Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 december 2022, nr. 2022-0000533691 tot wijziging van de Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 november 2021, nr. 2021-0000413275, houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan de provincies Noord-Holland, Utrecht, Limburg, Zeeland, Overijssel, Groningen en Zuid-Holland ten behoeve van een kwalitatief hoogwaardige en duurzame woon- en leefomgeving in acht NOVI-gebieden (Stcrt. 2021, 47806) in verband met het verhogen van de bedragen van een aantal specifieke uitkeringen

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 november 2021, nr. 2021-0000413275, houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan de provincies Noord-Holland, Utrecht, Limburg, Zeeland, Overijssel, Groningen en Zuid-Holland ten behoeve van een kwalitatief hoogwaardige en duurzame woon- en leefomgeving in acht NOVI-gebieden (Stcrt. 2021, 47806) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de:

    • a. provincie Noord-Holland: € 318.182 ten behoeve van het NOVI-gebied Amsterdam Noordzeekanaalgebied;

    • b. provincie Utrecht: € 413.223 ten behoeve van het NOVI-gebied Het Groene Hart;

    • c. provincie Limburg: € 801.653, waarvan:

      • 1°. € 289.256 ten behoeve van het NOVI-gebied Zuid-Limburg; en

      • 2°. € 512.397 ten behoeve van het NOVI-gebied De Peel;

    • d. provincie Zeeland: € 289.256 ten behoeve van het NOVI-gebied North Sea Port District;

    • e. provincie Zuid-Holland: € 289.256 ten behoeve van het NOVI-gebied Haventransitie Rotterdam;

    • f. provincie Groningen: € 289.256 ten behoeve van het NOVI-gebied Groningen; en

    • g. provincie Overijssel: € 318.182 ten behoeve van het NOVI-gebied regio Zwolle.

B

In artikel 4, tweede lid, wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2025’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze regeling met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inhoud

De wijziging van de regeling houdt in dat budget wordt toegevoegd ten behoeve van een kwalitatief hoogwaardige en duurzame woon- en leefomgeving in acht NOVI-gebieden en de termijn van besteding verlengd wordt met twee jaar. Twee van deze gebieden (de Peel en het Groen Hart) ontvangen een hoger additioneel budget dan de andere gebieden. De reden hiervoor is dat de Peel en het Groen Hart al bij het tot stand komen van deze regeling aan hebben gegeven dat de middelen onvoldoende zijn om de activiteiten vallend onder hun plan van aanpak uit te voeren. In de loop van het jaar is dit door desbetreffende gebieden wederom onder de aandacht gebracht. Dit blijkt ook uit hun begroting en de vraag vanuit de regionale partners om commitment vanuit het rijk te bevestigen door gehoor te geven aan de behoefte om meer procesmiddelen op korte termijn. De andere gebieden zijn voor nu voldoende geholpen met het toevoegen van dit budget en zijn akkoord met dit verschil in toekennen van additioneel budget.

De benaming NOVI-gebied is inmiddels feitelijk gewijzigd in NOVEX-gebied. Dat is in deze regeling echter niet aangepast, omdat de ontvangers van deze additionele middelen dezelfde partijen zijn die in dezelfde samenstelling samenwerken aan hetzelfde plan van aanpak (die voortaan ook ontwikkelperspectieven worden genoemd) dat ten grondslag ligt aan de oorspronkelijke regeling. De nieuwe benaming NOVEX-gebied in deze regeling introduceren zou onduidelijk zijn, omdat er meer NOVEX-gebieden zijn dan dat er NOVI-gebieden waren. Dit extra budget is nog nodig voor de bestaande samenwerkingen en de bestaande plannen van aanpak of ontwikkelperspectieven.

Voor een toelichting over de verantwoording en terugvordering, staatssteun, de relatie met andere wet- en regelgeving en de administratieve lasten voor burgers en bedrijven wordt verwezen naar de toelichting bij de oorspronkelijke regeling.

2. BTW

De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt kunnen activiteiten zijn waarover de provincie BTW verschuldigd is. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor de over de activiteiten verschuldigde BTW. De BTW-component wordt gestort in het BTW-compensatiefonds van het Ministerie van Financiën. Er is ten aanzien van de in deze regeling opgehoogde specifieke uitkeringen een inschatting gemaakt van de BTW-component van de bijdrage, per provincie.

Provincies kunnen op grond van de relevante wet- en regelgeving een beroep doen op terugontvangst van de betaalde BTW-componenten.

Daarnaast is denkbaar dat de provincie met de uitkering activiteiten verricht waarbij de kosten aftrekbaar zijn op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor deze kosten. Het geldende uitgangspunt is: kosten die op een andere wijze gecompenseerd kunnen worden, worden niet uit de specifieke uitkering betaald.

3. Financiële gevolgen rijk

Op grond van deze regeling is, naast het deel dat in het BTW-Compensatiefonds wordt gestort, in totaal € 2.719.008,26 toegekend aan de provincies. Hiervan is € 1.793.388,43 vanuit de begroting 2021 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitbetaald. De rest van het bedrag, € 925.619,83, komt ten laste van de begroting 2022 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

4. Consultatie

Er is vanwege de beperkte reikwijdte van de regeling voor gekozen om geen internetconsultatie te doen maar om de wijziging, die alleen budgetverhoging en het verlengen van de termijn met twee jaar betreft, specifiek af te stemmen met de betrokken provincies. Die partijen hebben aangegeven zich te kunnen vinden in deze wijzing van de regeling.

5. Inwerkingtreding

Met de inwerkingtredingsbepaling is afgeweken van de vaste verandermomenten en het vereiste van de minimale invoeringstermijn, hetgeen gerechtvaardigd is omdat het een enkel begunstigende regeling betreft. De belanghebbenden zijn juist gebaat bij een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding en toekenning van de specifieke uitkeringen.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

Naar boven