Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie van 14 november 2022, houdende wijziging en intrekking van enkele regelingen in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van de Politiewet 2012

De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie;

Gelet op de artikelen 31, 57, derde lid, 58, tweede lid, 59, eerste en vierde lid, 62, eerste lid en 68, eerste lid, van de Politiewet 2012, artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de artikelen 13, derde lid, 15, zesde lid, 25, vierde lid en 52, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, artikel 12, eenentwintigste lid van het Besluit algemene rechtspositie politie, artikel 21 Besluit bezoldiging politie, artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies, de artikelen 44 en 50, vijfde lid, van het Besluit beheer politie en artikel 11, vierde lid, en de artikelen 11, vierde lid, en 14, vijfde lid, van het Besluit financieel beheer politie;

Besluiten:

ARTIKEL I

In artikel 1 van het Besluit vergoedingen arrestantenzorg politie wordt ‘artikel 24, eerste lid, van het Besluit beheer politie’ vervangen door: ‘artikel 50, eerste lid, van het Besluit beheer politie’.

ARTIKEL II

Het Controleprotocol voor de jaarverantwoording politie wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Het Instellingsbesluit Commissie van toezicht op het beheer politie wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

De Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2 tot en met 7 wordt ‘de Minister van Veiligheid en Justitie’ telkens vervangen door: ‘de Minister van Justitie en Veiligheid’.

B

Artikel 7a komt te luiden:

Artikel 7a

Deze regeling berust op artikel 58, eerste lid, van de Politiewet 2012.

ARTIKEL V

De Regeling Dienst speciale interventies wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2 en 8 wordt ‘de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie’ telkens vervangen door: ‘de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Defensie’.

B

In de artikelen 6, 7 en 8 wordt ‘de Minister van Veiligheid en Justitie’ telkens vervangen door: ‘de Minister van Justitie en Veiligheid’.

C

In artikel 9a wordt ‘artikel 59, eerste en vierde lid, van de Politiewet 2012’ vervangen door: ‘artikel 59, eerste en vijfde lid, van de Politiewet 2012’.

ARTIKEL VI

De Regeling klachtbehandeling politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel a wordt ‘de Minister van Veiligheid en Justitie’ vervangen door: ‘de Minister van Justitie en Veiligheid’.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

In het derde en het vierde lid wordt ‘De benoeming’ vervangen door: ‘De benoeming en herbenoeming’.

C

In artikel 4, eerste lid, wordt ‘vijfde lid’ vervangen door: ‘zesde lid’.

D

In artikel 5, eerste lid, wordt ‘vijfde lid’ vervangen door: ‘zesde lid’.

ARTIKEL VII

De Regeling opsporingsbijstand Koninklijke marechaussee wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien de Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met de Minister van Defensie, bepaalt dat op het verzoek van het gezag, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Politiewet 2012, bijstand wordt verleend, wordt door de officieren, onderofficieren en de door de Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met de Minister van Defensie, aangewezen andere militairen van de Koninklijke marechaussee bijstand verleend aan de politie voor het gezamenlijk optreden met de politie ter opsporing van strafbare feiten.

B

In artikel 2, tweede en derde lid, wordt ‘de Minister van Veiligheid en Justitie’ vervangen door: ‘de Minister van Justitie en Veiligheid’.

ARTIKEL VIII

De Regeling toezicht arrestantenzorg politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 5, zevende lid, wordt een nieuw achtste lid toegevoegd, luidende:

  • 8. De commissie overlegt jaarlijks met de politiechef over haar werkzaamheden en bevindingen op het terrein van het toezicht op de arrestantenzorg.

B

Artikel 6, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het landelijk afstemmingsoverleg rapporteert jaarlijks aan de korpschef over haar activiteiten en bevindingen op het terrein van het toezicht op de arrestantenzorg door de politie en voert hierover jaarlijks overleg met de korpschef. Artikel 50, zesde lid, van het Besluit beheer politie is van overeenkomstige toepassing op de rapporten van het landelijke afstemmingsoverleg.

ARTIKEL IX

Het Treasurystatuut politie 2017 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3a

Deze regeling berust op artikel 14, vierde lid, van het Besluit financieel beheer politie.

ARTIKEL X

In artikel 2, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling plaatsgebonden consignatie Landelijke eenheid wordt ‘de Dienst bewaken en beveiligen’ vervangen door ‘Dienst koninklijke en diplomatieke beveiliging’.

ARTIKEL XI

Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop artikel I, onderdeel I, van de Wet van 18 mei 2022 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet (2022, 216) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

De Wet van 18 mei 2022 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet (Stb. 2022, 216) en de wijziging van enkele besluiten op het terrein van de politie (waaronder het Besluit beheer politie en het Besluit financieel beheer politie) naar aanleiding van de evaluatie van de Politiewet 2012 maken het noodzakelijk een aantal technische aanpassingen in enkele ministeriële regelingen door te voeren. Met de onderhavige regeling wordt hier gevolg aan gegeven.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I

Bij de wijziging van het Besluit beheer politie op 1 januari 20171 is artikel 24 van dit besluit vernummerd tot artikel 50. Abusievelijk is deze vernummering niet verwerkt in artikel 1 van het Besluit vergoedingen arrestantenzorg politie. Met deze wijziging wordt deze omissie hersteld.

ARTIKEL II

Door de bovenbedoelde wijziging van artikel 35 van de Politiewet 2012 is het Controleprotocol voor de jaarverantwoording politie achterhaald en wordt het ingetrokken. De Minister van Justitie en Veiligheid zal separaat het door de externe accountant te gebruiken controleprotocol voor de jaarverantwoording vaststellen.

ARTIKEL III

In het kabinetsstandpunt op het eindrapport van de commissie Evaluatie Politiewet 20122 is aangegeven dat de Commissie van toezicht op het beheer van de politie haar taken heeft overgedragen aan de auditcommissie politie en de commissie haar taken beëindigt. Inmiddels is dat gebeurd. Daardoor kan het Instellingsbesluit Commissie van toezicht op het beheer politie worden ingetrokken.

ARTIKEL IV

Door de bovenbedoelde wijziging van artikel 58 van de Politiewet 2012 wijzigt de juridische grondslag van de Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme in artikel 58, eerste lid, van de Politiewet 2012.

ARTIKEL V

Door de vernummering van artikel 59, vierde lid, tot artikel 59, vijfde lid, van de Politiewet 2012 wijzigt de formele grondslag van de Regeling Dienst speciale interventies.

ARTIKEL VI

Onderdeel B

Door in het derde en vierde lid van artikel 3 van de Regeling klachtbehandeling politie ‘benoeming’ te vervangen door ‘benoeming en herbenoeming’ is volkomen helder dat niet alleen de benoemingen maar ook de herbenoemingen door de minister worden gedaan op basis van de aanbeveling zoals bedoeld in deze leden.

Onderdelen C en D

Per 1 januari 2017 is art. 70 van de Politiewet 2012 gewijzigd3. Bij deze wijziging is aan dit artikel een nieuwe vijfde lid ingevoegd. Het oude vijfde en zesde lid van dit artikel zijn hierbij vernummerd tot zesde en zevende lid. Verzuimd is deze wijziging door te voeren in artikel 4 van de Regeling klachtbehandeling politie. Met de onderhavige wijziging wordt deze omissie hersteld.

ARTIKEL VII

Onderdeel A

Artikel 57 van de Politiewet 2012 bepaalt dat bijstand door de Koninklijke marechaussee aan de politie mogelijk is. De wijziging van dat artikel maakt dat een aanpassing van artikel 1, eerste lid, van de Regeling opsporingsbijstand Koninklijke marechaussee nodig is. Het gewijzigde artikel 57 van de Politiewet 2012 bepaalt immers thans dat de Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming en niet na overleg met de Minister van Defensie bepaalt of deze vorm van bijstand wordt verleend.

ARTIKEL VIII

Onderdeel A

Gelet op de wijziging van artikel 50, eerste lid, onder b en c, van het Besluit beheer politie dat de commissies van toezicht op de arrestantenzorg voor de regionale eenheden (CTA’s) het rapport over hun werkzaamheden en bevindingen over het voorgaande jaar niet alleen aan de korpschef uitbrengen, maar ook aan de politiechef van de betrokken eenheid én dat deze commissies niet alleen gevraagd en ongevraagd advies en inlichtingen kunnen geven aan de korpschef, maar ook aan de politiechef van de betrokken eenheid wordt artikel 5 van de Regeling toezicht arrestantenzorg aangepast. Aan dit artikel wordt een lid toegevoegd waarin wordt bepaald dat de CTA jaarlijks overleg voert met de politiechef over haar werkzaamheden en bevindingen op het terrein van het toezicht op de arrestantenzorg. In de praktijk vindt dit overleg tussen de commissie en de politiechef, die in de eenheid de verantwoordelijkheid draagt voor (de kwaliteit van) de arrestantenzorg, veelal al plaats. Dit overleg wordt van beide zijdes gewaardeerd en bevordert de reflectieve en lerende houding in de eenheden en draagt er aan bij dat de bevindingen van de CTA’s direct kunnen worden opgepakt, hetgeen de kwaliteit van de arrestantenzorg ten goede komt.

Onderdeel B

De wijziging van artikel 50, zesde lid, van het Besluit beheer politie maakt het noodzakelijk dat artikel 6, derde lid, van de Regeling toezicht arrestantenzorg, waarin naar het voornoemde lid wordt verwezen, wordt aangepast.

Deze wijziging voorziet er in dat de korpschef in het jaarverslag, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Politiewet 2012, bij het verslag over de arrestantenzorg bij de politie alsmede over de wijze waarop gevolg is gegeven aan de rapporten van de commissies van toezicht op de arrestantenzorg ook het jaarlijkse rapport van het landelijk afstemmingsoverleg betrekt.

Daarnaast wordt dit artikellid zodanig aangepast dat het landelijk afstemmingsoverleg niet alleen jaarlijks rapporteert aan de korpschef over haar activiteiten en bevindingen op het terrein van het toezicht op de arrestantenzorg door de politie maar hierover ook jaarlijks overleg voert met de korpschef. In de praktijk vindt dit overleg al plaats waarbij de korpschef zich kan laten vertegenwoordigen door de portefeuillehouder arrestantenzorg. In dit overleg brengt het landelijk afstemmingsoverleg veelal onderwerpen in die in meerdere eenheden spelen, en waarvoor zij aandacht van de korpschef wenselijk acht. Dit overleg wordt van beide zijdes gewaardeerd en draagt bij aan de effectiviteit van het toezicht en de kwaliteit van de arrestantenzorg door de politie.

ARTIKEL IX

Door de bovenbedoelde wijziging van het Besluit financieel beheer politie wijzigt de juridische grondslag van het Treasurystatuut politie 2017 in artikel 14, vierde lid, van dit besluit.

ARTIKEL X

Door de bovenbedoelde wijziging van het Besluit beheer politie is de naam van de ‘Dienst bewaken en beveiligen’ gewijzigd in de ‘Dienst koninklijke en diplomatieke beveiliging’. Met dit artikel wordt deze naamswijziging doorgevoerd in artikel 2, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling plaatsgebonden consignatie Landelijke eenheid.

ARTIKEL XI

De inwerkingtreding van deze ministeriële regeling is, onder andere, vereist voor de volledige inwerkingtreding van de Wet van 18 mei 2022 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet (Stb. 2022, 216). Een gedeelte van deze wet is reeds in werking getreden bij koninklijk besluit. De resterende onderdelen zullen eveneens in werking treden bij koninklijk besluit. Onderhavige inwerkingtredingsbepaling koppelt de inwerkingtreding van deze ministeriële regeling aan de inwerkingtreding van deze resterende onderdelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren


X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 29 628, nr. 783, p. 8.

Naar boven