Aanpak SEB)

□ Duurzame logistiek

□ Datagedreven logistiek

□ Ketenregie

□ Human capital

□ Internationalisering

□ Wet- & regelgeving

Toepassingsgebieden:

□ Steden

□ Multimodale transportcorridors

□ Logistieke ketens (Supply chains)

□ Bouwlogistiek en Mobiele werktuigen

Type onderzoek:

□ Fundamenteel onderzoek

□ Industrieel onderzoek

□ Experimentele ontwikkeling

Startdatum:

 

Einddatum:

 

TRL level bij de start van het project (Technology Readiness Level: 1 – 9):

 
Projectaanvrager / tekenbevoegde

Kennisinstelling:

 

Inschrijfnummer KvK:

 

Formele aanvrager / tekenbevoegde:

 

Functie:

 

E-mailadres:

 

Telefoonnummer:

 

Mobiel:

 

Financieel administratief medewerker:

 

E-mailadres:

 

Telefoonnummer:

 

Mobiel:

Bezoekadres aanvrager:

 

Postcode:

 

Plaatsnaam:

Postadres aanvrager:

 

Postcode:

 

Plaatsnaam:

Bankrekeningnummer (IBAN):

 

Plaatsnaam:

Projectleider / inhoudelijk contactpersoon

Kennisinstelling:

 

Inschrijfnummer KvK:

 

Projectleider / contactpersoon:

 

Functie:

 

E-mailadres:

 

Telefoonnummer:

 

Mobiel:

Consortiumpartners

Naam organisatie

Type organisatie

MKB

Bijdrage in-cash (in €)

zie opmerking 1

Bijdrage in-kind (in €)

zie opmerking 1

Partner maakt gebruik van IKS2 methodiek

Partner 1

Kennisinstelling / bedrijf / overheid

Ja/Nee

Ja/Nee

Partner 2

Kennisinstelling / bedrijf / overheid

Ja/Nee

Ja/Nee

Partner 3

Kennisinstelling / bedrijf / overheid

Ja/Nee

Ja/Nee

Partner …

Kennisinstelling / bedrijf / overheid

Ja/Nee

Ja/Nee

X Noot
1

Dit zijn de in-cash and in-kind bijdragen van de betreffende partner uit de Excel format voor de projectbegroting, tabblad ‘Totaaloverzicht kosten’, rij 18 en 19.

X Noot
2

De IKS kostenmethodiek zal voor de betreffende partner worden toegepast in het project.

Projectbegroting

Totale projectkosten:

Aangevraagde subsidie:

• max. € 1.000.000 subsidie voor Fundamenteel en Industrieel onderzoek (max. 50% v.d. totale projectkosten)

• max. € 1.000.000 subsidie voor Experimentele ontwikkeling (max. 25% v.d. totale projectkosten)

Totale omvang van de co-financiering:

Andere aangevraagde / toegekende subsidies:

Bron van de andere subsidies:

 

Soort subsidies:

 
Handtekeningen

Projectleider / contactpersoon:

 

Formele aanvrager / tekenbevoegde:

 

Plaatsnaam:

 

Datum:

 

Handtekening:

 
 

Met de ondertekening van dit formulier, verklaar ik dat alle benodigde documenten zijn bijgesloten en dat ik kennis heb genomen met de bijbehorende voorwaarden en procedures.

Bijlagen:

□ Projectbegroting

□ Partnerovereenkomst

□ Projectsamenvatting

□ Oriëntatie en projectdoelstellingen

□ Activiteiten en werkpakketten

□ Consortium en projectorganisatie

□ Evaluatie en monitoring

□ Valorisatie en implementatiestrategie

Indiening bij Stichting TKI Logistiek (Dinalog): E-mail alle documenten in PDF en originele Word en Excel bestanden naar tenders@dinalog.nl.

TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond, doel en aanleiding

Deze regeling betreft de uitvoering van het onderzoekdeel van het Meerjarenprogramma Topsector Logistiek 2021–2023. Tevens zijn in het kader van de structurele aanpak stikstofproblematiek middelen beschikbaar gesteld voor meerjarig onderzoek dat bijdraagt aan de emissiereductie van bouwlogistieke ketens en de ontwikkeling van verdere digitalisering en ketenregieactiviteiten in de bouwlogistiek als onderdeel van het programma Schoon en Emissieloos Bouwen.

De meerjarige onderzoeksactiviteiten betreffen in hoofdzaak toegepast onderzoek, en de bijbehorende kennisoverdracht op het terrein van verkeer en vervoer. Toegepast onderzoek is industrieel onderzoek, experimenteel onderzoek of een combinatie van beiden. Het gaat uitsluitend om onderzoeksactiviteiten die uitgevoerd worden in publiek-private samenwerkingsverbanden, waarin de vraagsturing van het onderzoek wordt vormgegeven. De grote maatschappelijke opgaven en de realisatie van de ambities en doelstellingen van de Topsector Logistiek noodzaakt tot (nieuwe) strategische samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheid om:

  • het creëren van synergie en samenhang van onderzoeks- en innovatieactiviteiten voor de realisatie van de ambities en doelstellingen van de Topsector Logistiek;

  • het bijdragen aan het vergroten van de efficiëntie en de effectiviteit van onderzoek en ontwikkeling;

  • het leiden tot meer excellent onderzoek en belangwekkende innovatieve producten en processen en versnelde verspreiding van kennis naar het bedrijfsleven door een vraag gestuurde inzet van het onderzoek.

De Topsector Logistiek heeft voor de jaren 2021–2023 een uitvoeringsprogramma opgesteld voor onderzoek en innovatie in en voor de logistieke sector. Dit uitvoeringsprogramma geeft invulling aan een gezamenlijk ambitiedocument met de sector (‘Logistiek en goederenvervoer in 2050’). Het motto van dit uitvoeringsprogramma is: ‘Op weg naar een concurrerende én emissieloze logistiek in Nederland’. Concreet wordt aan het uitvoeringsprogramma invulling gegeven met een actieagenda voor de periode 2021–2023.

Het gehele uitvoeringsprogramma is een samenspel van onderzoek, innovatie en valorisatie en toepassing van oplossingen in de praktijk. De onderzoeksactiviteiten sluiten hierbij nauw aan bij de actieagenda van de topsector en lopende onderzoeksinitiatieven, en Living Labs.

Topsector Logistiek, een van de negen topsectoren van Nederland, werkt onder regie van het Topteam Logistiek – bestaande uit vertegenwoordigers uit bedrijfsleven, kenniswereld en overheid – aan de volgende ambitie: in 2030 heeft Nederland een internationale toppositie in de afwikkeling van goederenstromen, als ketenregisseur van (inter)nationale logistieke activiteiten en als land met een aantrekkelijk innovatie- en vestigingsklimaat voor verladend en logistiek bedrijfsleven.

Het Topteam Logistiek stuurt de uitvoering van het meerjarenprogramma aan. Dit programma bestaat uit een onderzoekdeel en een praktisch deel met niet-onderzoeksprojecten. Het onderzoekdeel (toegepast en fundamenteel onderzoek) wordt geadviseerd door het Topconsortium Kennis en Innovatie (TKI) Logistiek en wordt ook met deze subsidieregeling nader ingevuld. Een onderzoeksproject wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van een of meerdere onderzoeksorganisaties en ondernemingen waarbij de onderzoeksorganisatie bij daadwerkelijke samenwerking betrokken is op het gebied van experimentele ontwikkeling, fundamenteel onderzoek, en industrieel onderzoek dat valt onder het toepassingsgebied van de algemene groepsvrijstellingsverordening (artikel 1, eerste lid, onder d, algemene groepsvrijstellingsverordening).

Een financiële bijdrage van de overheid aan onderzoeksorganisaties voor het onderzoekdeel van het meerjarenprogramma van Topsector Logistiek is gerechtvaardigd als steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, zoals industrieel onderzoek, fundamenteel onderzoek of experimentele ontwikkeling.

Moderne samenlevingen zijn afhankelijk van een betrouwbaar, efficiënt, veilig en duurzaam mobiliteits- en transportsysteem. De kansen om de vervoersefficiency te verhogen of duurzamer te transporteren worden onvoldoende gerealiseerd. Op dit moment zijn er voor logistieke dienstverleners weinig prikkels om te innoveren.

Het meerjarenprogramma van Topsector Logistiek draagt bij aan de actuele beleidsdoelen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: ministerie) op het gebied van bereikbaarheid en duurzame mobiliteit. Hiermee wordt bijgedragen aan de maatschappelijke belangen zoals duurzaamheid en bereikbaarheid (verhoging beladingsgraad, minder voertuigkilometers, minder CO2-emissie en/of minder stikstof).

Voor een toekomstbestendige bouwsector is verduurzaming van de bouwlogistiek essentieel. Effectieve verduurzaming vereist nauwe samenwerking tussen overheden, bedrijven en kennisinstellingen. Daarom werken partijen samen aan het programma Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) die de bouwsector verder op weg helpt naar schoon en emissieloos bouwen in 2030. Het programma streeft ernaar om in 2030 60% stikstofreductie, 75% gezondheidswinst, 0,4 mton CO2-reductie en klimaatneutrale infraprojecten te realiseren in de bouw. Deze regeling maakt het mogelijk om als onderdeel van het programma SEB subsidies aan te vragen voor de ontwikkeling van effectieve bouwlogistieke ketens, de ontwikkeling van verdere digitalisering en ketenregieactiviteiten.

Ontwikkeling van duurzame bouwlogistieke voertuigen, van de toepassing van bouwmaterieel of van emissievrije bouwplaatsen als onderdeel van de aanpak SEB, vallen buiten het kader van deze regeling.

De resultaten uit de onderzoeks- en innovatieprojecten worden de komende jaren met een zo groot mogelijke impact op de reductie van stikstof in de keten uitgerold.

Wettelijke grondslag

De Kaderwet subsidies I en M geeft in de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste en tweede lid, en 5, de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen in het verkeers- en vervoersbeleid. Deze wet vormt de grondslag voor de onderhavige regeling. Verder is de grondslag voor deze regeling gelegen in diverse artikelen van het Kaderbesluit subsidies I en M.

De afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn rechtstreeks van toepassing op de subsidieverstrekking.

Subsidieplafonds

Er is voor de jaren 2022 tot en met 2026 voor de doelen in artikel 2, onder a en b, maximaal € 7.000.000 respectievelijk € 5.500.000 beschikbaar.

Lasteneffecten en administratieve lasten voor het bedrijfsleven

De administratieve lasten voor de aanvragende bedrijven kunnen als volgt worden becijferd:

  • - Voor de aanvragers voor projecten in artikel 3, eerste lid, zullen de administratieve lasten naar schatting per aanvraag 200 uur á € 50 bedragen. Uitgaande van naar verwachting 5 tot 10 aanvragen zullen de totale geschatte administratieve lasten voor het bedrijfsleven € 50.000 tot € 100.000 bedragen.

  • - Voor de aanvragers voor projecten in artikel 3, tweede lid, zullen de administratieve lasten naar schatting per aanvraag 100 uur á € 50 bedragen. Uitgaande van naar verwachting 10 tot 15 aanvragen zullen de totale geschatte administratieve lasten voor het bedrijfsleven € 50.000 tot € 75.000 bedragen.

Er zijn geen inhoudelijke nalevingskosten verbonden aan deze regeling. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Vaste verandermomenten

Het belang van de uitvoering van het meerjarenprogramma van de TKI Logistiek en het programma ‘Slimme bouwlogistiek en emissievrije bouwplaats’ maakt het wenselijk dat deze regeling op korte termijn in werking treedt. Daarom wordt gebruik gemaakt van de uitzondering van de vaste verandermomenten op grond van aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Europeesrechtelijke aspecten

Staatssteun dient overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, vooraf te worden aangemeld, met uitzondering van maatregelen die voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in een groepsvrijstellingsverordening die de Commissie heeft vastgesteld op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad (AGVV). Onder de voorwaarden van de AGVV kan toekenning van de steun worden gerechtvaardigd. Op grond van artikel 25 van de AGVV is steun voor samenwerkingsprojecten die bestaan uit fundamenteel onderzoek, of uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, of een combinatie daarvan onder voorwaarden toelaatbaar.

Een van de voorwaarden is dat de steunintensiteit beperkt blijft tot de in de AGVV genoemde percentages. Ingevolge artikel 25 van de AGVV bedraagt de steunintensiteit ten hoogste 50% van de in aanmerking komende kosten voor industrieel onderzoek en 25% van de in aanmerking komende kosten voor experimentele ontwikkeling. Deze maximale steunintensiteiten zijn opgenomen in artikel 3, derde lid, van deze regeling. De steunintensiteit voor fundamenteel onderzoek is in deze regeling gelijk aan de steunintensiteit voor industrieel onderzoek. De reden hiervoor is dat binnen de Topsector Logistiek uitgegaan wordt van minimaal 50% co-financiering.

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie, moet een subsidieaanvraag passen binnen de randvoorwaarden die de AGVV stelt. Binnen die randvoorwaarden biedt deze subsidieregeling ruimte voor verschillende kennisinstellingen om in aanmerking te komen voor onderzoeksubsidie. Tot de kennisinstellingen behoren naast universiteiten en hogescholen, ook de onderzoeksinstituten TNO en Wageningen Research. TNO en Wageningen Research zijn voorbeelden van organisaties voor toegepast onderzoek (TO2). TO2-instellingen ontvangen via het Ministerie van EZK een structurele rijksbijdrage om hun wettelijk vastgelegde hoofdtaken uit te voeren. De onderzoeksprogramma’s waar TO2-instellingen met deze subsidieregeling aan kunnen werken, behoren niet tot de wettelijke vastgelegde onderzoekstaken. Voor deze subsidieregeling wordt daarom aangenomen dat subsidieaanvragen door TO2-instellingen zijn aan te merken als economische activiteit en niet vallen onder de niet-economische activiteiten als bedoeld in de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (2014, C198/1), aangeduid als O&O&I-steunkader.

Andere kennisinstellingen die in aanmerking kunnen komen voor subsidie zijn onderzoeksinstituten vallend onder de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en onderzoeksinstituten aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW).

Deze subsidieregeling richt zich op onderzoek-consortia: samenwerkingsverbanden die minimaal bestaan uit een kennisinstelling en twee bedrijven. Als penvoerder van het samenwerkingsverband treedt bij voorkeur de kennisinstelling op. Uiteindelijk begunstigden van deze subsidieregeling zijn deelnemers in een samenwerkingsverband.

Volgens de voorwaarden van de AGVV wordt de regeling binnen 20 dagen na publicatie ter kennisgeving bij de Europese Commissie gemeld.

Risicoanalyse

De regeling is getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking verplicht is (aanwijzing 20). In deze analyse is niet gebleken van risico’s die tot aanvullende maatregelen leiden.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat begripsbepalingen. Voor een aantal begrippen is aangesloten bij de begripsbepalingen van de AGVV. Dit betreft onder meer de begrippen experimentele ontwikkeling, fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en toegepast onderzoek.

Artikel 2. Doel van de subsidieregeling

Dit artikel geeft aan wat het doel is van de subsidieregeling. Onderzoeksprojecten dragen bij, of geven uitvoering aan, aan de Gezamenlijke Ambitie Logistiek en goederenvervoer in 2050 of aan het kennis- en innovatieprogramma Bouwlogistiek en Mobiele Werktuigen als onderdeel van de routekaart Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB).

Artikel 3. Subsidiabele projecten en steunpercentages

Dit artikel geeft aan voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Die activiteiten worden genoemd in de activiteitenplannen die behoren bij het onderzoekdeel van het Meerjarenprogramma Topsector Logistiek 2021–2023 of het kennis- en innovatieprogramma Bouwlogistiek en Mobiele Werktuigen. Die activiteitenplannen die behoren bij het onderzoekdeel van het Meerjarenprogramma Topsector Logistiek 2021–2023 worden door de Minister goedgekeurd. Deze goedkeuring valt buiten het bestek van de regeling.

Het derde lid van artikel 3 bevat de maximale steunintensiteiten die voor subsidie in aanmerking komen. De maximale steunintensiteiten uit de AGVV worden gevolgd waar het industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling betreft. Voor fundamenteel onderzoek is de maximale steunintensiteit 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4 Subsidieplafond en wijze van verdelen subsidieplafond

Dit artikel geeft aan dat pas subsidie kan worden verstrekt, wanneer de regeling is opengesteld en een subsidieplafond is vastgesteld. Van het openstellen van de subsidieregeling en het subsidieplafond wordt kennisgegeven in de Staatscourant. De Minister kan voor achtereenvolgende jaren verschillende perioden openstellen, of kan jaarlijks tot openstelling besluiten.

Artikel 4, tweede lid, verduidelijkt dat voor onderzoeken onder het uitvoeringsprogramma Topsector Logistiek 2021–2023 een ander jaarlijks subsidieplafond kan worden vastgesteld dan voor onderzoeken binnen het kennis- en innovatieprogramma Bouwlogistiek en Mobiele Werktuigen. Op dit moment is over de periode 2021 tot en met 2026 in totaliteit € 7.000.000 voor het uitvoeringsprogramma Topsector Logistiek beschikbaar. Onder het kennis- en innovatieprogramma Bouwlogistiek en Mobiele Werktuigen (‘stikstofgelden’) is over deze periode € 5.500.000 aan subsidiegelden beschikbaar.

De subsidieaanvragen die binnen de periode van openstelling zijn ingediend, worden beoordeeld aan de hand van het formulier met rangschikkingscriteria dat als bijlage 1 van de regeling is opgenomen. Subsidie wordt toegekend aan de aanvraag die het hoogste puntentotaal heeft behaald. De stichting TKI Logistiek rangschikt de aanvragen op basis van het formulier en adviseert de Minister over de uiteindelijke rangschikking van de aanvragen.

Artikel 5 Afwijzingsgronden

Op grond van artikel 5 wordt een subsidieaanvraag onder het kennis- en innovatieprogramma Bouwlogistiek en Mobiele werktuigen geweigerd indien het voorstel niet, of slechts beperkt bijdraagt aan de reductie van stikstof, of wanneer de reductie niet is gekwantificeerd. De aanvraag scoort onvoldoende op punt 12 van het beoordelingsformulier. Dit artikel maakt duidelijk dat dit niet kan leiden tot subsidie.

De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.000.000 per project. Deze regeling bevat daarnaast een minimale projectomvang van € 500.000.

Artikel 6, 7, 8 en 9 Subsidiabele kosten

De kosten van een project die worden genoemd in artikel 25, derde lid, onderdeel a t/m e, van de AGVV bestaan uit:

  • personeelskosten: onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

  • kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

  • kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;

  • kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

  • bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

Gelet op artikel 7 van het Kaderbesluit subsidies I en M dient vastgesteld te worden welke standaard-berekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven kunnen worden gehanteerd. In artikel 6, tweede lid, worden drie beschikbare berekeningswijzen genoemd. Ter uitwerking van deze bepaling is in artikel 7 opgenomen hoe de standaardberekeningswijze voor de berekening van uurtarieven met behulp van de integrale kosten-systematiek moet worden toegepast en hoe vervolgens de subsidiabele kosten kunnen worden berekend. In artikel 8 is opgenomen hoe de standaardberekeningswijze voor de berekening van uurtarieven op basis van de kosten per kostendrager met forfaitaire opslag moet worden gehanteerd en hoe daarmee de subsidiabele kosten kunnen worden berekend. In artikel 9 is de standaardberekeningswijze opgenomen voor zover gebruik wordt gemaakt van een forfaitair vastgesteld uurtarief loonkosten van € 60 per uur. In dit bedrag zijn zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten begrepen. Ook is in dit artikel opgenomen hoe in dit geval de subsidiabele kosten kunnen worden berekend.

In artikel 7 wordt gesproken van een kostendrager. De integrale kostensystematiek in artikel 7 kent dit begrip om een kostenplaats of een volume-eenheid voor de kostenberekening aan te duiden. Bijvoorbeeld personeelsuren of apparaat-uren. Aan een kostenplaats kunnen vervolgens zowel de directe als de indirecte kosten worden toegerekend. Indien een kostendrager bijvoorbeeld personeelsuren zijn, zijn de directe kosten bijvoorbeeld de loonkosten. De indirecte kosten zijn dan bijvoorbeeld laboratoriumfaciliteiten of managementkosten. De subsidiabele kosten worden vervolgens berekend door het aantal uren te vermenigvuldigen met de aan een personeelsuur toegerekende directe en indirecte kosten.

