ARTIKEL I
De Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking
wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 16, eerste lid, wordt toegevoegd ‘en een kopie van
notariële akte van oprichting’.
B
In artikel 18, tweede lid, onderdeel d, wordt na ‘de locatie van
de productie-installatie’ ingevoegd ‘en indien van toepassing andere, te
realiseren of reeds gerealiseerde productie-installaties die gebruik maken van
zonne-energie,’.
C
In artikel 24, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘achttien maanden’
vervangen door ‘twee jaar’.
D
In artikel 28, vierde lid, vervalt ‘en een kopie van de
inschrijving van die akte in de openbare registers’.
E
Artikel 31 komt te luiden:
-
1. Onverminderd artikel 12 van boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek draagt de subsidieontvanger, indien hij een coöperatie is, er zorg voor
dat:
-
a. al zijn leden die niet geschorst zijn, toegang hebben
tot de algemene vergadering en dat die leden daar elk één stem hebben over de
in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen productie-installatie;
-
b. indien personen die deel uitmaken van andere organen
van de vereniging en die geen lid zijn in de algemene vergadering stemrecht
kunnen uitoefenen, deze personen elk niet meer dan één stem hebben over de in
de beschikking tot subsidieverlening opgenomen productie-installatie.
-
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien
aan de subsidieontvanger subsidie is verstrekt op grond van een aanvraag die is
ingediend in 2021.
F
In artikel 33, vijfde lid, wordt ‘zijn de leden’ vervangen door
‘is ten minste 90% van de leden’.
ARTIKEL II
Indien artikel 3.1 van de Invoeringswet
Omgevingswet in werking treedt, wordt artikel 17 van de Subsidieregeling
coöperatieve energieopwekking als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
2. Het tweede lid komt te luiden:
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2022.
TOELICHTING
1. Doel en aanleiding
Deze regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling
coöperatieve energieopwekking. De Subsidieregeling coöperatieve
energieopwekking is op 27 februari 2021 gepubliceerd (Stct. 2021,
11080) en op 1 april 2021 in werking getreden. Het betreft een nieuwe
regeling, die in de plaats is gekomen van de zogenoemde ‘postcoderoosregeling’
zoals opgenomen in artikel 59a en verder van de Wet belastingen op
milieugrondslag.
Met het Besluit openstelling Subsidieregeling coöperatieve
energieopwekking 2021 (Stct. 2021, 11075) zijn de categorieën
productie-installaties aangewezen waarvoor in 2021 subsidie kan worden
aangevraagd. Op grond van dit besluit konden aanvragen worden ingediend van
1 april 2021 tot 1 december 2021 tot een subsidieplafond van € 92.000.000.
Inmiddels zijn dus de eerste ervaringen opgedaan met deze subsidie. Daarbij is
gebleken dat de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking op enkele punten
verduidelijking of wijziging behoeft. Onderhavige wijzigingsregeling voorziet
daarin.
2. Wijzigingen
In onderdeel A van artikel I wordt toegevoegd dat een coöperatie
bij het indienen van een aanvraag voor subsidie, ook de notariële akte van
oprichting van de coöperatie overlegt. Op deze manier kan de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (hierna: RVO), de uitvoeringsorganisatie voor deze
subsidieregeling, het bestaan en de status van de coöperatie controleren.
Door de wijziging in artikel I, onderdeel B, wordt bij de aanvraag
voor subsidie voor een productie-installatie die gebruik maakt van
zonne-energie, niet alleen gevraagd om de intekening van de aangevraagde
productie-installatie op de locatie, maar ook van de reeds aanwezige of nog te
realiseren productie-installaties die gebruik maken van zonne-energie. Dit is
nodig om inzichtelijk te krijgen of er daadwerkelijk ruimte voor de installatie
op de locatie is.
In artikel I, onderdeel C, wordt de realisatietermijn voor een
productie-installatie die gebruik maakt van zonne-energie met zes maanden
verlengd van achttien maanden naar twee jaar. Dat sluit aan bij de SDE++,
waarbij ook een termijn van twee jaar is opgenomen in artikel 24, tweede lid,
van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en
klimaattransitie 2021 voor zon-PV-installaties tot 1 MWp. Gebleken is dat een
termijn tot twee jaar in de praktijk veelal nodig is voor realisatie van de
productie-installatie.
Onderdeel D van artikel I bevat een wijziging van de bepaling over
het zeggenschap. Er was al bepaald dat ieder lid van de coöperatie één stem
heeft in de algemene ledenvergadering. Dit moet zijn vastgelegd in de statuten.
Hieraan wordt toegevoegd dat ook personen die geen lid zijn van de coöperatie
maar wel deel uitmaken van andere organen van de coöperatie, in de algemene
ledenvergadering stemrecht kunnen krijgen over de in de beschikking tot
subsidieverlening opgenomen productie-installatie, mits ze elk niet meer dan
één stem krijgen. De mogelijkheid op zich is in lijn met het artikel 38, derde
lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en wordt hier ook gerechtvaardigd
geacht vanwege de geleverde inspanning van deze personen voor de coöperatie.
Dat de coöperatie daarbij wel moet bepalen dat deze personen elk niet meer dan
één stem hebben over de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen
productie-installatie, is opgenomen om te voorkomen dat de zeggenschap over de
productie-installatie geconcentreerd wordt bij één of enkele personen. Dat zou
onwenselijk zijn omdat dat ten koste gaat van lokale betrokkenheid. Aangezien
dit een verscherping van de verplichtingen voor de subsidieontvanger is, gaat
deze verplichting pas gelden voor die subsidies die na deze aanscherping worden
verstrekt.
Overigens bepaalt artikel 38, derde lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek dat het aantal gezamenlijk uitgebrachte stemmen door deze
personen, niet meer mag zijn dan de helft van het aantal stemmen dat door de
leden is uitgebracht.
Voor de volledigheid is verder een verwijzing naar artikel 12 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek toegevoegd. Op grond van die bepaling kan ook
aan een lid stemrecht worden ontzegd.
Met onderdeel E van artikel I wordt bepaald dat het overleggen van
een kopie van de inschrijving van de akte van vestiging van het recht van
opstal niet meer nodig is. Volstaan kan worden met het overleggen van een kopie
van de akte van vestiging van het recht van opstal zelf. Het overleggen van de
kopie van inschrijving is voor RVO niet noodzakelijk gebleken om te kunnen
controleren of voldaan wordt aan het vereiste van recht van opstal, als dat van
toepassing is.
Artikel I, onderdeel F, past artikel 33, vijfde lid, aan dat ziet
op het postcoderoosvereiste bij een vereniging van eigenaars (hierna: VvE). Het
postcoderoosvereiste voor VvE’s wordt versoepeld: niet alle leden, maar 90% van
de leden van de VvE moet op het moment van indienen van de aanvraag in de
postcoderoos wonen, zoals die is aangegeven in de aanvraag. Daarmee wordt de
mogelijkheid voor een gemengde VvE (dat wil zeggen een VvE in een complex waar
zowel eigenaars als huurders wonen) om deel te nemen aan deze regeling
enigszins vergroot. Voorkomen wordt dat als slechts een enkel lid buiten de
postcoderoos gevestigd is (bijvoorbeeld een elders gevestigde eigenaar die zijn
woning verhuurt), de VvE niet meer als VvE kan deelnemen en alleen het
oprichten van een coöperatie als alternatief overblijft. Het in die situaties
moeten oprichten van een coöperatie wordt onnodig en disproportioneel geacht.
Door het postcoderoosvereiste voor een VvE op 90% te houden wordt wel de lokale
betrokkenheid die voorop staat in deze regeling, gewaarborgd.
Een dergelijke versoepeling is beperkt tot een VvE, omdat een VvE
– anders dan een coöperatie – geen alternatief heeft wat betreft de populatie
van leden en de postcoderoos.
Tot slot bevat artikel II een wijziging van de Subsidieregeling
coöperatieve energieopwekking voor als de Omgevingswet inwerking treedt. De Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) wordt ingetrokken met de
Invoeringswet Omgevingswet (artikel 3.1 van de Invoeringswet Omgevingswet). Het
vergunningenstelsel dat is opgenomen in de Wabo, wordt opgenomen in de
Omgevingswet. Artikel 17, eerste lid, onder b, wordt hierop aangepast, zodat
het aansluit op het vergunningenstelsel van de Omgevingswet. Ook wordt het
tweede lid gewijzigd om aan te sluiten op het vergunningenstelsel van de
Omgevingswet.
De situatie zou zich kunnen voordoen dat een aanvraag om een
vergunning voor de datum van inwerkingtreding van de Invoeringswet Omgevingswet
krachtens de Wabo is ingediend en de aanvraag om een subsidie op of na die
datum wordt ingediend. In dat geval moet de aanvrager bij de aanvraag om
subsidieverlening op grond van artikel 17, eerste lid, onder b, de aanvraag om
de omgevingsvergunning krachtens de Omgevingswet overleggen. Door het
overgangsrecht voor lopende procedures dat is opgenomen in artikel 4.3 van de
Invoeringswet Omgevingswet kan de aanvrager in zo’n geval bij zijn aanvraag om
subsidieverlening de aanvraag om een vergunning overleggen, die nog krachtens
de Wabo is ingediend.
3. Regeldruk
De regeldruk voortvloeiend uit deze wijzigingsregeling is slechts
in samenhang te zien met de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking. In
paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting op de Subsidieregeling
coöperatieve energieopwekking (Stct. 2021, 11080) is een uitgebreide toelichting
opgenomen van de regeldruk voortvloeiend uit die regeling, in samenhang met de
openstelling (voor 2021 was dat door middel van het Besluit openstelling
Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking 2021). In de toelichting op het
openstellingsbesluit voor 2022 (Besluit openstelling Subsidieregeling
coöperatieve energieopwekking 2022) wordt uitgebreid ingegaan op de
regeldrukeffecten die voortvloeien uit onderhavige wijzigingsregeling. Verwezen
wordt naar die toelichting.
4. Inwerkingtreding
Deze wijzigingsregeling treedt op 1 maart 2022 in werking. Hiermee
wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, bedoeld in Aanwijzing 4.17,
tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking voorkomt
aanmerkelijke ongewenste nadelen voor de doelgroep, te weten coöperaties en
VvE’s, omdat de openstelling van de subsidieregeling zelf ook per 1 maart 2022
is voorzien (via het Besluit openstelling Subsidieregeling coöperatieve
energieopwekking 2022, dat op 1 maart 2022 in werking treedt).
De Minister voor
Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten