Besluit van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds Werk en (re)Integratie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gezien de aanvraag van de Stichting Pensioenfonds Werk en (re)Integratie namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Cedris, FNV en CNV Connectief, daartoe strekkende dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Pensioenfonds Werk en (re)Integratie, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak Werk en (re)Integratie;

Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;

BESLUIT:

I.

Wijzigt het besluit van 11 november 2002, nr. 01-60504, Stcrt. 15 november 2002, nr. 221 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 juli 2015, Stcrt. 16 juli 2015, nr. 20857) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Pensioenfonds Werk en (re)Integratie.

De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:

‘De deelneming in de Stichting Pensioenfonds Werk en (re)Integratie is verplicht gesteld voor:

  • A. werknemers die op grond van:

in dienst zijn van:

  • 1. Een gemeente als bedoeld in artikel 123 Grondwet, gelegen in het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden;

  • 2. Een samenwerkingsverband tussen gemeenten, als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wet van 20 december 1984, Staatsblad 1984, 667), waaraan de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening volledig is overgedragen.

De verplichting tot deelname geldt tot de dag waarop zij de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van artikel 7a lid 1 van de Algemene Ouderdomswet bereiken.

  • B. werknemers die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen met loonkostensubsidie, of in geval van Wajong met loondispensatie, en die:

    • a. arbeidsbeperkt zijn als bedoeld in artikel 38b van de Wet Financiering sociale verzekeringen (Wet van 16 december 2004, Staatsblad 2005, 36), of met een arbeidsbeperkte worden gelijkgesteld als bedoeld in artikel 38f, vijfde lid van die wet; of

    • b. werkzaam zijn in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b lid 1 van de Participatiewet (Wet van 9 oktober 2003, Staatsblad 2003, 375 (beschut werk);

en in dienst zijn van:

  • 1. Een (onderdeel van een) gemeente als bedoeld in artikel 123 Grondwet gelegen in het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden;

  • 2. Een samenwerkingsverband tussen gemeenten op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wet van 20 december 1984, Staatsblad 1984, 667); of

  • 3. een privaatrechtelijke rechtspersoon waar in geval van rechtspersonen met aandeelhouders ten minste de helft (vijftig procent (50%) of meer) van de aandelen in die rechtspersoon toebehoort aan één of meerdere gemeenten, of in geval van rechtspersonen zonder aandeelhouders de bestuurlijke zeggenschap binnen de rechtspersoon in overwegende mate bij gemeentelijke bestuursters ligt dan wel bij de door de gemeenten aangewezen of voorgedragen bestuurders van de rechtspersoon.

en optreden in de hoedanigheid van een publieke organisatie belast met de uitvoerende taak van de Participatiewet en het werkgeverschap die (mede) als hoofddoelstelling hebben:

  • het bieden of organiseren van arbeidsplaatsen en/of leerwerkplaatsen voor de (re)integratie van personen met een vergrote afstand tot de arbeidsmarkt, met het oog op het verwerven van een (duurzaam) economisch zelfstandige positie; en/of

  • het in het kader van de bevordering van de participatie op de arbeidsmarkt, werknemers ter beschikking kunnen stellen.

De verplichting tot deelname geldt tot de dag waarop zij de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van artikel 7a lid 1 van de Algemene Ouderdomswet bereiken.’

II.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023 en heeft geen terugwerkende kracht.

's-Gravenhage, 15 december 2022

Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven