Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 8 november 2022, nr. WJZ/ 22495674, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 in verband met de wijziging en openstelling van de subsidiemodule Important Projects of Common European Interest (IPCEI) en de ophoging van het subsidieplafond voor TSE Industrie O&O

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op de artikelen 2, 4, onderdelen a, b, d, h en i, 5, eerste en tweede lid, 15, 16, 17, derde lid, 23, onderdeel b, 25 en 34 Kaderbesluit EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL 1

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.27.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt ‘of’.

2. Aan het eerste lid worden onder vervanging van de punt van onderdeel d door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. waterstofimport- en opslag; of

  • f. waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport.

3. Na het derde lid worden onder vernummering van het vierde lid tot het zesde lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Een Nederlands belangrijk project als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, omvat een samenhangend geheel van infrastructuurprojectactiviteiten door een onderneming die voor het verrichten van deze activiteiten als directe partner is vermeld in het Europees goedkeuringsbesluit.

  • 5. Een Nederlands belangrijk project als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, omvat een samenhangend geheel van activiteiten dat kan bestaan uit onderzoek en ontwikkeling en de eerste industriële toepassing van innovatieve producten of diensten door een onderneming die voor het verrichten van deze activiteiten als directe partner is vermeld in het Europees goedkeuringsbesluit.

4. In de aanhef van het zesde lid (nieuw) wordt na ‘onderdeel d,’ ingevoegd ‘e of f,’ en wordt na ‘het derde’ ingevoegd ‘, vierde respectievelijk vijfde’.

B

Artikel 3.27.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met j tot c tot en met k een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. 100% van de subsidiabele kosten of de contante waarde van de financieringskloof, afhankelijk van welke van deze bedragen het laagst is, indien het een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport, bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel e respectievelijk f, betreft;.

2. In het tweede lid wordt ‘het eerste lid, onderdelen b, c en d,’ vervangen door ‘het eerste lid, onderdelen c, d en e,’.

3. In het derde lid wordt ‘het eerste lid, onderdelen b en c,’ vervangen door ‘het eerste lid, onderdelen c en d,’.

4. In het vierde lid, onderdeel a, onder 2°, wordt na ‘waterstofproductie door elektrolyse,’ ingevoegd ‘waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport,’ en wordt na ‘onderdeel d,’ ingevoegd ‘e respectievelijk f,’.

C

In artikel 3.27.4, onderdeel a, onder 2°, wordt na ‘waterstofproductie door elektrolyse,’ ingevoegd ‘waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport,’ en wordt toegevoegd ‘, e respectievelijk f’.

D

Artikel 3.27.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘en waterstoftechnologie’ vervangen door ‘, waterstoftechnologie, waterstofimport en -opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport’ en wordt ‘en c’ vervangen door ‘, c, e respectievelijk f’.

2. In het derde lid wordt na ‘het tweede lid,’ ingevoegd ‘onderdeel a, indien het een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstofimport en -opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport, bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel e respectievelijk f, betreft, of’.

E

Artikel 3.27.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b, onder 1°, wordt ‘of waterstofproductie door elektrolyse’ vervangen door ‘, waterstofproductie door elektrolyse, waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport’ en wordt ‘of d,’ vervangen door ‘d, e respectievelijk f’.

2. Na onderdeel d wordt onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot f tot en met i een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. de aanvraag betrekking heeft op een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport, bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel e respectievelijk f:

    • 1°. dat tijdens het toepasselijke Europees matchmakingsproces niet is ingedeeld binnen het thema opslag en infrastructuur respectievelijk het thema mobiliteit en transport;

    • 2°. waarvoor de Europese pre-notificatiefase nog niet gestart was op 29 april 2022 respectievelijk 1 december 2022; of

    • 3°. waarvan de financieringskloof minder dan € 10.000.000 zou bedragen;.

F

In artikel 3.27.8, derde lid, onderdeel a, wordt ‘of waterstoftechnologie’ vervangen door ‘, waterstoftechnologie, waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport’ en wordt ‘of c,’ vervangen door ‘, c, e respectievelijk f’.

G

In artikel 3.27.10, eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘waterstofproductie door elektrolyse,’ ingevoegd ‘waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport,’ en na ‘onderdeel d,’ ingevoegd ‘e respectievelijk f,’.

H

In artikel 3.27.14 worden na onderdeel a onder verlettering van de onderdelen b tot en met e tot d tot en met g twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • b. paragraaf 3.2.3, onderdeel 25, van het IPCEI-steunkader, indien het een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstofimport- en opslag, bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel e, betreft;

  • c. paragraaf 3.2.3, onderdelen 22, 23 en 24, van het IPCEI-steunkader, indien het een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport, bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel f, betreft;.

ARTIKEL II

De tabel behorende bij artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder de laatste rij betreffende titel 3.27 wordt een rij ingevoegd, luidende:

 

Artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel e

 

Waterstofimport- en opslag

15-11-2022 t/m 14-12-2022

€ 595.000.000, voor zover dit subsidieplafond niet verlaagd of op nihil vastgesteld wordt na behandeling door de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal van het voorstel van wet tot wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor het jaar 2022 (Zevende incidentele suppletoire begroting EZK inzake IPCEI waterstof golf 2 en 3, Kamerstukken 36170 XIII)

2. In de rij van titel 4.2, artikel 4.2.9 TSE Industrie O&O, wordt ‘€ 1.900.000’ vervangen door ‘€ 2.750.000’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 november 2022

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding, achtergrond en inhoud

1.1 anleiding

Met deze wijzigingsregeling is de subsidiemodule Important Projects of Common European Interest (hierna: IPCEI), opgenomen in titel 3.27 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, aangepast voor Nederlandse belangrijke projecten op het gebied van waterstofimport en -opslag en waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport. Daarnaast is in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 de openstelling van de IPCEI-module opgenomen voor projecten op het gebied van waterstofimport en -opslag en is het subsidieplafond voor de subsidiemodule TSE Industrie O&O, opgenomen in paragraaf 4.2.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, verhoogd.

1.2 Achtergrond

Een IPCEI-project (ook wel: Europees belangrijk project) bestaat uit meerdere nationale belangrijke projecten van ondernemingen en/of onderzoeksorganisaties uit diverse lidstaten van de Europese Unie en/of de Europese Economische ruimte (EER) die complementair zijn aan elkaar. Daarbij gaat het om een groep afzonderlijke nationale projecten die zijn opgenomen in een gemeenschappelijke structuur, routekaart of programma, welke op dezelfde doelstelling is gericht en op een coherente, systemische benadering is gebaseerd. Binnen een Europees belangrijk project worden dus zogenaamde nationale deelprojecten binnen de diverse lidstaten van de Europese Unie uitgevoerd. Hieronder kunnen zich ook zogenaamde Nederlandse belangrijke projecten bevinden die uitgevoerd worden door Nederlandse ondernemingen en/of onderzoeksorganisaties. De onderdelen van een Nederlands belangrijk project mogen betrekking hebben op verschillende niveaus van de leveringsketen, maar moeten complementair zijn en een aanzienlijke toegevoegde waarde hebben in hun bijdrage aan de verwezenlijking van belangrijke Europese doelstellingen. Met de subsidiemodule IPCEI wordt beoogd om financiële ondersteuning te geven voor Nederlandse belangrijke projecten die zich richten op bepaalde gebieden.

Voordat er subsidie verleend kan worden aan een Nederlands belangrijk project zal eerst een zogenaamd Europees matchmakingsproces moeten hebben plaatsgevonden. Iedere lidstaat van de Europese Unie kan een Europees belangrijk project initiëren. Er is geen vastomlijnd proces voor het opzetten van een Europees belangrijk project, behalve dat het project uiteindelijk moet voldoen aan de eisen van het zogenaamde IPCEI-steunkader.1 Elk Europees matchmakingsproces zal maatwerk behelzen qua opzet, doel, planning in de tijd, participatie en financiële omvang.

Het matchmakingsproces start vanaf het moment dat één of meerdere lidstaten van de Europese Unie het voornemen kenbaar maakt om een Europees belangrijk project te starten, waarvoor andere lidstaten van de Europese Unie interesse kunnen tonen. Hierop kunnen de geïnteresseerde lidstaten van de Europese Unie een gezamenlijke reikwijdte van het Europees belangrijk project overeenkomen op grond waarvan een interessepeiling gestart kan worden binnen de betrokken geïnteresseerde lidstaten. Naar aanleiding van deze interessepeiling kunnen ondernemingen via een globaal projectvoorstel kenbaar maken of zij geïnteresseerd zijn om deel te nemen aan het Europese belangrijke project, waarna met deze geïnteresseerde ondernemingen matchmakingsessies plaatsvinden. Voor de Nederlandse belangrijke projecten op het gebied van waterstof is voormelde interessepeiling gedaan via een oproep in de Staatscourant waarna de matchmakingsessies hebben plaatsgevonden.

Uiteindelijk zal beoordeeld moeten worden of de Nederlandse belangrijke projecten voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Deze definitieve beslissing wordt gemaakt op grond van Europese en Nederlandse besluitvormingsprocessen die gelijktijdig of na elkaar kunnen plaatsvinden. De beslissing op de aanvraag om subsidie wordt dan ook genomen op basis van de in de subsidiemodule IPCEI opgenomen voorwaarden en criteria, de pre-notificatie bij de Europese Commissie en diens reactie hierop en tot slot de definitieve notificatie en het zogenaamde Europese goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie op deze definitieve notificatie waarin onder meer het project wordt goedgekeurd en duidelijk wordt wie de zogenaamde directe partners bij het project zijn.

Voor een uitgebreidere achtergrond van deze subsidiemodule wordt verwezen naar paragraaf 1.1 van de algemene toelichting van de wijzigingsregeling waarmee deze subsidiemodule is ingevoerd.2

1.3 Inhoud

IPCEI-projecten op het gebied van waterstof dragen bij aan de ontwikkeling van een waardeketen voor waterstof in Europa en sluiten aan bij Nederlandse beleidsdoelen. Deze projecten zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, ook wel als golven aangeduid. Golf 1 met betrekking tot waterstoftechnologie en golf 2 betreffende waterstofproductie door elektrolyse waren al in de IPCEI-module vastgelegd en zijn in februari en maart respectievelijk september van 2022 opengesteld. De derde en vierde golf zijn met onderhavige wijziging in de module vastgelegd. Golf 3 ziet op projecten in waterstofimport en -opslag. Dit kan gaan om projecten waarbij importterminals voor (derivaten van) waterstof worden gebouwd in Nederlandse havens of projecten waarbij (derivaten van) waterstof grootschalig boven- of ondergronds worden opgeslagen. Deze projecten dragen bij aan het ontwikkelen van essentiële infrastructuur voor waterstof in Europa. Golf 4 ziet op projecten op het gebied van waterstoftoepassingen voor mobiliteit en transport. Deze projecten hebben een innovatief karakter. Dit kunnen bijvoorbeeld projecten zijn waarbij technologie voor waterstofproductie of waterstofgebruik in vraagsectoren zoals mobiliteit verder worden ontwikkeld. De (deel)projecten in deze golf, waaronder het Nederlands belangrijke project, dienen zich uit te strekken over zogenaamde RDI-activiteiten (i.e. onderzoek, ontwikkeling en innovatie) en/of FID-toepassingen (i.e. eerste industriële toepassing) waarbij (proef)fabrieken worden getest onder realistische en industriële omstandigheden. Door de toevoeging van golf 3 en 4 aan deze regeling wordt invulling gegeven aan de waterstofstrategieën van de Europese Unie en Nederland om via ontwikkeling en opschaling van waterstof een belangrijke bijdrage te leveren om klimaatdoelen te behalen en Europese samenwerking op het gebied van R&D en innovatie in hernieuwbare waterstof te promoten. Het project moet namelijk helpen de zogenaamde systeemverandering naar waterstof mogelijk te maken.

Voor de twee nieuwe golven zijn regels opgenomen over de hoogte van de subsidie, de subsidiabele kosten, de realisatietermijn, de afwijzingsgronden, rangschikking, verplichtingen voor het uitvoeren van de projecten, informatieverplichtingen en staatssteunrechtvaardiging. Voor het grootste deel is aangesloten bij de regels die ook van toepassing zijn op de andere twee golven voor waterstofprojecten.

Voor de derde golf, projecten voor waterstofimport en -opslag, wordt de module opengesteld van 15 november tot en met 14 december 2022 en wordt het subsidieplafond vastgelegd. De openstelling van de module voor de vierde golf, projecten voor waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport zal begin 2023 plaatsvinden. Die openstelling en het subsidieplafond daarvoor zullen worden vastgelegd in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023 die nog wordt vastgesteld.

De subsidiemodule TSE Industrie O&O is gericht op het onderwerp energie- en klimaatinnovatieprojecten binnen de industrie. Deze module was opengesteld van 1 april 2022 tot en met 17 mei 2022. De openstelling is fors overtekend. Met deze ophoging wordt het subsidieplafond met € 850.000 verhoogd naar € 2.750.000. Zodoende kunnen een aantal kwalitatief goede projecten die anders wegens overschrijding van het subsidieplafond zouden moeten worden afgewezen, toch nog subsidie krijgen.

3. Staatssteun

3.1 IPCEI

Met deze wijzigingsregeling kan subsidie worden verstrekt voor Nederlandse belangrijke projecten die betrekking hebben op waterstofimport en -opslag (golf 3 van IPCEI waterstof) en voor Nederlandse belangrijke projecten die betrekking hebben op waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport (golf 4 van IPCEI waterstof). Een (subsidiabel) Nederlands belangrijk project moet onderdeel uitmaken van een Europees belangrijk project. Voor een Nederlands belangrijk project wordt op grond van deze subsidiemodule echter alleen subsidie verleend wanneer het desbetreffende project is voorzien van een Europees goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie. Dit besluit kan alleen verkregen worden in het geval dat met het uitvoeren van het desbetreffende Europese belangrijke project een bijdrage wordt geleverd aan één of meer van de belangrijke doelstellingen van de Europese Unie, opgenomen in paragraaf 3.2.1, onderdeel 14, van het IPCEI-steunkader. De subsidie is alleen bestemd voor directe partners.

3.1.1 Subsidiabele activiteiten

De subsidiemodule wordt met deze wijzigingsregeling opengesteld voor projecten op het gebied van waterstofimport en -opslag, voor zover de subsidiabele activiteiten bestaan uit infrastructuurprojectactiviteiten door een onderneming die voor het verrichten van deze activiteiten als directe partner is vermeld in het Europees goedkeuringsbesluit. Projecten op het gebied van waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport, komen voor subsidie in aanmerking voor zover de subsidiabele activiteiten bestaan uit onderzoek en ontwikkeling en/of de eerste industriële toepassing van innovatieve producten of diensten door een onderneming die voor het verrichten van deze activiteiten als directe partner is vermeld in het Europees goedkeuringsbesluit. De subsidie voor deze ondernemingen voor projecten uit beide golven bevat staatssteun en kan overeenkomstig het Europees goedkeuringsbesluit worden gerechtvaardigd door paragraaf 3.2.3, onderdelen 22, 23, 24 en 25, van het IPCEI-steunkader. De subsidiemodule IPCEI ten aanzien van deze projecten is niet van toepassing op door indirecte partners uitgevoerde projectactiviteiten. Voor een nadere beschrijving van het Europees goedkeuringsbesluit en het verschil tussen directe en indirecte partners wordt verwezen naar paragraaf 2 van de algemene toelichting van de invoeringsregeling van 16 december 2021 waar hierboven naar wordt verwezen.

3.1.2 Transparantie, cumulatie, stimulerend effect en overige voorwaarden

De door de subsidiemodule IPCEI gestelde eisen, opgenomen in titel 3.27 van de Regeling Nationale EZK- en LNV-subsidies, alsook de algemene eisen uit het Kaderbesluit Nationale EZK- en LNV-subsidies, zorgen ervoor dat de subsidie verleend wordt in overeenstemming met de eisen uit de voormelde relevante artikelen uit de toepasselijke Europese staatssteunkaders (het IPCEI-steunkader en de algemene groepsvrijstellingsverordening). De verleende subsidie valt derhalve binnen de toepasselijke steunintensiteiten en drempelbedragen uit deze Europese Staatssteunkaders en geeft invulling aan (en reikt niet verder dan) de voorwaarden uit paragraaf 3.2.3, onderdelen 22, 23, 24 en 25, van het IPCEI-steunkader.

Voorts is de steun transparant, heeft een stimulerend effect en voldoet aan de bepalingen betreffende cumulatie van steun.

3.1.3 Kennisgeving en openbare bekendmaking van gegevens inzake steunverlening

Indien een subsidie die op grond van de subsidiemodule IPCEI wordt verleend aan een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstofimport en -opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport staatssteun bevat die door het IPCEI-steunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de Minister voor Klimaat en Energie binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de gegevens, genoemd in artikel 1.8 van de Regeling Nationale EZK- en LNV-subsidies, bekend.

3.2 TSE Industrie O&O

De op grond van de subsidiemodule TSE Industrie O&O verleende subsidie bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening betreffende industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Voor deze subsidiemodule geldt aanvullend dat naast economische activiteiten waarvan de steun gerechtvaardigd wordt door de algemene groepsvrijstellingsverordening ook niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties worden gesubsidieerd, indien deze activiteiten daadwerkelijk als onafhankelijk onderzoek worden gekwalificeerd. Subsidie voor dergelijk onafhankelijk onderzoek valt conform paragraaf 2.1.1 van het O&O&I-steunkader3 niet onder de kwalificatie staatssteun.

4. Regeldruk

4.1 IPCEI

De subsidiemodule IPCEI heeft administratieve lasten tot gevolg, samenhangend met de aanvraag voor subsidie, de tussentijdse (jaarlijkse) rapportage over de voortgang en de aanvraag voor subsidievaststelling. De subsidiemodule brengt vanzelfsprekend geen inhoudelijke nalevingskosten met zich mee.

4.1.1 Informatieverplichtingen

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moet een aanvraag voor subsidie worden ingediend waarin of waarbij bepaalde informatie verschaft moet worden. In artikel 3.27.12 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan. Voor de subsidieaanvraag is een aantal minimale informatievereisten opgenomen over de subsidieaanvrager, het project en deelnemers uit het samenwerkingsverband, die nodig zijn om de aanvraag te kunnen behandelen. Hiervoor worden vanuit de Europese Commissie een aantal standaard formats aangeleverd die ingevuld moeten worden, zoals een overzicht van het project (project portfolio), de analyse van de financieringskloof (de funding gap analysis). In deze documenten moet ten minste worden opgenomen: een projectplan met in ieder geval een omschrijving van de doelstelling of doelstellingen en de werkzaamheden van het Nederlandse belangrijke project, alsmede een begroting. Ook moet de subsidieaanvrager ingaan op een beknopte beschrijving van de kennis, ervaring en projectorganisatie van de bij de uitvoering van het IPCEI-deelproject betrokken personen en een plan dat betrekking heeft op de wijze waarop de kennisverspreiding plaatsvindt. Daarnaast moet ook een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers aan het IPCEI-deelproject beschikbaar worden gesteld betreffende de wijze waarop wordt omgegaan met de bijdrage in de kosten, het delen in de risico’s en uitkomsten, de verspreiding van de resultaten en de toegang tot en de regels voor de toewijzing van intellectuele eigendomsrechten. Al deze informatie is nodig voor de rangschikking op de beoordelingscriteria.

Na een positieve beoordeling van de aanvraag en na het goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie betreffende de activiteiten en deelnemende partijen van het Nederlandse belangrijke project zal er subsidie verleend worden. Met het Nederlandse belangrijke project mag niet later gestart worden dan zes maanden na de subsidieverlening. Daarnaast moet het project ook binnen zeven jaar afgerond zijn. Om tussentijds zicht te houden op de voortgang van het desbetreffende project zal op grond van artikel 39 van het Kaderbesluit Nationale EZK- en LNV-subsidies jaarlijks een tussenrapportage over de voortgang van het project van de subsidieontvangers (penvoerders) worden verlangd. Deze tussenrapportages kunnen na afronding van het project ook gedeeltelijk gebruikt worden bij de uiteindelijke vaststelling van de subsidie. Voor de vaststelling van de subsidie dient de subsidieontvanger nog een aanvraag voor subsidievaststelling in te dienen waarin deze (in de vorm van een eindrapportage) aanvullende informatie verschaft.

Voor de aanvraag voor subsidievaststelling zijn de informatieverplichtingen opgenomen in artikel 50 van het Kaderbesluit Nationale EZK- en LNV-subsidies. Deze informatieverplichtingen zijn in artikel 3.27.13 van de subsidiemodule IPCEI nader in- en aangevuld. Zo moet het eindverslag, dat bij de aanvraag voor subsidievaststelling gevoegd wordt, informatie bevatten waarmee kan worden vastgesteld of de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, alsook of ze tot het gewenste eindresultaat hebben geleid. De te verschaffen informatie bestaat concreet uit een omschrijving van de projectresultaten, op welke wijze het Nederlandse belangrijke project heeft bijgedragen aan de doelen op de betreffende gebieden en een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten.

4.1.2 Berekening administratieve lasten

In het vervolg zal ook subsidie worden verstrekt aan Nederlandse belangrijke projecten op het gebied van waterstofimport- en opslag en waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport. Om die reden zullen voormelde administratieve lasten ook van toepassing zijn op deze projecten. De verwachting is dat er voor Nederlandse projecten op beide gebieden ieder maximaal drie subsidieaanvragen worden ingediend. Er wordt aangenomen dat de subsidieaanvrager 384 uur moet besteden aan de subsidieaanvraag. Het totale aantal uren voor drie subsidieaanvragen (per golf) komt dan uit op 1.152 uur.

Verder is de verwachting dat maximaal drie subsidieaanvragen worden gehonoreerd per thema binnen het toepasselijke subsidieplafond, afhankelijk van de subsidiebehoefte per project. De geselecteerde projecten zullen over het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde jaar een tussenrapportage moeten opstellen. Naar verwachting zal het maken van een tussenrapportage gemiddeld 28 uur kosten. Uitgaande van maximaal drie gehonoreerde projecten per golf zullen er dus in totaal 18 tussenrapportages per golf gemaakt moeten worden, waaraan door de subsidieontvangers in totaal 504 uur per golf besteed zullen worden.

Ook de brede verspreiding van de kennis die de projecten gaan opleveren is op grond van artikel 3.27.12 een verplicht onderdeel van de subsidiemodule IPCEI. Te denken valt aan het verspreiden van kennis via onder andere publicaties, conferenties en online media. De totale tijdsbesteding hiervan wordt ingeschat op 40 uur per project per jaar. Bij maximaal drie projecten per golf van maximaal zeven jaar komen het totaal aan uren dat besteed wordt aan kennisoverdracht uit op 840 uur per golf.

Tot slot wordt aangenomen dat de verslaglegging achteraf (onder meer het opstellen van de eindrapportage, medewerking aan eindevaluatie en het indienen van de aanvraag voor subsidievaststelling) gemiddeld 168 uur in beslag zal nemen per project. Uitgaande van maximaal drie projecten per golf zou het totale aantal uren voor het indienen van de aanvragen voor subsidievaststelling hiermee dan uitkomen op 504 uur per golf.

Uit het voorgaande volgt dat het totale aantal uren werk om aan de voormelde informatieverplichtingen te kunnen voldoen per project naar verwachting uitkomt op 1.000 uur. Het toepasselijke uurtarief is € 60. De totale administratieve lasten van alle projecten gezamenlijk voor waterstofimport en -opslag inclusief bijkomende externe kosten zoals een in controle verklaring en uitgaven rondom kennisoverdracht, komen dan uit op € 180.000. Dit is circa 0,03 procent van het subsidieplafond van € 595.000.000. De totale administratieve lasten van alle projecten gezamenlijk voor waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport inclusief bijkomende externe kosten zoals een in controle verklaring en uitgaven rondom kennisoverdracht, komen ook uit op € 180.000. Dit is circa 0,09 procent van het subsidieplafond van € 199.000.000.

4.2 TSE Industrie O&O

De administratieve lasten zullen door de aanpassing van het subsidieplafond voor de individuele subsidieontvanger gelijk blijven. De totale administratieve lasten van de subsidieontvangers en niet-subsidieontvangers samen zullen licht stijgen van € 71.043 naar € 84.670. De twee extra aanvragen die gehonoreerd worden, zullen namelijk moeten voldoen aan de (voortgangs)rapportage- en informatieverplichtingen die van toepassing zijn. De relatieve administratieve lasten zullen licht dalen van 3,74% naar 3,08% van het subsidieplafond, omdat er geen nieuwe aanvragen ingediend kunnen worden.

4.3 Adviescollege toetsing Regeldruk

ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met deze inwerkingtredingsdatum wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt.

De afwijking kan voor de wijziging van de IPCEI-subsidiemodule worden gerechtvaardigd omdat het voor het Europese IPCEI-proces zeer wenselijk is dat projecten voor waterstofimport en -opslag nog dit jaar worden aangemeld voor officiële notificatie bij de Europese Commissie. Om die reden is het budget voor deze golf middels een incidentele suppletoire begroting dit jaar al vrijgemaakt en is het nodig om het budget dit jaar in te zetten middels de openstelling voor een subsidieregeling. Aanvragers hebben voldoende tijd om subsidieaanvragen in te dienen en voor te bereiden, omdat zij al de nodige werkzaamheden hebben verricht als deelnemer aan het Europees matchmakingsproces. Ook zal de openstellingsperiode ongeveer vier weken bedragen en lopen van 15 november 2022 tot en met 14 december 2022. Voor projecten in waterstoftoepassingen voor mobiliteit en transport volgt openstelling van de regeling in 2023. De wijziging voor die categorie projecten is daardoor wel twee maanden voor openstelling bekend gemaakt.

Wat betreft de wijziging van de Regeling openstelling nationale EZK- en LNV-subsidies 2022 voor de ophoging van het subsidieplafond voor de subsidiemodule TSE Industrie O&O, is de afwijking gerechtvaardigd, omdat de ophoging op deze manier nog geldt voor de subsidieaanvragen die zijn ingediend tijdens de openstelling van 1 april 2022 tot en met 17 mei 2022.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt artikel 3.27.2 waarin de subsidieverstrekking is vastgelegd. Aan de Nederlandse belangrijke projecten waarvoor een subsidieaanvraag kan worden ingediend, zijn twee categorieën toegevoegd, namelijk waterstofimport- en opslag en waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport. Voor deze categorieën is tevens vastgelegd welk soort activiteiten de projecten daarvoor kunnen omvatten en dat deze enkel door een onderneming die als directe partner in het Europese goedkeuringsbesluit is vermeld, worden uitgevoerd. Daarnaast is ook mogelijk gemaakt dat de subsidie voor projecten voor die categorieën kan worden verleend in de vorm van een subsidie met een terugbetaalverplichting of een geldlening.

Onderdeel B

Artikel 3.27.3 bepaalt de hoogte van de subsidie voor IPCEI-projecten. De hoogte van de subsidie voor projecten op het gebied van waterstofimport- en opslag en waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport is afhankelijk van de hoogte van de subsidiabele kosten en de contante waarde van de financieringskloof. De hoogte van de subsidie is gelijk aan het bedrag dat van deze twee bedragen het laagst is. Verwezen wordt naar de contante waarde van de financieringskloof in plaats van naar de nominale financieringskloof, omdat uit aanwijzingen van de Europese Commissie blijkt dat de subsidie maximaal de contante waarde van de financieringskloof mag bedragen. Bij de berekening van de contante waarde van de financieringskloof wordt de ‘Weighted Average Cost of Capital’ (WACC) van de indiener gebruikt. Voor de maximale hoogte van de subsidie voor deze twee categorieën is daarnaast in dit artikel aangesloten bij de maximale hoogte van de subsidie voor de andere waterstofprojecten. De subsidie kan niet meer zijn dan het toepasselijke subsidieplafond en het in het Europees goedkeuringsbesluit opgenomen maximum subsidiebedrag per subsidieaanvrager die het Nederlandse belangrijke project uitvoert. Uiteraard geldt op grond van artikel 5, derde lid, van het Kaderbesluit EZK- en LNV-subsidies dat de subsidie nooit meer kan bedragen dan wat wordt aangevraagd. Daarnaast is de verwijzing naar bepalingen binnen het artikel aangepast aan de verlettering van de onderdelen in het eerste lid.

Onderdeel C

Dit onderdeel wijzigt artikel 3.27.4 zo dat de subsidiabele kosten voor de twee nieuwe categorieën voor waterstofprojecten hetzelfde zijn als die voor de andere soorten waterstofprojecten. Dit zijn de kosten, bedoeld in de bijlage bij het IPCEI-steunkader, voor zover deze zijn opgenomen in het Europees goedkeuringsbesluit en betrekking hebben op het project waarvoor de subsidieaanvraag is ingediend.

Onderdeel D

In artikel 3.27.6 zijn de start- en realisatietermijn voor IPCEI-projecten vastgelegd. Dit onderdeel wijzigt het artikel zo dat die soorten waterstofprojecten binnen zeven jaar moeten zijn gerealiseerd en dat de Minister die termijn op verzoek kan verlengen. Doordat projecten op het gebied van waterstofimport- en opslag en waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport aan deze subsidiemodule zijn toegevoegd, geldt zonder wijziging van dit artikel dat met de uitvoering van die projecten moet zijn gestart binnen zes maanden na subsidieverlening.

Onderdeel E

Met dit onderdeel is artikel 3.27.7 dat de afwijzingsgronden betreft, gewijzigd. Zoals voor de andere soorten IPCEI-projecten geldt, is hierin vastgelegd dat ook aanvragen voor projecten op het gebied van waterstofimport- en opslag en waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport worden afgewezen als niet voor een bepaalde datum een projectvoorstel is ingediend bij de Minister. Voor de vier categorieën van IPCEI-projecten op het gebied van waterstof geldt de datum van 22 september 2020. Daarnaast moeten projecten op het gebied van waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport binnen het Europese matchmakingsproces zijn ingedeeld in het thema opslag en infrastructuur respectievelijk het thema mobiliteit en transport. Binnen het Europese proces is Engels de voertaal en heten de thema’s ‘Regional Hubs and Their Links; RHATL’, respectievelijk ‘Mobility and Transport’. Bovendien moet de prenotificatie-fase uiterlijk op 29 april 2022 zijn gestart voor projecten voor waterstofimport- en opslag en op 1 december 2022 voor projecten voor waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport. De financieringskloof moet voor deze projecten minimaal € 10.000.000 bedragen.

Onderdeel F

Dit onderdeel regelt dat voor aanvragen voor projecten op het gebied van waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport dezelfde weging van de rangschikkingscriteria geldt als voor projecten op het gebied van waterstoftechnologie. Dit is in artikel 3.27.8 vastgelegd.

Onderdeel G

In artikel 3.27.10 is vastgelegd welke verplichtingen gelden voor de subsidiabele activiteiten van ondernemingen. Met dit onderdeel is geregeld dat de activiteiten voor IPCEI-projecten op het gebied van waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de verplichtingen die in het Europees goedkeuringsbesluit zijn opgenomen. Dit geldt voor alle IPCEI-projecten.

Onderdeel H

Met dit onderdeel zijn de grondslagen in het IPCEI-steunkader voor de rechtvaardiging van staatssteun aan projecten op het gebied van waterstofimport- en opslag en waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport opgenomen in artikel 3.27.14.

Artikel II

In de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 is de openstelling van de subsidiemodule IPCEI met betrekking tot Nederlandse belangrijke projecten voor waterstofimport- en opslag geregeld. Daarnaast is het subsidieplafond van de openstelling van de subsidiemodule TSE Industrie O&O van 1 april 2022 tot en met 17 mei 2022, opgehoogd met € 850.000,–.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Mededeling van de Commissie betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, nummer C/2021/8481, te raadplegen via Externe link: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=PI_COM:C(2021)8481.

X Noot
2

Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 16 december 2021, nr. WJZ/ 21303634, tot wijziging van de Regeling Nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met de invoering van de subsidiemodule Important Projects of Common European Interest (IPCEI) (Stcrt. 2021, 50262).

X Noot
3

Mededeling van de Commissie, Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie van 19 oktober 2022, C(2022)7388 final.

Naar boven