Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 27 september 2022, nr. WJZ/ 22003229, tot wijziging van de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong en de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie ter implementatie van artikel 19 van de richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie, verslaglegging in het EU ETS en een technische wijziging

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op artikel 19 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328) en artikel 77 van de Elektriciteitswet 1998, artikel 66l van de Gaswet, artikel 29 van de Warmtewet en artikel 7 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van §1 komt te luiden:

§ 1. Algemene bepalingen

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van afvalverbrandingsinstallatie wordt ‘opgewekte warmte’ vervangen door ‘geproduceerde thermische energie’.

2. In de begripsomschrijving van eindafnemer wordt ‘elektriciteit, gas of warmte’ vervangen door ‘energie uit hernieuwbare energiebronnen of niet-hernieuwbare elektriciteit’.

3. In de begripsomschrijving van energie uit hernieuwbare energiebronnen wordt ‘of warmte uit hernieuwbare energiebronnen’ vervangen door ‘, ander gas uit hernieuwbare bronnen of thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.

4. In de begripsomschrijving van garantie van oorsprong wordt ‘en een garantie van oorsprong voor warmte uit hernieuwbare energiebronnen’ vervangen door ‘, een garantie van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen en een garantie van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.

5. In de begripsomschrijving van garantie van oorsprong voor niet-netlevering vervalt ‘voor gas uit hernieuwbare energiebronnen’.

6. In de begripsomschrijving van meetprotocol wordt ‘warmte’ vervangen door ‘ander gas uit hernieuwbare bronnen, thermische energie’.

7. In de begripsomschrijving van meetverantwoordelijke wordt ‘en een meetbedrijf als bedoeld in artikel 27 van de Warmtewet’ vervangen door ‘en een meetbedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong of artikel 24a van de Warmtewet’.

8. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

minister: Minister voor Klimaat en Energie;

9. In de begripsomschrijving van net wordt ‘een warmtenet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet’ vervangen door ‘een net voor thermische energie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet’.

10. De begripsomschrijving van producent komt te luiden:

producent:

een producent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 1, eerste lid, onderdeel ag, van de Gaswet en artikel 1 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong of artikel 24a van de Warmtewet en die in Nederland is gevestigd en in Nederland of binnen de Nederlandse exclusieve economische zone een productie-installatie voor de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen of niet-hernieuwbare elektriciteit in stand houdt;

11. In de begripsomschrijving van productie-eenheid wordt ‘of warmte uit hernieuwbare energiebronnen’ vervangen door ‘, ander gas uit hernieuwbare bronnen of thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.

C

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Deze regeling berust mede op artikel 7 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong en artikel 1, derde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie.

D

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien een producent de netbeheerder verzoekt om de vaststelling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de Elektriciteitswet 1998, of artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, van de Gaswet, te verrichten of de meetverantwoordelijke verzoekt om de vaststelling, bedoeld in artikel 27 van de Warmtewet of artikel 4 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong, te verrichten, maakt hij daarbij gebruik van een formulier dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld. De producent verklaart via dat formulier energie uit hernieuwbare energiebronnen of niet-hernieuwbare elektriciteit te produceren en verzoekt de netbeheerder of meetverantwoordelijke de bijbehorende meetgegevens mede te delen aan de Minister. De producent overlegt bij het verzoek:

    • a. informatie omtrent:

      • 1°. contactgegevens van de eigenaar van de productie-installatie, waaronder, indien van toepassing, het door de Kamer van Koophandel toegekende nummer;

      • 2°. locatiegegevens van de productie-installatie, waaronder de EAN-code;

      • 3°. het type productie-installatie, waaronder de gebruikte energiebron of brandstof;

      • 4°. subsidies voor de productie-installatie;

      • 5°. de gewenste garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong, en

      • 6°. op welke rekening die moeten worden bijgeboekt;

    • b. een verklaring van de producent:

      • 1°. dat de productie-installatie is voorzien van een meter die voldoet aan de relevante meetvoorwaarden, dat de netbeheerder of de meetverantwoordelijke de geproduceerde energie eenduidig kan meten dan wel uit een combinatie van metingen eenduidig kan worden berekend;

      • 2°. dat deze meewerkt aan door de netbeheerder of de meetverantwoordelijke uit te voeren controles van de productie-installatie en bijbehorende meter;

      • 3°. indien in de productie-installatie niet naar haar aard zuivere biomassa of niet zuivere biomassa wordt verwerkt, dat de producent door middel van een daartoe geëigende methode aan de hand van bemonstering per partij vaststelt of laat vaststellen of de biomassa als zuiver kan worden aangemerkt danwel welk gedeelte van de verwerkte niet zuivere biomassa biologisch afbreekbaar is;

      • 4°. indien in de productie-installatie niet naar zijn aard zuiver biogas of niet zuiver biogas wordt verwerkt, dat de producent ten aanzien van de grondstof die bij het ontstaan van dit biogas gebruikt wordt, door middel van een daartoe geëigende methode aan de hand van bemonstering per partij vaststelt of laat vaststellen dat het materiaal waaruit de energie uit hernieuwbare energiebronnen is opgewekt, is aan te merken als zuivere of niet-zuivere biomassa;

      • 5°. dat deze wijzigingen van de informatie, bedoeld in onderdeel a, onder 2° tot en met 5°, vooraf meldt; en

      • 6°. dat het formulier naar waarheid is ingevuld.

2. In het achtste tot en met tiende lid wordt ‘warmte uit hernieuwbare energiebronnen’ telkens vervangen door ‘thermische energie uit hernieuwbare bronnen of ander gas uit hernieuwbare bronnen’.

3. In het negende lid wordt ‘vier weken’ vervangen door ‘een redelijke termijn’.

E

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘warmte’ vervangen door ‘thermische energie’ en wordt onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. voor ander gas, de voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage 2F.

2. In het derde lid wordt na ‘gas uit hernieuwbare energiebronnen’ ingevoegd ‘of ander gas uit hernieuwbare bronnen’.

F

In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘warmte’ vervangen door ‘ander gas uit hernieuwbare bronnen of thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘warmte uit hernieuwbare energiebronnen’ vervangen door ‘thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.

2. Onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot zevende tot en met negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Voor het verkrijgen van garanties van oorsprong stelt een producent die een productie-installatie in stand houdt voor het opwekken van ander gas uit hernieuwbare bronnen iedere vijf jaar een meetprotocol vast dat voldoet aan de meetvoorwaarden die zijn opgenomen in bijlage 2F.

H

In artikel 8, eerste lid, wordt ‘bijlagen 2A tot en met 2E’ vervangen door ‘bijlagen 2A tot en met 2F’.

I

In artikel 10, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘bijlagen 2A tot en met 2E’ vervangen door ‘bijlagen 2A tot en met 2F’.

J

In artikel 11, tweede lid, onderdeel b, wordt ‘warmte uit hernieuwbare energiebronnen’ vervangen door ‘thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.

K

In artikel 17, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘warmte uit hernieuwbare energiebronnen’ vervangen door ‘thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.

L

In artikel 19, eerste en tweede lid, wordt telkens ‘warmte uit hernieuwbare energiebronnen’ vervangen door ‘thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.

M

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘artikel 24, derde lid,’ vervangen door ‘artikel 24, derde of vijfde lid,’.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een exploitant als bedoeld in artikel 16.2a, tweede lid, van de Wet Milieubeheer die over garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen beschikt waarop de gegevens, genoemd in artikel 24, derde lid, zijn vermeld, die hij wil gebruiken of wil doen gebruiken om de biomassafractie te bepalen conform artikel 39, vierde lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PbEU 2018, L 334), boekt deze garanties van oorsprong van zijn rekening af onder het doel “Emissiehandel”.

N

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel g, vervalt ‘en in welke mate’.

2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘opgewekte warmte’ vervangen door ‘geproduceerde thermische energie’.

3. Er worden een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Op een garantie van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen wordt tevens vermeld:

    • a. op verzoek van de producent:

      • 1°. de grondstof volgens het gehanteerde duurzaamheidssysteem;

      • 2°. het land van herkomst van de grondstof;

      • 3°. het gehanteerde duurzaamheidssysteem;

      • 4°. broeikasgasemissie zoals berekend volgens het gehanteerde duurzaamheidsysteem;

    • b. indien sprake is van omzetting van energie uit hernieuwbare bronnen in ander gas uit hernieuwbare bronnen, de informatie vermeld op de voor de productie afgeboekte garanties van oorsprong over:

      • 1°. de gebruikte energiebron;

      • 2°. voor de productie-installatie ontvangen of genoten overheidssteun en het type overheidssteun;

      • 3°. de afgegeven certificaten, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, in het geval van gebruik van biomassa.

O

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt telkens ‘of warmte’.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

P

Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘alsmede van artikel 25, eerste lid,’ vervangen door ‘, artikel 5 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong, artikel 28a van de Warmtewet en artikel 25’.

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. garantie van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen slechts als bewijs voor levering aan een eindafnemer die aan hetzelfde net voor thermische energie is aangesloten als waarop de thermische energie is ingevoed;

Q

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na ‘een garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare bronnen’ ingevoegd ‘of een garantie van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen’.

b. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. na afboeking als bewijs van levering als bedoeld in artikel 77a van de Elektriciteitswet 1998, artikel 5 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong, artikel 28a van de Warmtewet en artikel 25;

2. In het derde lid wordt na ‘Een garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare bronnen’ ingevoegd ‘of een garantie van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen’ en wordt ‘productie van het gas uit hernieuwbare energiebronnen waarvoor de garantie van oorsprong is afgeboekt’ vervangen door ‘productie van het gas uit hernieuwbare energiebronnen of het ander gas uit hernieuwbare bronnen waarvoor de garantie van oorsprong is afgeboekt’.

R

Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Certificaten van oorsprong uitgegeven door een onafhankelijke instantie in een derde land, die naar aard en strekking overeenkomen met in Nederland uitgegeven certificaten van oorsprong, worden niet erkend, behalve indien de Europese Unie daarvoor een overeenkomst heeft afgesloten met het derde land en de energie rechtstreeks uit dat land wordt ingevoerd of uitgevoerd.

S

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, aanhef, wordt ‘garanties van oorsprong voor warmte uit hernieuwbare energiebronnen’ vervangen door ‘garanties van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef wordt na ‘garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen’ ingevoegd ‘of voor garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen’;

b. onder verlettering van onderdelen d en e tot onderdelen f en g worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • d. import, per garantie van oorsprong: € 0,091;

  • e. export, per garantie van oorsprong: € 0,091;

T

Bijlages 1A tot en met 1d vervallen.

U

Bijlage 2A wordt als volgt gewijzigd:

1. In punten 2.4, 3.4, 3.5, 4.7 en 4.8 wordt ‘warmte’ telkens vervangen door ‘thermische energie’.

2. De aanduiding ‘Warmte’ boven punt 4.7 wordt vervangen door ‘Thermische energie’.

V

Bijlage 2B wordt als volgt gewijzigd:

1. In punten 2.2, onderdeel h, 2.14, 3.4, 5.7, onderdelen a en b, wordt ‘warmte’ telkens vervangen door ‘thermische energie’.

2. Punt 2.4 komt te luiden:

  • 2.4. Een meetrapport bevat voor de productie-installatie tenminste de geproduceerde elektriciteit en de totale hoeveelheid netto nuttig aangewende thermische energie.

W

Bijlage 2C wordt als volgt gewijzigd:

1. In punten 2.15, 3.4, 4.1, 4.2 en 5.7, onderdelen a en b, van bijlage 2C wordt ‘warmte’ telkens vervangen door ‘thermische energie’.

2. De aanduiding ‘Warmte’ boven punt 4.1 wordt vervangen door ‘Thermische energie’.

X

Bijlage 2e wordt als volgt gewijzigd:

1. In punten 1.2, 1.4, 2.4, 3.6, 3.7, 4.8, 4.9 wordt ‘warmte’ telkens vervangen door ‘thermische energie’.

2. De aanduiding ‘Warmte’ boven punt 4.8 wordt vervangen door ‘Thermische energie’.

Y

Na bijlage 2e wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE 2F. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 7, ZESDE LID, VAN DE REGELING GARANTIES VAN OORSPRONG EN CERTIFICATEN VAN OORSPRONG

Meetvoorwaarden voor productie-installaties voor het opwekken van ander gas uit hernieuwbare bronnen
§ 1. Algemene bepalingen
  • 1.1. Definities:

    bemetering:

    het geheel van alle meetinrichtingen en systemen voor dataopslag en datatransmissie dat nodig is om ander gas uit hernieuwbare bronnen dat de systeemgrens van de productie-installatie passeert, te meten en te waarborgen;

    meetgegeven:

    het resultaat van het meten van ander gas uit hernieuwbare bronnen. Indien dit op meer dan één punt op de systeemgrens wordt gemeten, zullen er ook meer meetgegevens zijn;

    meetinrichting:

    het totaal van onderling samenhangende meters en meetmiddelen die nodig zijn om een hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen te meten;

    meetmiddel:

    een onderdeel van de meetinrichting, nodig voor het meten, anders dan een meter;

    meten:

    het vaststellen en registreren van de hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen uit hernieuwbare bronnen dat over een kalendermaand de systeemgrens van de productie-installatie is gepasseerd;

    meter:

    een toestel dat één parameter meet, nodig voor het vaststellen van de hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen;

    richtlijn 2014/32:

    richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (PbEU 2014, L 96).

§ 2. Nauwkeurigheidseisen
  • 2.1 De eenheid van het meetgegeven is in kg ander gas uit hernieuwbare bronnen.

  • 2.2 Het meetgegeven wordt omgerekend van kg ander gas uit hernieuwbare bronnen naar MWh, waarbij voor deze meetvoorwaarden 1 kg ander gas uit hernieuwbare bronnen overeenkomt met 0,0394 MWh voor volledig zuiver ander gas.

  • 2.3 Producenten tonen aan de hand van een foutenbeschouwing aan wat de meetonzekerheid is. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de leverancierspecificaties.

  • 2.4 De totale meetonzekerheid over de hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen is maximaal 2,5%.

  • 2.5 De onzekerheid van een meetgegeven wordt berekend uit de onnauwkeurigheden van de afzonderlijke meetinrichtingen op de wijze als beschreven in de ‘Guide to the expression of uncertainty in measurement’ (ISO/IEC Guide 98-3:2008).

§ 3. Meetinrichting
  • 3.1 Het meten van de hoeveelheden energie geschiedt volgens algemeen geaccepteerde comptabele meetinrichtingen.

  • 3.2 Voor zover een meetinrichting of meter onder de Metrologiewet valt, zijn deze meetvoorwaarden niet van toepassing ten aanzien van het (de) onderwerp(en) dat (die) voor die meetinrichting of meter in de Metrologiewet word(t)(en) geregeld.

  • 3.3 Voor zover een meetinrichting of meter onder de Metrologiewet valt, voldoen de meters en meetmiddelen aan de eisen die voor die meters en meetmiddelen zijn vastgesteld bij of krachtens de Metrologiewet en de overeenstemming met die eisen is vastgesteld overeenkomstig de voorschriften daaromtrent op grond van de Metrologiewet.

  • 3.4 De capaciteit, het ontwerp en de aanleg van de meetinrichtingen is in overeenstemming met de maximale hoeveelheden energie die de productie-installatie kan consumeren.

  • 3.5 Plaatsing van de meters voldoet aan de plaatsingsvoorschriften die onderdeel uitmaken van de genoemde normen en aangevuld met de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant van de meter of meetmiddel.

  • 3.5 Elk van de meters en de meetmiddelen is geborgd dan wel verzegeld. De borging is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed, zonder dat dit duidelijk gesignaleerd wordt. De verzegeling is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed zonder de verzegeling zichtbaar te verbreken.

  • 3.6 De meetinrichting wordt zodanig onderhouden dat deze voortdurend aan deze meetvoorwaarden voldoet.

§ 4. Meetprotocol
  • 4.1. Het meetprotocol van de productie-installatie bevat tenminste de volgende elementen:

    • a. beschrijving van de verschillende componenten van de productie-installatie, inclusief de verschillende hulpinstallaties;

    • b. beschrijving en schets van de systeemgrenzen van de productie-installatie zoals uitgewerkt in § 6;

    • c. beschrijving en schets van de bemetering van de productie-installatie;

    • d. beschrijving van de meters en meetmiddelen van elk van de meetinrichtingen;

    • e. beschrijving van het onderhoud van elk van de meetinrichtingen;

    • f. beschrijving van de apparatuur voor de opslag en de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;

    • g. beschrijving van de onnauwkeurigheid van elk van de meetinrichtingen;

    • h. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de metingen;

    • i. beschrijving van de wijze van reparatie van meetgegevens en alternatieve meetmethoden in geval van storing van de meetinrichting;

    • j. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;

    • k. beschrijving van de frequentie van ijking van elk van de meetinrichtingen.

§ 5. Meetrapport
  • 5.1. Een meetrapport bevat:

    • a. een overzicht per maand van de aard en de gewogen percentages van de in de productie-installatie ingezette grondstoffen;

    • b. indien niet uitsluitend één soort naar zijn aard zuiver biogas wordt verwerkt de totale hoeveelheid toegevoerde energie uitgesplitst naar grondstofsoort op basis van NTA 8003:2017 voor overige vergisting;

    • c. een overzicht per maand van de gemeten hoeveelheden geleverd ander gas uit hernieuwbare bronnen die de systeemgrens van de productie-installatie is gepasseerd;

    • d. een overzicht van de in de productie-installatie over de meetperiode ingezette energiedragers, gerapporteerd op zodanige wijze dat de energetische verhouding tussen de verschillende energiedragers vastgesteld kan worden en, in het geval van conversie, de gemeten hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die is gebruikt voor de opwekking van de hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen;

    • e. voor zover van toepassing een overzicht van:

      • 1. storingen van meetinrichtingen en daarmee samenhangende reparatie van meetgegevens;

      • 2. storingen in andere onderdelen van de bemetering en de gevolgen daarvan voor de betrouwbaarheid van de meetgegevens

      • 3. dat meetgegevens door middel van alternatieve meting zijn bepaald;

      • 4. correctie van meetgegevens; en

      • 5. wijzigingen in installatie, bemetering en andere omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de hoeveelheid subsidiabele productie.

    • f. een verklaring dat de meetgegevens tot stand zijn gekomen door onverkorte toepassing van het meetprotocol en een verklaring dat er geen wijzigingen zijn aangebracht aan de installatie;

    • g. een overzicht van lekkage-incidenten.

§ 6. Overig

Administratie

  • 6.1 Bij het meetprotocol behoort een administratie waarin per meetinrichting de volgende gegevens worden geregistreerd:

    • a. fabricaat, type, fabrieksnummer en bouwjaar van de geïnstalleerde meetinrichtingen, meters en meetmiddelen;

    • b. kalibratiecertificaten van de meetinrichting en de meters en meetmiddelen daarvan;

    • c. het jaar waarin de meetinrichting is geïnstalleerd dan wel voor het laatst is gereviseerd;

    • d. het soort zegel waarmee de meetinrichting is verzegeld, dan wel de wijze van borging die voor de meetinrichting is aangebracht;

    • e. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is gecontroleerd;

    • f. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is geijkt;

    • g. de resultaten van de aan de meetinrichting uitgevoerde controles en ijkingen;

    • h. een overzicht van de functionarissen die bevoegd zijn metingen uit te voeren en meetinrichtingen te onderhouden respectievelijk te beheren. Aanvullend geldt voor koolstofdioxide-arme warmte norm NEN-EN 1434-2:2007. De producent is verantwoordelijk voor het actueel houden van deze administratie.

Storingen

  • 6.2 De meetgegevens van een meetinrichting, die door een storing niet langer functioneert of niet langer voldoet aan de gestelde meeteisen, mogen voor een periode van maximaal vier werkdagen nadat de storing is opgemerkt worden berekend uit controlemetingen.

  • 6.3 Indien de storing niet binnen vier werkdagen verholpen is, kan de producent meten volgens de in § 5 beschreven methode en procedure.

  • 6.4 Indien een storing is opgetreden, wordt dit vermeld in het meetrapport over de desbetreffende kalendermaand. Hierbij wordt aangegeven welke meetgegevens het betreft en op welke wijze de reparatie is aangebracht.

Correcties

  • 6.5 Een correctie op meetgegevens dient uiterlijk binnen twaalf maanden nadat deze zijn gerapporteerd te worden doorgevoerd.

  • 6.6 Geconstateerde meetfouten en correcties worden gemeld aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

Systeemgrens

  • 6.7 De systeemgrens omsluit één productie-installatie.

  • 6.8 Alle onderdelen van de productie-installatie bevinden zich binnen de systeemgrens.

  • 6.9 De consumptie van energie van systemen die zich binnen de systeemgrens bevinden, wordt voor de uitgifte van garanties van oorsprong niet gemeten.

  • 6.10 Voor de productie-installatie wordt een schema opgesteld met daarop aangegeven de systeemgrens, de energiestromen die de systeemgrens passeren en de meetinrichtingen die zich op de systeemgrens van de productie-installatie bevinden.

Alternatieve meting

  • 6.11 De producent kan een meetgegeven via een alternatieve meting bepalen, indien meten met meetinrichtingen als bedoeld in § 3 niet mogelijk is omdat:

    • a. geen goede meting mogelijk is van de energiehoeveelheid;

    • b. het plaatsen van een meetinrichting tot aantasting van de veiligheid van de installatie zou leiden;

    • c. het plaatsen of verbeteren van een meetinrichting tot onevenredig hoge kosten zou leiden;

    • d. een meetinrichting in storing is geraakt als bedoeld onder 6.2 tot en met 6.4; of

  • 6.12 De alternatieve meting voldoet aan de hieronder genoemde voorwaarden.

  • 6.13 De producent verstrekt in het meetprotocol een uitvoerige motivatie voor het afwijken van de nauwkeurigheidseisen uit §2, waarin tenminste wordt opgenomen:

    • a. een beschrijving van de technische onmogelijkheid om § 2 toe te passen;

    • b. de overwegingen omtrent de veiligheid van de installatie op grond waarvan § 2 niet toegepast kan worden;

    • c. een onderbouwde raming van de kosten die het aanpassen van de betrokken meetinrichting aan het toepassen van § 2 zouden vergen;

    • d. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van § 2 bereikt zou zijn;

    • e. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van de alternatieve meting bereikt zal worden.

  • 6.14 De wijze van het bepalen van de meetgegevens door middel van alternatieve meting wordt nauwkeurig vastgelegd in het meetprotocol voor de productie-installatie en wordt voorafgaand aan de toepassing daarvan goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf.

  • 6.15 De alternatieve meting gebruikt geen kentallen of andere gegevens die het meten van de daadwerkelijke hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen beïnvloeden.

  • 6.16 De onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, is in beginsel gelijk aan of lager dan de onnauwkeurigheid die § 2 ten aanzien van de desbetreffende meting vereist.

ARTIKEL II

In artikel 1 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie wordt in de begripsomschrijving van meetbedrijf ‘meetbedrijf als bedoeld in artikel 27 van de Warmtewet’ vervangen door ‘meetbedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong of artikel 24a van de Warmtewet’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 oktober 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 september 2022

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Implementatie van artikel 19 van de richtlijn 2018/2001/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU, L 328) (hierna: de richtlijn) vergt de introductie van twee nieuwe soorten garanties van oorsprong. Daarvoor is op 1 oktober 2022. de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong aangenomen waarmee garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen (waaronder hernieuwbare waterstof) in werking getreden. Daarnaast wijzigt deze wet de Warmtewet waardoor ook garanties van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen uitgegeven kunnen worden. Artikel 7 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong en artikel 29 van de Warmtewet bevatten een grondslag om bij ministeriële regeling regels te stellen voor de noodzakelijke uitvoering van deze soorten garanties van oorsprong. De onderhavige wijzigingsregeling wijzigt de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong (hierna: de regeling). Met de wijzigingsregeling worden nadere regels gesteld over de uitgifte van garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen (paragraaf 2.1) en garanties van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen (paragraaf 2.2). Aangezien het systeem voor deze soorten garanties van oorsprong vergelijkbaar is met die van de reeds bestaande garanties van oorsprong wordt de reikwijdte van diverse artikelen in de regeling verbreed tot deze nieuwe soorten garanties van oorsprong.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de regeling enkele andere wijzigingen door te voeren met betrekking tot de wijze van informatieverstrekking bij de vaststelling van de productie-installatie (paragraaf 3.1) en het gebruik van garanties van oorsprong voor de verslaggeving in het Europese systeem voor emissiehandel, het European Union Emissions Trading System (EU ETS), (paragraaf 3.2). Ten slotte is een wijziging doorgevoerd in de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie die verband houdt met de in de richtlijn geïntroduceerde nieuwe soorten garanties van oorsprong.

2. Implementatie van artikel 19 van de richtlijn

2.1 Garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen

Artikel 19 van de richtlijn verplicht de lidstaten nu tot een systeem van garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare bronnen. In de richtlijn ziet «gas uit hernieuwbare bronnen» op alle gassen uit hernieuwbare bronnen en heeft dus een bredere reikwijdte dan hernieuwbare gassen zoals bedoeld in de Gaswet (groen gas). Het gaat daarnaast ook om ander gas uit hernieuwbare bronnen, gassen die niet vooral bestaan uit methaan, zoals waterstof, maar ook bijvoorbeeld syngas. De Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong regelt dat de Minister voor Klimaat en Energie is belast met het uitgeven, overdragen en innemen via een elektrisch systeem van gvo’s voor andere gas uit hernieuwbare bronnen (zie ook hoofdstuk 2 van de memorie van toelichting: Kamerstukken II 2020/2021, 35 814, nr. 3). De uitvoering wordt geregeld met deze wijzigingsregeling en richt zich op hernieuwbare waterstof. Voor andere varianten van ander gas is er op dit moment naar verwachting geen vraag naar de uitgifte van deze garanties van oorsprong. Mocht deze vraag toch ontstaan, dan moet de regeling op een later moment op dit punt worden aangevuld.

Voor de uitgifte van garanties van oorsprong voor hernieuwbare waterstof worden ingevolge deze wijzigingsregeling drie punten specifiek geregeld in de regeling:

  • De meetvoorwaarden voor het meten van waterstof worden opgenomen in bijlage 2F bij de regeling. Hier wordt op meerdere plekken in de regeling naar verwezen. Het is belangrijk dat zowel meetbedrijven als producenten de regels van het meten van waterstof kennen, zodat de metingen ook op dezelfde voorwaarden kunnen worden gebaseerd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de nauwkeurigheid van de meetinstallatie. Hierbij geldt dat er nog relatief weinig ervaring is opgedaan met het meten van waterstof en dat de meetvoorwaarden in de komende jaren mogelijk op dit punt moeten worden aangevuld.

  • In artikel 24, vijfde lid, van de regeling wordt geregeld welke informatie op een garantie van oorsprong voor hernieuwbare waterstof moet worden opgenomen, aanvullend op de informatie die standaard op een garantie van oorsprong moet worden opgenomen. Omdat er bij de productie van waterstof door middel van elektrolyse sprake is van conversie van elektriciteit naar waterstof, is het nodig om ook sommige informatie over de gebruikte elektriciteit op de garantie van oorsprong voor waterstof te vermelden. Het gaat daarmee om de gebruikte energiebron, of er voor deze elektriciteit overheidssteun is verstrekt en, in het geval van het gebruik van biomassa, de hiervoor afgegeven certificaten.

  • In artikel 29, vierde lid, van de regeling worden de tarieven voor de uitgifte van de garanties van oorsprong voor hernieuwbare waterstof geregeld. Deze tarieven voor 2022 zijn identiek voor de tarieven voor de uitgifte van garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare bronnen.

2.2 Garanties van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen

Implementatie van artikel 19 de richtlijn vraagt tevens om de introductie van een systeem voor garanties van oorsprong voor de productie van koude uit hernieuwbare bronnen kunnen worden afgegeven. Omdat de functie van energie afhankelijk is van de toepassing (water kan bijvoorbeeld worden ingezet als verwarming of als verkoeling), is het praktisch niet uitvoerbaar om onderscheid te maken tussen garanties van oorsprong voor koude uit hernieuwbare bronnen en voor garanties van oorsprong voor warmte uit hernieuwbare bronnen. Daarom is – op grond van de met de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong gewijzigde Warmtewet – voorzien om te gaan werken met garanties van oorsprong voor thermische energie van hernieuwbare bronnen.1 Dat betekent dat ook de regeling hierop moet worden aangepast. Voor de uitgifte van garanties van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen worden in de regeling de bestaande regels voor garanties van oorsprong voor warmte uit hernieuwbare energiebronnen vervangen door regels voor garanties van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen.

Het begrip ‘nuttig aangewende warmte’ blijft ongewijzigd en is niet aangepaste naar ‘nuttige aangewende thermische energie’. De vraag of thermische energie nuttig wordt aangewend is onder andere relevant voor de subsidiëring van productie-installaties van deze thermische energie op basis van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie. Tot nu toe is het niet mogelijk om subsidie aan te vragen voor productie die hernieuwbare koude produceren. Dit is op dit moment ook niet voorzien omdat er vooralsnog geen nuttige toepassingen van koude zijn.

2.3 Wederzijdse erkenning van certificaten van oorsprong

Nieuw is dat artikel 19, elfde lid, van de richtlijn bepaalt dat lidstaten door derde landen afgegeven garanties van oorsprong niet erkennen, tenzij de Europese Unie met het betreffende land een overeenkomst heeft gesloten over de wederzijdse erkenning van in de Europese Unie afgegeven garanties van oorsprong en er verenigbare systemen zijn voor garanties van oorsprong. In de richtlijn wordt ziet het begrip garanties van oorsprong op zowel hernieuwbare als niet hernieuwbare energie. Deze bepaling is daarom ook van toepassing op certificaten van oorsprong. Dit is op grond van artikel 77, tweede lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 geïmplementeerd in artikel 28a van de regeling. Een vergelijkbaar voorschrift is op wetsniveau opgenomen voor garanties van oorsprong (artikel 28b, tweede lid, van de Warmtewet, artikel 76, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 66m, tweede lid, van de Gaswet en artikel 6, tweede lid, van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong). (Zie ook: paragraaf 2.5 van de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2020/2021, 35 814, nr. 3) en paragraaf III van de nota van wijziging (Kamerstukken II 2021/2022, 35 814, nr. 7)).

3. Overige wijzigingen

3.1 Formulieren voor de vaststelling

Op basis van artikel 2 van de regeling dient elke producent voor het ontvangen van garanties van oorsprong eerst zijn installatie vast te stellen. Dit gebeurt voor elektriciteit en gas door de netbeheerder en voor thermische energie en ander gas door de meetverantwoordelijke. Dit gebeurt in de praktijk via een formulier van de certificerende organisaties, CertiQ en Vertogas. De genoemde gegevens zijn noodzakelijk om de productie-installatie op een juiste wijze te registreren en om met de eigenaar van productie-installatie te kunnen communiceren. Hierdoor wordt een betrouwbare uitgave van garanties van oorsprong en certificaten van oorsprongen geborgd.

De formulieren waarmee dit dient te gebeuren waren opgenomen in bijlage 1A t/m 1D bij de regeling. Het opnemen van deze omvangrijke formulieren in de bijlage blijkt echter in de praktijk zeer belemmerend te werken. Uit praktisch oogpunt is het regelmatig wenselijk kleine aanpassingen aan te brengen, bijvoorbeeld in de keuzemogelijkheden van welke soort energie wordt geproduceerd of welke brandstof wordt gebruikt. Daarmee werkt het opnemen van de formulieren als bijlage bij de regeling onnodig vertragend, zeker nu er tijdens de energietransitie een steeds grotere variatie aan mogelijke projecten wordt ontwikkeld, waar het formulier ook voor zou moeten werken. Daarom zijn met de wijzigingsregeling de betreffende bijlages in de regeling vervallen en is in artikel 2 van de regeling op hoofdlijnen beschreven welke informatie vereist is. Het betreft een wetstechnische aanpassing en bevat – anders dan uitbreiding tot ander gas en thermische energie – geen inhoudelijke wijziging.

3.2 Emissiehandel

Vanaf 2022 zijn exploitanten van een broeikasgasinstallatie in het Europese systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten (EU-ETS) bevoegd om geleverd gas boekhoudkundig met garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen te vergroenen (artikel 39, derde en vierde lid, van verordening 2018/20662). Over de boekhoudkundig vergroende hoeveelheid verbruikt gas, behoeft de exploitant geen broeikasgasemissierechten in te leveren (mag de exploitant een nul-uitstoot in zijn emissieverslag opvoeren). Hetzelfde geldt voor de exploitanten van een industriële installatie, die niet ook exploitant van een broeikasgasinstallatie zijn. Daartoe dienen ze in het elektronische systeem van Vertogas de garanties van oorsprong die aan de eisen voldoen, af te boeken voor het voldoen aan de verplichtingen in het EU ETS en de CO₂-heffing. Producenten kunnen de garanties van oorsprong gebruiken voor het Emissieverslag in het jaar waarin zij de betreffende garantie van oorsprong hebben afgeboekt. De Nederlandse Emissieautoriteit controleert of de hoeveelheden van afgeboekte garanties van oorsprong corresponderen met de biomassafractie vermeld in emissieverslagen. Om misverstanden in de uitvoering te voorkomen wordt geregeld dat de betreffende garanties van oorsprong worden afgeboekt onder het doel ‘emissiehandel’.

4. Regeldruk

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong is reeds uitgebreid stilgestaan bij de administratieve lasten van een systeem voor garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen3. Deze regeling is slechts een beperkte nadere invulling hiervan en leidt op zichzelf niet tot aanvullende of beperkte administratie lasten. De berekende totale gemiddelde administratieve lasten komen uit op in totaal: € 206.242. Per installatie zijn de gemiddelde administratieve lasten per jaar: € 4.125.

Bij het wetsvoorstel heeft het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) geadviseerd om invulling te geven aan de beleidsruimte die de richtlijn geeft in artikel 19, zevende lid, om in geval van installaties kleiner dan 50 kW vereenvoudigde informatie op de garanties van oorsprong te vermelden. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is opgenomen dat dit als technisch aspect op wetsniveau geen invulling behoeft, maar mogelijk wel in de onderhavige regeling.

In de richtlijn wordt in artikel 19, zesde lid, verwezen naar de norm CEN-EN 16325. De richtlijn stelt dat de vereisten die lidstaten en aangewezen bevoegde organen opleggen in overeenstemming zijn met deze norm. Aan deze norm wordt nog steeds gewerkt en deze is naar verwachting in 2023 beschikbaar. Hierbij wordt ook gekeken naar welke vereenvoudigde informatie op een garantie van oorsprong kan worden vermeldt. Overeenstemming hierover op Europese niveau is wenselijk omdat het gangbaar is dat een garantie van oorsprong alle informatie moet bevatten om internationaal te kunnen worden verhandeld. De mogelijkheid om vereenvoudigde informatie op een garantie van oorsprong te vermelden wordt om die reden nu niet gebruikt, maar mogelijk wel als de norm CEN-EN 16325 na vaststelling daarvoor handvatten biedt.

ATR heeft het voorstel niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de regeldrukkosten niet omvangrijk zijn. Het college heeft verzocht om, zodra de nieuwe norm is vastgesteld, geïnformeerd te worden over de beslissing of gebruik wordt gemaakt van het minder belastende alternatief waarbij vereenvoudigde informatie wordt vermeld.

5. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de bestaande uitgifte van garanties van oorsprong voor andere vormen voor hernieuwbare energie. Het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong is reeds voorgelegd aan de Autoriteit, Consument en Markt (hierna: de ACM) voor een toets op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid (hierna: UHT). De certificerende partijen, CertiQ en Vertogas, en de Nederlandse Emissieautoriteit zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van deze regeling. Vertogas heeft aanvullend reeds met succes een pilot uitgevoerd voor de uitgifte van garanties van oorsprong voor hernieuwbare waterstof.

De ACM acht de conceptregeling uitvoerbaar en handhaafbaar. De ACM geeft wel aan dat zij het toezicht op de vaststellingstaken van netbeheerders en meetbedrijven ten aanzien van productie-installaties effectiever kan uitvoeren als er een redelijke termijn voor de vaststelling wordt opgenomen. Een redelijke termijn zou voldoende rekening moeten houden met de belangen van producenten enerzijds en de belangen van netbeheerders en meetbedrijven anderzijds. Daarnaast zou er volgens de ACM ruimte moeten zijn om bij onvoorziene, niet aan de netbeheerder of het meetbedrijf verwijtbare omstandigheden uit te gaan van een langere, voor dat geval redelijke termijn. Dit advies is overgenomen met de wijziging van artikel 2 van de regeling.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2022. Doordat het systeem van garanties van oorsprong op maandbasis werkt, is het wenselijk dat de regelgeving in werking treedt op de eerste dag van de maand. Het moment van inwerkingtreding is afgestemd met CertiQ en Vertogas, omdat zij voor de uitvoering van het uitgeven van de nieuwe soorten garanties van oorsprong hiervoor tijdig wijzigingen in hun ICT-systemen moeten doorvoeren.

Met de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309), inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Volgens dit kabinetsbeleid kan een uitzondering worden gemaakt indien het implementatie van een Europese richtlijn (en reparatieregelgeving) betreft.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (§ 1)

Het opschrift van § 1 wordt aangepast omdat het niet langer beperkt is tot begripsbepalingen.

Onderdeel B (artikel 1)

De begripsomschrijvingen van een aantal begripsbepalingen (afvalverbrandingsinstallatie, eindafnemer, energie uit hernieuwbare energiebronnen, garantie van oorsprong, garantie van oorsprong voor niet-netlevering, meetprotocol, meetverantwoordelijke, net, producent en productie-eenheid) worden verbreed zodat deze, waar nodig, ook zien op ander gas uit hernieuwbare bronnen en op thermische energie uit hernieuwbare bronnen.

In de begripsbepaling voor garantie van oorsprong voor niet-netlevering wordt verduidelijkt dat het leveren aan een bemeterd leverpunt inmiddels niet meer beperkt is tot gas. Gelet op de definitie van bemeterd leverpunt in artikel 1 van het Besluit energie vervoer betreft het zowel gas, ander gas als elektriciteit.

Onderdeel C (artikel 1a)

Artikel 1a zorgt er voor dat artikel 7 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong wordt toegevoegd als grondslag voor de regeling. Dit artikel bevat een delegatiegrondslag voor het vaststellen van tarieven en nadere regels voor garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen. Daarnaast wordt artikel 1, derde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie opgenomen als grondslag voor de regeling. Het betreft de grondslag om te bepalen wat onder nuttig aangewende warmte wordt verstaan.

Onderdeel D (artikel 2)

Artikel 2, eerste lid, van de regeling regelt de informatie die de producent voor het verzoek tot vaststelling moet aanleveren bij de netbeheerder of de meetverantwoordelijke. Het betreft gegevens en een verklaring. Voorheen was het formulier dat de producent moest invullen opgenomen in de bijlages van de regeling. Er is nu voor gekozen om de bijlages te laten vervallen en in artikel 2, eerste lid, te beschrijven welke informatie gevraagd wordt. Zie verder paragraaf 3.1 van het algemeen deel van de toelichting.

Voor de netbeheerders (voor hernieuwbaar gas en elektriciteit) en meetbedrijven (nu warmte, straks thermische energie) gold tot nu toe dat zij binnen vier weken na een verzoek het resultaat van de vaststelling moeten meedelen aan de producent. Dit wordt nu ook geregeld voor hernieuwbaar ander gas. Daarnaast is naar aanleiding van de UHT van de ACM de vier weken termijn vervangen door een redelijke termijn zodat er in de praktijk meer flexibiliteit bestaat. Zie ook paragraaf 5 van de toelichting.

Onderdeel E (artikel 4)

Om ervoor te zorgen dat de netbeheerder of meetverantwoordelijke de meetgegevens per productie-installatie nauwkeurig kan bepalen, is het noodzakelijk dat de meetinrichting van de productie-installatie aan dezelfde nauwkeurigheidseisen voldoet, als de meetinrichting van de aansluiting. Dit geldt ook voor productie-installaties voor ander gas uit hernieuwbare bronnen en thermische energie uit hernieuwbare bronnen.

Onderdeel F (artikel 5)

Dit artikel wordt verbreed zodat het, waar nodig, ook ziet op ander gas uit hernieuwbare bronnen en op thermische energie uit hernieuwbare bronnen.

Onderdeel G (artikel 7)

Artikel 7 van de regeling ziet op het meetprotocol. In het nieuwe zesde lid wordt geregeld dat ook voor het verkrijgen van garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen een meetprotocol vastgesteld moet worden. De meetvoorwaarden zijn uitgewerkt in de nieuwe bijlage 2F (artikel I, onderdeel AA).

Onderdelen H tot en met L (artikelen 8, 10, 11, 17, 19)

Deze artikelen worden verbreed zodat deze, waar nodig, ook ziet op ander gas uit hernieuwbare bronnen en op thermische energie uit hernieuwbare bronnen.

Onderdeel M (artikel 23)

Zie paragraaf 3.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel N (artikel 24)

De Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong, inclusief de wijziging van de Warmtewet, bepalen ter implementatie van artikel 19, zevende lid, van richtlijn (EU) 2018/2001 welke gegevens op de garantie van oorsprong moeten worden vermeld. De nadere regels worden gesteld in artikel 24, eerste lid, van de regeling. Anders dan ten opzichte van de vorige richtlijn (artikel 15, zesde lid, onderdeel d, van richtlijn (EU) 2009/28) hoeft niet langer te worden vermeld ‘in welke mate’ de productie-installatie overheidssteun heeft ontvangen of genoten en het type overheidssteun.

Voor garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen is gelet op conversie aanvullende informatie nodig. Gelet op artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong is voor conversie relevant om te weten wat de input (de gemeten hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die is gebruikt voor de opwekking van de hoeveelheid) was en het bewijs van afboeking of het verzoek tot afboeking van een garanties van oorsprong voor deze input. Dit leidt ertoe dat op een garantie van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen de voor conversie gebruikte energiebron wordt vermeld. Daarnaast wordt vermeld of deze gebruikte bron overheidssteun heeft ontvangen en, in het geval van het gebruik van biomassa, de hiervoor afgegeven certificaten. Voor garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen geldt, net als garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen, dat er op verzoek van de producent informatie over het gehanteerde duurzaamheidssysteem, het land van herkomst van de grondstof en de broeikasgasemissie zoals gemeten door het duurzaamheidssysteem op de garantie van oorsprong kan worden vermeld.

Onderdeel O (artikel 25)

De in artikel 25, eerste lid (oud), van de regeling opgenomen verplichting dat een leverancier uiterlijk binnen één maand na de levering van warmte uit hernieuwbare energiebronnen aan een in Nederland gevestigde eindafnemer een corresponderende hoeveelheid garanties van oorsprong of certificaten van oorsprong afboekt kan vervallen omdat dit wordt geregeld in artikel 28a van de Warmtewet voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen.

Zoals aangekondigd in toelichting van de nota van wijziging van het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong (Kamerstukken II 2021/22, 35 814, nr. 7) kan artikel 25, tweede lid (oud), van de regeling vervallen. Deze verplichting kwam uit de tijd dat voor de meeste vormen van duurzame elektriciteit het verlaagde tarief in de energiebelasting uit de Wet belastingen op milieugrondslag toegepast kon worden indien er sprake was van een leveringscontract en de leverancier voor de geleverde duurzame elektriciteit garanties van oorsprong kon overleggen (zie Kamerstukken II 2002/03, 28 782, nr. 3, paragraaf 4.1 van het algemeen deel van de toelichting). De verplichting was noodzakelijk voor de uitvoering van het belastingvoordeel door de Belastingdienst, maar heeft nu geen toegevoegde waarde meer en de richtlijn vereist de verplichting niet. Met het vervallen van artikel 25, tweede lid, van de regeling vervalt de verplichting voor de levering van gas uit hernieuwbare energiebronnen en warmte uit hernieuwbare energiebronnen. De verplichting voor de levering van elektriciteit is eveneens uit artikel 77a, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 geschrapt. Verwijzingen naar dit artikel en artikel 25 van de regeling zijn geactualiseerd in artikelen 25a en 26 van de regeling (onderdelen Q en R).

Onderdeel P (artikel 25a)

Dit artikel wordt verbreed zodat het, waar nodig, ook ziet op ander gas uit hernieuwbare bronnen en op thermische energie uit hernieuwbare bronnen.

Onderdeel Q (artikel 26)

In dit artikel is aangegeven wanneer garanties van oorsprong hun geldigheid verliezen. Dit artikel wordt verbreed zodat het, waar nodig, ook ziet op ander gas uit hernieuwbare bronnen en op thermische energie uit hernieuwbare bronnen.

Onderdeel R (artikel 28a)

Dit onderdeel implementeert de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van certificaten van oorsprong uit derde landen uit artikel 19, elfde lid, van de richtlijn in artikel 28a, tweede lid (nieuw) van de regeling. Zie ook paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel S (artikel 29)

De tarieven dienen ter dekking van de kosten die gepaard gaan met betrekking tot de garanties van oorsprong. Voor de tarieven van garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen wordt aangesloten bij de tarieven voor garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen. Voor beiden is nieuw dat ook tarieven voor import en export van deze garanties van oorsprong worden gesteld. Zoals toegelicht in paragraaf 1 van het algemeen deel van de toelichting bestonden voor de richtlijn nog geen Europese regels voor garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen. Zolang geharmoniseerde regels ontbraken was import en export nog niet mogelijk en waren bijbehorende tarieven nog niet nodig.

Onderdeel T (bijlages 1A tot en met 1d)

Voor een toelichting op deze wijziging wordt verwezen naar paragraaf 3.1 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdelen U tot en met X (bijlages 2A, 2B, 2C, 2e)

In deze bijlages worden verbreed zodat deze, waar nodig, ook zien op thermische energie uit hernieuwbare bronnen. Daarnaast wordt in bijlage 2B punt 2.4 een omissie hersteld.

Onderdeel Y (bijlage 2F)

De nieuwe bijlage 2F bevat de meetwaarvoorwaarden voor het meten van ander gas uit hernieuwbare bronnen. Deze richt zich vooralsnog op hernieuwbare waterstof. Voor een toelichting op deze wijziging wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel II

In artikel 1 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie wordt in de begripsbepaling van meetbedrijf een verwijzing opgenomen naar een meetbedrijf voor ander gas als bedoeld in artikel 1 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong en wordt de verwijzing naar meetbedrijf in de Warmtewet geactualiseerd.

Artikel III

Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar paragraaf 6 van het algemeen deel van de toelichting.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Zie paragraaf 2.1.3 van de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2020/2021, 35 814, nr. 3) en paragraaf II van de nota van wijziging (Kamerstukken II 2021/2022, 35 814, nr. 7).

X Noot
2

Zie artikel 1, zevende lid, van uitvoeringsverordening (EU) 2020/2085 van de Commissie van 14 december 2020 tot wijziging en rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2020, L 423).

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 35 814, nr. 3, p. 19.

Naar boven