Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 16 februari 2022, nr. IENW/BSK-2022/28464, tot wijziging van de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 in verband met de (her)introductie van het certificaat praktijktrainer nascholing en enige technische wijzigingen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 7, tweede lid, onderdeel d, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 vervalt.

B

In de artikelen 22, 25, 26 en 28 wordt 'De aangewezen exameninstantie' vervangen door 'Het CBR' en wordt 'de aangewezen exameninstantie' vervangen door 'het CBR'.

C

Paragraaf 3a van hoofdstuk III komt te luiden:

§ 3a. Certificaat praktijktrainer nascholing

Artikel 26a
  • 1. Degene die praktische nascholing als bedoeld in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders geeft en geen certificaat voor het geven van rijonderricht als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 bezit, dient in het bezit te zijn van een certificaat praktijktrainer nascholing.

  • 2. Het certificaat praktijktrainer nascholing wordt op aanvraag door het CBR tegen betaling van het door die instantie ter zake van de kosten van het certificaat vastgestelde tarief afgegeven aan degene die:

    • a. in de acht jaar voorafgaand aan het examen praktijktrainer nascholing ten minste vijf jaar werkzaam is geweest als chauffeur of praktijktrainer nascholing in de motorrijtuigcategorie waarvoor het examen praktijktrainer nascholing is afgelegd;

    • b. een ingevolge artikel 12b, tweede lid, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 gecertificeerde cursus met betrekking tot coaching en feedback geven heeft gevolgd; en

    • c. het examen praktijktrainer nascholing met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 3. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, geschiedt op de door het CBR vastgestelde wijze en gaat vergezeld van documenten waarmee ten genoegen van het CBR het voldoen aan het tweede lid, onderdelen a en b, wordt aangetoond.

Artikel 26b
  • 1. Het CBR is belast met het afnemen van het examen praktijktrainer nascholing.

  • 2. Het examen praktijktrainer nascholing omvat:

    • a. een rijvaardigheidsanalyse; en

    • b. een beoordeling van een door de kandidaat gegeven praktijktraining.

Artikel 26c
  • 1. Het certificaat praktijktrainer nascholing is overeenkomstig het model in bijlage 7 bij deze regeling.

  • 2. Het certificaat praktijktrainer nascholing heeft een geldigheidsduur van vijf jaar.

  • 3. Het certificaat praktijktrainer nascholing is alleen geldig voor het geven van praktische nascholing aan personen die werkzaam zijn bij de op het certificaat vermelde werkgever.

Artikel 26d
  • 1. Het CBR houdt een register betreffende de afgifte van certificaten praktijktrainer nascholing en verwerkt daarvoor gegevens betreffende de aanvragen van examens praktijktrainer nascholing en de afgifte van certificaten, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van deze paragraaf.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde gegevens zijn in ieder geval:

    • a. geslachtsnaam, voorvoegsels, voornamen voluit, voorletters van eventuele overige voornamen, geboortedatum, geslacht en burgerservicenummer van de desbetreffende persoon;

    • b. op verzoek van de desbetreffende persoon diens adellijke titel of predikaat;

    • c. adres van de desbetreffende persoon;

    • d. telefoonnummer en e-mailadres van de desbetreffende persoon;

    • e. kandidaatnummer van het CBR van de desbetreffende persoon;

    • f. werkervaring in jaren van de desbetreffende persoon;

    • g. naam, contactgegevens en bankrekeningnummer van de huidige werkgever van de desbetreffende persoon; en

    • h. indien opgegeven ter voldoening aan artikel 26a, tweede lid, onderdeel a, naam en contactgegevens van vorige werkgevers van de desbetreffende persoon.

  • 3. Bij de aanvraag van een certificaat praktijktrainer nascholing raadpleegt het CBR de in de basisregistratie personen opgenomen persoonsgegevens van de aanvrager.

  • 4. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, worden bewaard tot één jaar na de einddatum van de geldigheidsduur van het certificaat. Indien geen certificaat is afgegeven worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, bewaard tot één jaar na de datum waarop een aangevraagd examen heeft plaatsgevonden. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h, worden bewaard tot het moment waarop ten genoegen van het CBR is aangetoond dat de aanvrager voldoet aan artikel 26a, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 26e
  • 1. Aan degene aan wie reeds een certificaat praktijktrainer nascholing is afgegeven wordt op aanvraag door het CBR tegen betaling van het door die instantie ter zake van de kosten van het certificaat praktijktrainer nascholing vastgestelde tarief een vervangend of nieuw certificaat praktijktrainer nascholing afgegeven.

  • 2. Een vervangend certificaat praktijktrainer nascholing wordt afgegeven voor de resterende geldigheidsduur van het reeds afgegeven certificaat praktijktrainer nascholing.

  • 3. Een nieuw certificaat praktijktrainer nascholing wordt afgegeven als de aanvrager opnieuw een cursus als bedoeld in artikel 26a, tweede lid, onderdeel b, heeft gevolgd en opnieuw het examen praktijktrainer nascholing met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 4. De einddatum van de geldigheidsduur van het nieuwe certificaat praktijktrainer nascholing is:

    • a. de einddatum die is vermeld op het reeds afgegeven certificaat praktijktrainer nascholing vermeerderd met vijf jaar, indien het examen praktijktrainer nascholing is afgelegd in de twaalf maanden voorafgaand aan de einddatum die is vermeld op het reeds afgegeven certificaat praktijktrainer nascholing;

    • b. de datum waarop het examen praktijktrainer nascholing met goed gevolg is afgelegd vermeerderd met vijf jaar, indien het examen praktijktrainer nascholing is afgelegd meer dan twaalf maanden voorafgaand aan of na de einddatum die is vermeld op het reeds afgegeven certificaat praktijktrainer nascholing.

D

Bijlage 1 bij deze regeling wordt toegevoegd.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

BIJLAGE 1, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL D, VAN DEZE REGELING

Bijlage 7 bij Artikel 26c, eerste lid, van de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling wijzigt de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012. Deze regeling (her)introduceert het zogenoemde certificaat praktijktrainer nascholing (PTN-certificaat). Praktijktrainers nascholing (PTN’ers) zijn chauffeurs in loondienst die als het ware mentorlessen geven aan collega-chauffeurs bij dezelfde werkgever in het kader van de nascholing voor de code 95, de beroepskwalificatie voor beroepschauffeurs voor vervoer van goederen en personen over de weg. Alle beroepschauffeurs moeten, om de code 95 te behouden, elke vijf jaar ten minste 35 uur nascholing volgen. Volgens de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (WRM 1993) zouden alle instructeurs van de nascholingscursussen, dus ook als het mentorlessen betreft, een certificaat voor het geven van rijonderricht (WRM-certificaat) moeten hebben. In de WRM 1993 is de mogelijkheid gecreëerd om bij ministeriële regeling andere eisen te stellen voor PTN’ers, als voorwaarde waaronder ze geen WRM-certificaat nodig hebben. Die eisen zijn in deze regeling gesteld en het voldoen eraan wordt aangetoond met het PTN-certificaat.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 3 van de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 te laten vervallen en de term 'de aangewezen exameninstantie' te vervangen door 'het CBR'. Artikel 151f, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, waarop de aanwijzing van de exameninstantie was gebaseerd, benoemt inmiddels zelf het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) als de exameninstantie.

2. Inhoud van de regeling

2.1 Aanleiding

De herziening van de WRM 1993 in 2009 heeft tot gevolg gehad dat sinds 1 juni 2014 ook voor aanvullend rijonderricht in het kader van de praktische nascholing van beroepschauffeurs in de motorrijtuigcategorieën C en D een WRM-certificaat vereist is. Dat gold dus ook voor PTN’ers, die tot dat moment bevoegd waren als zodanig te fungeren als zij beschikten over een certificaat van het CBR. De verplichting om een WRM-certificaat te hebben wierp voor chauffeurs en hun werkgevers een (te) grote drempel op vanwege de tijd en de financiële middelen die geïnvesteerd moesten worden om het WRM-certificaat te behalen. Bovendien staat de zwaarte van dat traject niet in verhouding tot de competenties die vereist zijn voor het geven van praktische nascholing aan ervaren beroepschauffeurs. De (beoogde) PTN’ers zijn over het algemeen chauffeurs binnen een bedrijf die hun werkzaamheden zouden willen uitbreiden tot het zijn van mentor, door het geven van praktijktrainingen aan collega’s. Dat doen ze dan in het kader van nascholing in de zin van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.1 Het is niet de intentie van deze personen om rijonderricht te geven aan beginnende bestuurders.

De eis van het hebben van een WRM-certificaat is voor PTN’ers te zwaar, onder meer omdat ze geen fulltime rijonderricht geven. Daarom is in de WRM 1993 bepaald dat degene die enkel nascholing als bedoeld in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders geeft aan beroepschauffeurs, daarvoor geen WRM-certificaat hoeft te hebben. Voorwaarde daarvoor is dat wordt voldaan aan bij ministeriële regeling gestelde eisen. De eis is dat de PTN’er moet beschikken over een certificaat praktijktrainer nascholing (PTN-certificaat). Het hebben van dat PTN-certificaat stelt de PTN’er dus vrij van de verplichting om een WRM-certificaat te hebben voor het geven van de voor beroepschauffeurs verplichte nascholing. Daarmee wordt een vervolg gegeven aan de tot 1 juni 2014 bestaande situatie, waarin een mentorchauffeur binnen een transportonderneming praktische nascholing voor de code 95 mocht verzorgen.

2.2 Eisen

Het PTN-certificaat wordt afgegeven door de divisie CCV2 van het CBR. Om het PTN-certificaat te halen moet de PTN’er voldoen aan een zogenoemde ervaringseis, een door het exameninstituut IBKI gecertificeerde cursus coaching en feedback geven hebben gevolgd en een examen halen.

Aangezien het wenselijk is dat de PTN’er zelf recente ervaring heeft als beroepschauffeur, is een ervaringseis opgenomen. Degene die het PTN-certificaat aanvraagt moet in de acht voorafgaande jaren ten minste vijf jaar ervaring hebben als chauffeur of PTN’er. De aanvrager moet hiervoor bewijsstukken aanleveren aan het CBR. Het bewijs kan bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst, loonstrook of werkgeversverklaring zijn. Daaruit hoeft enkel de lengte van het arbeidsverleden te blijken. Andere gegevens zijn voor het CBR niet relevant en hoeven niet te worden gedeeld. Het CBR bepaalt of de bewijsstukken voldoende zijn.

De aanvrager moet ook een cursus hebben gevolgd met betrekking tot coaching en feedback geven. Coaching en feedback geven zijn immers belangrijke onderdelen van de werkzaamheden van de PTN’er. Die cursus moet gecertificeerd zijn door het exameninstituut IBKI overeenkomstig de WRM 1993. Het is daarmee een cursus die ook door rijinstructeurs kan worden gevolgd in het kader van hun bijscholing. Zo worden de kennis en vaardigheden van rijinstructeurs en PTN’ers op het gebied van coaching en feedback geven vergelijkbaar. Ook van het gevolgd hebben van de cursus moet een bewijsstuk aan het CBR worden overgelegd.

Tot slot moet de aanvrager met goed gevolg een examen afleggen. Dat examen bestaat uit een rijvaardigheidsanalyse en een beoordeling van een lessituatie door de divisie CCV. Deze worden niet eerder afgenomen dan nadat de benodigde werkervaring is aangetoond en de cursus met betrekking tot coaching en feedback geven met goed gevolg is afgerond.

2.3 Vorm, geldigheid en vernieuwing en vervanging certificaat

Het PTN-certificaat krijgt de vorm van een pas. Daarmee is het handzaam, duurzaam en relatief eenvoudig controleerbaar. Het model van de pas is vastgesteld in een nieuwe bijlage bij de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012.

Het PTN-certificaat geeft alleen de bevoegdheid om praktische nascholing in het kader van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders te geven aan werknemers van dezelfde werkgever als de PTN’er. Deze bedrijfsgebondenheid was een voorwaarde vanuit de sector. Hiermee wordt voorkomen dat met het PTN-certificaat op veel verschillende plekken goedkoop praktische nascholing kan worden gegeven, zonder dat de PTN’er voldoet aan alle eisen die aan rijinstructeurs worden gesteld. Tevens wordt voorkomen dat de investering die een bedrijf doet in een PTN’er verloren gaat doordat de PTN’er (ook) elders praktische nascholing gaat geven. Wanneer een PTN’er dus praktische nascholing wil geven bij een ander bedrijf dan waarbij hij werkzaam was toen het PTN-certificaat werd afgegeven, zal hij in dienst moeten zijn bij die andere werkgever en daar een vervangend of nieuw PTN-certificaat moeten halen.

Het PTN-certificaat heeft een geldigheidsduur van vijf jaar, net als het WRM-certificaat. Gedurende de looptijd kan een PTN-certificaat beschadigen, kwijt raken of onleesbaar worden. Dan is er de mogelijkheid om zonder examen een vervangend PTN-certificaat aan te vragen. Die heeft dan dezelfde looptijd als het oorspronkelijke certificaat. De PTN’er zal voor het verkrijgen van een nieuw PTN-certificaat opnieuw een cursus over coaching en feedback geven moeten volgen en het examen met goed gevolg moeten afleggen om nascholing te mogen (blijven) geven. Wanneer de PTN’er het nieuwe examen doet minder dan een jaar voor de einddatum van het PTN-certificaat dat de PTN’er al heeft, zal het nieuwe PTN-certificaat geldig zijn tot vijf jaar na de einddatum van het reeds afgegeven PTN-certificaat. In alle andere gevallen, dus bij een examen praktijktrainer nascholing meer dan een jaar voor de einddatum van het bestaande PTN-certificaat of na de einddatum ervan, zal de geldigheidsduur van vijf jaar ingaan vanaf het moment dat het examen met goed gevolg is afgerond.

3. Verwerking persoonsgegevens

Voor het aanvragen van het examen en het maken en afgeven van de PTN-certificaten worden persoonsgegevens verwerkt. De gegevens worden ten behoeve daarvan geregistreerd door het CBR. Deze verwerking van persoonsgegevens is noodzakelijk om de PTN’ers te kunnen voorzien van een pas waarmee ze hun bevoegdheid (dan wel vrijstelling van de verplichting tot het hebben van een WRM-certificaat) kunnen aantonen en die ook gecontroleerd kan worden. De gegevens worden in een register van het CBR bewaard tot één jaar nadat het certificaat verloopt of, als de betrokkene wel een examen praktijktrainer heeft aangevraagd maar geen certificaat is afgegeven (vanwege het niet slagen of anderszins), tot één jaar nadat het examen heeft plaatsgevonden. Hierdoor kan een certificaathouder of aanvrager nog een jaar terugkomen bij het CBR om opnieuw in aanmerking te komen voor een certificaat zonder opnieuw alle gegevens te hoeven aanleveren. De gegevens omtrent het arbeidsverleden van de aanvrager worden verwijderd zodra het CBR oordeelt dat aan de ervaringseis is voldaan.

De volgende gewone persoonsgegevens van de desbetreffende persoon worden daarvoor verwerkt: naam, voornaam en voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer, e-mailadres en kandidaatnummer van het CBR.3 Tevens wordt het burgerservicenummer verwerkt door het CBR als overheidsorgaan ter identificatie van de kandidaten.4 Voor raadpleging van de actuele gegevens van de betrokkenen wordt gebruik gemaakt van de basisregistratie personen, zoals reeds gebruikelijk en geregeld is voor meerdere handelingen van het CBR.5 Dit past binnen het stelsel van basisregistraties, waarbinnen bij de overheid bekende gegevens worden hergebruikt en gekoppeld, en sluit aan bij de ontwikkeling van de digitale overheid. Er worden geen bijzondere categorieën van persoonsgegevens of persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerkt.

Van de huidige en eventuele vorige werkgevers worden de naam en contactgegevens verwerkt, alsmede het bankrekeningnummer van de huidige werkgever. De werkgever betaalt aan het CBR het vastgestelde tarief voor de certificering voor de aanvrager. De gegevens van vorige werkgevers worden alleen verwerkt in het kader van de vaststelling van de duur van het arbeidsverleden van de aanvrager.

De verwerking van de persoonsgegevens vindt plaats in het algemeen belang. Daarmee kunnen examens worden aangevraagd en PTN-certificaten worden afgegeven en kan een en ander in de administratie van het CBR zorgvuldig en controleerbaar worden vastgelegd. Tevens kan daarmee een fraudebestendig certificaat in de vorm van een pas worden gemaakt. Dit is ook van belang voor de werkgever van de PTN’er en de collega’s die een praktijktraining nascholing van de PTN’er krijgen, omdat die medewerkers hun nascholing binnen het eigen bedrijf kunnen doen.

Het CBR is reeds belast met het verwerken van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de taken waarmee zij is belast, op grond van artikel 4aa, eerste lid, aanhef en onderdeel o, van de Wegenverkeerswet 1994. Met de onderhavige regeling is voorzien in een (nadere) wettelijke basis voor die (specifieke) verwerking. De rechtsgrond voor de verwerking door het CBR is artikel 6, eerste lid, onderdeel c en e, van de Algemene verordening gegevensbescherming: de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust en voor het uitvoeren van een taak van algemeen belang. In dit geval betreft die taak het verzorgen van de examinering voor en de afgifte van PTN-certificaten. De gegevens worden voor geen ander doel gebruikt dan de uitvoering van deze regeling en de registratie van PTN’ers.

Het verwerken van de persoonsgegevens voor het aanvragen van examens, het registreren van de PTN-certificaten en het uitgeven van die certificaten is noodzakelijk en proportioneel.

Zonder het verwerken van de persoonsgegevens is geen examenafspraak te maken, omdat dan niet duidelijk is wie examen wil doen, geen contact kan worden opgenomen met de aanvrager, niet kan worden gecontroleerd of diegene daarvoor in aanmerking komt en kunnen de kosten voor het examen niet in rekening worden gebracht.

De persoonsgegevens zijn ook nodig om die te kunnen invullen op een certificaat. Voor de vermelding van persoonsgegevens op de PTN-certificaten is gekeken naar de minimaal benodigde gegevens. Voor het controleren van de houder van de pas aan de hand van het rijbewijs (dat de PTN’er ook bij zich zal moeten hebben voor het rijden) is vereist dat minimaal de naam, voornaam of voornamen en geboortedatum op het certificaat vermeld staan. De geldigheid van het document kan op basis van documentnummer, afgifte- en verloopdatum en naam van het bedrijf waar de pas mag worden gebruikt, gecontroleerd worden.

Bovendien is het zonder de registratie van de gegevens niet mogelijk de bevoegdheid om als PTN’er te fungeren te koppelen aan de betrokkene, zodat die bevoegdheid niet kan worden toegekend en uitgeoefend.

Met minder persoonsgegevens dan hiervoor genoemd is het niet mogelijk om het bovenstaande (effectief) te bereiken. De gegevensverwerking voldoet daarmee eveneens aan de eis van subsidiariteit.

Doordat de betrokkenen al klant zijn bij het CBR, er reeds bekendheid is met de te volgen procedures en de omvang van de doelgroep en de gegevensverzameling gering zijn, zijn de risico’s van de gegevensverwerking voor de rechten en vrijheden van betrokkenen klein geschat. Ze betreffen het feit dat de verwerking en vernietiging van gegevens in de beginfase nog handmatig zal plaatsvinden, waardoor dit foutgevoeliger is. Het CBR neemt maatregelen die de risico’s vrijwel geheel wegnemen door de introductie van een vier ogen principe en het op termijn inregelen van geautomatiseerde vernietiging van persoonsgegeven na afloop van de bewaartermijnen. Het CBR conformeert zich aan de informatiebeveiligingsregels uit de Baseline Informatiebeveiliging Overheid.

4. Uitvoering en handhaving

De kosten voor de (her)introductie van PTN zijn voor het CBR relatief beperkt. Er is met de implementatie eenmalig indicatief in totaal € 18.145 gemoeid.

Zowel de rijvaardigheidsanalyse als de lesaudit maakten deel uit van het oorspronkelijke traject ter verkrijging van het PTN-certificaat. Die producten en bijbehorende documenten en protocollen waren sinds medio 2014 niet doorontwikkeld. Om de kwaliteit van beide toetsmomenten te kunnen garanderen zijn de bijbehorende documenten en protocollen geëvalueerd en daar waar nodig bijgesteld. Voor het afnemen van de rijvaardigheidsanalyse en lesaudit is door het CBR capaciteit aangetrokken.

De cursus over coaching en feedback geven moet worden gevolgd bij een opleider die voor die cursus een certificering op grond van de WRM 1993 heeft. Die cursussen worden in beginsel aangeboden aan rijinstructeurs, die de cursussen volgen in het kader van de vijfjaarlijkse bijscholing. Er is echter geen belemmering dat ook anderen, zoals PTN’ers, een dergelijke cursus volgen. Na het volgen van de cursus krijgt de cursist hiervan een certificaat. Dat certificaat kan dan worden overgelegd aan het CBR als bewijs dat een cursus over coaching en feedback geven is gevolgd.

5. Gevolgen

De wijziging met betrekking tot PTN’ers heeft een positief effect op de administratieve lasten en nalevingskosten. De desbetreffende PTN’ers hoeven geen WRM-certificaat te halen voor hun werkzaamheden en kunnen volstaan met een laagdrempeliger PTN-certificaat. Overigens wordt opgemerkt dat de groep instructeurs die gebruik zal maken van het PTN-certificaat klein is (naar verwachting ongeveer 50 tot 70 personen, waarvan er ongeveer 30 vóór 1 juni 2014 ook al actief zijn geweest als PTN’er). De meeste instructeurs zullen namelijk een WRM-certificaat moeten hebben, omdat ze meer soorten rijonderricht geven dan alleen praktische nascholing als bedoeld in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan collega’s. Veel instructeurs geven breder rijonderricht voor het besturen van vrachtwagens of bussen.

Wat betreft de besparing van de kosten door de introductie van het PTN-certificaat kan een splitsing worden gemaakt tussen het (voor het eerst) halen van een certificaat en het periodiek (vijfjaarlijks) verlengen ervan. De initiële kosten voor het behalen van een WRM-certificaat voor het geven van rijonderricht aan vrachtwagen- en buschauffeurs bedragen, omdat een WRM-certificaat voor de motorrijtuigcategorieën B, C of D en E moeten worden gehaald, ongeveer € 8.935.6 De kosten voor het behalen van het PTN-certificaat bedragen ongeveer € 1.088,30.7 Een PTN’er bespaart dus € 7.846,70 (en de gehele groep dus € 392.335 tot € 549.269). De periodieke kosten voor het behouden van het PTN-certificaat zijn weliswaar hoger (na vijf jaar opnieuw € 1.088,30, terwijl ze voor de bijscholing voor het verlengen van een WRM-certificaat € 7508 bedragen), maar wegen niet op tegen de grote initiële besparing. Daarbij moet ook bedacht worden dat het aantal benodigde verlengingen van het PTN-certificaat beperkt zal zijn; omdat het mentorchauffeurs betreft, zullen deze over het algemeen meer werkervaring hebben en sneller de arbeidsmarkt verlaten.

6. Advies en consultatie

6.1 CBR

Hoewel het CBR positief stond tegenover het voorstel om het PTN-certificaat weer in te voeren, had het in het kader van de pre-uitvoeringstoets van 10 maart 2020 nog enkele vragen. Deze hadden onder meer betrekking op de persoons- of bedrijfsgebondenheid van het PTN-certificaat en de vorm van het PTN-certificaat. Deze zijn in nader ambtelijk overleg besproken en hebben geleid tot een definitieve uitvoeringstoets van het CBR op 10 november 2020. De daarin benoemde relevante uitvoeringsaspecten zijn aan bod gekomen in paragraaf 4.

6.2 Internetconsultatie

Er is afgezien van internetconsultatie over het ontwerp van deze regeling. De wijziging ten aanzien van PTN is reeds geconsulteerd bij de wijziging van de Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009 van 9 oktober 2019 tot en met 6 november 2019.9 Daarop zijn, ten aanzien van het deel over PTN, geen reacties ingediend.

6.3 Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

Het ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de ATR, ondanks dat het ontwerp van de voornoemde wijziging van de Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009 ook aan het ATR is voorgelegd en over dit onderdeel geen inhoudelijke opmerkingen zijn gemaakt. Hierover werd een nieuwe voorlegging aan ATR wenselijk geacht. Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

6.4 Autoriteit Persoonsgegevens (AP)

Ten behoeve van de PTN-certificaten is ook een registratie opgezet die al wordt bijgehouden. In dat kader zullen persoonsgegevens worden verwerkt. Er is een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (PIA) uitgevoerd en deze is voor advies voorgelegd aan de functionaris gegevensbescherming (FG) van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het advies van de FG is verwerkt in het PIA-rapport. Vervolgens is deze regeling voor advies voorgelegd aan de AP. De AP heeft geen opmerkingen gemaakt.

7 Inwerkingtreding en overgangsrecht

De wijzigingen ten aanzien van PTN treden in werking met ingang van 1 april 2022, wanneer de examens praktijktrainer nascholing (de rijvaardigheidsanalyses en lesaudits) kunnen worden afgenomen. Hierbij is afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten op het punt van de invoeringstermijn van twee maanden. De reden daarvoor is dat de inwerkingtreding per 1 april 2022 private en publieke nadelen voorkomt, doordat de PTN’ers een certificaat kunnen behalen. Daar wordt vanuit de sector al lang op gewacht. Bovendien is de doelgroep, die voordeel heeft van deze regeling, klein. Inwerkingtreding met ingang van 1 april 2022 stuit daarmee niet op bezwaren.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Richtlijn nr. 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van richtlijn nr. 76/914/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 226).

X Noot
2

Contactcommissie Vakbekwaamheid.

X Noot
3

Iedere aanvrager is reeds bekend en geregistreerd als klant bij het CBR omdat de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid en verklaring van nascholing heeft aangevraagd en gekregen bij het CBR.

X Noot
4

Overheidsorganen kunnen bij de uitvoering van hun publieke taak gebruik maken van het burgerservicenummer, zonder dat daarvoor nadere regelgeving vereist is.

X Noot
5

Zie de artikelen 55, vierde lid, 59, tweede lid, 100, tiende lid, 131a en 156d, derde lid, van het Reglement rijbewijzen.

X Noot
6

Ongeveer € 5.250 voor de opleiding voor categorie B, ongeveer € 2.000 voor de opleiding voor de categorie C of D en voor examens bij het IBKI voor de categorieën B, C of D en E tezamen ongeveer € 1.685.

X Noot
7

Bestaande uit de rijvaardigheidsanalyse en de lesaudit à tezamen € 963,30 en de cursus over coaching en feedback geven à ongeveer € 125.

X Noot
8

Zes dagdelen theoretische bijscholing à gemiddeld € 75 en een praktijkbegeleiding à circa € 250.

Naar boven