Artikel 10 Indiening aanvraag

De stichting TKI logistiek is het Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) van de Topsector Logistiek. Zij heeft ervaring met de uitvoering van subsidieregelingen voor de Topsector en de toepassing van de AGVV-voorwaarden. Vanuit haar activiteiten is het TKI Logistiek belast met het initiëren van onderzoek, het monitoren van projecten, en het daarover afleggen van inhoudelijke en financiële verantwoording aan subsidieverleners.

Een aanvraag wordt ingediend bij de stichting TKI Logistiek met behulp van het in bijlage 2 opgenomen aanvraagformulier. Een aanvraagformulier kan worden verkregen op de website www.Dinalog.nl. Op het aanvraagformulier en de website is ook te vinden welke gegevens en bijlagen bij de aanvraag moeten worden overlegd en welke formats daarvoor moeten worden gebruikt.

Artikel 11 Subsidieverstrekking

De percentages van de maximale steunintensiteit komen niet uit boven de maximale steunintensiteiten van de AGVV. Voor fundamenteel onderzoek is het maximale steunpercentage in deze regeling vastgesteld op 50% van de subsidiabele kosten. Voor industrieel- en experimenteel onderzoek zijn de percentages uit de AGVV overgenomen. Het gaat om maximale percentages van de in aanmerking komende kosten, zoals toegelicht bij de artikelen 6, 7, 8 en 9.

Artikel 12 Specifieke afwijzingsgronden

Mocht blijken dat de te subsidiëren activiteiten door een ander bestuursorgaan zijn of worden gesubsidieerd, dan zal subsidieverstrekking door het ministerie voor dat deel achterwege blijven. Hetzelfde geldt voor inkomsten van derden die zonder tegenprestatie zijn of worden verkregen. Het is namelijk mogelijk dat bepaalde activiteiten op grond van meer dan één regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen, maar het is ongewenst dat ten behoeve van dezelfde activiteiten een beroep kan worden gedaan op meer dan een subsidie-instrument van de overheid, voor zover dit leidt tot meer dan 100%-financiering.

Artikel 13 Subsidievaststelling

Nadat de activiteit is afgerond, dient de subsidieontvanger een verzoek om vaststelling van de subsidie in bij de uitvoeringsinstantie. In de regeling is een termijn van 22 weken aangehouden, nadat de activiteit is afgerond.

Voor het verzoek is een formulier verkrijgbaar op de website van www.dinalog.nl. Op dit formulier is aangegeven welke gegevens moeten worden aangeleverd. Op de dezelfde website is daarnaast een format verkrijgbaar voor de potentieberekening van de reductie van CO2- en van NOx-emissies.

Op grond van artikel 25 van het Kaderbesluit subsidies I en M wordt binnen dertien weken na ontvangst van het verzoek een besluit genomen. Deze termijn kan met dertien weken worden verlengd.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Het is noodzakelijk af te wijken van de vaste verandermomenten om te vermijden dat, gelet op de jaarindeling van de subsidieregeling, aanmerkelijke private of publieke voor- of nadelen voorkomen (aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

In verband met de opgenomen horizonbepaling zal deze regeling met ingang van 1 januari 2027 vervallen. De regeling blijft in verband met de afwikkeling van de reeds verleende subsidie van toepassing op die subsidie. Dat is met name van belang voor de subsidievaststelling.

Bijlage 1 Rangschikkingscriteria en weging

In bijlage 1 is het formulier met de rangschikkingscriteria opgenomen waarnaar in artikel 4, vijfde lid, wordt verwezen. Bij elk van de twaalf criteria is de weging opgenomen (artikel 4, vijfde lid). De weging komt tot uitdrukking in het aantal punten dat voor het betreffende criterium kan worden verkregen. Hierna volgt een korte toelichting op de rangschikkingscriteria.

  • 1. Doelen: Draagt het project duidelijk bij aan een specifiek benoemd doel van de Topsector Logistiek?

    Het gaat hier om de mate waarin het voorstel aansluit op de gestelde ambities en doelstellingen van de Topsector Logistiek zoals vastgelegd in onder meer het Actieprogramma en het Innovatieprogramma bouwlogistiek en mobiele werktuigen.

  • 2. Thema: Sluit het project goed aan bij de onderzoeksthema’s en de onderwerpen van de call?

    De aansluiting op de onderzoeksvragen, -thema’s, en -onderwerpen (en roadmaps) zoals die worden geadresseerd in het inhoudelijke document van de betreffende call voor onderzoek.

  • 3. Praktijk: Adresseert het project een relevant, actueel vraagstuk?

    De mate waarin het specifieke onderwerp en probleem uit het voorstel aansluiten bij de beleving en behoeften in de logistieke sector en/of de bouwsector.

  • 4. Onderzoekskwaliteit: Heeft het onderzoek een duidelijke onderzoeksvraag en onderzoek aanpak?

    Hierbij speelt onder meer:

    • Zijn er duidelijke onderzoeksvragen geformuleerd?

    • Zijn er duidelijke en passende onderzoeksmethodieken geformuleerd?

    • Bouwt men duidelijk voort op bestaand onderzoek (state of the art)?

    • Maakt men met het beoogde onderzoek een duidelijke onderzoeksstap voorwaarts?

  • 5. Innovatie: Leidt het voorstel tot nieuwe oplossingen voor bedrijven?

    In hoeverre is het vernieuwend en onderscheidend, en leidt het tot de ontwikkeling van nieuwe processen, oplossingen, producten, diensten en/of procedés?

  • 6. Presentatie: is het project duidelijk en rationeel gepresenteerd in het voorstel (onder meer met een duidelijke taakverdeling tussen de partners)?

    In hoeverre is het voorstel duidelijk en begrijpelijk beschreven en uitgewerkt? Is het duidelijk wat alle partners gaan doen?

  • 7. Valorisatie: kwaliteit, realisme en concreetheid van het valorisatieplan (bereik, doelgroep, activiteiten, deliverables. planning, benoemde risico’s)?

    Hoe specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden (SMART) is het valorisatieplan: uitwerking met een heldere en realistische aanpak, duidelijk geformuleerde deliverables en resultaten, tijdplan, risico’s etc.

  • 8. Kwaliteit: kwaliteit van de onderzoekers?

    Kwaliteit van de onderzoekers, gebaseerd op track record, ervaring, publicaties.

  • 9. Kwaliteit: kwaliteit van het consortium (zijn de juiste partners aanwezig in het consortium)?

    Kwaliteit van het consortium: zitten de noodzakelijke partijen in het project? Is er ook een duidelijke en goede afspiegeling van het inhoudelijke projectvoorstel in de aanwezigheid van partners in het project? Hierbij gaat het onder meer om vertegenwoordiging van de juiste kennisinstellingen en expertise, eventuele noodzakelijke publieke instellingen en de private bedrijven naar bijv. type bedrijven, sectoren, en deelmarkten.

  • 10. Impact: Draagt het voorstel bij aan het Nederlands verdienvermogen, en genereert het voorstel kwantificeerbaar (potentieel voor) economische toegevoegde waarde?

    Is er economische impact, en een mogelijk bijdrage aan het economisch verdienvermogen van Nederland, en in het bijzonder de logistieke sector?

  • 11. Reductie CO2: Draagt het voorstel, in potentie, bij aan de CO2 doelstelling van de Topsector Logistiek

    Zal het voorstel bijdragen, direct of in potentie, aan de CO2 doestelling van de Topsector Logistiek? De impact dient berekend te worden, en er moet worden aangegeven of de bijdrage direct of in potentie is.

  • 12. Reductie NOx: Draagt het voorstel, in potentie, bij aan de NOx doelstelling van de Topsector Logistiek?

    De impact dient berekend te worden, en er moet worden aangegeven of de bijdrage direct of in potentie is. Indien het voorstel valt onder het Innovatieprogramma Bouwlogistiek en Mobiele werktuigen, dan is dit een knock-out criterium: een aanvraag komt dan niet voor subsidie in aanmerking. Dit betekent dat het voorstel op dit criterium 3 of meer moet scoren om voor subsidie in aanmerking te komen (artikel 5, eerste lid).

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven