Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 9 december 2022, nr. 2022-0000229765, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland houdende verhoging van de subsidiebedragen, de maximale ouderbijdrage en de subsidieplafonds, schrapping van de verplichting omtrent transitieplannen en enkele andere wijzigingen

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, derde lid, wordt ‘$ 1.270.000’ vervangen door ‘$ 1.030.000’.

B

In artikel 6, derde lid, wordt ‘$ 9.150.000’ vervangen door ‘$ 10.380.000’.

C

In artikel 7, vierde lid, wordt ‘$ 705.000’ vervangen door ‘$ 480.000’.

D

Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en achtste lid, wordt in artikel 10 een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing op kinderopvangorganisaties die op of na 1 januari 2022 kostprijs verlagende subsidie aanvragen.

E

In artikel 11, tweede lid, en artikel 16, achtste lid, onderdeel d, wordt voor de punt ingevoegd: ‘, indien artikel 10, vijfde lid, van toepassing is’.

F

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2022’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023: $ 11,03 op Bonaire, $ 6,48 op Sint Eustatius en $ 6,53 op Saba.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2022’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023: $ 19,80 op Bonaire, $ 16,40 op Sint Eustatius en $ 16,50 op Saba.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2022’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023: $ 8,35.

4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2022’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023: $ 16,90.

G

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het tweede en vierde lid wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2022’.

2. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘$ 100’ vervangen door ‘$ 75’.

b. In onderdeel b wordt ‘$ 50’ vervangen door ‘$ 40’.

3. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot achtste en negende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 6. Voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 bedraagt voor de ouders op Bonaire de ouderbijdrage bij het maximale aantal dagdelen per maand, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, voor de:

    • a. dagopvang: minimaal $ 75 en maximaal $ 100;

    • b. buitenschoolse opvang: minimaal $ 40 en maximaal $ 100;

    • c. dagopvang bij gastouderopvang: $ 75;

    • d. buitenschoolse opvang bij gastouderopvang: minimaal $ 40 en maximaal $ 100.

  • 7. Voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 bedraagt voor de ouders op Sint Eustatius de ouderbijdrage bij het maximale aantal dagdelen per maand, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, voor de:

    • a. dagopvang: $ 75;

    • b. buitenschoolse opvang: $ 40.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘het eerste tot en met vijfde lid’ vervangen door ‘het eerste tot en met zevende lid’.

H

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het zesde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: ‘Indien herstel naar het oordeel van de Minister niet mogelijk is, kan de Minister, in afwijking van de vorige zin, de kinderopvangorganisatie binnen een door de Minister te bepalen termijn in de gelegenheid stellen op andere wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht.’.

2. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste lid tot zevende lid.

I

In artikel 18, vierde lid, wordt na ‘Indien de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken’ ingevoegd ‘of ten nadele van de kinderopvangorganisatie gewijzigd’.

J

In artikel 19a wordt ‘de artikelen 10, zesde lid, of 11, eerste lid,’ vervangen door ‘de artikelen 10, zevende lid, of 11, eerste lid,’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023 en werkt ten aanzien van artikel I, onderdelen D, E en J, terug tot en met 1 januari 2022.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

I Algemeen deel

1. Inleiding

De Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland (hierna: de tijdelijke subsidieregeling) wordt op de volgende punten aangepast:

  • Verhoging van de subsidiebedragen:

    • Voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang (hierna: bso); en

    • Voor gastouderopvang op Bonaire (dagopvang en bso).

  • Het verlagen van de ouderbijdrage.

  • Het verlagen van de subsidieplafonds voor Sint Eustatius en Saba en het verhogen van het subsidieplafond voor Bonaire.

  • Het afschaffen van de verplichting om een goedgekeurd transitieplan te hebben voor kinderopvangorganisaties die op of na 1 januari 2022 kostprijs verlagende subsidie hebben aangevraagd.

  • Meer ruimte voor de uitvoerder bij herstel.

Over de wijzigingen is overleg gevoerd met de openbare lichamen en de kinderopvangorganisaties op de eilanden. De wijzigingen worden in deze toelichting toegelicht.

2. Inhoud regeling

2.1. Verhogen subsidie voor kinderopvangorganisaties

Inflatiecorrectie en verhoging WML

Jaarlijks vindt de aanpassing van onder meer het wettelijk minimumloon (hierna: WML) en de sociale uitkeringen in Caribisch Nederland plaats op basis van onder meer de consumentenprijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Naast correctie voor inflatie kan er sprake zijn van beleidsmatige verhoging. Zo zijn vorig jaar ter opvolging van de motie Wuite c.s.1 het wettelijk minimumloon en de minimumuitkeringen per 1 januari 2022 met 10% (inclusief inflatie) verhoogd. Vanuit onder andere het belang van armoedebestrijding is ook dit jaar sprake van een bijzondere verhoging van het WML. Uit de inmiddels door het CBS gepubliceerde ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer blijkt de inflatie op de eilanden hoog te zijn: 12,2% voor Bonaire, 9,0% voor Sint Eustatius en 9,7% voor Saba.2 Besloten is om het WML voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba met respectievelijk 18,2%, 14,3% en 15% te verhogen.3 Deze verhoging heeft als gevolg dat de kinderopvangorganisaties de lonen van medewerkers die een beloning in de buurt van het wettelijk minimumloon ontvangen zullen moeten verhogen. Hierdoor zullen de personeelskosten voor kinderopvangorganisaties stijgen. Met de inflatie nemen ook de overige kosten voor kinderopvangorganisaties toe. De kinderopvangorganisaties kunnen deze extra kosten niet zonder meer in de ouderbijdrage verwerken (zie ook hierna). Om die reden worden kinderopvangorganisaties daarin tegemoetgekomen door de subsidie per 1 januari 2023 te verhogen.

Verder krijgen kinderopvangorganisaties een tegemoetkoming vanwege de verlaging van de ouderbijdrage (zie 2.2).

Verhoging subsidie voor gastouderopvang

In de Eilandsverordening kinderopvang Bonaire is opgenomen dat een gastouder aan maximaal zes kinderen opvang mag aanbieden.4 Hierbij is onvoldoende in ogenschouw genomen dat dit een begrenzing inhoudt voor de inkomsten van de gastouder. De inkomsten van de gastouder liggen daarmee onder de inkomsten van een pedagogisch medewerker. Dat wordt ongewenst geacht. Daarom is besloten om de subsidie met $ 42 per maand (bij vijf dagen) per kind te verhogen.

Verhoging subsidie voor buitenschoolse opvang op Bonaire

Een extra impuls aan de activiteiten van de buitenschoolse opvang (bso) op Bonaire wordt door het openbaar lichaam wenselijk gevonden. Voor de ontwikkeling van het kind is het goed als er voldoende variëteit in het aanbod van bijzondere activiteiten wordt gebracht. Per 1 januari 2023 zullen daarom middelen uit de bijzondere uitkering van Bonaire beschikbaar worden gesteld om dit te realiseren. Met deze extra middelen kunnen kinderopvangorganisaties andere activiteiten organiseren die bijdragen aan de ontwikkeling van het kind.

2.2. Verlaging ouderbijdrage

Het programma BES(t) 4 Kids heeft onder andere tot doel om de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. Door de stijgende prijzen staan de inkomens van huishoudens onder druk. Om die reden heeft het kabinet op Prinsjesdag 2022 bekend gemaakt om als koopkrachtondersteunende maatregel de maximale ouderbijdrage voor de dagopvang op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de buitenschoolse opvang op Bonaire met $ 25 per maand bij volledige opvang en de buitenschoolse opvang op Sint Eustatius en Saba met $ 10 per maand bij volledige opvang te verlagen. Voor gastouderopvang (zowel de dagopvang als de buitenschoolse opvang) wordt de ouderbijdrage met $ 25 verlaagd.

De ouderbijdrage op Bonaire wordt voor de dagopvang en de gastouderopvang tussen $ 75-100 en voor de buitenschoolse opvang tussen $ 40 – 100 en op Sint Eustatius en Saba $ 75 respectievelijk $ 40.

2.3. Verlagen subsidieplafonds Sint Eustatius en Saba en verhoging subsidieplafond Bonaire

Abusievelijk zijn in de tijdelijke subsidieregeling de subsidieplafonds voor Sint Eustatius en Saba voor 2023 te hoog vastgesteld ten opzichte van het beschikbare budget op de begroting van SZW. Voor Sint Eustatius was het subsidieplafond op $ 1.270.000 vastgesteld en voor Saba $ 705.000. Bij elkaar opgeteld komen de subsidieplafonds uit boven het beschikbare subsidiebudget voor de regeling op de SZW-begroting. Daarom wordt het subsidieplafond voor Sint Eustatius en Saba voor 2023 lager vastgesteld: voor Sint Eustatius op $ 1.030.000 en voor Saba op $ 480.000. Ook na verlaging van deze subsidieplafonds voor 2023, zijn deze naar verwachting ruim genoeg om de kinderopvangorganisaties de benodigde totale subsidiebedragen te verstrekken. De verlaging heeft daarom naar verwachting geen effect op de te verlenen subsidie voor kinderopvangorganisaties en de ouderbijdrage van ouders in 2023. Verder is rekening gehouden met eventuele nieuwe kinderopvangorganisaties die in aanmerking willen komen voor subsidie. De verlaagde plafonds bieden daarvoor voldoende ruimte.

Voor Bonaire geldt juist dat het subsidieplafond verhoogd moet worden, in verband met de voorgestelde aanpassingen in de subsidiebedragen en ouderbijdragen in deze wijzigingsregeling. Met de voorgestelde verhoging, biedt het plafond voldoende ruimte om alle bestaande organisaties (en nieuwe organisaties die willen toetreden) de benodigde subsidiebedragen te kunnen verstrekken. Het plafond is daarom verhoogd naar $ 10.380.000.

2.4. Afschaffen transitieplannen

In de tijdelijke subsidieregeling is de verplichting opgenomen dat, om voor subsidie in aanmerking te komen, een organisatie een door het openbaar lichaam goedgekeurd transitieplan moet hebben. Doel van het transitieplan is om voor kinderopvangorganisaties inzichtelijk te maken welke stappen zij nog moeten nemen om aan de gestelde eisen uit de eilandelijke verordening te voldoen. Nieuwe organisaties dienen vanaf 1 januari 2022 volledig aan de eilandelijke verordening te voldoen om een exploitatievergunning te ontvangen. Voor 1 januari 2022 werden exploitatievergunningen afgegeven onder de voorwaarde dat kinderopvangorganisaties binnen een bepaalde tijd aan de eisen uit de eilandelijke verordening moeten voldoen (een zogenoemde ‘grace-period’). In het transitieplan moesten de kinderopvangorganisaties aangeven hoe ze de subsidie zouden gebruiken om aan de eisen uit de eilandelijke verordening te gaan voldoen. Omdat sinds 1 januari 2022 geen ‘grace-period’ meer wordt gegeven, is deze verplichting de facto voor nieuwe organisaties die per 1 januari 2022 deel uitmaken van de regeling overbodig. Daarom is de verplichting om een goedgekeurd transitieplan te hebben vervallen voor kinderopvangorganisaties die op of na 1 januari 2022 kostprijs verlagende subsidie hebben aangevraagd. Aan deze wijziging is terugwerkende kracht verleend tot 1 januari 2022. De kwaliteit van de kinderopvang blijft gewaarborgd via de Inspectie van het Onderwijs die met stimulerend toezicht kinderopvangorganisaties helpt om de kwaliteit te versterken.

2.5. Meer ruimte voor de uitvoerder bij hersteltermijn

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten kinderopvangorganisaties aan diverse voorwaarden en administratieve verplichtingen voldoen. Een voorwaarde is dat ouders daadwerkelijk kinderopvang afnemen. Er moeten om die reden onder andere overeenkomsten, facturen en betaalbewijzen in de administratie aanwezig zijn. Indien deze stukken er niet of niet compleet zijn, krijgt een kinderopvangorganisatie de mogelijkheid om binnen een bepaalde periode de administratie alsnog aan te kunnen vullen met de ontbrekende stukken (‘hersteltermijn'). De tijdelijke subsidieregeling is aangepast voor het geval herstel naar het oordeel van de Minister niet mogelijk is. Dan kan de Minister de kinderopvangorganisatie een termijn bieden om op een andere wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van documentatie over de betaling van de ouderbijdrage. Hiermee wordt meer ruimte gecreëerd om bij de vaststelling van de subsidie rekening te kunnen houden met verschillende opties om te kunnen aantonen dat er kinderopvang heeft plaatsgevonden.

3. Gevolgen

Kinderopvangorganisaties

De voorgestelde wijzigingen geven kinderopvangorganisaties meer financiële ruimte om de kosten als gevolg van omstandigheden die zij niet kunnen beïnvloeden te kunnen opvangen. Daarnaast kunnen kinderopvangorganisaties op andere manieren aantonen dat er kinderopvang heeft plaatsgevonden, indien hun administratie niet kan worden hersteld. Verder worden de administratieve eisen verlicht vanwege het vervallen van de verplichting om transitieplannen op te stellen voor nieuwe organisaties. De inschatting is dat het opstellen van een transitieplan door de houder gemiddeld twee weken kost.

Uitvoeringsorganisatie

Met de uitvoeringsorganisatie (UVB) is overleg geweest over de wijzigingen van de tijdelijke subsidieregeling. UVB heeft aangegeven dat de regeling uitvoerbaar is.

Financiële gevolgen

De budgettaire gevolgen van deze wijzigingsregeling zijn reeds in de SZW-begroting voor 2023 verwerkt. Zo zijn bij de koopkrachtbesluitvorming in augustus middelen beschikbaar gesteld voor de verlaging van de ouderbijdrage. Met de doorwerking van de verhoging van het minimumloon is rekening gehouden in de middelen die in het coalitieakkoord zijn vrijgemaakt om toe te werken naar het ijkpunt sociaal minimum in CN.

De kosten als gevolg van de gestegen inflatie kunnen naar verwachting binnen het totale beschikbare budget voor het programma Bes(t) 4 Kids worden opgevangen. Verder zijn de middelen voor het versterken van het activiteitenaanbod in de BSO op Bonaire vrijgemaakt binnen het totale budget voor het programma Bes(t) 4 Kids, vanuit de bijzondere uitkering voor Bonaire.

Met inbegrip van de voorgestelde aanpassingen in de hoogte van de subsidiebedragen kunnen de totale uitgaven in het kader van de tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland naar verwachting worden opgevangen binnen het beschikbare budget voor de regeling op de begroting van het Ministerie van SZW. De hoogte van het budgetplafond voor de individuele eilanden is hiertoe naar verwachting eveneens toereikend vastgesteld in deze wijzigingsregeling.5

Omdat het budget op de begroting in euro luidt en de uitgaven aan de subsidieregeling in Amerikaanse dollar plaatsvinden, is er sprake van een wisselkoersrisico. Uitgangspunt in deze regeling is dat kinderopvangorganisaties de subsidiebedragen kunnen krijgen conform de hoogte in dollars die in de regeling is opgenomen (artikel 12). Indien er door wisselkoersschommelingen over het lopende jaar tegenvallers optreden op de regeling, heeft dit geen rechtstreekse gevolgen voor de uitbetalingen aan kinderopvangorganisaties.

Risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik

Er zijn als gevolg van deze wijzigingsregeling geen extra risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik.

4. Inwerkingtreding

Om kinderopvangorganisaties zo snel mogelijk financieel tegemoet te komen en stappen te kunnen zetten om de kwaliteit verder te verbeteren treedt de regeling met ingang van 1 januari 2023 in werking. Daarmee is voldaan aan het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten van regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Uit dat beleid volgt dat ministeriële regelingen op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treden. Van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden is afgeweken, gelet op de voornoemde spoed. De meeste wijzigingen zijn begunstigend voor betrokkenen. Snelle invoering van de verlaging van de subsidieplafonds voor Sint Eustatius en Saba voorkomt dat uitgaven het beschikbare budget op de begroting kunnen overschrijden, zonder dat de Kamer hiermee middels het budgetrecht heeft ingestemd. Hierbij zijn er geen nadelige gevolgen voor de kinderopvangorganisaties, nu de verwachte totale subsidieverlening onder deze plafonds zal blijven (zie nader hierover: paragraaf 2.3). Mocht uit de uitvoering blijken dat het gebruik van opvang – anders dan nu verwacht – hoger uitvalt en het subsidieplafond op jaarbasis mogelijk toch niet volstaat, dan kan het subsidieplafond tussentijds alsnog worden verhoogd. De hiervoor mogelijk benodigde budgetverhoging wordt budgettair verwerkt in de 1e suppletoire begroting of de 2e suppletoire begroting over het lopende begrotingsjaar. Te allen tijde geldt dat kinderopvangorganisaties de subsidiebedragen krijgen conform de bedragen in dollars die in de regeling zijn opgenomen (artikel 12). Hiermee is gewaarborgd dat de aanpassing van de subsidieplafonds niet ten nadele van de kinderopvangorganisaties of ouders uitpakt.

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023. De onderdelen die zien op het schrappen van de verplichting omtrent transitieplannen werken terug tot en met 1 januari 2022. Het schrappen van deze verplichting is begunstigend voor nieuwe organisaties. Voor een nadere toelichting op deze wijziging met terugwerkende kracht, wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van deze nota van toelichting.

Er heeft geen formele internetconsultatie plaatsgevonden omdat de partijen, zoals hierboven al beschreven, actief zijn betrokken bij de wijzigingen in deze regeling. Er zijn gesprekken met de kinderopvangorganisaties gevoerd om hen hierover te informeren en input op te halen.

II Artikelsgewijs deel

Artikel I, onderdelen A, B en C

Onderdelen A, B en C wijzigen de artikelen 5, derde lid, 6, derde lid, respectievelijk 7, vierde lid. Daarin is geregeld welk bedrag beschikbaar is voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie voor kinderopvang op Sint Eustatius, Bonaire, respectievelijk Saba. Deze subsidieplafonds worden verlaagd voor Sint Eustatius en Saba en verhoogd voor Bonaire.

Artikel I, onderdelen D, E en J

Artikel 10, vijfde lid, regelt dat kinderopvangorganisaties een tijdig goedgekeurd transitieplan moeten hebben om in aanmerking te komen voor de kostprijs verlagende subsidie. Deze verplichting vervalt voor kinderopvangorganisaties die op of na 1 januari 2022 kostprijs verlagende subsidie hebben aangevraagd. Hiertoe voegt onderdeel D aan artikel 10 een nieuw artikellid toe. Vanwege die wijziging wordt de verwijzing naar artikel 10, zesde lid, in artikel 19a vernummerd met onderdeel J.

Onderdeel E wijzigt artikel 11, tweede lid, en artikel 16, achtste lid, onderdeel d. Artikel 11, tweede lid, regelt dat kinderopvangorganisaties verplicht zijn zich aan de in het transitieplan gemaakte afspraken te houden. Artikel 16, achtste lid, aanhef en onderdeel d, regelt dat kinderopvangorganisaties verplicht zijn de minister onverwijld door te geven wanneer zij niet voldoen aan het transitieplan of dit intrekken. In het verlengde van onderdeel D vervallen beide verplichtingen voor kinderopvangorganisaties die op of na 1 januari 2022 kostprijs verlagende subsidie hebben aangevraagd. Onderdeel E voegt daartoe een zinsdeel toe, opdat beide verplichtingen enkel gelden indien artikel 10, vijfde lid, van toepassing is. Dit betekent dat beide verplichtingen niet gelden, indien de kinderopvangorganisaties vallen onder het bij onderdeel D ingevoegde zesde lid.

Artikel I, onderdeel F

Onderdeel F wijzigt artikel 12. Artikel 12 regelt de subsidiebedragen van de kostprijs verlagende subsidie per dagdeel per kind. Deze subsidiebedragen worden voor het jaar 2023 verhoogd. De eerste en tweede subonderdelen verhogen de subsidiebedragen voor de dagopvang respectievelijk de bso op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De derde en vierde subonderdelen verhogen de subsidiebedragen voor de dagopvang respectievelijk de bso binnen de gastouderopvang op Bonaire. Hiertoe wordt in alle subonderdelen voor het jaar 2023 een nieuw onderdeel e toegevoegd. Onderdeel d wordt gewijzigd, opdat de daarin opgenomen subsidiebedragen gelden voor de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 december 2022.

Artikel I, onderdeel G

Onderdeel G wijzigt artikel 13. Artikel 13 regelt de hoogte van de ouderbijdrage bij het maximale aantal dagdelen per maand. Subonderdeel 1 wijzigt het tweede en vierde lid opdat de daarin opgenomen ouderbijdragen voor Bonaire respectievelijk Sint Eustatius gelden voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022. Subonderdeel 2 verlaagt de ouderbijdrage op Saba, voor de dagopvang (onderdeel a) en de bso (onderdeel b). Subonderdeel 3 voegt twee artikelleden in opdat voor het jaar 2023 lagere ouderbijdragen gelden voor Bonaire (nieuw zesde lid) en Sint Eustatius (nieuw zevende lid). Subonderdeel 4 wijzigt het achtste lid (nieuw). Dit artikellid regelt dat de minister op advies van het openbaar lichaam kan afwijken van de ouderbijdrage, bedoeld in de voorgaande artikelleden. Subonderdeel 4 vult de verwijzing in het achtste lid aan met de artikelleden die met subonderdeel 3 zijn ingevoegd.

Artikel I, onderdeel H, subonderdeel 1

Onderdeel H, subonderdeel 1, wijzigt artikel 16, zesde lid. Dit artikellid regelt dat de kinderopvangorganisatie binnen een door de minister te bepalen termijn in de gelegenheid wordt gesteld de administratie te herstellen, indien deze niet op zodanige wijze is ingericht dat deze voldoet aan de verplichtingen uit artikel 16. Subonderdeel 1 voegt hieraan een zin toe voor het geval herstel naar het oordeel van de minister niet mogelijk is. Dan kan de minister de kinderopvangorganisatie binnen een door de minister te bepalen termijn in de gelegenheid stellen op een andere wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht. Deze alternatieve vorm van herstel van de administratie kan de minister meewegen bij diens besluitvorming over vaststelling van de subsidie.

Artikel I, onderdeel H, subonderdeel 2

Onderdeel H, subonderdeel 2, regelt dat artikel 16, zevende lid, vervalt. In dit artikellid was per abuis opgenomen dat de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken, indien de administratie niet binnen een door de minister bepaalde termijn is hersteld. Uit de nota van toelichting bij de invoering van de tijdelijke subsidieregeling blijkt dat het niet de bedoeling was dat op het niet-voldoen aan de administratieverplichtingen automatisch intrekken van de subsidiebeschikking zou volgen. Onderdeel H, subonderdeel 2, verduidelijkt dit. Indien niet is voldaan aan de administratieverplichtingen, ook niet na de hersteltermijn, dan geldt de bestaande regeling van artikel 18, derde lid. Daarin is geregeld dat de beschikking tot subsidieverlening geheel kan worden ingetrokken of ten nadele van de kinderopvangorganisatie kan worden gewijzigd, indien niet is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die in de tijdelijke subsidieregeling zijn opgenomen.

Artikel I, onderdeel I

Onderdeel I verduidelijkt in artikel 18, vierde lid, dat terugvordering ook mogelijk is, indien de beschikking ten nadele van de kinderopvangorganisatie wordt gewijzigd. Dit geldt al op grond van artikel 4:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met artikel 1.9 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en artikel 3 van de tijdelijke subsidieregeling. Om misverstanden te voorkomen over deze bestaande verplichting, is deze verduidelijking doorgevoerd. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstukken II, 2021/22, 35 925-IV, nr. 26.

X Noot
2

CBS, ‘Inflatie Caribisch Nederland loopt verder op’, 19 oktober 2022, via: www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2022/42/inflatie-caribisch-nederland-loopt-verder-op.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2021/22, 36 200-XV nr.9

X Noot
4

Artikel 18, vijfde lid, van de Eilandsverordening Kinderopvang Bonaire 2020, AB 2020, nr. 8.

X Noot
5

Alleen voor Bonaire geldt dat het budgetplafond moet worden verhoogd. Voor Sint Eustatius en Saba geldt dat het budgetplafond abusievelijk te hoog was vastgesteld en na een passende verlaging eveneens toereikend is.

Naar boven