Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2022, 5866 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2022, 5866 | beleidsregel |
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
het verschil tussen de som van de schadebedragen en de tegemoetkoming die daarvoor wordt verleend op basis van artikel 3 van deze beleidsregel;
op grond van de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2021 verstrekte gegevens;
landbouwer als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;
Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Landbouwvrijstellingsverordening (PbEU 2014/ L193);
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;
de omvang van de schade, vastgesteld door een schade-expert;
uiterwaarden, buitendijkse gelegen percelen vanaf de primaire kering, langs de Maas tussen Mook/Boxmeer en het punt waar de Maas in de Amer stroomt;
15 juli tot en met 22 juli 2021;
de op 15 juli 2021 in gang zijnde teeltcyclus tot het moment waarop het bedrijf redelijkerwijs in staat moet worden geacht op zijn normale productieniveau te werken, rekening houdend met de geteelde gewassen;
het financieel verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende de schadetermijn als gevolg van verlies of beschadiging van gewassen, waardoor een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan of als gevolg van het niet of niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen teelt van gewassen.
1. De minister verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een landbouwer indien:
a. de landbouwer percelen in gebruik heeft die gelegen zijn in het schadegebied;
b. de landbouwer als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg van overstromingen van percelen gelegen in het schadegebied teeltplanschade lijdt of heeft geleden in de schadetermijn, en
c. de teeltplanschade is ontstaan in de schadeperiode.
2. Het schadegebied is in bijlage 1 bij deze beleidsregel weergegeven.
3. De landbouwer heeft slechts recht op een tegemoetkoming voor zover:
a. deze schade bestaat uit een productieverlies van ten minste 20 procent ten opzichte van de opbrengst in de betrokken productierichting op het betreffende bedrijf zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 3, met dien verstande dat indien de productieverliezen doorwerken in volgende jaren, deze verliezen in het eerste jaar ten minste 10 procent moeten bedragen en het percentage van het productieverlies in het eerste jaar, opgeteld met het percentage van het productieverlies in de volgende jaren waarin productieverlies zal worden geleden, ten minste uitkomt op gemiddeld 20 procent per jaar, en
b. het schadebedrag meer bedraagt dan € 1.322.
1. De hoogte van de tegemoetkoming in de schade bedraagt 65 procent van het schadebedrag.
2. Het schadebedrag wordt berekend overeenkomstig artikel 30, zevende lid, van de LVV, waarbij voor de berekening van de jaarlijkse landbouwproductie van de begunstigde uitgegaan wordt van:
a. de index van een in bijlage 2 vastgestelde standaardopbrengst (SO) norm per product, of bij afwezigheid daarvan,
b. de index NSO-typering agrarische bedrijven 2020.
3. Indien in voorkomend geval de geteelde gewassen niet opgenomen staan in de in het tweede lid bedoelde indexen of indien daar om teelt- of bedrijfsspecifieke omstandigheden reden toe is, wordt het schadebedrag berekend door:
1° de hoeveelheid landbouwproducten die is geproduceerd in 2021, of in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs; af te trekken van:
2° de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid landbouwproducten die is geproduceerd in de drie jaren voorafgaand aan de natuurramp of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de natuurramp, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs.
4. Het eigen risico bedraagt 35 procent van het schadebedrag.
5. Het budgetplafond voor deze beleidsregel bedraagt € 4,5 miljoen. Bij overschrijding van het plafond worden alle tegemoetkomingen evenredig gekort.
1. De landbouwer die aanspraak wenst te maken op een tegemoetkoming in de schade meldt dit uiterlijk 31 maart 2022 bij RVO door middel van een door de minister beschikbaar gesteld elektronisch schademeldingsformulier.
2. Deze melding omvat in ieder geval: gegevens over de getroffen landbouwer, waaronder het nummer waarmee de landbouwer geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel, de percelen als opgegeven in de Gecombineerde opgave, waarvoor de landbouwer een tegemoetkoming in de schade wenst te krijgen, een akkoord voor het gebruik van de gegevens uit de Gecombineerde opgave, het post- en bezoekadres, het telefoonnummer, het e-mailadres en het rekeningnummer dat op naam van de landbouwer staat of, in geval de landbouwer een eenmanszaak betreft en deze geen zakelijke rekening heeft, het rekeningnummer van de eigenaar van de eenmanszaak;
3. Na ontvangst door RVO van het schademeldingsformulier draagt RVO zorg voor de taxatie van de gemelde schade door een schade-expert die daartoe van RVO opdracht krijgt.
1. De aanvraag tot verlening van een tegemoetkoming in schade wordt ingediend bij RVO door middel van het door de schade-expert ingevulde aanvraagformulier en schaderapport.
2. De aanvraag wordt binnen 14 dagen nadat de schade-expert het aanvraagformulier aan de landbouwer heeft verstrekt ingediend bij RVO en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. de datum en plaats van de taxatie;
b. een beschrijving van de financiële opbrengst die in het jaar 2021 voor het desbetreffende gewas is behaald;
c. een beschrijving van de kwantitatieve en kwalitatieve schade;
d. een beschrijving van de wijze waarop de schade zich heeft gemanifesteerd;
e. een handtekening van de aanvrager en de schade-expert.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:
a. de landbouwer niet voldoet aan de definitie van landbouwer, bedoeld in artikel 1;
b. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze beleidsregel gestelde eisen;
c. de aanvrager in staat van faillissement verkeert dan wel bij de rechtbank een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de aanvrager is ingediend;
d. reeds uit andere hoofde dan deze beleidsregel een tegemoetkoming in dezelfde teeltplanschade wordt ontvangen;
e. de tegemoetkoming niet kan worden verstrekt op grond van de LVV.
De minister beslist binnen 13 weken na ontvangst van een aanvraag. Indien niet binnen deze termijn kan worden beslist, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beslissing wel kan worden genomen.
De minister kan de hoogte van de tegemoetkoming na de verstrekking herzien dan wel de beschikking tot de tegemoetkoming intrekken, indien blijkt dat de tegemoetkoming, door onjuiste gegevensverstrekking door de getroffen landbouwer, niet in overeenstemming met deze beleidsregel is verstrekt.
De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 30 van de LVV.
1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2. Deze beleidsregel vervalt met ingang van 1 januari 2023, met dien verstande dat de beleidsregel van toepassing blijft op aanvragen om tegemoetkoming waarvoor uiterlijk op 31 maart 2022 een schademelding als bedoeld in artikel 4 is ontvangen, dan wel op tegemoetkomingen die voor 1 januari 2023 zijn verstrekt.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 18 februari 2022
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer
Onderstaande tabel geeft de te hanteren SO-normen (in euro per ha) voor de meest gangbare gewassen
Gewas |
SO basisjaren 2016–20201 |
wintertarwe |
2.010 |
wintergerst |
1.610 |
zomertarwe |
1.760 |
zomergerst |
1.510 |
pootaardappelen |
11.350 |
consumptieaardappelen |
7.270 |
suikerbieten |
3.110 |
zaaiuien |
6.920 |
erwten (droog te oogsten) |
970 |
snijmais |
1.650 |
luzerne |
980 |
chicorei |
3.850 |
spelt |
1.790 |
winterpeen |
10.530 |
Gewas |
SO basisjaren 2015–20192 |
blijvend grasland3 |
1.180 |
tijdelijk grasland3 |
1.180 |
natuurlijk grasland |
350 |
Per kg droge stof (d.s.) is de normatieve opbrengst 11 cent bij 10.700 kg d.s. per ha. De 25% laagste bedrijven scoren ruim 25% lager en de 25% beste ruim 25% hoger gemeten in d.s. (bron Flynth kringloopwijzer).
In juli 2021 viel er een ongekend grote hoeveelheid regen in Limburg, de Belgische Ardennen en de Duitse Eiffel, resulterend in hoge waterstanden in het bijzonder in de Maas en zijrivieren. Met grote wateroverlast en schade tot gevolg voor particulieren en bedrijven in Limburg en Noord-Brabant. Het kabinet heeft ogenblikkelijk in reactie besloten de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (hierna: de Wts) toe te passen en de uit te keren bedragen te dekken uit de algemene middelen (Kamerstukken II 2020/2021, 32 698, nr. 58). De Wts maakt het mogelijk de gedupeerden een tegemoetkoming te verstrekken in de geleden materiële schade en gemaakte kosten. Op 9 september 2021 is de ‘Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant in juli 2021’ (hierna: Wts-regeling) in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2021, 40211).
De Wts is van toepassing wanneer de primaire kering doorbreekt of overstroomt.
De Wts geldt daarmee voor het binnendijks gebied met uitzondering van de binnendijkse retentiegebieden in de Maasvallei zolang de primaire kering nog niet veilig is. De toenmalige Minister van Infrastructuur en Waterstaat meldde hierover op 18 juni 2020 aan Uw Kamer dat tussen rijk en regio is overeengekomen dat, zodra een dijk veilig is – dat wil zeggen aan de huidige norm voldoet en zo nodig is verlegd – de status van rivierbed in het achterliggende binnendijkse gebied van die dijk vervalt.
Schade in de uiterwaarden, buitendijks van een primaire kering, is uitgezonderd van tegemoetkoming in de Wts, omdat uiterwaarden een waterafvoer en -bergingsfunctie hebben waarvoor sinds 1996 met de beleidslijn Ruimte voor de rivier een stringenter regime geldt. Een uiterwaard moet te allen tijde beschikbaar zijn voor de afvoer en berging van water, ook met het oog op klimaatverandering waarin hoogwater in de rivier vaker zal gaan voorkomen en niet alleen in het winterseizoen. De uiterwaarden zijn noodzakelijk voor de waterveiligheid van Nederland. De beleidslijn Ruimte voor de Rivier is in 2007 vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Hierin is opgenomen dat uitgegaan wordt van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoogwater voor activiteiten in het rivierbed, waarbij uiterwaarden onderdeel zijn van het rivierbed.
Het kabinet is op 10 september 2021 desalniettemin een verkenning gestart naar een tegemoetkoming van de schade aan gewassen (teeltplanschade) in de uiterwaarden van de Maas (Kamerstukken II 2020/2021, 32 698, nr. 60), waarbij de aspecten consistentie van beleid, proportionaliteit, uitvoerbaarheid en precedentwerking in acht genomen zijn. Het kabinet heeft gezien de zeer uitzonderlijke omstandigheden besloten eenmalig te komen met een tegemoetkoming voor agrariërs met teeltplanschade in de uiterwaarden van de bedijkte Maas vanaf Mook/Boxmeer tot het punt waar de Maas in de Amer stroomt (Geertruidenberg). Het betreft geen andere mogelijke schade dan teeltplanschade. Deze tegemoetkoming is passend vanwege de unieke combinatie van omstandigheden, te weten akkerbouwbedrijven die zwaar getroffen zijn door de coronacrisis (akkerbouwers in dit gebied telen relatief veel aardappelen die verwerkt worden) en de financiële klap van ondergelopen gewassen door uitzonderlijk zomer-hoogwater in de Maas, waaraan agrariërs vanuit het verleden niet gewend zijn. Het gaat uitdrukkelijk om een éénmalige tegemoetkoming die niet alle schade dekt, analoog aan de voorwaarden die gelden bij de tegemoetkoming van teeltplanschade in de Wts-regeling.
In de toekomst zal geen tegemoetkoming meer plaatsvinden voor teeltplanschade in uiterwaarden al dan niet in combinatie met welke andere calamiteit dan ook. Met het oog op klimaatverandering zullen agrariërs met percelen in uiterwaarden erop voorbereid moeten zijn dat hun percelen vaker onderlopen, soms ook in de zomer. In de Nederlandse wet en regelgeving is de primaire rol van uiterwaarden voor de bescherming van ons land van het water vastgelegd, ongeacht of het gaat om hoogwater in de winter of in de zomer.
Het betreft een beleidsregel voor een tegemoetkoming voor inkomensverlies door schade aan gewassen, kort gezegd teeltplanschade, door overstroming van zoetwater. Artikel 1 van de beleidsregel bevat begripsbepalingen. Zo wordt onder teeltplanschade verstaan het financieel verlies door een mindere opbrengst dan redelijkerwijze mocht worden verwacht in de schadetermijn. Andere vormen van schade zoals materiële schade komen niet in aanmerking voor tegemoetkoming onder deze beleidsregel. De reden hiervoor is dat er in uiterwaarden rekening gehouden wordt met mogelijke overstromingen, die veelal in de winter voorkomen. Vaste bebouwing is in uiterwaarden niet toegestaan. Daarnaast is bij tijdelijk gebruik door bijvoorbeeld campings het mogelijk om zaken te beredderen en zo schade te voorkomen. In de toekomst zal er als hierboven aangegeven ook geen tegemoetkoming meer plaatsvinden voor geleden teeltplanschade in uiterwaarden.
In de artikelen 2 en 3 staan de voorwaarden en de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming opgenomen.
Het schadegebied betreft de uiterwaarden van de Maas, buitendijkse gelegen percelen vanaf de primaire kering langs de Maas tussen Mook/Boxmeer en het punt waar de Maas in de Amer stroomt. Een kaart van het schadegebied is opgenomen in bijlage 1. De beleidsregel is alleen van toepassing op de uiterwaarden van de Maas omdat in het verleden hoogwater in de zomer van deze uiterwaarden zeer uitzonderlijk is geweest waardoor ondernemers in mindere mate hiermee rekening hielden.
De schadeperiode is vastgelegd van 15 juli 2021 tot en met 22 juli 2021, gezien de hevige regengeval in het stroomgebied van de Maas tot in Zuid-Limburg begon op 13 juli en vervolgens het hoogwater van de Maas zich stroomafwaarts heeft verplaatst van Boxmeer tot Geertruidenberg binnen de periode van 15 juli 2021 tot en met 22 juli 2021.
Ten aanzien van de schadedrempel en de hoogte van de tegemoetkoming worden, analoog aan de Wts-regeling, dezelfde percentages en berekeningswijze gehanteerd. Dat betekent dat de getroffen landbouwer slechts recht heeft op een tegemoetkoming voor zover een productieverlies van ten minste 20 procent ten opzichte van de gemiddelde opbrengst in de betrokken productierichting. Als de teeltplanschade meer bedraagt, wordt de totale teeltplanschade conform het vergoedingspercentage van 65 procent meegenomen in de tegemoetkoming. Is het productieverlies lager dan 20 procent, dan wordt de teeltplanschade niet vergoed. De som van de schades die meegenomen worden in de tegemoetkoming moet meer bedragen dan € 1.322 om recht te hebben op een tegemoetkoming. Bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming bedraagt het eigen risico 35 procent. Als aangegeven in de brief van 17 december jl. (Kamerstukken II 2020/2021, 32 698, nr. 63) gaat de Beleidslijn grote rivieren in het rivierbed, waartoe de buitendijkse gebieden vanaf de primaire kering behoren, uit van eigen risico. Om deze reden en ook om overcompensatie te voorkomen is, anders dan in de Wts-regeling, er geen maximering van het eigen risico.
Voor de berekening van het normale productieniveau wordt aangesloten bij artikel 30 zevende lid van Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Landbouwvrijstellingsverordening (PbEU 2014/ L193) (hierna: LVV). Gezien de noodzaak tot een eenduidige en snelle schadeafhandeling, met inachtneming van de eisen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid zal bij de vaststelling van de schade bij meest relevante gewassen uitgegaan worden van een index, te weten de standaardopbrengst (SO-)norm per product per hectare.1 Dit borgt dat, net als wanneer de schade met bedrijfseigen gegevens uit de bedrijfsadministratie bepaald wordt, deze is gebaseerd op de gemiddelde opbrengsten en de gemiddelde verkoopprijzen van de voorafgaande jaren. Om die reden voldoet de SO-norm als index die conform artikel 30, zevende lid LVV kan worden gebruikt bij het vaststellen van de schade.
De SO-norm is een gestandaardiseerde opbrengst (in euro) per hectare die met een gewas gemiddeld op jaarbasis wordt behaald. De SO-normen zijn gebaseerd op genormaliseerde vijfjaargemiddelde opbrengsten. De normen worden door Wageningen Economic Research (hierna: WEcR) vastgesteld in elk jaar dat Eurostat de Farm Structure Survey uitvoert. De standaardopbrengsten voor de meest gangbare gewassen worden door WEcR bepaald op basis van daadwerkelijk gerealiseerde productie en de waarde daarvan in de representatieve steekproef uit het BedrijvenInformatienet.2
Om de meest recente gegevens te gebruiken zijn de standaardopbrengsten per product voor de meest gangbare gewassen geactualiseerd en is een bedrag per hectare vastgesteld, waarmee wordt weergegeven de gemiddelde (bruto) opbrengst per hectare of per vierkante meter die in de betreffende productcategorie zou zijn behaald indien er geen schade zou zijn opgetreden door de wateroverlast. Daarbij is uitgegaan van de opbrengsten die gehanteerd zijn voor het bepalen van de meest recente standaardopbrengsten van de jaren 2016, 2017, 2018, 2019 (definitieve cijfers) en 2020 (voorlopige cijfers) en daarvan het gemiddelde, zoals ook de werkwijze is voor het bepalen van de SO-norm per product. Deze zijn opgenomen in bijlage 2.
Het bepalen van de bruto opbrengst per product voor de standaardopbrengst (SO) verschilt van de bruto opbrengst in de Kwantitatieve Informatie voor de land- en tuinbouw (hierna: de KWIN). De SO wordt bepaald op basis van de gerealiseerde gemiddelde opbrengst bij een representatieve steekproef uit het BedrijvenInformatienet. De bruto opbrengst in de KWIN wordt bepaald op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, en van teeltdeskundigen of de verwerkende industrie. De SO-norm en KWIN-norm betreffen bekende en gestandaardiseerde berekeningswijzen voor het vaststellen van deze indexen. Gekozen is om de SO-norm te gebruiken omdat daar de meest recente data van beschikbaar zijn.
Zoals hierboven aangegeven, heeft voor de meest gangbare gewassen een actualisatie plaatsgevonden en is de SO-norm berekend op basis van de meest recente, beschikbare gegevens en opgenomen in deze beleidsregel met het oog op artikel 30, zevende lid, van de LVV. Voor andere gewassen kan voor de reële waardebepaling gebruik gemaakt worden van de meest recente gegevens, te weten de NSO-typering agrarische bedrijven 2020 (basisjaren 2015–2019).
Indien voor de betreffende teeltplanschade op een bepaald bedrijf een meer bedrijfsspecifieke aanpak nodig is, wordt in lijn met artikel 30, zevende lid, van de LVV, de volgende formule gehanteerd voor de berekening van teeltplanschade:
a) de hoeveelheid landbouwproducten die is geproduceerd in het jaar van de natuurramp of in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs;
af te trekken van:
b) de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid landbouwproducten die is geproduceerd in de drie jaren voorafgaand aan de natuurramp of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de periode 15 juli 2021 tot en met 22 juli 2021, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs. Dat bedrag kan worden verhoogd met andere kosten die de begunstigde heeft gemaakt wegens de situatie als gevolg van de wateroverlast. Het bedrag wordt verlaagd met de kosten die, als gevolg van de wateroverlast, niet zijn gemaakt.
Artikel 3, vijfde lid, legt het budgetplafond van 4,5 miljoen euro vast. Het plafond is hoger vastgesteld dan het op basis van de maximale potentiële schade aan gewassen op percelen gelegen in de uiterwaarden van de Maas berekende totaalbedrag aan tegemoetkomingen. Bij overschrijding van het plafond worden alle tegemoetkomingen evenredig gekort.
Artikel 4 beschrijft de procedure met betrekking tot de melding. Landbouwers die in aanmerking wensen te komen voor een tegemoetkoming, kunnen bij RVO een schademeldingsformulier digitaal indienen. Dit kan via de website van RVO.
Het schademeldingsformulier wordt uiterlijk 31 maart 2022 bij RVO ingediend, ook indien nog niet alle schade zich heeft gemanifesteerd. Meldingen van andere schade dan teeltplanschade, kosten buiten het schadegebied en meldingen gedaan na 31 maart 2022 komen niet in aanmerking.
Als de melding voldoet aan de voorwaarden, zal in opdracht van RVO een onafhankelijke schade-expert de schade taxeren. RVO zet voor de taxatie Register-Experts in. Deze schade-expert neemt de schade zo snel mogelijk na de melding op.
Het aanvraagformulier met het schaderapport dient ondertekend te worden. Indien de landbouwer het niet eens is met het aanvraagformulier en schaderapport is het mogelijk om in bezwaar te verzoeken om een contra-expertise door een andere schade-expert.
Artikel 5 beschrijft de procedure met betrekking tot de aanvraag van de tegemoetkoming. Het door de gedupeerde ondertekende aanvraagformulier met schaderapport bevat een objectieve beschrijving van de schade en wordt door de schade-expert langs elektronische weg bij RVO ingediend.
Artikel 6 beschrijft de situaties wanneer afwijzend moet worden beschikt op een aanvraag, zoals wanneer een aanvraag onvolledig is met het oog op artikel 5 of wanneer er eenzelfde tegemoetkoming op basis van een andere publiek- of privaatrechtelijke voorziening zoals een weersverzekering voor dezelfde teeltplanschade zou worden toegekend. Dit laatste om overcompensatie te voorkomen.
Artikel 7 bepaalt dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uiterlijk binnen 13 weken na ontvangst van het aanvraagformulier beslist op de aanvraag. Indien de beslissing op de aanvraag niet binnen deze termijn van 13 weken kan worden gegeven, wordt de landbouwer, conform artikel 4:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, daarvan in kennis gesteld en wordt daarbij tevens een zo kort mogelijke termijn genoemd waarbinnen de beslissing wel kan worden tegemoetgezien.
Artikel 8 biedt de mogelijkheid de hoogte van de tegemoetkoming na de verstrekking te herzien dan wel de beschikking tot de tegemoetkoming in te trekken, indien blijkt dat de tegemoetkoming, door onjuiste gegevensverstrekking door de getroffen landbouwer, niet in overeenstemming met deze beleidsregel is verstrekt.
Wanneer een tegemoetkoming aan een onderneming wordt verleend kan sprake zijn van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU).
Deze steun aan ondernemingen wordt geacht verenigbaar te zijn en is derhalve toegestaan, voor zover de tegemoetkoming ziet op de landbouwsector, de LVV. De LVV is van toepassing op steun voor het herstel van de schade als gevolg van natuurrampen (artikel 1, eerste lid, onder c, LVV), zoals in dit geval de overstromingen (artikel 2, onder 9, LVV). Er is verder sprake van transparante steun in de vorm van een in deze beleidsregel beschreven tegemoetkoming (artikel 5 LVV). Alle bedragen die voor de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten worden gebruikt, zijn bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Er is sprake van een stimulerend effect (artikel 6, vijfde lid, onder g) omdat aan de voorwaarden van artikel 30 LVV wordt voldaan. De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken die duidelijk, specifiek en actueel zijn (artikel 7, eerste lid, LVV). In overeenstemming met artikel 8 LVV wordt geen tegemoetkoming toegekend indien er sprake is van ongeoorloofde cumulatie.
Deze beleidsregel voldoet aan de voorwaarden die volgen uit artikel 30 LVV: het kabinet heeft de overstromingen en afstromend water in de periode van 13 juli tot en met 20 juli 2021 formeel als natuurramp erkend, en de tegemoetkoming vereist een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de natuurramp en de schade die de onderneming heeft geleden (artikel 2). De steun wordt rechtstreeks betaald aan de betrokken onderneming. Deze beleidsregel is ingesteld binnen drie jaar nadat de overstromingen hebben plaatsgevonden en de steun wordt binnen vier jaar na die datum betaald. Verder vereist deze beleidsregel een taxatie van de gemelde schade door een schade-expert (artikel 4, vierde lid en artikel 5). De taxateur zal zijn taxatie baseren op de berekeningen zoals beschreven in artikel 30, zevende lid, van de LVV (artikelen 6 tot en met 8). Overcompensatie wordt daarbij vermeden conform hetgeen is bepaald in artikel 30, achtste lid van de LVV. De compensatie zal niet méér bedragen dan wat nodig is om de begunstigde in staat te stellen terug te keren naar de situatie zoals die vóór de ramp bestond, en er wordt hiermee ook voldaan aan de eisen met betrekking tot de steunintensiteit.
Conform artikel 9 LVV zullen de uit deze verordening voortvloeiende publicatieverplichtingen worden nageleefd. Zo wordt de beleidsregel ook gepubliceerd op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/staatssteun/documenten. Ook is een kennisgeving met betrekking tot deze steunmaatregel verstuurd aan de Europese Commissie.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is belast met de uitvoering van de beleidsregel.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2023, met dien verstande dat de beleidsregel van toepassing blijft op aanvragen om tegemoetkoming waarvoor uiterlijk op 31 maart 2022 een schademelding als bedoeld in artikel 4 is ontvangen, dan wel op tegemoetkomingen die voor 1 januari 2023 zijn verstrekt.
1NSO-typering agrarische bedrijven 2020, Arjan Wisman, p.10 (beschikbaar op: 537610 (wur.nl).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-5866-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.