Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 21 november 2022, nr. WJZ/ 22482747, tot wijziging van de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking in verband met aanvraagvereisten, verlenging termijn aanleveren gegevens en vereisten vereniging van eigenaars

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, waarbij sprake is van plaatsing op daken of bevestiging aan gevels, gaat de aanvraag vergezeld van een verklaring van de aanvrager dat het dak of de gevel geschikt is of wordt gemaakt voor de plaatsing met gebruikmaking van het middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

B

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van het artikel vervalt 'en ledenlijst vereniging van eigenaars'.

2. Het tweede lid en de aanduiding '1.' voor het eerste lid vervallen.

C

In artikel 28, vierde lid, wordt 'zes maanden' vervangen door ‘twaalf maanden'.

D

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt 'zes maanden' vervangen door 'twaalf maanden'.

2. In het vijfde lid wordt 'ten minste 90% van de leden' vervangen door 'ten minste 75% van de leden'.

E

In artikel 35, tweede lid, aanhef, wordt 'op het moment van indienen van de aanvraag' vervangen door 'op het moment dat de lijst van leden, overeenkomstig artikel 37, vierde lid, aan de minister wordt overgelegd,'.

F

In artikel 36, derde lid, wordt 'aan elk lid' vervangen door 'aan ten minste 75% van de leden'.

G

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van het artikel vervalt 'deelnemende'.

2. In het tweede lid wordt 'uiterlijk zes maanden' vervangen door 'uiterlijk twaalf maanden'.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien de subsidieontvanger een vereniging van eigenaars is, overlegt deze uiterlijk twaalf maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening een ledenlijst met de naam en het adres van elk deelnemend lid aan de minister.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 november 2022

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking. De Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking (hierna: SCE) is op 1 april 2021 in werking getreden (Stcrt. 2021, 11080).

Met het Besluit openstelling Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking 2021 en het Besluit openstelling Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking 2022 zijn de categorieën productie-installaties aangewezen waarvoor in 2021 respectievelijk in 2022 subsidie kon worden aangevraagd. Uit de opgedane ervaringen blijkt dat nog niet alle aanvraagvereisten altijd goed passen bij de situatie in de praktijk. De voornaamste knelpunten in de SCE zijn de termijnen voor het aanleveren van het recht van opstal (voor coöperaties) en de ledenlijst (voor coöperaties en Verenigingen van Eigenaars (hierna: VvE’s). Tevens blijkt dat niet alle VvE’s, die in principe tot de doelgroep behoren, een aanvraag kunnen indienen. Dit komt door de eis voor het percentage leden dat woonachtig of gevestigd moet zijn in de postcoderoos en de eis dat er zich binnen de aanvragende VvE geen leden met grootverbruikersaansluitingen mogen bevinden.

Daarnaast spelen er, buiten de SCE om, knelpunten in de energietransitie voor coöperatieve projecten. Deze bevinden zich met name op het vlak van congestie op het elektriciteitsnet en problemen met de draagkracht van het dak of de gevel waarop een installatie met zonnepanelen voorzien is. Om de belasting op het elektriciteitsnet te verminderen en om de geschiktheid van daken en gevels eerder onder de aandacht te brengen, worden wijzigingen aangebracht in de SCE. Onderhavige wijzigingsregeling voorziet daarin.

2. Wijzigingen

In artikel I, onderdeel A, wordt een extra verplichting bij het indienen van de aanvraag voor subsidie gesteld. De aanvrager moet een verklaring aanleveren dat het dak of de gevel geschikt is of wordt gemaakt voor het plaatsen van de zonnepanelen. Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de uitvoerder van de SCE, is hiervoor een formulier beschikbaar (www.rvo.nl). Met deze verplichting wordt geborgd dat de aanvrager van tevoren nagaat of het dak of de gevel voldoende draagkracht heeft. Dit wordt bereikt door in het formulier in te vullen dat een eerste schouw van het dak of de gevel heeft plaatsgevonden. De bedoeling is om te voorkomen dat subsidie wordt verleend voor projecten, die uiteindelijk vanwege een ontoereikende draagkracht van het dak of de gevel niet kunnen worden gerealiseerd. Dit heeft in de SCE-ronde van 2021 en 2022 geleid tot non-realisatie van projecten.

De wijzigingen in artikel I, onderdelen B, subonderdeel 2, en G, subonderdeel 3, wordt voor VvE’s de eis van het aanleveren van de ledenlijst versoepeld. De ledenlijst hoeft niet meer bij het indienen van de aanvraag voor subsidie te worden overgelegd, maar de VvE heeft daarvoor de tijd tot uiterlijk twaalf maanden na de beschikking tot subsidieverlening. Daarmee wordt voor een VvE dezelfde lijn gehanteerd als voor een coöperatie. In artikel I, onderdeel G, subonderdeel 2, wordt voor coöperaties de termijn om een lijst van deelnemende leden over te leggen verlengd van zes naar twaalf maanden. In verband daarmee bevat artikel I, onderdeel D, subonderdeel 1, een verlenging van de termijn waarop de postcoderoos kan worden gewijzigd van zes naar twaalf maanden. De reden voor deze wijzigingen is dat in de praktijk blijkt dat coöperaties langer dan zes maanden de tijd nodig hebben om hun ledenwerving rond te krijgen. Coöperaties moeten vaak nog veel regelen, financiering rond krijgen, bijeenkomsten organiseren en overeenkomst over het te gebruiken dak of de te gebruiken gevel vinden. De facto kunnen zij daarna pas beginnen met leden werven. VvE’s bij nieuwbouw ervaren problemen omdat zij soms al wel een aanvraag willen doen voor het op te leveren nieuwbouwpand, maar de ledenlijst nog niet compleet is omdat het pand nog niet opgeleverd is en de toekomstige bewoners er nog niet hun intrek hebben genomen. Daarom is verlenging van de termijn voor het aanleveren van de ledenlijst hier opportuun. Zo kunnen ook VvE’s uit nieuwbouwpanden deelnemen. Het staat aanvragers uiteraard altijd vrij, indien zij dat kunnen, om de benodigde documenten eerder aan te leveren om hun project zo sneller te kunnen realiseren.

In artikel I, onderdeel C, wordt de termijn voor het overleggen van een kopie van de akte van vestiging van het recht van opstal verlengd van zes naar twaalf maanden, omdat het verkrijgen van een recht van opstal voor coöperaties qua proces door het ledenwerven heenloopt, wat niet bevorderlijk is voor het realisatieproces. Onveranderd is dat bij de aanvraag wel een intentieovereenkomst daartoe tussen de subsidieontvanger en de eigenaar van de onroerende zaak worden overgelegd.

Artikel I, onderdeel D, subonderdeel 2, bevat een versoepeling voor het minimum aantal leden van een VvE dat in de postcoderoos moet wonen of gevestigd moeten zijn. In plaats van 90% wordt het percentage voortaan 75%. Deze wijziging heeft als achtergrond de wens om de lokaliteit van projecten te waarborgen. De SCE is namelijk gericht op lokale, kleinschalige projecten van burgers uit dezelfde buurt. In de praktijk blijkt dat een aantal VvE’s niet mee kan doen in de SCE, omdat zij net niet kunnen voldoen aan deze eis van 90%. Bijvoorbeeld omdat een deel van de huiseigenaren twee woningen heeft en elders woont, maar de woning in de VvE verhuurt. Regelmatig woont zo meer dan 10% van de leden van de VvE buiten het postcodegebied. Hoewel lokaliteit een belangrijk aspect is van de SCE, is het wel belangrijk om VvE’s goed de mogelijkheid te geven deel te nemen. Met de eis van 75% komt nog steeds het overgrote deel van de leden van de deelnemende VvE uit de buurt en wordt het aspect van de lokaliteit nog steeds gewaarborgd, terwijl er wel ruimte is om meer projecten van de grond te krijgen. Ook wordt het moment waarop de leden in de postcoderoos woonachtig of gevestigd moeten zijn gewijzigd van het moment van indienen van de aanvraag voor subsidie naar het moment van het aanleveren van de ledenlijst. Dit is het logische gevolg van de versoepelingen in het aanleveren van de ledenlijst voor VvE’s als gevolg van de wijziging, bedoeld in artikel I, onderdelen B, subonderdeel 2, en F, subonderdeel 3, zoals hierboven toegelicht.

De wijziging in artikel I, onderdeel E, is het logische gevolg van de versoepelingen in het aanleveren van de ledenlijst voor VvE’s als gevolg van de wijziging, bedoeld in artikel I, onderdelen B, subonderdeel 2, en G, subonderdeel 3, zoals hierboven toegelicht.

Met onderdeel F van artikel I wordt bepaald dat ten minste 75% van de leden van de VvE een kleinverbruikersaansluiting moet hebben, in plaats van dat dit vereist is voor alle leden van de VvE. Hiervoor is gekozen omdat in de praktijk is gebleken dat sommige VvE’s, met hoofdzakelijk bewoners met kleinverbruikaansluitingen, door deze eis niet mee kunnen doen aan de SCE. Dit komt dan omdat bijvoorbeeld op de benedenverdieping van het pand zich een of enkele ondernemers met een grootverbruikaansluiting bevinden. Deze doen niet altijd mee in het project, maar zijn wel lid van de VvE. Vanwege de eis van 100% kleinverbruikaansluitingen kan de VvE geen SCE-subsidie aanvragen. Tot nu toe waren grootverbruikaansluitingen niet toegestaan in de VvE, omdat deze zich vaak bevinden bij bedrijven en grotere (industriële) complexen, die niet de doelgroep van deze SCE zijn. Echter, het percentage van 75% waarborgt nog altijd dat de aanvragende VvE hoofdzakelijk bestaat uit bewoners, die de doelgroep van de SCE vormen, terwijl deelname aan de SCE nu niet onmogelijk gemaakt wordt omdat er enkele ondernemers in hetzelfde pand zitten. Ook blijft de SCE met deze wijziging onverminderd gericht op huishoudens. Ook hier wordt het moment waarop 75% van de leden een kleinverbruikersaansluiting moet hebben, gewijzigd van het moment van indienen van de aanvraag voor subsidie naar het moment van het aanleveren van de ledenlijst.

De wijzigingen in artikel I, onderdelen B, subonderdeel 1, en G, subonderdeel 1, zijn wetstechnische aanpassingen.

3. Regeldruk

De regeldruk voortvloeiend uit deze wijzigingsregeling is slechts in samenhang te zien met de SCE. In paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting op de SCE (Stcrt. 2021, 11080) is een uitgebreide toelichting opgenomen van de regeldruk voortvloeiend uit de SCE, in samenhang met de openstelling (voor 2021 was dat door middel van het Besluit openstelling Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking 2021). In de toelichting op het openstellingsbesluit voor 2023 (Besluit openstelling Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking 2023) wordt uitgebreid ingegaan op de regeldrukeffecten die voortvloeien uit onderhavige wijzigingsregeling. Verwezen wordt naar die toelichting.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven