Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 oktober 2022, nummer 4245817, tot wijziging van de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne in verband met de wijziging van normbedragen

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Gemeenten ontvangen:

    • a. tot 15 oktober 2022, ter bekostiging van de kosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, een normbedrag van € 100 per dag per gerealiseerde opvangplek;

    • b. met ingang van 15 oktober 2022, ter bekostiging van de kosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, een normbedrag van € 83 per dag per gerealiseerde opvangplek.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien de totale werkelijke kosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, per bestedingsjaar, een uitkering op basis van de normbedragen, bedoeld in het eerste lid, in betekenende mate zouden overschrijden dan kan de gemeente deze totale werkelijke kosten per opvangplek per dag declareren. De gemeente kan eveneens de totale werkelijke kosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, per bestedingsjaar, declareren indien deze werkelijke kosten een uitkering op basis van normbedragen in betekenende mate zouden onderschrijden. Voor het jaar 2022 ligt de oorzaak van de kosten in alle gevallen in de periode 1 maart 2022 tot en met 31 december 2022 of in de in deze periode aangegane verplichtingen.

3. Het vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Gemeenten ontvangen ter bekostiging van de kosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c en d, een normbedrag van € 210 per geregistreerde persoon per maand waarin aan deze persoon een verstrekking is gedaan.

B

Artikel 4 komt te luiden:

De gemeenten besteden de specifieke uitkering gedurende de periode van 1 maart 2022 tot en met 28 februari 2023 of tot en met de dag waarop een binnen dat tijdvak bij de Staten-Generaal ingediend voorstel van wet waarop deze regeling komt te berusten is verworpen, danwel, indien dat voorstel tot wet is verheven en in werking is getreden, tot en met de dag waarop die wet vervalt.

C

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt ‘het college’ vervangen door ‘de gemeente’.

2. Een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 3. In het geval, bedoeld in artikel 4, wordt in het eerste lid de zinsnede ‘in 2022’ gelezen als ‘in het jaar van besteding van de uitkering’.

D

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De gemeenten leggen uiterlijk 15 juli van het jaar dat volgt op het jaar van besteding verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering. Artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.

2. Het derde lid vervalt.

E

Artikel 7, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanhef komt te luiden:

  • 1. De Staatssecretaris stelt de uitkering uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op het jaar van besteding vast. De Staatssecretaris kan de uitkering lager vaststellen:

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. indien de verantwoordingsinformatie na 15 juli van het jaar van vaststelling is ontvangen, tenzij SiSa tussen overheden van toepassing is;

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 oktober 2022

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

TOELICHTING

1. Algemeen

De Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne (hierna: Booo) (Stcrt. 2022, 15021) regelt de specifieke uitkering aan gemeenten voor de bekostiging van verstrekkingen door burgemeesters in verband met hun taak, op basis van de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking, om zorg te dragen voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne, alsmede de voorbereidingen daartoe. De bekostigde verstrekkingen zijn nader geregeld in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (hierna: Rooo).

Ter bekostiging van de kosten voor verstrekkingen aan ontheemden die verblijven in gemeentelijke opvangvoorzieningen (hierna: GOO), met inbegrip van de uitvoeringskosten daarvan, is in artikel 3, eerste lid, van de Booo een normbedrag bepaald van minimaal € 100 per dag, per gerealiseerde opvangplek. Omdat bij de vaststelling van de Booo onvoldoende inzicht bestond in de gemeentelijke kosten maar toch een reële compensatie van gemeenten te garanderen is in de mogelijkheid voorzien om het normbedrag indien nodig achteraf, met terugwerkende kracht tot 1 maart 2022, opwaarts bij te stellen op basis van een onafhankelijk monitoronderzoek door een externe partij. Gelet op de oorspronkelijk voorziene bestedingstijdvak, tot 1 september 2022, is dit monitoronderzoek inmiddels uitgevoerd (AEF & Improven, Onderzoek kosten opvang ontheemden Oekraïne, september 2022). Dat onderzoek zag ook op de uitvoeringskosten van de particuliere opvangvoorzieningen (POO), waarvoor nog geen normbedrag was vastgesteld (art. 3, vierde lid, van de Booo). Deze regeling wijzigt op basis van de uitkomsten van dat onderzoek de Booo.

2. Conclusies van het onderzoek

Het doel van het onderzoek was om objectief en onderbouwd in beeld te brengen welke kosten gemeenten maken voor de GOO en POO en op welke manier zij daarvoor het beste gecompenseerd kunnen worden. Het was geen doel om besparingen door te voeren of efficiëntiewinst te boeken. Door de onderzoekers zijn de verstrekkingen verdeeld over een viertal kostencategorieën: huisvesting, overige verstrekkingen, uitvoeringskosten (personele kosten) en alle kosten rond de particuliere opvang. Onderzocht is welke kosten gemeenten moeten maken voor de opvang en welke factoren die kosten bepalen. De onderzoekers hebben de meest recente realisatiecijfers uitgevraagd (meestal over juni 2022). De conclusies van het onderzoek kunnen als volgt worden samengevat.

Gemeenten maken verschillende soorten kosten om de gemeentelijke opvang GOO in te vullen. In totaal onderscheiden de onderzoekers vijftien verschillenden kostencomponenten. Voor elk van deze componenten hebben de onderzoekers een kostenraming opgesteld. Bij elkaar opgeteld ramen de onderzoekers de kosten van deze componenten op € 2.534 per gerealiseerd bed per maand, oftewel € 83,33 per dag. De grootste kostencomponenten zijn (huur van) de accommodatie, beveiliging, locatiebegeleiders, ambtelijke kosten, het leefgeld en in sommige gevallen ook catering.

Voor veel gemeenten zal het bovengenoemde bedrag niet passend zijn. Zij hebben onvermijdelijk hogere of lagere kosten. Aan de ene kant zijn er gemeenten die niet of nauwelijks kosten maken voor catering, beveiliging en soms zelfs voor schoonmaak. Voor hen zijn de kosten aanzienlijk lager. Aan de andere kant zijn er gemeenten die een deel van hun opvang (moeten) verzorgen met schepen of hotels. Deze zijn duur. Deze gemeenten kunnen niet toe met het bovenstaande bedrag. In deze regeling is daarom een voorziening getroffen voor de meerkosten van dergelijke accommodaties.

Gemeenten maken ook enige kosten rondom de particuliere opvang. Daarvoor zien de onderzoekers vier kostencomponenten. Bij elkaar opgeteld ramen de onderzoekers de kosten daarvan op € 677 per opvangplek per maand: € 22,26 per dag. Verreweg de meeste kosten hebben te maken met het leefgeld en de wooncomponent. Op het leefgeld in de particuliere opvang heeft deze wijzigingsregeling overigens geen betrekking, nu deze niet op basis van een normbedrag maar op basis van de werkelijke kosten wordt bekostigd.

3. Hoofdlijnen van de wijziging

Uit het monitoronderzoek is gebleken dat de gewogen gemiddelde kosten per opvangplek per dag in gemeentelijke opvangvoorzieningen, met inbegrip van de daaraan verbonden verstrekkingen en uitvoeringskosten, gemiddeld minder hebben bedragen dan het geldende normbedrag van € 100. Dat betekent dat een groot deel van gemeenten met het geldende normbedrag in voldoende mate worden gecompenseerd voor de kosten van de verstrekkingen van de opvang van ontheemden uit Oekraïne in de gemeentelijke opvangvoorzieningen in de periode sinds 1 maart. Tegelijkertijd zijn er verschillen tussen gemeenten en is het normbedrag niet voor alle gemeenten toereikend, vooral waar het gaat om grootschalige accommodaties in hotels of schepen. Gelet op de in artikel 3, eerste lid, van de Booo besloten garantie dat het normbedrag niet met terugwerkende kracht naar beneden zou worden bijgesteld, maar indien nodig alleen opwaarts, bestaat daarom geen aanleiding tot aanpassing van het normbedrag over de bestedingsperiode die inmiddels is verstreken.

Omdat de gemeentelijke taak voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne nog voortduurt is bij regeling van 26 augustus 2022 (Stcrt. 2022, 22626) het bestedingstijdvak, bedoeld in artikel 4 van de Booo, verlengd tot en met 31 december 2022. De verwachting is bovendien dat ook na die datum de gemeentelijke taak nog zal voortduren. Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor tot regeling van die tijdelijke taak. Gelet daarop geeft het door het monitoronderzoek verkregen inzicht in de gemeentelijke kosten aanleiding om voor bestedingen die worden gedaan vanaf 15 oktober 2022, het normbedrag bij te stellen om het beter te laten aansluiten op de werkelijke kosten die gemeenten hiervoor maken. Bovendien is het aanleiding om het bestedingstijdvak van de specifieke uitkering te verlengen en in verband daarmee enkele technische aanpassingen te doen in de regeling. Voor de toelichting op deze verlenging wordt verwezen naar de toelichting bij artikel I, onderdeel B, van deze regeling.

Daarbij is van belang dat de kosten per type accommodatie aanzienlijk kunnen verschillen. In deze regeling is daarmee rekening gehouden door gemeenten, waarvoor de normbedragen in betekenende mate niet toereikend zijn, de mogelijkheid te geven de werkelijke meerkosten te declareren. Dit is met name bedoeld voor gemeenten die gebruik (moeten) maken van duurdere accommodatietypes, in het bijzonder hotels, vakantieparken en schepen. Voor de toelichting op deze mogelijkheid wordt verwezen naar de toelichting bij artikel I, onderdeel A, van deze regeling.

Voorts is voorzien in de verlenging van het bestedingstijdvak, mede gelet op de voorgenomen indiening van een tijdelijke wet over de opvangtaak van gemeenten die, indien het voorstel tot wet wordt verheven, de grondslag voor deze regeling zal gaan vormen om een meer dan eenmalige uitkering mogelijk te maken. In het verlengde hiervan zijn voor dat geval enkele technische aanpassingen doorgevoerd, die in de artikelsgewijze toelichting worden toegelicht.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat iedere gemeente die aanspraak wil maken op de specifieke uitkering, ten minste een keer per bestedingsjaar een aanvraag zal moeten indienen. Een voorschot is daarbij optioneel.

4. Hoogte van het nieuwe normbedrag voor gemeentelijke opvang

De hoogte van het normbedrag van € 83 is gebaseerd op de resultaten van de inventarisatie van de werkelijke kosten en de verwachte ontwikkeling daarvan in de komende periode. Het bijgestelde normbedrag dient toereikend te zijn voor de bekostiging van de verstrekkingen in verband met de gemeentelijke opvang. Deze verstrekkingen omvatten in ieder geval onderdak in opvangvoorzieningen, een maandelijkse financiële toelage ten behoeve van voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven (eet- en leefgeld) recreatieve en educatieve activiteiten, een verzekering tegen financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid en betaling van buitengewone kosten (artikel 6 van de Rooo). Voorts is de mogelijkheid gegeven in uitzonderlijke gevallen de werkelijke kosten te declareren.

5. Hoogte van het normbedrag voor de particuliere opvang

Het normbedrag voor de uitvoeringskosten van verstrekkingen ten behoeve van de particuliere opvang wordt gesteld op 210 euro per persoon aan wie een verstrekking is gedaan per maand. Aangezien voor deze verstrekkingen nog geen normbedrag was vastgesteld, geldt dit normbedrag voor de gehele verstrekkingsperiode vanaf 1 maart 2022.

6. Gevolgen

Nu het normbedrag voor de periode die ingaat op 15 oktober 2022 berust op inzicht in de gemeentelijke kosten, wordt in de regeling geen nadere regeling meer opgenomen over monitoronderzoek en bijstelling daarvan. Voorts is in artikel 6 van de Booo een SiSa indicator opgenomen waarin de berekening van totaal gerealiseerde opvangplekken vermenigvuldigd wordt met het normbedrag per dag (pxq) voor de gemeentelijke opvangvoorzieningen. Deze berekening zal derhalve voor de periode tot 15 oktober 2022 uitgaan van het oude normbedrag van € 100 per opvangplek per dag en voor de periode de ingaat op 15 oktober van het nieuwe normbedrag. Ook bij de vaststelling van de uitkering door de Staatssecretaris over het bestedingsjaar 2022, uiterlijk op 31 december 2023, zal hiermee rekening gehouden worden.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Het eerste subonderdeel van onderdeel A wijzigt de hoogte van de normbedragen met ingang van 15 oktober 2022, zodat vanaf die datum de verstrekkingen op basis van een aangepast normbedrag worden vergoed.

Het tweede onderdeel voorziet in een uitzonderingsmogelijkheid voor gemeenten. Op basis daarvan kan een gemeente waarvoor de normbedragen in betekenende mate niet toereikend zijn voor de bekostiging van de verstrekkingen van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne, de werkelijke kosten declareren. Het gaat dan om de totale kosten van opvangplekken per dag in opvangvoorzieningen in het bestedingsjaar. Het gaat bij de toepassing van dit artikel om zodanige hoge kosten, met name als gevolg van het gebruik van duurdere accommodatietypes, in het bijzonder hotels, vakantieparken en schepen, dat deze op jaarbasis in betekenende mate niet binnen de totale op basis van de normbedragen uit te keren bekostiging kunnen worden opgevangen. De huidige praktijk waarin over inzet van dergelijke accommodaties vooraf afstemming plaatsvindt met het ministerie wordt daarbij voortgezet. Omdat het in de praktijk ook voorkomt dat de werkelijke kosten ruim onder de normbedragen blijven, voorziet dit onderdeel ook in de mogelijkheid voor gemeenten die in betekenende mate lagere kosten hebben gemaakt voor een opvangvoorziening dan het normbedrag om te kiezen voor het declareren van de werkelijke kosten. De beperking van het oude tweede lid van artikel 3 van de Booo over de periode van 1 maart 2022 tot en met 4 juni 2022, komt te vervallen.

Het derde subonderdeel stelt een normbedrag vast voor de bekostiging van verstrekkingen in particuliere opvangvoorzieningen. Het gaat daarbij om een bedrag per persoon die in de Basisregistratie personen is ingeschreven, per maand waarin aan deze persoon verstrekkingen zijn gedaan die van belang zijn voor de kosten (van de aansprakelijkheidsverzekering en buitengewone kosten) of de uitvoeringskosten (van de financiële toelage, de aansprakelijkheidsverzekering en de buitengewone kosten) die uit het normbedrag bekostigd worden.

Artikel I, onderdeel B

Het kabinet bereidt de indiening bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor van een wetsvoorstel tot regeling van de tijdelijke opvang van ontheemden uit Oekraïne, wat tevens voorziet in een door artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet gevergde grondslag voor de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraine, om het vaker dan éénmalig verstrekken van de specifieke uitkering mogelijk te maken. Met het oog daarop wordt het in artikel 4 van de Bekostigingsregeling geregelde bestedingstijdvak verlengd tot en met 28 februari 2023, waarmee de maximale verstrekkingstermijn van een jaar zoals gevergd door artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, is bereikt. Overeenkomstig datzelfde artikel is het verstrekkingstijdvak en daarmee de bestedingstermijn evenwel langer als gedurende voor 1 maart 2023 het wetsvoorstel voor de tijdelijke wet met een grondslag voor een vaker dan eenmalige specifieke uitkering op basis van deze regeling is ingediend bij de Staten-Generaal. In dat geval loopt het bestedingstijdvak ook na 28 februari 2023 door tot het moment waarop het wetsvoorstel door de Staten-Generaal wordt verworpen of, indien het wetsvoorstel tot wet wordt verheven en inwerking treedt, tot het moment waarop de tijdelijke wet vervalt.

Artikel I, onderdeel C, D, en E

Deze onderdelen bevatten wijzigingen van de artikelen 5, 6 en 7 in verband met de wijziging van artikel 4 van de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne. Door de verlenging van het bestedingstijdvak is het noodzakelijk dat de regeling voorziet in een verantwoording van de besteding en vaststelling van de uitkering niet alleen over 2022, maar ook over de looptijd van de regeling in het jaar 2023 en mogelijk ook daarna indien de Booo zal gaan berusten op een tijdelijke wet. De wijzigingen regelen dat de verantwoording door gemeenten en de vaststelling van de uitkering door de Staatssecretaris daarom per jaar zal plaatsvinden op uiterlijk 15 juli, respectievelijk 31 december van het jaar dat volgt op het bestedingsjaar.

Onderdeel E heeft bovendien de strekking de SiSa indicatoren uit de regeling te laten vervallen, omdat deze zullen worden opgenomen in de vaststellingsbeschikking en in de nota der verwachtingen. Dit geeft de gelegenheid de indicatoren af te stemmen met de gemeenten, accountants en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). Met het vervallen van deze indicatoren uit de regeling kan in die afstemming ook een actualisatie van de toelichting die bij de oorspronkelijke regeling op de indicatoren is gegeven, nu is gebleken dat deze toelichting op onderdelen achterhaald zijn en bijstelling behoeven.

Artikel II

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze uitzondering is toegestaan vanwege de spoed die voor invoering van deze regeling is vereist (Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven