TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding en doel
Op 14 december 2021 heeft het kabinet besloten de
coronasteunmaatregelen ook in het eerste kwartaal van 2022 beschikbaar te
stellen.1 Vanwege de contactbeperkende coronamaatregelen zijn er ook in
het eerste kwartaal van 2022 nog veel bedrijven die te maken hebben met sterke
omzetdalingen. Met deze regeling wordt de Regeling subsidie vaste lasten
financiering COVID-19 (hierna: TVL) opnieuw opengesteld om deze bedrijven te
ondersteunen in het betalen van hun vaste bedrijfslasten. Aangezien de
maatregelen, in tegenstelling tot het vierde kwartaal van 2021, vanaf het begin
van het kwartaal van kracht zijn, is het minimale omzetverliespercentage weer
op 30% gesteld. Dit komt overeen met het omzetverliespercentage dat van
toepassing was in de eerdere openstellingen. Alleen in het vierde kwartaal van
2021 is hierop een uitzondering gemaakt vanwege het feit dat de lockdown aan
het eind van dit kwartaal van kracht werd en waardoor zonder aanpassing van de
drempel een substantieel deel van de getroffen ondernemingen de
omzetverliesdrempel van 30% niet zou halen.2
Dit betekent dat ondernemers die in het eerste kwartaal van 2022
minimaal 30% omzetverlies hebben ten opzichte van de referentieperiode en ook
aan de overige voorwaarden van de regeling voldoen, voor dit kwartaal
TVL-subsidie kunnen aanvragen voor hun vaste bedrijfslasten. De overige
voorwaarden voor de regeling zijn gelijk gebleven ten opzichte van de
voorwaarden voor het vierde kwartaal van 2021. Zo is het subsidiepercentage nog
steeds 100% en blijft het maximum subsidiebedrag € 550.000 voor
mkb-ondernemingen en € 600.000 voor grote ondernemingen.
Met deze wijzigingsregeling worden de benodigde aanpassingen
verwerkt in de TVL en wordt de TVL opengesteld voor aanvragen voor subsidie
voor het eerste kwartaal van 2022, voor zowel MKB-ondernemingen als grote
ondernemingen. De enige inhoudelijke wijzing in de openstelling voor het eerste
kwartaal van 2022 betreft de aanpassing van de referentiekwartalen, die in de
paragraaf 2 wordt toegelicht. Verder wordt met deze wijzigingsregeling een
gerichte hardheidsclausule geïntroduceerd voor het vierde kwartaal van 2021.
Deze gerichte hardheidsclausule is bedoeld voor ondernemers die als gevolg van
zwangerschaps- en bevallingsverlof (waar zij recht op zouden hebben gehad als
zij een werknemer waren geweest) in de twee opeenvolgende referentiekwartalen
geen representatieve omzet hebben behaald. In paragraaf 3 wordt deze gerichte
hardheidsclausule verder toegelicht.
De TVL bevat geen subsidieplafond, waartoe de Minister van
Financiën overeenkomstig artikel 3, derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV
subsidies heeft ingestemd. Het totale geraamde budget voor de TVL voor het
eerste kwartaal van 2022 bedraagt € 1,9 miljard. De openstelling van de TVL
voor het eerste kwartaal van 2022 loopt van 28 februari 2022 tot en met
31 maart 2022.
2. Referentiekwartalen voor het eerste kwartaal van
2022
Voor het berekenen van het omzetverlies in het eerste kwartaal
van 2022 wordt een referentieperiode gebruikt. Net als bij de openstellingen
van de TVL voor het tweede, derde en vierde kwartaal van 2021 wordt ook nu de
mogelijkheid geboden om te kiezen uit twee referentiekwartalen. Dit betreft het
eerste kwartaal van 2019 of het eerste kwartaal van 2020. Het eerste kwartaal
van 2019 was nog voor de coronapandemie en is aldus een representatief
referentiekwartaal. In het eerste kwartaal van 2020 was er weliswaar corona,
maar waren er geen beperkende maatregelen, afgezien van de laatste twee weken
van het kwartaal. Waar in de TVL voor het tweede en derde kwartaal van 2021 de
mogelijkheid bestond om het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode te
kiezen, is dat voor deze openstelling, net als in het vierde kwartaal van 2021,
niet opportuun vanwege het seizoenseffect; het verschil in seizoensgebonden
omzet tussen het derde en het eerste kwartaal is veel groter dan tussen het
derde en eerste kwartaal. Voor het vierde kwartaal van 2019 is niet gekozen om
opeenvolgende kalenderkwartalen als referentiekwartaal te vermijden.
MKB-ondernemingen en grote ondernemingen die na 31 december 2018
en voor 1 1 oktober 2019 zijn gestart kunnen het eerste kalenderkwartaal van
2020 als referentiekwartaal gebruiken. Daarnaast kunnen zij ook kiezen voor het
eerste volledige kalenderkwartaal na inschrijving. Deze keuze wordt, net als
tijdens de openstellingen van de TVL voor het tweede, derde en vierde kwartaal
van 2021, geboden aangezien ondernemingen die na 31 december 2018 voor de
eerste keer zijn ingeschreven in het handelsregister in het eerste kwartaal van
2019 nog geen omzet hebben kunnen genereren. Ondernemingen die na 30 september
2019 in het handelsregister zijn ingeschreven, kunnen beide
standaardreferentieperiodes niet gebruiken. Daarom kunnen deze ondernemingen
kiezen voor het derde kwartaal van 2020 of het eerste kwartaal na inschrijving.
Voor ondernemingen die na 30 maart 2020 zijn ingeschreven in het
handelsregister geldt dat hun eerste gehele kalenderkwartaal na inschrijving
gelijk is aan het derde kwartaal van 2020. Daarom geldt voor deze ondernemingen
het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode.
3. Gerichte hardheidsclausule voor het vierde kwartaal
2021
In de openstelling van de TVL voor het vierde kwartaal van 2021
waren de twee standaard referentiekwartalen opeenvolgend, namelijk het vierde
kwartaal van 2019 en het eerste kwartaal van 2020. Deze opeenvolgende
referentiekwartalen leidden tot de situatie dat ondernemers met zwangerschaps-
en/of bevallingsverlof (althans het zwangerschaps- en/of bevallingsverlof waar
zij recht op zouden hebben gehad als zij een werknemer waren geweest) gedurende
beide periodes, over een niet representatieve referentieomzet beschikten,
waardoor zij niet in aanmerking kwamen voor TVL-subsidie of minder TVL-subsidie
ontvingen. Om deze ondernemers tegemoet te komen, wordt een gerichte
hardheidsclausule geïntroduceerd. Deze hardheidsclausule voorziet erin dat
ondernemers die met bewijsstukken kunnen aantonen dat zij in beide standaard
referentiekwartalen van de TVL voor het vierde kwartaal van 2021 (te weten, het
vierde kwartaal van 2019 en het eerste kwartaal van 2020) minimaal drie weken
zwangerschaps- of/en bevallingsverlof hadden, het derde kwartaal van 2020 als
alternatief referentiekwartaal krijgen aangeboden. Het gaat hierbij om
zwangerschaps- en bevallingsverlof, zoals bedoeld in artikel 3:1, eerste lid,
van de Wet arbeid en zorg, waarop de betreffende ondernemer recht op zou hebben
gehad in het geval zij een vrouwelijke werknemer zou zijn geweest. Het opvragen van
bewijsstukken, zoals een uittreksel uit het bevolkingsregister of een zwangerschapsverklaring,
is noodzakelijk om de gerichte hardheidsclausule op een goede manier uit te voeren.
Hoewel een zwangerschapsverklaring iets zegt over de medische conditie van de aanvrager,
gaat het opvragen van deze stukken niet verder dan noodzakelijk is om aan te tonen
dat gedurende een bepaalde periode daadwerkelijk sprake is geweest van zwangerschaps-
en/of bevallingsverlof.
Aan deze hardheidsclausule ligt de aanname ten grondslag dat een
zwangerschap door het daaraan verbonden zwangerschaps- en bevallingsverlof
redelijkerwijs tot gevolg heeft dat een ondernemer geruime tijd niet of
verminderd inzetbaar is, waardoor haar onderneming waarschijnlijk geen
representatieve omzet heeft.
Op het moment dat besloten werd om deze gerichte
hardheidsclausule te introduceren, konden ondernemers nog een aanvraag indienen
voor subsidie voor het vierde kwartaal van 2021.3 De uiterste datum waarop subsidie voor dit kwartaal kon
worden aangevraagd is immers verlengd van 28 januari 2022 tot 11 februari 2022
(Stcrt 2022, nr. 2965). Gedurende de laatste twee weken van de openstelling is daarom
de beoogde doelgroep ervan op de hoogte gebracht dat zij alsnog een aanvraag
konden indienen en een beroep op de gerichte hardheidsclausule konden doen. Nu
de Europese Commissie goedkeuring heeft gegeven aan deze wijziging, wordt de
hardheidsclausule in deze regeling opgenomen en kan RVO de ingediende aanvragen
met een beroep op de hardheidsclausule beoordelen.
4. Staatssteun
De subsidie die wordt verleend op grond van deze regeling is aan
te merken als staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Conform
artikel 108, derde lid, van het VWEU is deze steunmaatregel ter voorafgaande
goedkeuring bij de Europese Commissie aangemeld. Om geoorloofd steun te kunnen
verstrekken op basis van deze subsidieregeling is gebruik gemaakt van de
Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie
vanwege de huidige COVID-19-uitbraak (PbEU 2020, C 91 I).
Data goedkeuring openstellingen:
-
– De oorspronkelijke subsidieregeling is op 26 juni 2020
goedgekeurd door de Europese Commissie (SA.57712 (2020/N)).
-
– De eerste wijzigingsregeling ten behoeve van de tweede
openstelling van de regeling is door de Europese Commissie goedgekeurd op
20 november 2020 (SA.59535 (2020/N)).
-
– De tweede wijzigingsregeling ten behoeve van wijzigingen in
de tweede openstelling, en ten behoeve van de derde openstelling is door de
Europese Commissie goedgekeurd op 9 februari 2021 (SA.60166 (2021/N)).
-
– De derde wijzigingsregeling ten behoeve van de derde
openstelling is door de Europese Commissie goedgekeurd op 15 maart 2021
(SA.62241 (2021/N)).
-
– De vierde wijzigingsregeling ten behoeve van de vierde
openstelling is door de Europese Commissie goedgekeurd op 22 juni 2021
(SA.63257 (2021/N)).
-
– De vijfde wijzigingsregeling ten behoeve van de vijfde
openstelling is door de Europese Commissie goedgekeurd op 26 juli 2021
(SA.63984 (2021/N)).
-
– De zesde wijzigingsregeling ten behoeve van zesde
openstelling is door de Europese Commissie goedgekeurd op 10 december 2021
(SA.100829 (2021/N)).
-
– De zevende wijzigingsregeling ten behoeve van de wijziging in
de zesde openstelling is door de Europese Commissie goedgekeurd op 19 januari
2022 (SA.101235 (2021/N)).
-
– Onderhavige wijzigingsregeling, ten behoeve van de zevende
openstelling, is door de Europese Commissie goedgekeurd op 21 februari 2022
(SA.101892 (2022/N)).
Zie hiervoor artikel 4.2, eerste lid, van de regeling. De
goedkeuring van de Europese Commissie heeft, net als de voorgaande
goedkeuringen, betrekking op het verlenen van de subsidie en op de vrijstelling
van deze subsidie van belastingheffing.
5. Regeldruk
Het invoeren van een gerichte hardheidsclausule in het vierde
kwartaal van 2021 voor ondernemers met zwangerschaps- en/of bevallingsverlof
heeft geen gevolgen voor de regeldruk. In onderstaande paragraaf wordt ingegaan
op de regeldruk die het gevolg is van de wijzigingen in de openstelling van de
subsidie voor het eerste kwartaal van 2022.
De regeldruk voor de getroffen onderneming behelst het
kennisnemen van de regeling, het invullen van de aanvraag en het afgeven van de
bedoelde verklaringen op twee momenten: bij aanvraag en bij vaststelling,
waarbij de vaststelling voor een deel van de ondernemingen slechts een controle
van gegevens wordt. Hierbij is het tarief gehanteerd voor een administratief
medewerker, aangezien er vanuit wordt gegaan dat administratief personeel de
aanvraag zal indienen.
Aangezien de maatregelen, in tegenstelling tot het vierde
kwartaal van 2021, vanaf het begin van het kwartaal van kracht zijn, is het
minimale omzetverliespercentage weer op 30% gesteld. Dit omzetverliespercentage
in combinatie met de heropening van de meeste sectoren en het aantal aanvragen
van eerdere kwartalen leidt tot de inschatting dat er 70.000 aanvragen voor het
eerste kwartaal van 2022 zullen worden ingediend. Dit heeft de volgende
gevolgen voor de regeldruk.
5.1. Regeldruk bij aanvraag
Het aanvragen van subsidie kan eenvoudig worden gedaan middels
het invullen en het aanvinken van de verklaringen op een afvinklijst die is
opgenomen in het aanvraagformulier. Daarnaast dient de onderneming bij de
aanvraag een bewijs te leveren, zoals een kopie van de aangifte van de
omzetbelasting of een kopie van een ander bewijsstuk uit de boekhouding van de
omzetgegevens over 2019 het betreffende kalenderjaar waarin de
referentieperiode valt (het kalenderjaar 2019 of 2020, afhankelijk van de
gekozen referentieperiode). Voor zover deze gegevens reeds beschikbaar zijn bij
RVO, hoeven ze niet opnieuw aangeleverd te worden, maar worden de bekende
gegevens in de aanvraag hergebruikt en dient enkel een controle hierop te
worden uitgevoerd.
Uitgegaan wordt van een verwachte tijdsbesteding van vijftien
minuten voor de kennisneming, zeventien minuten voor het invullen van de
complete aanvraag en tien minuten voor het opzoeken en toevoegen van de
bewijsstukken, in totaal 42 minuten. Dit komt – bij een standaarduurtarief van
€ 39 (conform het Handboek Meting Regeldrukkosten) – neer op € 27 per
onderneming. Dit is een gemiddelde: voor ondernemingen die vaker TVL hebben
aangevraagd zal het minder zijn, voor grote ondernemingen meer. De naar
verwachting 70.000 aanvragen leiden tot een regeldruk van afgerond € 1,9
mln.
Naar verwachting zal bij circa 2.100 bedrijven de subsidie een
bedrag boven de € 125.000 bedragen. Dit heeft tot gevolg dat een aanvullende
accountantsverklaring moet worden aangeleverd. Deze verklaring is onder meer
noodzakelijk om te waarborgen dat de groep verbonden ondernemingen tezamen niet
meer dan het Europese maximale staatssteunbedrag krijgt. Deze ondernemingen
zullen hierover door RVO geïnformeerd worden. RVO vraagt deze ondernemingen te
bevestigen dat zij akkoord gaan met het aanleveren van de verklaring bij de
aanvraag tot subsidievaststelling. Al deze accountantsproducten zijn in de
afgelopen TVL-openstellingen in nauwe samenwerking met de NBA ontwikkeld en
geoptimaliseerd, om de extra regeldruk maximaal te verlagen. Ook zijn deze met
webinars toegelicht aan accountants die van deze producten gebruik maken. Het
accountantsproduct zal naar verwachting 4 uur kosten, bij een uurtarief van
€ 85 betekent dit € 340 per aanvraag. Bij 2.275 aanvragen met een
accountantsverklaring bedraagt de regeldruk hiervoor € 773.500.
Voor ondernemingen met een inschrijfdatum in het
handelsregister vanaf 16 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, die een subsidie
van meer dan € 25.000 aanvragen, vereist de regeling daarnaast een extra
verklaring bij aanvraag van een onafhankelijk en ter zake deskundig persoon om
aan te tonen dat de omzet in de referentieperiode en de schatting van de omzet
in de subsidieperiode naar waarheid zijn ingevuld. De kosten van een verklaring
van een onafhankelijk en ter zake deskundig persoon lopen sterk uiteen.
Uitgaande van een gemiddeld bedrag van € 800 voor ongeveer 80 startende
ondernemingen, bedraagt de regeldruk hiervoor € 64.000.
De totale regeldrukkosten voor de aanvraag komen daarmee op
€ 1,9 mln. + € 773.500 + € 64.000 = € 2,7 mln.
5.2. Regeldruk bij vaststelling
Voor de subsidievaststelling zal de regeldruk worden beperkt
door zo veel mogelijk gebruik te maken van vooraf ingevulde formulieren. RVO
beschikt voor een deel van de ondernemers over de noodzakelijke
vaststellingsgegevens met betrekking tot de omzet van de aanvragers die zij
heeft verkregen van de Belastingdienst. De subsidieontvanger moet vervolgens de
omzet controleren met de eigen gegevens (route 1). Voor zover de gegevens niet
beschikbaar zijn, dient de onderneming dit zelf in te vullen (route 2). Voor de
overzichtelijkheid wordt er vanuit gegaan dat grote ondernemingen onder route 2
vallen, want hun vaststelling zal gemiddeld meer tijd vergen.
Route 1 zal gemiddeld 10 minuten kosten, zijnde € 6,50 per
onderneming, en route 2 zal gemiddeld 40 minuten kosten, zijnde € 26 per
onderneming.
Voor alle ondernemingen waarbij het subsidiebedrag meer
bedraagt dan € 125.000 wordt een accountantsproduct gevraagd, de verwachte
kosten hiervan zijn € 3.400 gemiddeld.
Naar verwachting leidt dit tot de volgende regeldruk:
-
– Route 1: 10 minuten per ondernemer of € 6,5 per ondernemer
maal 49.000 ondernemers komt uit op een bedrag van € 0,32 mln.
-
– Route 2: 40 minuten per ondernemer, € 26 per ondernemer
maal 21.000 ondernemers komt uit op een bedrag van € 0,54 mln.
-
– Hier komt bij de 2.275 ondernemingen waarvoor het
subsidiebedrag meer bedraagt dan € 125.000 en daarom een accountantsverklaring
moeten aanleveren. De kosten hiervoor bedragen gemiddeld € 3.400 per
onderneming. Dit maakt een totaal van € 7,7 mln.
De totale regeldrukkosten voor de vaststelling bedragen daarmee
€ 0,32 mln. + € 0,54 mln. + € 7,7 mln. = € 8,6 mln.
5.3. Totale gevolgen voor de regeldruk
De totale regeldrukkosten voor de openstelling voor het eerste
kwartaal 2022 komen daarmee uit op: € 2,7 mln. + € 8,6 mln. = € 11,3 mln.
Deze regeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing
Regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel
advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
II. Artikelen
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel A
Met deze wijziging wordt de datum waarop uiterlijk de
aanvraag tot vaststelling van de TVL-subsidie voor het derde kwartaal van 2021
moet zijn ingediend, aangepast. Deze datum was oorspronkelijk 1 april 2022 en
wordt gewijzigd in 1 augustus 2022. De reden voor deze wijziging is dat veel
subsidieontvangers niet voor 1 april 2022 het verzoek tot subsidievaststelling
zullen kunnen indienen. Met het aanpassen van de datum waarop het verzoek tot
vaststelling uiterlijk moet zijn ingediend, wordt voorkomen dat de subsidie
ambtshalve moet worden vastgesteld, waardoor de subsidie op basis van de juiste
gegevens kan worden vastgesteld. Bij het aanpassen van de datum voor de
aanvraag tot vaststelling is rekening gehouden met de zomerperiode.
Onderdeel B
In verband met het toevoegen van een gerichte
hardheidsclausule voor het vierde kwartaal van 2021 wordt deze verwijzing in de
begripsbepalingen aangepast.
Onderdeel C
Met dit onderdeel wordt een gerichte hardheidsclausule
toegevoegd aan de TVL-regeling voor het vierde kwartaal van 2021. Zie voor de
toelichting op deze gerichte hardheidsclausule paragraaf 3 van het algemeen
deel van de toelichting.
Onderdeel D
Met dit onderdeel wordt in artikel 2.5.6 een foutieve
verwijzing hersteld.
Onderdeel E
Met dit onderdeel wordt een nieuwe paragraaf 2.6 toegevoegd,
die betrekking heeft op de subsidie voor vaste lasten voor de periode januari,
februari en maart van 2022. Hieronder vallen twee subparagrafen die betrekking
hebben op onderscheidenlijk subsidie voor MKB-ondernemingen (paragraaf 2.6.1)
en grote ondernemingen (paragraaf 2.6.2). Hieronder worden deze paragrafen kort
toegelicht.
Paragraaf 2.6.1. Subsidie vaste lasten voor
MKB-ondernemingen
Artikel 2.6.1
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die van toepassing
zijn op de paragraaf met betrekking tot TVL-subsidie voor MKB-ondernemingen in
het eerste kwartaal van 2022. Deze begripsbepalingen zijn gelijk aan de
begripsbepalingen die van toepassing waren op de openstelling van de TVL in het
vierde kwartaal van 2021, behoudens de verwijzingen naar de verschillende
artikelen.
Artikelen 2.6.2, 2.6.3 en 2.6.4
Deze artikelen bevatten de bepalingen betreffende de
verstrekking van subsidie, het op te geven omzetverlies en de hoogte van de
subsidie. Artikel 2.6.2 bevat de bepalingen betreffende de verstrekking van
subsidie. In het eerste lid is opgenomen dat subsidie wordt verstrekt aan
MKB-ondernemingen om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in
de maanden januari, februari en maart van 2022. In het tweede lid zijn de
voorwaarden voor de verstrekking voor subsidie opgenomen, die ongewijzigd zijn
ten opzichte van de voorwaarden voor TVL voor het vierde kwartaal van 2021,
behalve het minimale omzetverliespercentage dat voor het eerste kwartaal van
2022 weer 30% bedraagt.
Artikel 2.6.3 bevat de bepalingen inzake het
omzetverlies, dat ten minste 30% moet bedragen. In het tweede, derde en vierde
lid zijn de referentieperiode en de subsidieperiode aangepast. De
referentieperiode voor deze openstelling is ofwel eerste kwartaal 2019 of het
eerste kwartaal van 2020. In afwijking daarvan is de referentieperiode voor een
MKB-onderneming die na 31 december 2018 en voor 1 oktober 2019 voor de eerste
maal is ingeschreven in het handelsregister naar keuze van de aanvrager: het
eerste kwartaal van 2020 of het eerste gehele kalenderkwartaal volgend op de
maand van inschrijving in het handelsregister (derde lid, onderdeel a). Indien
de MKB-onderneming na 30 september 2019 voor de eerste maal is ingeschreven in
het handelsregister kan tussen het derde kwartaal van 2020 of het eerste
kalenderkwartaal volgend op de maand van inschrijving in het handelsregister
gekozen worden (derde lid, onderdeel b). Voor MKB-ondernemingen die na 30 maart
2020 zijn ingeschreven in het handelsregister geldt dat het eerste gehele
kalenderkwartaal na inschrijving gelijk is aan het derde kwartaal van 2020.
Alleen dit kalenderkwartaal is daarom voor deze ondernemingen beschikbaar. Zie
voor een nadere toelichting op de referentieperiodes paragraaf 2 van het
algemeen deel van de toelichting.
Artikel 2.6.4, betreffende de hoogte van de subsidie,
blijft ongewijzigd ten opzichte van de openstelling in het vierde kwartaal van
2021.
Artikelen 2.6.5 en 2.6.6
Deze artikelen bevatten de bepalingen betreffende de
afwijzingsgronden en de informatieverplichtingen bij aanvraag. De artikelen
zijn ongewijzigd gebleven ten opzichte van de vorige openstelling. Zie voor
meer informatie over de informatieverplichtingen paragraaf 5 van het algemeen
deel van de toelichting.
Artikel 2.6.7
Dit artikel bevat de aanvraagperiode voor het indienen
van subsidie voor het vierde kwartaal van 2021. De aanvraagperiode loopt van
28 februari 2022, 8:00, tot en met 31 maart 2022, 17:00.
Artikelen 2.6.8, 2.6.9, 2.6.10 en 2.6.11
Deze artikelen bevatten de bepalingen betreffende de
beslistermijn, het voorschot, de verplichtingen van de subsidieontvanger en de
vaststelling van de subsidie. Deze artikelen zijn inhoudelijk ongewijzigd
gebleven, behoudens enkele aangepaste verwijzingen en de aanpassing van de
uiterlijke datum voor de aanvraag tot vaststelling. In artikel 2.6.11 is
opgenomen dat de getroffen MKB-onderneming uiterlijk 1 december 2022 de
aanvraag tot vaststelling moet indienen.
Paragraaf 2.6.2. Subsidie vaste lasten voor grote
ondernemingen
Artikel 2.6.12
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die van toepassing
zijn op de paragraaf met betrekking tot de TVL-subsidie voor grote
ondernemingen in het eerste kwartaal van 2022. Deze begripsbepalingen zijn
gelijk aan de begripsbepalingen die van toepassing waren op de openstelling van
de TVL voor het vierde kwartaal van 2021, behoudens de verwijzingen naar de
verschillende artikelen.
Artikelen 2.6.13, 2.6.14 en 2.6.15
Deze artikelen bevatten de bepalingen betreffende de
verstrekking van subsidie, het op te geven omzetverlies en de hoogte van de
subsidie. In het eerste lid van artikel 2.6.13 is opgenomen dat subsidie wordt
verstrekt aan grote ondernemingen om bij te dragen aan de financiering van de
vaste lasten in de maanden januari, februari en maart van 2022. In het tweede
lid zijn de voorwaarden voor de verstrekking voor subsidie opgenomen, die
ongewijzigd zijn ten opzichte van de voorwaarden voor TVL voor het vierde
kwartaal van 2021, behalve het minimale omzetverliespercentage dat voor het
eerste kwartaal van 2022 weer 30% bedraagt.
Artikel 2.6.14 bevat de bepalingen inzake het
omzetverlies, dat ten minste 30% moet bedragen. In het tweede, derde en vierde
lid zijn de referentieperiode en de subsidieperiode aangepast. De
referentieperiode voor deze openstelling is ofwel eerste kwartaal 2019 of het
eerste kwartaal van 2020. In afwijking daarvan is de referentieperiode voor een
grote onderneming die na 31 december 2018 en voor 1 oktober 2019 voor de eerste
maal is ingeschreven in het handelsregister naar keuze van de aanvrager: het
eerste kwartaal van 2020 of het eerste gehele kalenderkwartaal volgend op de
maand van inschrijving in het handelsregister (derde lid, onderdeel a). Indien
de grote onderneming na 30 september 2019 voor de eerste maal is ingeschreven
in het handelsregister kan tussen het derde kwartaal van 2020 of het eerste
kalenderkwartaal volgend op de maand van inschrijving in het handelsregister
gekozen worden (derde lid, onderdeel b). Voor grote ondernemingen die na
30 maart 2020 en voor 1 juli 2020 zijn ingeschreven in het handelsregister
geldt dat het eerste gehele kalenderkwartaal na inschrijving gelijk is aan het
derde kwartaal van 2020. Alleen dit kalenderkwartaal is daarom voor deze
ondernemingen beschikbaar.
Artikel 2.6.15, betreffende de hoogte van de subsidie,
blijft ongewijzigd ten opzichte van de opstelling in het vierde kwartaal van
2021.
Artikelen 2.6.16 en 2.6.17
Deze artikelen bevatten de bepalingen betreffende de
afwijzingsgronden en de informatieverplichtingen bij aanvraag. De artikelen
zijn inhoudelijk niet gewijzigd ten opzichte van de vorige openstelling. Zie
voor meer informatie over de informatieverplichtingen paragraaf 5 van het
algemeen deel van de toelichting.
Artikel 2.6.18
Dit artikel bevat de aanvraagperiode voor het indienen
van subsidie voor het eerste kwartaal van 2022. De aanvraagperiode loopt van
28 februari 2022, 8:00, tot en met 31 maart 2022, 17:00.
Artikelen 2.6.19, 2.6.20, 2.6.21 en 2.6.22
Deze artikelen bevatten de bepalingen betreffende de
beslistermijn, het voorschot, de verplichtingen van de subsidieontvanger en de
vaststelling van de subsidie. Deze artikelen zijn inhoudelijk ongewijzigd
gebleven, behoudens enkele aangepaste verwijzingen en de aanpassing van de
uiterlijke datum voor de aanvraag tot vaststelling. In artikel 2.6.22 is
opgenomen dat subsidieontvanger uiterlijk 1 december 2022 de aanvraag tot
vaststelling moet indienen.
Onderdeel F
Dit onderdeel wijzigt artikel 4.2 in verband met actualisatie
van de staatssteungoedkeuring. Zie paragraaf 3 uit het algemeen deel van de
toelichting voor meer informatie over staatssteun.
Onderdeel G
Het opschrift van de bijlage wordt aangepast zodat in dit
opschrift wordt verwezen naar alle artikelen waarbij deze bijlage behoort.
Artikel II
Dit artikel voorziet in de inwerkingtreding van de regeling. De
regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I,
onderdelen B en C, terug tot en met 18 december 2021. Met dit moment van
inwerkingtreding wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste
verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn, zoals opgenomen in aanwijzing
4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dit is gerechtvaardigd, omdat de
doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens