Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 december 2022, nr. WJZ/ 22563282, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de vaststelling van de diverse vangstrechten voor 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

  • Verordening (EU) 2022/2090 van de Raad van 27 oktober 2022 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2023 en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/109 wat betreft bepaalde vangmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2022, L 281);

  • Verordening (EU) 2023/PM van de Raad van PM tot vaststelling voor 2023 van vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling voor 2023 en 2024 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PbEU 2023, L PM);

  • Verordening (EU) PM van de Raad tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PbEU 2023, L PM); en

  • de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en de artikelen 17 en 18 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, vervalt in de omschrijving van ‘Europees quotum’ de zinsnede ‘in deel 2 van de bijlage van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden,’.

2. In het eerste lid wordt ‘Minister van Economische Zaken en Klimaat’ vervangen door ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

3. In het tweede lid komt de omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ te luiden:

Verordening (EU) 2023/PM van de Raad van PM tot vaststelling voor 2023 van vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling voor 2023 en 2024 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden van diepzeevisbestanden (PbEU 2023, L PM);

4. In het tweede lid vervalt het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’ en de daarbij behorende omschrijving.

5. In het tweede lid komt de omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden Oostzee’ te luiden:

Verordening (EU) 2022/2090 van de Raad van 27 oktober 2022 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2023 en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/109 wat betreft bepaalde vangmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2022, L 281);

6. In het tweede lid komt de omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee te luiden:

Verordening (EU) PM van de Raad tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PbEU 2023, L PM);.

B

In artikel 8, zesde lid, vervalt de zinssnede ‘in deel 2 van de bijlage van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden,’ en wordt ‘in bijlage II, V, VII of in bijlage VIII bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’ vervangen door ‘in bijlagen I, III, IV, V, VI en VII bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinssnede ‘in deel 2 van de bijlage van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden,’ en wordt ‘in bijlage II, V, VII of in bijlage VIII bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’ vervangen door ‘in bijlagen I, III, IV, V, VI en VII bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘artikel 14, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 13 van de verordening vangstmogelijkheden’.

b. In onderdeel c vervalt de zinssnede ‘of deel 2 van de bijlage van verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.

c. In onderdeel d vervalt de zinssnede ‘in deel 2 van de bijlage van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden,’ en wordt ‘in deel 1 van bijlage II of in bijlage III bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’ vervangen door ‘in bijlagen I, III, IV, V, VI en VII bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’.

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 7, eerste lid, 10, eerste lid, 12, tweede lid, 14, 15, tweede lid, 16, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, 21, eerste, tweede en derde lid, 24, eerste tot en met zesde lid, 25, eerste en derde lid, 27, tweede en vierde lid, 30, eerste tot en met vijfde lid, 31, eerste, tweede en derde lid, 32, eerste en tweede lid, 34, eerste en derde lid, 35 eerste en tweede lid, 37, eerste, tweede en derde lid, 38, 39, 40, tweede lid, 41, eerste en tweede lid, 45, eerste en tweede lid, 47, 49 en 56, eerste en tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 15, eerste lid, 19, eerste lid, 22, eerste tot en met achtste lid, 25, tweede lid, 27, eerste en derde lid, 29, eerste en tweede lid, 33, eerste en tweede lid, 40, eerste en derde lid, 41, vierde lid, 43, 48 en 55 van de verordening vangstmogelijkheden.

3. In het derde lid wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef en onderdelen c en d, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdelen c en d, van de verordening vangstmogelijkheden’ en wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef en onderdelen c onderscheidenlijk d, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdelen c onderscheidenlijk d, van de verordening vangstmogelijkheden’.

E

Artikel 14, eerste lid, vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid, tot het eerste tot en met vierde lid.

F

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17 Vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 6, derde lid, 17 en 18 van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee.

  • 2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 5, tweede lid, 6, tweede lid, 7, tweede lid, 10, derde lid, 11, tweede lid, 13, derde lid, 13a, tweede lid, 13c, tweede lid en 14, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee.

G

In artikel 18 wordt ‘artikel 16 van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 15 van de verordening vangstmogelijkheden’.

H

In artikel 29, vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘artikel 14, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 13 van de verordening vangstmogelijkheden’.

I

Onder vernummering van het tweede lid van artikel 46c tot het vierde lid, worden er twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt voor een aanlandcontingent voor horsmakreel gevangen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk in de ICES-gebieden 2a, 4a, 6, 7a, 7b, 7c, 7e tot en met 7k, 8a, 8b, 8d, en 8e, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-gebied 5b en internationale wateren van ICES-gebied 12 en 14, slechts het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, betaald. De vorige volzin is van toepassing tot het moment dat tachtig procent van de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden van het betreffende visbestand is opgevist.

  • 3. Vanaf het moment dat tachtig procent van de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden, van het visbestand, genoemd in het tweede lid, is opgevist, wordt in afwijking van het eerste lid voor een aanlandcontingent een bedrag betaald ter hoogte van:

    • a. het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;

    • b. de hoeveelheid kilogrammen levend gewicht die is vermeld in de aangifte van de aanlanding, bedoeld in artikel 23 van de controleverordening, vermenigvuldigd met veertig procent van de gemiddelde prijs in het kwartaal van aanlanding in het voorgaande jaar, zoals vermeld op de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde website;

    met dien verstande dat het totaal verschuldigde bedrag voor een aanlandcontingent ten hoogste vijftig procent van de bedoelde gemiddelde prijs bedraagt.

J

In artikel 79, eerste lid, vervalt de zinssnede ‘of deel 2 van de bijlage van verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.

K

Artikel 84a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de verordening vangstmogelijkheden’.

b. In onderdeel a wordt ‘artikel 11, derde lid, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening vangstmogelijkheden’.

b. In onderdeel a wordt ‘artikel 11, derde lid, derde alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, derde alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’.

L

In artikel 98, derde lid, wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef en onderdelen c of d, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdelen c of d, van de verordening vangstmogelijkheden’.

M

Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening, de artikelen 10, vijfde lid, 11, tweede lid en 12, zesde lid, van de verordening vangstmogelijkheden, de artikelen 5, vierde lid, 14, vierde lid van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee, de artikelen 8, eerste en tweede lid, en 9, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee, artikel 29, vierde lid, van verordening 2017/2107 en de artikelen 7, 10, 11 en 12 van verordening 2019/1241.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is verboden op zee, in het zeegebied, in de kustwateren, in de visserijvrije zone of in de onmiddellijke nabijheid van wateren:

    • a. in de artikel 10, vijfde lid, onderdeel a, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde periode zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden;

    • b. in de in artikel 10, vijfde lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde periode meer dan het in dat artikellid en onderdeel bedoelde aantal zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden;

    • c. meer dan het in artikel 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde aantal zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden;

    • d. meer dan 25 stuks dan wel meer dan 20 kilogram kabeljauw voorhanden te hebben.

3. In het derde lid wordt ‘de artikelen 11, vijfde lid, onderdeel b, of 12, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘de artikelen 10, vijfde lid, onderdeel b of 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.

N

De bijlagen 8 respectievelijk 9 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen A respectievelijk B.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 december 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

BIJLAGE A BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL N, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 22 DECEMBER 2022, NR. WJZ/ 22563282, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE DIVERSE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2023

BIJLAGE 8, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 1, EERSTE LID, 21, EERSTE LID, EN 29, EERSTE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De vissoorten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, de vangstgebieden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en de percentages, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij voor het kalenderjaar 2023

Vissoort

Gebied

Percentage

Blauwe wijting

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie en internationale wateren van deelsectoren 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14

167,8842%

Grote Zilversmelt

ICES-deelgebieden 6 en 7, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-deelgebied 51

25,0162%

Haring

Wateren van het Verenigd Koninkrijk, van Noorwegen en de internationale wateren van de ICES gebieden 1 en 2

85,3327%

Wateren van het Verenigd Koninkrijk, wateren van de Unie en Noorse wateren van ICES-deelgebied 4, ten noorden van 53° 30' NB

94,6299%

ICES-sectoren 4c en 7d

90,7980%

ICES-sectoren 6b en 6a-Noord, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-sector 5b1

24,4727%

ICES-sectoren 6a-Zuid, 7b en 7c1

25,0018%

ICES-sectoren 7a ten zuiden van 52°30’N.B., 7g, 7h, 7j en 7k1

23,7179%

Horsmakreel

Wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 4a; ICES-deelgebied 6, ICES-sectoren 7a-c, 7e-k, 8a-b 8d -e; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-sector 5b; internationale wateren van de ICES-deelgebieden 12 en 141

0%

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d1

22,9688%

Kabeljauw

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

162,4759%

Makreel

ICES-deelgebieden 6 en 7, ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-sector 5b; internationale wateren van ICES-sector 2a en de ICES-deelgebieden 12 en 14

95,2585%

Schol

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

108,5370%

Tong

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a1

25,3673%

Wijting

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a

128,6809%

X Noot
1

Voorlopige vangstmogelijkheid

BIJLAGE B BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL N, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 22 DECEMBER 2022, NR. WJZ/ 22563282, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE DIVERSE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2023

BIJLAGE 9, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 24 VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De hoeveelheden, bedoeld in artikel 24 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij voor het kalenderjaar 2023

Artikel

Vissoort

Gebiedsomschrijving

Hoeveelheid (per vaartuig)

Artikel 24, eerste lid, onderdeel a

Kabeljauw:

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

68 kilogram per maand

Wijting:

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a

64 kilogram per maand

Makreel:

ICES deelgebied 4, ICES-sectoren 3a, 3b en 3c en ICES-deelsectoren van 22-32

165 kilogram per maand

Artikel 24, eerste lid, onderdeel c

Kabeljauw:

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

191 kilogram per jaar

Wijting:

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a

98 kilogram per jaar

Makreel:

ICES deelgebied 4, ICES-sectoren 3a, 3b en 3c en ICES-deelsectoren van 22-32

42 kilogram per jaar

Artikel 24, eerste lid, onderdeel d

Horsmakreel:

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d1

35 kilogram per jaar

X Noot
1

Voorlopige vangstmogelijkheid

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit betreft onder meer de verordeningen met vangstmogelijkheden, alsmede de verordeningen waarin specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor meerdere jaren zijn vastgelegd, de zogenoemde meerjarenplannen. In de verordeningen met vangstmogelijkheden zijn onder meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie voor vissersvaartuigen van de Unie opgenomen, alsmede een aantal daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften.

Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal aanpassingen in de Uitvoeringsregeling doorgevoerd die samenhangen met een drietal verordeningen tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden. Dit betreft de verordening vangstmogelijkheden1, verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee2 en verordening vangstmogelijkheden Oostzee3. Onder de eerstgenoemde verordening valt ook de regelgeving voor vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden voor 2023 en 2024. Hiermee vervalt de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden4.

Ten tijde van het opstellen van deze regeling en toelichting, in december 2022, zijn de onderhandelingen tussen de Unie met het Verenigd Koninkrijk (VK) nog niet geheel afgerond en is er een visserijovereenkomst voor 2023. Deze uitkomsten zijn nog niet omgezet in Europese regelgeving. Doordat er tot voor kort nog geen visserijovereenkomst was met het VK, en het voorkomen van het risico dat vissers niet konden vissen per 1 januari 2022, zijn in de verordening vangstmogelijkheden voorlopige vangstmogelijkheden vastgesteld voor de gedeelde bestanden met het VK voor de eerste drie maanden van 2023. Deze zijn vastgesteld op 25% van de vangstmogelijkheden van het jaar 2022. Ten aanzien van een aantal visbestanden is een afwijkend percentage tussen 16% en 85% van de vangstmogelijkheden van 2022 vastgesteld, onder andere in verband met seizoengebonden visserij. Het uitgangspunt is dat in het begin van 2023 de verordening vangstmogelijkheden en dus ook de onderhavige regeling zullen worden aangepast.

2. Verordeningen vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden die zijn vastgelegd in de verordening vangstmogelijkheden, kunnen worden onderscheiden in vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen. Vangstbeperkingen zijn maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er totaal uit bepaalde gebieden mag worden gevangen, de zogenoemde TAC (Total Allowable Catch, ook wel totale toegestane vangst), onder welke voorwaarden dat mag en hoe die hoeveelheden zijn verdeeld over de lidstaten, de zogenoemde quota. In een aantal gevallen is een deel van de TAC niet aan individuele lidstaten toegekend en kunnen deze hoeveelheden – veelal als bijvangst – worden opgevist door alle vissers uit de EU. Inspanningsbeperkingen zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen dat er gevist mag worden. De vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie en voor vaartuigen van de Unie in andere wateren, worden tezamen met de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vastgesteld.

In de verordening vangstmogelijkheden is onder meer nieuwe regelgeving op het gebied van aal opgenomen. Dit betreft een verlening van de gesloten periode voor visserij op aal in alle levensfasen van 3 naar 6 maanden, ten behoeve van het herstel van de aal in Europa. Nadere uitwerking, waaronder het selecteren van de te sluiten periode(s), volgt. De betreffende artikelleden uit de verordening vangstmogelijkheden zullen per 1 maart 2023 in werking treden.

Voor westelijke horsmakreel die in de westelijke wateren wordt gevangen, is in de verordening vangstmogelijkheden een TAC vastgesteld die alleen bestemd is voor bijvangst. Dat betekent dat het percentage in bijlage 8 voor dit visbestand voor 2023 op nul is gezet en er geen contingent wordt toegekend. Het beschikken over contingent maakt immers gerichte visserij mogelijk en dat past niet bij het toegekende quotum. Aanlanding van westelijke horsmakreel vindt plaats door middel van het aanlandcontingent. Hiermee kunnen vissers zonder contingent, onbedoelde vangsten van gequoteerde soorten aanlanden en hoeven zij die niet, in strijd met de aanlandplicht, overboord te gooien. Aan het aanlandcontingent zijn kosten verbonden die zien op leges en normaal gesproken tachtig procent van de gemiddelde marktwaarde van het bestand in het kwartaal van de aanlanding in het voorgaande jaar. Hierbij mag het totaal bedrag niet meer dan negentig procent van de marktwaarde bedragen.

Nu de situatie rond de vangst van westelijke horsmakreel zonder overgangsperiode is gewijzigd, wordt voor dit visbestand een uitzondering gemaakt. Daarnaast vindt ter voorkoming van overbevissing op westelijke horsmakreel voor 2023 differentiatie in de prijs plaats. Voor dit visbestand hoeft voor de benutting tot tachtig procent van het toegekende quotum hoeven alleen leges te worden betaald. Voor de resterende twintig procent wordt gerekend met veertig procent van de gemiddelde prijs per kwartaal in het voorgaande jaar. Het totaal bedrag (inclusief de leges) mag niet hoger worden dan vijftig procent van de gemiddelde prijs per kwartaal in het voorgaande jaar.

3. Regeldruk

Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich mee.

4. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten

Deze regeling wordt in december 2022 gepubliceerd en treedt in werking op 1 januari 2023. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van die uitgangspunten is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding daarvan wordt gepubliceerd. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter te rechtvaardigen, nu deze wijzigingsregeling strekt tot uitvoering van bindende EU-regelgeving. Daarbij speelt mee dat over deze EU-regelgeving deels ook pas in december 2022 een akkoord is bereikt.

II. Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

Deze onderdelen strekken ertoe om de verwijzingen naar de verordening vangstmogelijkheden, de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee en de verordeningen vangstmogelijkheden Oostzee in artikel 1 te actualiseren. Nu nog niet alle nieuwe verordeningen in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd, bevatten de beschrijvingen van die verordeningen geen nummering en vindplaats. De vangstmogelijkheden voor diepzeevisbestanden zijn nu opgenomen in de verordening vangstmogelijkheden, daarom kan de begripsbepaling voor de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden vervallen. Ook de verwijzing naar deze verordening in het begrip ‘Europees quotum’ kan vervallen.

De verordening vangstmogelijkheden Oostzee is ongewijzigd vastgesteld voor 2023. Behalve de wijziging van de begripsbepaling leidt deze nieuwe verordening daarom niet tot wijzigingen in de Uitvoeringsregeling.

Tevens wordt in artikel 1 de juiste aanduiding van de Minister opgenomen. Bij omissie is in de Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 14 december 2022, nr. WJZ/ 22571108, tot wijziging van een aantal regelingen op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat teneinde de naam Agentschap Telecom te vervangen door de naam Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (Stcrt. 2022, nr. 33968) hiervoor de verkeerde aanduiding opgenomen.

Onderdeel B

Door het vervallen van een aparte verordening voor de vangstmogelijkheden voor diepzeevisbestanden kan de verwijzing naar die verordening in artikel 8 van de Uitvoeringsregeling vervallen. Bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee zijn nieuwe bijlagen met vangstmogelijkheden doordat de verordening deels een andere opzet heeft gekregen. Met de wijziging wordt naar de juiste bijlagen verwezen.

Onderdeel C

In dit onderdeel wordt artikel 10 van de Uitvoeringsregeling gewijzigd. In het eerste lid en in het tweede lid, onderdeel d, vervalt de verwijzing naar de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden en wordt naar de juiste bijlagen bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee verwezen (zie toelichting onderdeel B). De wijzigingen in het derde lid, onderdelen a en c, zijn het gevolg van vernummeringen in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden.

Onderdeel D

Dat het eerste en tweede lid van artikel 13 opnieuw worden vastgesteld is grotendeels het gevolg van vernummeringen in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden. Artikel 12 van de verordening vangstmogelijkheden ziet op de aalvisserij. Deze maatregelen moeten deels nog worden uitgewerkt in nationale regelgeving. Aangezien dit artikel voor de ICES-gebieden pas per 1 maart 2023 in werking treedt is dat nu nog niet in de regelgeving opgenomen. Het artikel is al wel in artikel 13 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij opgenomen omdat het voor de andere gebieden al wel per 1 januari 2023 in werking treedt.

Artikel 21 van de verordening vangstmogelijkheden bevat nieuwe bepalingen voor de visserij in de Irminger Zee op roodbaars. De tekst van artikel 43 van de oude verordening vangstmogelijkheden is niet teruggekomen in de nieuwe verordening. Dit ging om regels over de teruggooi van tropische tonijn die door ringzegenvaartuigen is gevangen. Hetzelfde geldt voor de tekst uit artikel 47 van de oude verordening vangstmogelijkheden. Dat betrof regels over de regels die moeten worden gevolgd door vaartuigen uit het WCPFC-register die vissen in het overlappende gebied tussen de IATTC- en WCPFC-verdragen. Ten slotte is de inhoud van artikel 48 van de verordening vangstmogelijkheden gewijzigd (dit was artikel 47 van de oude verordening vangstmogelijkheden). Voor de regeling heeft deze wijziging geen gevolgen gehad.

Onderdeel E

In dit onderdeel vervalt het eerste lid van artikel 14. De overige leden worden vernummerd. Artikel 14, eerste lid, vervalt omdat de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden vervalt het de betreffende regels zijn opgenomen in de verordening vangstmogelijkheden. De verbodsbepalingen die zien op diepzeevisbestanden zijn nu opgenomen in artikel 13.

Onderdeel F

In dit onderdeel wordt artikel 17 opnieuw vastgesteld. Hierin zijn de verbodsbepalingen opgenomen die volgen uit de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee. Deze verordening is anders opgezet dan voorgaande edities. Eerder was er voor de Ionische Zee, Levantijnse Zee en het Kanaal van Sicilië één artikel, in de nieuwe verordening zijn voor al deze wateren aparte artikelen.

Onderdelen G en H

De wijzigingen in de artikelen 18 en 29, vijfde lid, zijn het gevolg van vernummeringen in de verordening vangstmogelijkheden.

Onderdeel I

In dit onderdeel worden twee leden toegevoegd aan artikel 46c. Dit artikel bepaalt de prijs die betaald moet worden voor aanlandcontingent. Nu Nederland in de verordening vangstmogelijkheden voor westelijke horsmakreel alleen een quotum heeft gekregen voor bijvangst, kan hiervoor geen contingent worden uitgegeven. Op grond van artikel 21 maakt het bezit van een contingent immers gerichte visserij mogelijk en dat past niet bij het toegekende quotum.

Vanwege de aanlandplicht is het noodzakelijk dat bijgevangen westelijke horsmakreel wel aangeland kan worden, ook als het niet mogelijk hiervoor contingent te verwerven. Hiervoor is in de Uitvoeringsregeling zeevisserij de mogelijkheid opgenomen om aanlandcontingent te verwerven. Om te voorkomen dat er winst gemaakt kan worden met onbedoelde bijvangsten, is in artikel 46c opgenomen dat voor het aanlandcontingent een prijs betaald moet worden die tussen de tachtig en negentig procent ligt van de gemiddelde prijs die voor de vis werd betaald in het kwartaal van de aanlanding in het voorgaande jaar.

Nu de situatie rond de vangst van westelijke horsmakreel zonder overgangsperiode is gewijzigd, wordt voor dit visbestand een uitzondering gemaakt. In het nieuw toegevoegde tweede lid wordt geregeld dat voor de benutting van de eerste tachtig procent van het toegekende bijvangstquotum alleen de leges worden betaald. Om een echte race to fish en eventuele overbenutting van het toegekende quotum te voorkomen moet vanaf tachtig procent benutting wel tussen de veertig en vijftig procent van de gemiddelde prijs in het kwartaal van aanlanding in het voorgaande jaar worden betaald. Dit is geregeld in het nieuw toegevoegde derde lid.

Onderdeel J

In artikel 79 vervalt de verwijzing naar de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden nu die verordening is vervallen. De inhoudelijke bepalingen zijn opgenomen in de verordening vangstmogelijkheden.

Onderdelen K en L

De wijzigingen in de artikelen 84a en 98, derde lid, zijn het gevolg van een vernummering in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden. Inhoudelijk zijn de artikelen over zeebaars niet gewijzigd. Wel zijn in het artikel, in verband met de voorlopige vangstmogelijkheden, nog geen bepalingen opgenomen over de periode na 31 maart. In verband hiermee zijn de hoeveelheden ook aangepast.

Onderdeel M

Artikel 120 bevat de verbodsbepalingen voor recreatievisserij op zee. Aan het eerste lid zijn twee artikelen toegevoegd uit de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee over recreatievisserij op rood koraal in de Middellandse Zee en zeebrasem in de Zee van Alborán. Ook het verbod op recreatieve aalvisserij uit artikel 12, zesde lid, van de verordening vangstmogelijkheden is opgenomen. Daarnaast zijn de artikelen met betrekking tot zeebaars uit de verordening vangstmogelijkheden vernummerd. Dit leidt ook tot wijzigingen in het tweede en derde lid van artikel 120.

Onderdeel N

In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 bij de Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt nationaal uitvoering gegeven aan de verordening vangstmogelijkheden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten, met specifieke duiding van de wateren of gebieden waarvoor deze contingenten gelden. Hierin is ook opgenomen dat het contingent voor westelijke horsmakreel op 0% wordt gezet.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling voor 2023 en 2024 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden.

X Noot
2

Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/110 wat betreft vangstmogelijkheden voor 2022 in de Middellandse en Zwarte Zee.

X Noot
3

Verordening (EU) 2022/2090 van de Raad van 27 oktober 2022 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/109 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2022, L 281).

X Noot
4

Verordening (EU) 2021/91 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021 en 2022, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde diepzeevisbestanden (PbEU 2021, L 31).

Naar boven