Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 maart 2022, 2021-0000604446, houdende regels voor de subsidiëring van het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Waterschapshuis ten behoeve van de ondersteuning bij het implementeren van de Wet open overheid (Subsidieregeling ondersteuning implementatie Wet open overheid)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdelen b, c, e en f van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 3, 6, vijfde lid, onderdeel b, 11, tweede lid en derde lid, onderdeel e, 20 en 24, vijfde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

IPO:

Interprovinciaal Overleg;

minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

VNG:

Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 2

  • 1. De minister verstrekt aan het IPO, de VNG en het Waterschapshuis subsidie voor het bieden van ondersteuning aan respectievelijk provincies, gemeenten en waterschappen bij de implementatie van de Wet open overheid.

  • 2. De subsidie wordt voor vijf boekjaren verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 3

De subsidie, bedoeld in artikel 2, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van de minister blijkt.

2. De subsidieverlening

Artikel 4

  • 1. Het IPO, de VNG en het Waterschapshuis dienen de aanvraag tot subsidieverlening in het boekjaar waarin deze regeling in werking treedt, uiterlijk in op 30 juni van het betreffende boekjaar.

  • 2. Door de aanvrager gemaakte kosten vóór indiening van de aanvraag komen voor subsidie in aanmerking indien de kosten niet eerder zijn gemaakt dan 1 januari 2022. Deze kosten vallen onder het subsidiebedrag voor het eerste boekjaar.

  • 3. De aanvraag hoeft geen weergave te bevatten van de liquiditeitsbehoefte als bedoeld in artikel 11, derde lid, onderdeel e, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.

Artikel 5

Op de subsidie, bedoeld in artikel 3, zijn de bepalingen uit artikel 17 van het Kaderbesluit BZK-subsidies inzake een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing.

3. De subsidievaststelling

Artikel 6

De aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring als bedoel in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.

4. Voorschotverlening

Artikel 7

  • 1. De minister verstrekt een voorschot per boekjaar.

  • 2. Het voorschot voor een boekjaar is gelijk aan 100 procent van de voor dat jaar verleende subsidie.

  • 3. Een voorschot wordt verstrekt in januari van het betreffende boekjaar. Het voorschot voor het eerste jaar wordt binnen zes weken na de beschikking tot subsidieverlening uitbetaald.

  • 4. De minister kan een voorschot een maand later verstrekken, nadat het IPO, de VNG of het Waterschapshuis hiervan in kennis is gesteld.

5. Slotbepalingen

Artikel 8

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ondersteuning implementatie Wet open overheid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 mei 2022 treedt de Wet open overheid (hierna: Woo) in werking. Deze wet zal de huidige Wet openbaarheid van bestuur vervangen. De inwerkingtreding van de Woo vraagt van alle bestuursorganen die vallen onder de reikwijdte van de Woo – waaronder gemeenten, provincies en waterschappen – inspanningen om de wet te implementeren en uit te voeren. Hierbij gaat het onder andere om het voldoen aan de verplichtingen omtrent het actief openbaar maken van categorieën informatie en het aanstellen van een of meerdere contactfunctionarissen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG), het Interprovinciaal Overleg (hierna: IPO) en het Waterschapshuis ondersteunen respectievelijk gemeenten, provincies en waterschappen bij deze opgave. Op verzoek van de Unie van Waterschappen wordt de subsidie voor de ondersteuning van de waterschappen verstrekt aan het Waterschapshuis, aangezien zij het ondersteuningsprogramma voor de waterschappen gaan ontwikkelen en de bijbehorende activiteiten gaan uitvoeren.

Onderhavige subsidieregeling heeft als doel de subsidiëring te regelen van de kosten die zij hiervoor maken. De subsidie die via deze regeling kan worden aangevraagd, moet worden aangewend voor dit doel. Het beschikbaar gestelde subsidiebedrag kan bijvoorbeeld worden ingezet voor het aanstellen van een of meerdere projectleiders Woo, het uitvoeren van praktijkbeproevingen, het uitwerken van het meerjarenplan (artikel 6.2 Woo) voor de desbetreffende bestuurslaag, het implementeren van het meerjarenplan, het ontwikkelen van communicatieproducten en het geven van voorlichting aan bestuursorganen. Het staat de subsidieverzoeker vrij om de subsidie ook in te zetten voor andere activiteiten passend binnen de doelstelling van deze regeling. Deze activiteiten worden geformuleerd in de subsidieaanvraag – die dient te voldoen aan de criteria die gelden op grond van artikel 11 van het Kaderbesluit BZK-subsidies – en dragen bij aan de implementatie van de Woo. Wel is het uitgangspunt dat deze activiteiten dienen te worden uitgevoerd door of in opdracht van de aanvrager/ontvanger van de subsidie, dus door de VNG, het IPO en het Waterschapshuis. Het is niet de bedoeling dat zij de ontvangen subsidie doorgeven aan de medeoverheden.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In het eerste lid van dit artikel wordt bepaald voor welke activiteiten de subsidie kan worden aangewend. Zie voor een nadere toelichting over wat onder deze activiteiten kan worden verstaan het algemeen deel van deze toelichting. Het tweede lid regelt dat er maar één aanvraag gedaan hoeft te worden om de subsidie voor vijf jaar te verstrekken.

Artikel 3

Op grond van artikel 18 van het Kaderbesluit wordt de subsidie verstrekt in de vorm van een vast bedrag, dat in de ministeriële regeling wordt vastgelegd of dat wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag. In deze regeling wordt voor de tweede optie gekozen. In deze regeling wordt wel vastgelegd dat de subsidie maximaal het bedrag bedraagt dat blijkt uit de begroting van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De bedragen die de VNG, het IPO en het Waterschapshuis zullen ontvangen, zijn vastgesteld in een bestuurlijk overleg met de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen op basis van de implementatieopgave voortkomend uit de door hen verrichte uitvoeringstoetsen1. In aanvulling op de eerder vastgestelde bedragen kan een subsidieontvanger een aanvullend bedrag ontvangen indien de activiteiten waarvoor de subsidie bestemd is, passen binnen de doelstelling van deze subsidieregeling en dit bedrag (om die reden) ook is opgenomen in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Elke organisatie zal gedurende een periode van vijf jaar jaarlijks het subsidiebedrag ontvangen. Op verzoek van de Unie van Waterschappen wordt de subsidie voor de ondersteuning van de waterschappen verstrekt aan het Waterschapshuis, aangezien zij het ondersteuningsprogramma voor de waterschappen gaan ontwikkelen en de bijbehorende activiteiten gaan uitvoeren.

Artikel 4

De VNG, het IPO en het Waterschapshuis hoeven maar één keer een subsidieaanvraag in te dienen, namelijk in het eerste boekjaar. Ingevolge artikel 4, eerste lid, moeten zij dit uiterlijk op 30 juni van dat jaar hebben gedaan. In artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies (Kaderbesluit) is de termijn waarbinnen de minister moet beslissen omtrent de subsidieaanvraag vastgesteld op dertien weken.

Uit artikel 6, vijfde lid, aanhef, van het Kaderbesluit volgt dat door de aanvrager gemaakte kosten vóór indiening van de aanvraag in beginsel niet voor subsidie in aanmerking komen. Hiervan kan worden afgeweken bij ministeriële regeling (artikel 6, vijfde lid, onderdeel b). Het tweede lid van onderhavig artikel regelt dat, in afwijking van de hoofdregel, gemaakte kosten vanaf 1 januari 2022 ook al voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dit is overeenkomstig de afspraken met de VNG, het IPO en het Waterschapshuis dat de subsidieregeling in werking zou treden per 1 januari 2022. De gemaakte kosten zijn onderdeel van het eerste boekjaar van de subsidieregeling. In het tweede lid wordt dit geëxpliciteerd.

Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Kaderbesluit moet een subsidieaanvraag worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier. Artikel 11, derde lid, bevat een opsomming van de stukken die de aanvraag moet bevatten. Op grond van artikel 11, derde lid, aanhef, kan hiervan worden afgeweken. In het derde lid van onderhavig artikel wordt bepaald dat de aanvraag geen weergave van de liquiditeitsbehoefte hoeft te bevatten.

Artikel 5

De subsidie ten behoeve van de VNG, het IPO en het Waterschapshuis omvat een groter bedrag dan € 125.000 en valt daarom in beginsel onder arrangement 3 (artikel 18 van het Kaderbesluit). Gelet op de ervaringen met en de positie van het IPO, de VNG en het Waterschapshuis volstaan echter de regels voor subsidies tussen € 25.000 en € 125.000 (arrangement 2, artikel 17 van het Kaderbesluit). Artikel 20 van het Kaderbesluit biedt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling de regels van arrangement 2 van toepassing te verklaren op een subsidie uit de categorie van arrangement 3. Dit artikel regelt dit. Een subsidie volgens arrangement 2 wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag (lump sum) of een vast bedrag voor een nog te verrichten prestatie-eenheid. Bij deze subsidie gaat het om een lump sum. Bij de verstrekking van de subsidie wordt een beschikking tot subsidieverlening gegeven met vermelding van het tijdstip waarop een aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling moet worden ingediend. Bij de subsidievaststelling moet worden aangetoond dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat voldaan is aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De precieze regels met betrekking tot de subsidie in arrangement 2 staan in artikel 17 van het Kaderbesluit.

Artikel 6

Artikel 5 regelt dat de regels inzake een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing zijn op de subsidies ten behoeve van de VNG, het IPO en het Waterschapshuis. Omdat voor subsidies lager dan € 125.000 geen controleverklaring nodig is voor vaststelling van de subsidie, regelt dit artikel dat ook voor de onderhavige subsidie geen controleverklaring is vereist.

Artikel 7

Op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies is in dit artikel bepaald dat er per boekjaar een verschot wordt uitgekeerd (eerste lid) ter hoogte van het gehele bedrag dat voor dat jaar aan subsidie is verleend (tweede lid). In het eerste boekjaar wordt het voorschot uitbetaald binnen zes weken nadat het besluit tot subsidieverlening is genomen. In de boekjaren daarna wordt het voorschot steeds verstrekt in januari van dat jaar (derde lid).

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Daarmee wordt afgeweken van de regels inzake de vaste-verandermomenten. Tevens werkt deze regeling terug tot 1 januari 2022. Hiervoor is gekozen om het mogelijk te maken het IPO, de VNG en het Waterschapshuis voor het jaar 2022 subsidie te verstrekken.

In aanwijzing 6a. van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking zijn bepalingen opgenomen inzake de beperking van de duur van een subsidieregeling. Op grond hiervan moet een subsidieregeling een einddatum bevatten die niet later valt dan vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de regeling. In verband hiermee is bepaald dat de regeling per 1 januari 2027 vervalt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 10

Naar boven