Omscholing Dansers Nederland 2023/2027

Verbindendverklaring cao-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2022 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst sociaal fonds Omscholing Dansers Nederland

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK) mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK);

Partij ter andere zijde: Kunstenbond.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:

1. Definities en afkortingen

arbeidsovereenkomst

de tussen werkgever en werknemer aangegane overeenkomst als is bedoeld in artikel 7:610 BW.

bureau

bureau van ODN

bestuur

bestuur van ODN

cao

Cao sociaal fonds ODN

Toneel en/of dans

Toneel en/of dans in de ruimste zin van het woord, met of zonder muziek en/of tekst, voor alle leeftijds- en publieksgroepen, op podia of op locatie. Toneel en/of dans kan elementen bevatten van andere (podium)kunstdisciplines. Uitgezonderd zijn producties die uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit muziek, opera, operette, musical, cabaret, poppenspel en circus.

NAPK

Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten

ODN

Stichting Omscholing Dansers Nederland (ODN)

omscholingsregeling

regeling zoals beheerd en uitgevoerd door ODN

sociale partner

– Kunstenbond als werknemersorganisatie

– NAPK als werkgeversorganisatie

stichting

Stichting ODN

werkgever

Werkgevers zijn:

1. Elke in Nederland gevestigde rechtspersoon, die:

– uitsluitend of in hoofdzaak toneel en/of dans produceert en/of uitvoert, gemeten naar ten minste 50% van de loonsom van de organisatie én die

– daartoe op basis van een arbeidsovereenkomst één of meer werknemer(s) in dienst heeft zoals gedefinieerd in deze cao én die

– op basis van continuïteit toneel en/of dans produceert, door ten minste één toneel- en/of dansproductie per jaar of per seizoen uit te brengen of te hernemen. Daarbij geldt dat de totale periode waarin deze productie(s) wordt of worden voorbereid, gerepeteerd en/of opgevoerd tenminste 6 maanden duurt.

werknemer

Werknemers zijn degenen die in de functie van danser een arbeidsovereenkomst hebben met een werkgever zoals gedefinieerd in deze cao. Hiervan zijn uitgezonderd:

– de werknemers van NO&B die geen deel uitmaken van het bedrijfsonderdeel Het Nationale Ballet en die op grond van hun arbeidsovereenkomst onder de Cao Nationale Opera & Ballet vallen;

– de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van artikel 7a lid 1 van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt;

– de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplicht gesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,

– de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,

– de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder in de zin van de Regeling aanwijzing directeur grootaandeelhouder 2016 (in werking getreden per 1 januari 2016, Stcrt.2015,19073.

zzp’er

zelfstandige zonder personeel, opdrachtnemer

2. Werkingssfeer

  • 1. De cao is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten tussen de werkgevers en werknemers zoals bedoeld in artikel 1, alsmede op sociale partners zoals bedoeld in artikel 1.

  • 2. De cao is een minimum-cao: het staat de individuele werkgever vrij om ten gunste van de (individuele) werknemer aanvullende afspraken te maken.

3. Sociale partners en bestuur

  • 1. Sociale partners hebben het recht ieder twee bestuurders in het bestuur van Stichting Omscholing Dansers Nederland (ODN) te benoemen; zij zorgen ervoor steeds tijdig in de van hen verwachte benoemingen te voorzien.

  • 2. Elk van de sociale partners en de door hen voorgedragen bestuurders zorgen voor onderlinge informatie-uitwisseling over zaken die voor goed functioneren van het fonds van belang zijn.

  • 3. Sociale partners verwachten van het bestuur dat over eventuele voorgenomen ingrijpende beleidswijzigingen met hen overleg zal plaatsvinden, alvorens het bestuur hierover definitief besluit.

4. Statuten en reglementen

  • 1. De statuten van Stichting Omscholing Dansers Nederland (ODN) en het reglement Omscholingsregeling Dansers, vormen een integraal onderdeel van deze cao en zijn als bijlagen opgenomen. De statuten en het reglement zijn te vinden op www.omscholingdansers.nl.

  • 2. Verplichte deelname aan de omscholingsregeling eindigt in gevallen waarin de arbeidsovereenkomst eindigt.

5. Deelname

  • 1. Een danser in loondienst van een werkgever neemt verplicht deel aan de omscholingsregeling.

  • 2. De werkgever regelt voor de danser in loondienst de (aanmelding en) deelname aan de omscholingsregeling alsmede de premieafdracht conform artikel 6.1.

6. Premiebijdragen

  • 1. Aan de financiering van de omscholingsregeling wordt door werkgevers en werknemers bijgedragen (de premieafdracht). De premieafdracht is vastgesteld op 9,25%. De premieafdracht wordt volgens onderstaande premieverdeling verdeeld tussen de werkgever en de werknemer:

    • werkgever: 6,93% van het bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag.

    • werknemer: 2,32%van het bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag.

  • 4. De werkgever is verplicht de totale premie tijdig te voldoen aan ODN, conform de door ODN bepaalde regeling omtrent premieafdracht.

  • 5. Op grond van het Besluit voorwaarden in mindering brengen op kosten transitievergoeding, is het de werkgever toegestaan om op de wettelijke transitievergoeding van een danser met wie de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, in mindering te brengen het bedrag aan werkgeverspremies dat de werkgever heeft bijgedragen voor de betreffende danser berekend over de volledige duur van diens dienstperiode. Op dit bedrag aan werkgeverspremies dient in mindering te worden gebracht 24 maal het bruto uurloon van de danser per gewerkt jaar bij een volledig dienstverband. Bij een deeltijddienstverband geldt deze aftrek naar rato. Deze aftrek houdt verband met het recht op een equivalent van 24 loopbaanuren per jaar, zoals bepaald in de Cao Toneel en Dans.

7. Recht op verstrekking

Aanvragen en uitkeringen op grond van deze cao hebben betrekking op verstrekkingen aan de individuele rechthebbende zoals gedefinieerd in artikel 1 en artikel 6 van deze cao. Daar onder zijn niet begrepen subsidie-verzoekende instellingen.

BIJLAGE 1. STATUTEN

STATUTEN

(Stichting Omscholing Dansers Nederland)

STATUTEN HOOFDSTUK 1.
Artikel 1. Begripsbepalingen.
  • 2. In deze statuten hebben de volgende begrippen de daarachter vermelde betekenissen:

    bestuur

    het bestuur van de stichting

    bestuurder

    een bestuurder van de stichting

    CAO

    de Collectieve Arbeidsovereenkomst Sociaal fonds Omscholing Dansers Nederland

    rechthebbende

    (ex-)danser in de zin van het Reglement Omscholingsregeling Dansers

    Reglement Omscholing Dansers Nederland"

    het reglement zoals bedoeld in artikel 10.1

    schriftelijk

    bij brief, telefax of e-mail, of bij boodschap die via een ander gangbaar communicatiemiddel wordt overgebracht en op schrift kan worden ontvangen

    stichting

    de stichting waarvan de interne organisatie wordt beheerst door deze statuten

    uitkeringen

    uitkeringen in de zin van het Reglement Omscholing Dansers Nederland

    werkgever

    de werkgever op wie de Collectieve Arbeidsovereenkomst Toneel en Dans van toepassing is, of die aangesloten is bij de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten,

    werkgeversorganisatie

    Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten, hierna NAPK, gevestigd te Amsterdam

    werknemer

    degene die als danser in dienst is van de werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht

    werknemersorganisatie

    Kunstenbond, gevestigd te Amsterdam

  • 2. Verwijzingen naar artikelen zijn verwijzingen naar artikelen van deze statuten tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven.

HOOFDSTUK II. NAAM, ZETEL, DOEL EN VERMOGEN.
Artikel 2. Naam en zetel.
  • 1. De naam van de stichting is: Stichting Omscholing Dansers Nederland.

    In het maatschappelijk verkeer kan de stichting ook gebruik maken van de verkorte naam ‘Omscholing Dansers Nederland’.

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 3. Doel.
  • 1. De stichting heeft ten doel het verstrekken van uitkeringen aan rechthebbenden om deze rechthebbenden de mogelijkheden te bieden zich na hun danscarrière een andere plaats in de maatschappij te verwerven, een en ander overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en het Reglement Omscholing Dansers Nederland. De stichting beoogt haar doel te bereiken door onder meer te voorzien in een goede begeleiding bij het maken van een nieuwe beroepskeuze door een rechthebbende.

Artikel 3a. Vermogen.
  • 1. Het vermogen van de stichting dient ter verwezenlijking van het doel van de stichting en zal worden gevormd door:

    • bijdragen van werkgevers en werknemers;

    • subsidies en donaties;

    • schenkingen, erfstellingen en legaten;

    • alle andere verkrijgingen en baten.

  • 2. Erfstellingen zoals bedoeld in artikel 3a.1 kunnen namens de stichting slechts beneficiair worden aanvaard.

  • 3. Ter zake van de bewaring van de bezittingen van de stichting neemt het bestuur de nodige waarborgen in acht om vermogensschade zoveel mogelijk te voorkomen.

HOOFDSTUK III. HET BESTUUR.
Artikel 4. Bestuurders.
  • 1. Het bestuur bestaat uit vijf bestuurders. Een niet voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden, met een minimum van twee bestuurders. Slechts natuurlijke personen kunnen bestuurder zijn.

  • 2. Bestuurders worden als volgt benoemd:

    • a) twee bestuurders worden benoemd door de werkgeversorganisatie;

    • b) twee bestuurders worden benoemd door de werknemersorganisatie; en

    • c) één bestuurder, in de functie van voorzitter, wordt benoemd door het bestuur.

  • 3. In ontstane vacatures binnen het bestuur wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Indien in een vacature binnen zes maanden na het ontstaan daarvan niet is voorzien, is het bestuur bevoegd een bestuurder te benoemen, bij voorkeur maar niet noodzakelijk, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.

  • 4. Bestuurders worden benoemd voor een periode van ten hoogste tweemaal vier jaren, behoudens eventuele uitzonderingen hierop die in overleg met de benoemende partij (de werkgeversorganisatie of de werknemersorganisatie) schriftelijk kunnen worden overeengekomen.

  • 5. Een bestuurder treedt (van rechtswege) af:

    • a) door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd of door zijn aftreden volgens een rooster;

    • b) door zijn vrijwillig aftreden;

    • c) door zijn ontslag verleend, om gewichtige redenen, door de instantie die de desbetreffende bestuurder ingevolge artikel 4.2 sub (a) of (b) heeft benoemd;

    • d) door zijn ontslag verleend door het bestuur, bij unaniem besluit, om gewichtige redenen;

    • e) door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;

    • f) door zijn ondercuratelestelling of door een rechterlijke beslissing waarbij als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand een bewind over één of meer van zijn goederen wordt ingesteld;

    • g) door zijn overlijden;

  • 6. Het bestuur benoemt uit zijn midden een penningmeester, een vicevoorzitter en een secretaris van het bestuur. De functie van voorzitter, penningmeester en secretaris zijn niet verenigbaar.

Artikel 5. Taak en bevoegdheden.
  • 1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en als zodanig met het beheer van het vermogen van de stichting. Bij de vervulling van hun taak richten bestuurders zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie. Voor het beheer van het vermogen van de stichting en de belegging van daartoe beschikbare gelden laat het bestuur zich bijstaan door een of meer vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs die te goeder naam en faam bekend staan aan wie het bestuur opdracht geeft om op solide wijze te beleggen. De stichting voert een prudent beleggingsbeleid dat onder meer is gebaseerd op de volgende uitgangspunten

    • a. beleggingen dienen steeds in het risicoprofiel 'defensief' of 'gebalanceerd' te worden gedaan;

    • b. een redelijke spreiding naar aard en risico van de bezittingen en interesses wordt nagestreefd;

    • c. een optimaal rendement wordt verkregen;

    • d. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

    De aan de stichting behorende zaken worden, als zij niet ten kantore van de stichting worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling. De effecten worden bewaard door een juridisch van de bank of vermogensbeheerder afgescheiden rechtspersoon. Het vermogensbeheer wordt tegen een marktconform tarief uitgevoerd. De vermogensbeheerder geeft conform heersende wet- en regelgeving periodiek inzicht in alle directe en indirecte kosten die samenhangen met het beheer van het vermogen.

  • 2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.

  • 3. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt en tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen.

  • 4. Bestuursleden kunnen – behoudens ontheffing door het bestuur – geen directielid of bestuurslid zijn of het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan bekleden van een instelling die eenzelfde of een gelijksoortig doel heeft als de stichting.

  • 5. De leden van het bestuur doen opgave van hun relevante functies, waaronder bestuursfuncties, commissariaten en adviseurschappen. Een lid van het bestuur dient melding te doen van zakelijke banden tussen de stichting en een andere rechtspersoon of onderneming waarbij het betreffende bestuurslid – direct dan wel indirect – persoonlijk is betrokken.

  • 6. Het bestuur kan in een reglement regels vaststellen omtrent de besluitvorming en de werkwijze van het bestuur, in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze statuten is bepaald. Voorts kan het bestuur in dit reglement een rooster van aftreden opnemen.

  • 7. Onverminderd de collectieve verantwoordelijkheid van het bestuur als zodanig, kunnen bevoegdheden van het bestuur worden gedelegeerd aan twee leden van het bestuur voor zover zij gezamenlijk handelen. Uitzondering hierop vormen de voorzitter en de penningmeester. Zij kunnen alleen handelende bevoegdheden, waaronder vertegenwoordiging in en buiten rechte, van het bestuur gedelegeerd krijgen.

  • 8. Het bestuur treft een regeling voor de plaatsvervanging van de penningmeester en de secretaris.

  • 9. Het bestuur kan functionarissen met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid aanstellen. Ieder van hen vertegenwoordigt de stichting met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. De titulatuur van deze functionarissen wordt door het bestuur bepaald.

  • 10. Bij belet of ontstentenis van een of meer bestuurders is of zijn de andere bestuurders met het gehele bestuur belast.

  • 11. Het bestuur zorgt ervoor dat een persoon wordt aangewezen die bij belet of ontstentenis van alle bestuurders of van de enige bestuurder de stichting tijdelijk bestuurt. Onder belet wordt in deze statuten in elk geval verstaan de omstandigheid dat de bestuurder gedurende een periode van meer dan zeven dagen onbereikbaar is door ziekte of andere oorzaken.

  • 12. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij of zij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit zou kunnen worden genomen, wordt het besluit desalniettemin door het bestuur genomen en worden de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen schriftelijk in dat besluit vastgelegd.

Artikel 6. Bestuursvergaderingen.
  • 1. Het bestuur vergadert telkenmale wanneer één van zijn leden dan wel de directie dat nodig acht.

  • 2. De oproeping geschiedt schriftelijk, niet later dan op de zevende dag voor die van de vergadering.

  • 3. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld. Onderwerpen die niet bij de oproeping zijn vermeld, kunnen nader worden aangekondigd met inachtneming van het bepaalde in dit artikel 6.

  • 4. Bestuursvergaderingen worden gehouden op een door de voorzitter van het bestuur te bepalen plaats. Echter, indien een vergadering wordt bijeengeroepen door twee of meer andere bestuurders, wordt de plaats van die vergadering door hen bepaald.

  • 5. Een bestuurder kan zich ter vergadering doen vertegenwoordigen door een schriftelijk gevolmachtigd andere bestuurder. Een bestuurder kan ter vergadering ten hoogste één andere bestuurder vertegenwoordigen. Omtrent toelating van andere personen beslissen de ter vergadering aanwezige bestuurders, bij meerderheid van stemmen.

  • 6. De bestuursvergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur of diens plaatsvervanger. Bij hun afwezigheid wordt de voorzitter van de vergadering aangewezen door de ter vergadering aanwezige bestuurders, bij meerderheid van stemmen.

  • 7. Van het verhandelde in een bestuursvergadering worden notulen gemaakt. De notulen worden vastgesteld door het bestuur, in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering. Ten blijke van vaststelling worden de notulen ondertekend door de voorzitter van de vergadering waarin zij worden vastgesteld.

Artikel 7. Besluitvorming.
  • 1. In het bestuur heeft iedere bestuurder één stem.

  • 2. Voor zover de wet of deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven, worden alle besluiten van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 3. Staken de stemmen, dan is het voorstel verworpen, onverminderd het bepaalde in artikel 8.3.

  • 4. Voor zover de wet of deze statuten voor het nemen van een besluit geen groter quorum voorschrijven, kan het bestuur in een vergadering alleen geldige besluiten nemen, indien de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.

  • 5. Indien de in deze statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van bestuursvergaderingen niet in acht zijn genomen, kunnen ter vergadering alleen geldige besluiten van het bestuur worden genomen, indien alle in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn en geen van de bestuurders zich alsdan tegen besluitvorming verzet.

  • 6. Besluiten van het bestuur kunnen ook buiten vergadering worden genomen, schriftelijk of op andere wijze, mits het desbetreffende voorstel aan alle in functie zijnde bestuurders is voorgelegd en geen van hen zich tegen de desbetreffende wijze van besluitvorming verzet. Van een besluit buiten vergadering dat niet schriftelijk is genomen wordt door de secretaris van het bestuur een verslag opgemaakt dat door de voorzitter en de secretaris van het bestuur wordt ondertekend. Schriftelijke besluitvorming geschiedt door middel van schriftelijke verklaringen van alle in functie zijnde bestuurders en worden in de eerstvolgende vergadering van het bestuur bekrachtigd.

Artikel 8. Stemmingen.
  • 1. Alle stemmingen geschieden mondeling. De voorzitter van de vergadering kan echter bepalen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Indien het betreft een stemming over personen kan ieder ter vergadering aanwezige bestuurder verlangen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes.

  • 2. Blanco stemmen en ongeldige stemmen gelden als niet uitgebracht.

  • 3. Indien bij een verkiezing van personen niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een tweede vrije stemming plaats. Heeft alsdan weer niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan vinden herstemmingen plaats, totdat hetzij één persoon de volstrekte meerderheid heeft verkregen, hetzij tussen twee personen is gestemd en de stemmen staken. Bij gemelde herstemmingen (waaronder niet begrepen de tweede vrije stemming) wordt telkens gestemd tussen de personen op wie bij de voorafgaande stemming is gestemd, uitgezonderd de persoon op wie bij de voorafgaande stemming het geringste aantal stemmen is uitgebracht. Is bij de voorafgaande stemming het geringste aantal stemmen op meer dan één persoon uitgebracht, dan wordt door loting uitgemaakt op wie van die personen bij de nieuwe stemming geen stemmen meer kunnen worden uitgebracht. Ingeval bij een stemming tussen twee personen de stemmen staken, beslist het lot wie van beiden is gekozen.

  • 4. Stemming bij acclamatie is mogelijk wanneer geen van de ter vergadering aanwezige bestuurders zich daartegen verzet.

  • 5. Het ter vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de vergadering omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van dat oordeel de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats wanneer de meerderheid van de ter vergadering aanwezige bestuurders, of indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een ter vergadering aanwezige bestuurder dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.

HOOFDSTUK IV. DIRECTIE
Artikel 9. Directeuren
  • 1. De stichting kent een directie die is belast met de voorbereiding van besluiten van het bestuur en de (dagelijkse) uitvoering van de besluiten van het bestuur.

  • 2. De directie bestaat uit één of meer leden. Het aantal leden van de directie wordt vastgesteld door het bestuur.

  • 3. Het bestuur stelt een profielschets op voor de omvang van en samenstelling van de directie, rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid van de directeuren.

  • 4. Directeuren worden met inachtneming van de profielschets bedoeld in lid 3 benoemd door het bestuur.

  • 5. Het bestuur stelt de bezoldiging en verdere arbeidsvoorwaarden van de directie vast.

    Iedere directeur kan te allen tijde door het bestuur worden geschorst en ontslagen.

HOOFDSTUK V. REGLEMENTEN.
Artikel 10. Vaststellen, wijzigen en opheffen van reglementen.
  • 1. Het bestuur is bevoegd het Reglement Omscholing Dansers Nederland alsmede andere reglementen vast te stellen, waarin onderwerpen worden geregeld die niet in deze statuten zijn opgenomen.

  • 2. Een bepaling in een reglement mag niet in strijd met de wet of deze statuten zijn.

  • 3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd een reglement te wijzigen. Van een dergelijk besluit stelt het bestuur de werknemersorganisatie en de werkgeversorganisatie in kennis.

  • 4. Op een besluit van het bestuur tot vaststelling, van een reglement zijn artikel 13.2 en artikel 13.4, tweede zin, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VI. BOEKJAAR, JAARREKENING EN ADMINISTRATIE.
Artikel 11. Boekjaar en jaarrekening.
  • 1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar maakt het bestuur een jaarrekening op die een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar, aangeeft dat de lasten overeenkomen met de bestedingsdoeleinden en een bestuursverslag bevat waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid. Het bestuur zorgt ervoor dat de in artikel 11.5 en 11.8 bedoelde verklaring en het verslag van de accountant tijdig beschikbaar zijn.

  • 3. De jaarrekening bestaat uit een balans en een staat van baten en lasten en een toelichting. In de in artikel 5.6 en 10.1 genoemde reglementen kunnen bepalingen opgenomen worden omtrent andere onderwerpen die in het jaarverslag aan de orde dienen te komen waaronder begrepen kan zijn een verslag van de directie.

  • 4. De jaarrekening wordt ondertekend door de leden van het bestuur, tenzij in de notulen vastgelegd is dat het bestuur een van de leden van het bestuur machtigt voor ondertekening namens het bestuur.

  • 5. Het bestuur verleent aan een accountant opdracht tot onderzoek van de jaarrekening en formuleert de opdracht daartoe. Het bepaalde in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Indien de stichting één of meer ondernemingen als bedoeld in artikel 2:360 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek in stand houdt en voldoet aan de andere in die wetsbepaling genoemde criteria, is op haar jaarrekening voorts van toepassing het bepaalde in de artikelen 2:299a en 2:300 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede het bepaalde in Boek 2, Titel 9, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 7. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op die voor de bij de stichting betrokken werkgevers/werknemers beschikbaar moet zijn. De begroting wordt gespecificeerd conform de bestedingsdoelen als bedoeld in artikel 3.van deze statuten. De begroting over een bepaald jaar wordt ten minste zes weken voor het begin van het betreffende boekjaar door het bestuur vastgesteld.

  • 8. De jaarrekening, het bestuursverslag en het accountantsverslag worden ten kantore van de stichting ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd, op de website gepubliceerd en op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. Belanghebbenden bij de stichting, waaronder de werkgevers en de werknemers, kunnen deze stukken opvragen, tegen betaling van de daarmee samenhangende kosten.

Artikel 12. Administratie.
  • 1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te (doen) voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.

  • 2. Het bestuur is verplicht de op papier gestelde jaarrekening, alsmede de hiervoor in dit artikel 12 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.

HOOFDSTUK VII. STATUTENWIJZIGING; ONTBINDING EN VEREFFENING.
Artikel 13. Statutenwijziging.
  • 1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen.

  • 2. Een besluit van het bestuur tot statutenwijziging kan slechts worden genomen na overleg met de werkgeversorganisatie en de werknemersorganisatie. Een besluit tot statutenwijziging behoeft een meerderheid van twee derden van de stemmen, uitgebracht in een vergadering waarin ten minste twee derden van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien in een vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging aan de orde is, niet ten minste twee derden van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de eerste vergadering. In deze tweede vergadering kan ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders rechtsgeldig omtrent het voorstel, zoals dit in de eerste vergadering aan de orde was, worden besloten, mits met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen.

  • 3. Bij de oproeping tot de vergadering waarin een statutenwijziging zal worden voorgesteld, dient een afschrift van het voorstel, waarin de voorgestelde wijziging woordelijk is opgenomen, te worden gevoegd.

  • 4. Van een wijziging van deze statuten wordt een notariële akte opgemaakt. Tot het doen verlijden van die akte is iedere bestuurder bevoegd. Een wijziging van de statuten treedt niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de rechtbank van de zetel van de stichting.

Artikel 14. Ontbinding en vereffening.
  • 1. De stichting kan worden ontbonden door een daartoe strekkend besluit van het bestuur.

  • 2. Op een besluit van het bestuur tot ontbinding van de stichting is het bepaalde in artikel 13.2 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij het besluit tot ontbinding wordt tevens de bestemming van het liquidatiesaldo vastgesteld, waarbij lopende regelingen ten behoeve van rechthebbenden zoveel mogelijk worden gecontinueerd, bijvoorbeeld door uitkering van het liquidatiesaldo aan een instelling met een soortgelijke doelstelling.

  • 4. In geval van ontbinding van de stichting krachtens besluit van het bestuur worden de bestuurders vereffenaars van het vermogen van de ontbonden stichting.

  • 5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zo veel mogelijk van kracht.

  • 6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende de bij de wet voorgeschreven termijn onder berusting van een daartoe door de vereffenaars aan te wijzen persoon.

  • 7. Op de vereffening zijn voorts van toepassing de desbetreffende bepalingen van Boek 2, Titel 1, van het Burgerlijk Wetboek.

BIJLAGE 2. REGLEMENT OMSCHOLING DANSERS NEDERLAND

Artikel 1: Definities

Bestuur

Het bestuur van de Stichting Omscholing Dansers Nederland.

Budget

Het maximale bedrag dat voor een aanvraag ter beschikking kan worden gesteld.

CAO

Collectieve Arbeidsovereenkomst sociaal fonds Omscholing Dansers Nederland

Contract

Overeenkomst tussen de stichting en rechthebbende waarin de wederzijdse rechten en plichten die voortvloeien uit de toezegging aan de rechthebbende zijn vastgelegd.

Danser/werknemer

Iemand die in de functie van danser een arbeidsovereenkomst heeft met een werkgever zoals gedefinieerd in de cao Omscholing Dansers Nederland.

Materiaalkosten

Onder materiaalkosten worden onder andere verstaan gereedschappen, instrumenten, hulpmiddelen noodzakelijk om een scholings- of ondernemingsplan te kunnen realiseren

(Om)scholingsplan

Het totaalpakket van de aanvrager aan (studie)plannen en gewenste inkomensondersteuning dat tot doel heeft de tweede loopbaankeuze van de aanvrager te realiseren.

Ondernemingsplan

Plan waarin gedetailleerd staat beschreven hoe de ondernemer zijn onderneming wil opzetten.

Premiebetaling

De maandelijkse premieafdracht aan de stichting

– door een werkgever ten behoeve van een danser zoals bedoeld in de cao sociaal fonds Omscholingsregeling Dansers Nederland of

– door een danser als bedoeld in artikel 4.

Rechthebbende

De danser die een toezegging van het bestuur heeft ontvangen, waarbij er geen sprake is van betalingsachterstanden van de premiebetalingen door werkgever en/of danser.

Sociale uitkering

Uitkering krachtens de Werkloosheidswet, Ziektewet, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Toeslagenwet of andere eventueel van toepassing zijnde sociale verzekeringswetten.

Stichting

De Stichting Omscholingsregeling Dansers Nederland.

Studiekosten

Onder studiekosten worden onder andere verstaan collegegelden, kosten voor studieboeken en andere kosten die noodzakelijk, dan wel verplicht gesteld zijn door het opleidingsinstituut voor het volgen en afronden van de studie en/of (om)scholing. Wanneer de opleiding buiten de woonplaats ligt, kunnen reiskosten voor woon-opleiding verkeer worden vergoed op basis van 2e klas openbaar vervoer.

Toelage voor studie en/of inkomen

De uitkering voor studie en inkomen als bedoeld in artikel 6

(bijdrage in de kosten van levensonderhoud, vergoeding van studiekosten en/of vergoedingen in het kader van het opzetten van een eigen onderneming).

Toezegging

De schriftelijke kennisgeving aan een danser waarin een aanvraag of een verzoek geheel of ten dele en al dan niet onder voorwaarden, wordt gehonoreerd.

Uitkering

Elke financiële uitkering/vergoeding op grond van dit reglement.

Werkgever

De werkgever op wie de cao sociaal fonds Omscholing Dansers Nederland van toepassing is.

N.B.

Daar, waar in dit reglement sprake is van ‘hij/zijn’, wordt eveneens begrepen ‘zij/haar’ en ‘die/hen’.

Artikel 2: Algemene bepalingen.

  • 1. Dit reglement is een uitwerking van de doelstelling van de Stichting en stelt nadere regels ten

    behoeve van hen die in aanmerking willen komen c.q. een aanvraag willen indienen c.q. een toezegging hebben gekregen voor een uitkering van de Stichting.

  • 2. Het bestuur stelt aan het einde van ieder boekjaar een begroting vast voor het daarop volgende jaar.

  • 3. Hardheidsclausule: Het bestuur is bevoegd van dit reglement af te wijken indien toepassing ervan leidt tot onbillijkheden. Dit ter beoordeling van het bestuur.

  • 4. Voor zover dit reglement geen uitsluitsel biedt, beslist het bestuur.

  • 5. Alle aanvragen moeten worden ingediend op het bij de Stichting te verkrijgen aanvraagformulier of via het formulier op de website van de Omscholingsregeling

  • 6. Het bestuur behandelt de aanvragen en vergadert daartoe tenminste vier keer per jaar. De inzendtermijnen worden aan het begin van ieder kalenderjaar vastgesteld en bekend gemaakt.

  • 7. Aanvragen of verzoeken kunnen het gehele jaar worden ingediend. Het bestuur beslist over een aanvraag of een verzoek tijdens de eerstvolgende vergadering na ontvangst daarvan, mits de aanvraag of het verzoek is ontvangen voor de uiterste datum van de vastgestelde inzendtermijn.

  • 8. Aanvragen die betrekking hebben op kostenvergoeding van (om)scholing die al is aangevangen, worden niet in behandeling genomen.

  • 9. Het bestuur houdt zich het recht voor zich eerst nader te laten informeren over een aanvraag, alvorens te besluiten.

  • 10. De aanvrager ontvangt met betrekking tot zijn aanvraag, binnen twee weken nadat de besluitvorming heeft plaatsgevonden, een schriftelijke mededeling van de beslissing van het bestuur. Daarin staat vermeld:

    • a. of een toezegging wordt gedaan

    • b. dat nog geen beslissing mogelijk is omdat meer informatie van de aanvrager nodig is

    • c. dat er gedeeltelijk of in het geheel geen toezegging zal plaatsvinden, onder vermelding van de mogelijkheid om herziening aan te vragen.

  • 11. De aanvrager dient het toegekende (om)scholingsplan te effectueren binnen de daarvoor in de toezegging gestelde termijn(en), tenzij anders is overeengekomen.

Werkzaamheden als danser:

  • 12. Uitsluitend met een voorafgaande schriftelijke toestemming van het bestuur is het de rechthebbende, gedurende de periode dat hij een uitkering krachtens dit reglement ontvangt, toegestaan als danser – betaald of onbetaald – werkzaamheden te verrichten. Zonder deze voorafgaande toestemming vervalt ieder recht op uitkering krachtens dit reglement. In dat geval kan tevens het tot dan toe uitgekeerde worden teruggevorderd.

  • 13. Als uitzondering op het vorige lid is het de rechthebbende die een uitkering op basis van het normbudget € 20.000 zoals genoemd in artikel 6 lid 3 sub a van dit reglement ontvangt, toegestaan als danser betaalde en onbetaalde werkzaamheden te verrichten.

Artikel 3: Bekostiging

  • 1. Ter financiering van de regeling dragen de werkgever en de dansers maandelijks op grond van de cao premies af aan de Stichting, conform artikel 6.1 van de cao sociaal fonds omscholing dansers Nederland.

  • 2. De premies worden berekend over periodes van een kalendermaand. De werknemerspremie wordt maandelijks door de werkgever op zijn loon ingehouden en gezamenlijk met de werkgeverspremie terstond aan de Stichting overgemaakt. Over het vakantiegeld wordt ook premie afgedragen.

  • 3. Indien de danser op grond van artikel 4 zelf premies betaalt, draagt hij maandelijks of in periodes van ten hoogste zes maanden voor de premieafdracht zorg.

  • 4. Indien de werkgever – c.q. (in het geval van artikel 4) de werknemer – de premies, die verschuldigd en opeisbaar zijn, niet binnen een maand aan de Stichting voldoet, zal de wettelijke rente in rekening worden gebracht.

Artikel 5: Aanvullende premiebetalingen

  • 1. Dansers die minder dan twaalf maar tenminste drie maanden per kalenderjaar premies afdragen, kunnen aanvullend premies betalen voor de periode dat zij niet als danser werkzaam zijn.

  • 2. Het aantal aanvullende premies dat kan worden betaald, staat gelijk aan het aantal dat voor de gewerkte periode in het betreffende kalender jaar is afgedragen, met dien verstande dat het totale aantal premies niet meer dan twaalf per jaar kan bedragen.

  • 3. Hij is dan verplicht eveneens het werkgeversdeel van de premie voor zijn rekening te nemen. De bepalingen in artikel 3 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6: Toelage voor Studie en/of Inkomen

De danser die zijn loopbaan beëindigt kan ten behoeve van omscholing respectievelijk opbouw van een nieuwe carrière na de dansloopbaan een aanvraag indienen voor een Toelage voor Studie en/of Inkomen. Deze betreft de vergoeding van studiekosten en/of een bijdrage in de kosten van levensonderhoud tijdens de scholing en/of opzetten van een eigen bedrijf.

  • 1. De maximale periode van de verstrekking van de toelage bedraagt 48 maanden. Verlenging van deze periode dient schriftelijk te worden aangevraagd bij het bestuur.

    Hoogte van de Toelage voor Studie en/of Inkomen:

  • 2. De hoogte van het individuele budget voor een Toelage Studie en/of Inkomen is afhankelijk van het aantal jaar waarin en de hoeveelheid premies, die er door of voor de danser zijn afgedragen.

  • 3. Er worden vier normbudgetten gehanteerd, waarop verschillende voorwaarden van toepassing zijn.

    • a. Een danser voor of door wie ten minste achtenveertig (48) premiebetalingen in ten minste vijf (5) kalenderjaren zijn gedaan, maakt aanspraak op een budget van maximaal € 20.000

    • b. Een danser voor of door wie ten minste zesennegentig (96) premiebetalingen in ten minste tien (10) kalenderjaren zijn gedaan, maakt aanspraak op een budget van maximaal € 55.000

    • c. Een danser voor of door wie ten minste honderdvijftien (115) premiebetalingen in ten minste twaalf (12) kalenderjaren zijn gedaan, maakt aanspraak op een budget van maximaal € 75.000

    • d. Een danser voor of door wie ten minste honderdvijftig (150) premiebetalingen in ten minste vijftien (15) kalenderjaren zijn gedaan, maakt aanspraak op een budget van maximaal € 100.000

  • 4. Binnen de bedragen zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel kan de Toelage voor Studie en/of Inkomen worden afgestemd op de wensen en behoeften van de aanvrager.

  • 5. Hoogte en duur van de studiekostenvergoedingen en bijdrage in de kosten van levensonderhoud worden individueel toegezegd op basis van het ingediende (om)scholingsplan.

  • 6. Bijdragen in de kosten van levensonderhoud worden verstrekt in de vorm van een maandelijkse uitkering tijdens de studieperiode en /of aanloopperiode van het starten van een eigen onderneming.

  • 7. De hoogte van de bruto uitkering wordt berekend naar rato van het aantal studiebelastingsuren per week. De uitkering zal in geen enkel geval meer bedragen dan 70% van het laatstgenoten bruto salaris in de functie van danser.

  • 8. Aanvullingen tijdens WW – uitkering:

  • 9. In het geval dat de hoogte van een WW – uitkering lager wordt vastgesteld dan 70% van het laatstgenoten salaris, ten gevolge van de toepassing van de maximum dagloonbepalingen door de uitkerende instantie, kan het budget worden aangewend voor een aanvulling op de uitkering tot 70% van het salaris.

  • 10. Een danser die aanspraak kan maken op een Toelage voor Studie en/of Inkomen kan een aanvraag doen om deze te gebruiken voor het opzetten van een eigen onderneming. Het normbudget kan worden benut als een inkomensgarantie tijdens het opzetten van een eigen onderneming. Ook is het mogelijk een vergoeding van de rentelasten van een bedrijfslening aan te vragen en een bijdrage in de materiaalkosten.

  • 11. Voor het gebruik van de Toelage voor Studie en/of Inkomen bij het opzetten van een eigen onderneming is een ondernemingsplan en/of begeleiding bij de opzet van de onderneming een vereiste.

  • 12. Voorwaarden voor en hoogte van de in lid 3 van dit artikel genoemde bedragen worden vierjaarlijks vastgesteld in de laatste maand voorafgaand aan het jaar waarin de normbedragen van kracht worden.

  • 13. Op het maximum bedrag dat op basis van lid 3 sub a t/m d van dit artikel is vastgesteld, worden eventuele eerder uitbetaalde vergoedingen en uitkeringen in mindering gebracht.

Artikel 7: Aanvullende bepalingen Toelage studie en/of inkomen

  • 1. Een aanvraag kan tijdens de dansloopbaan worden ingediend, maar dient uiterlijk binnen een termijn van twaalf maanden na beëindiging van het laatste contract als danser door de stichting te zijn ontvangen.

  • 2. Wanneer een Toelage voor Studie en/of Inkomen wordt toegezegd worden de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen vastgelegd in een contract tussen de Stichting en de rechthebbende. Daarin worden onder meer de hoogte en duur van de vergoedingen vastgelegd.

  • 3. Het contract dient binnen veertien dagen na ontvangst door rechthebbende getekend te worden geretourneerd aan de Stichting.

  • 4. Uitbetaling van de gemaakte (studie)kosten zal slechts plaatsvinden na overlegging van bewijsstukken van de aldus gemaakte kosten.

  • 5. De inkomsten uit arbeid, winst uit onderneming en overige werkzaamheden worden toegerekend aan de maand waarin de werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Deze inkomsten, tezamen met de (eventuele) sociale uitkering en de bruto uitkering, mogen tot 100% van het laatstverdiende bruto salaris als danser bedragen, zonder dat deze op de uitkering van ODN in mindering worden gebracht.

  • 6. Aan een toezegging voor een Toelage voor Studie en/of Inkomen zijn voorwaarden verbonden. Rechthebbende is verplicht:

    • a. alles te doen wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht om het (om)scholingsplan te verwezenlijken en de gestelde doelen binnen de afgesproken termijnen te bereiken,

    • b. melding te maken van veranderingen in de (persoonlijke) omstandigheden die van invloed zijn op de verwezenlijking van het (om)scholingsplan,

    • c. periodiek schriftelijk verslag te doen van de vorderingen betreffende het (om)scholingsplan,

    • d. maandelijks opgave te doen bij ODN van verkregen inkomsten uit arbeid, winst uit onderneming en overige werkzaamheden tijdens het ontvangen van een bijdrage in levensonderhoud.

Artikel 8: Beëindiging loopbaan om medische redenen

  • 1. Wanneer de dansloopbaan om medische redenen moet worden beëindigd kan eveneens recht ontstaan op het normbudget van 55.000,– euro (artikel 6 lid 3.b) mits aan de hierna genoemde voorwaarden is voldaan.

    Voorwaarden:

  • 2. Voor of door de danser moeten er ten minste 72 premiebetalingen zijn gedaan in een periode van acht kalenderjaren;

  • 3. Aan de beëindiging van de dansloopbaan is een periode van ten minste twaalf maanden van arbeidsongeschiktheid voorafgegaan én;

  • 4. Een onafhankelijke medicus heeft een verklaring afgegeven dat terugkeer naar de dansloopbaan onwenselijk is;

  • 5. De aanvraag moet zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 12 maanden na beëindiging van het laatste contract als danser zijn ingediend.

  • 6. Artikelen 6 en 7 zijn voor het overige van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9: Overlijden rechthebbende

Het recht op enige (periodieke) uitkering op grond van een Toelage voor Studie en/of Inkomen eindigt met ingang van de tweede maand volgende op de dag van overlijden van de rechthebbende.

Artikel 10: Vervallen van het recht op vergoedingen en uitkering

  • 1. Het recht op vergoedingen krachtens dit reglement kan geheel of ten dele vervallen indien de rechthebbende de gegevens, die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de vergoedingen, niet volledig of onjuist verstrekt of indien de rechthebbende in strijd handelt met het reglement.

  • 2. Indien, op grond van lid 1 van dit artikel geen vergoedingen plaats kunnen vinden, wordt de rechthebbende hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Wanneer niet alsnog binnen drie maanden na verzending van vorenbedoeld schrijven aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, vervalt elk recht op vergoedingen.

Artikel 11: Wettelijke inhoudingen

Op alle door de Stichting Omscholing Dansers Nederland te verrichten betalingen zullen – voor zover van toepassing – de wettelijke inhoudingen van sociale verzekeringspremies en/of loonbelasting worden verricht.

Artikel 12. Geschillenprocedure

  • 1. Bij geschillen over de toepassing van dit reglement dient de betrokken partij (de danser, de aanvrager of rechthebbende) dit schriftelijk kenbaar te maken bij de stichting. Dit bericht dient binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking op de aanvraag te zijn ontvangen door de stichting. De stichting stuurt per ommegaande een bevestiging van ontvangst van het bericht met een uitleg van onderstaande procedure.

  • 2. In eerste instantie dienen de partijen (de danser, de aanvrager of rechthebbende enerzijds en de stichting anderzijds) te trachten in onderling overleg tot overeenstemming te komen. Daarbij zullen zij naast het doel en bewoordingen van dit reglement de wederzijdse belangen in acht nemen. Indien nodig wordt de betrokken partij door de stichting uitgenodigd om via onafhankelijke bemiddeling het geschil op te lossen.

  • 3. Wanneer onderling overleg en/of bemiddeling niet tot een oplossing leidt, wordt de officiële bezwaarprocedure gestart. De stichting deelt de belanghebbende schriftelijk mee dat het onderling overleg niet tot een oplossing heeft geleid. Binnen zes weken na dagtekening van deze mededeling kan belanghebbende bij het bestuur een bezwaarschrift indienen. De Omscholingsregeling draagt de behandeling van het bezwaarschrift over aan een onafhankelijke bezwaarcommissie.

  • 4. De bezwaarcommissie bestaat uit een onafhankelijke voorzitter met juridische achtergrond, een vertegenwoordiger aangewezen door de werkgeversorganisatie en een vertegenwoordiger benoemd door de werknemersorganisatie.

  • 5. De commissie adviseert de stichting over het te nemen besluit op het bezwaar. Zowel de bezwaarmaker als de stichting worden uitgenodigd voor een hoorzitting. Voorafgaand aan de hoorzitting vraagt de bezwaarcommissie om een schriftelijke reactie van de stichting op het bezwaarschrift.

  • 6. Het bestuur van de stichting kan het advies van de bezwaarcommissie volgen, maar is daartoe niet verplicht. Als het bestuur afwijkt van het advies moet dat in de beslissing op het bezwaar worden gemotiveerd. Het advies van de commissie wordt met de beslissing meegestuurd naar de bezwaarmaker. De termijn die staat voor het nemen van een beslissing op het bezwaar gaat in vanaf de dag na de bestuursvergadering waarin het bezwaarschrift aan de orde is geweest en duurt maximaal twaalf weken.

  • 7. Indien de bezwaarmaker het niet eens is met de beslissing van het bestuur, staat het hem vrij het geschil alsnog voor te leggen aan de bevoegde rechtbank te Amsterdam.

  • 8. De kosten van de bemiddeling, alsmede die van de bezwaarcommissie worden door ODN betaald. Indien de bezwaarcommissie echter van oordeel is dat er geen redelijke gronden waren van het indienen van de bezwaar, zullen de kosten worden gedragen door de partij die het bezwaar heeft voorgelegd.

  • 9. Het Nederlands recht is van toepassing.

Artikel 13: Wijziging reglement

Dit reglement kan door het bestuur worden gewijzigd met inachtneming van de in de statuten opgenomen bepalingen hieromtrent.

Artikel 14: Voorbehoud

  • 1. Het reglement is slechts van toepassing indien en voor zover de financiële middelen van de Stichting Omscholing Dansers Nederland toereikend zijn voor de uitvoering van het reglement. Indien de middelen niet toereikend zijn, wordt de hoogte van de potentiële aanspraken op enige uitkering op grond van dit reglement op evenredige wijze zodanig verlaagd. Zodra de middelen het toelaten zullen de aanspraken weer volgens dit reglement gehonoreerd worden.

  • 2. Het bestuur draagt er bij toepassing van lid 1. van dit artikel zorg voor dat allen die er belang bij hebben weten wat hun aanspraken kunnen zijn (toekomstige aanvragen) c.q. zijn (rechthebbenden) adequaat geïnformeerd worden, onder meer over ingangsdatum, de inhoud, duur van de wijzigingen in de uitkeringen.

  • 3. Het bestuur van de Stichting zal er naar streven dat te allen tijde een reserve aanwezig is, die ten minste bedraagt de som van de door de werknemers gedane premiebetalingen aan de Stichting over de afgelopen vijf (5) volle kalenderjaren.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2027.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetgeving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Dictum IV

Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassingspraktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.

Dictum V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023 en vervalt met ingang van 1 januari 2028 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 15 december 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven