Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor Werk en (Re)integratie

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gezien de aanvraag van Bestuursbureau PWRI namens Vereniging van Nederlandse Gemeenten, CNV Overheid en FNV Overheid, daartoe strekkende, dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Pensioenfonds Werk en (Re)integratie voor werknemers in de WSW en WIW, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak Werk en (Re)integratie voor werknemers in de WSW en WIW;

Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;

BESLUIT:

I.

Wijzigt het besluit van 11 november 2002, nr. 01-60504, Stcrt. 15 november 2002, nr. 221 waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Pensioenfonds Werk en (Re)integratie voor werknemers in de WSW en WIW.

De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:

  • "I. De deelneming in de Stichting Pensioenfonds Werk en (re)Integratie is verplicht gesteld voor de werknemers die op grond van:

    in dienst zijn van een gemeente en werkzaamheden verrichten voor een werkgever. De verplichting tot deelname geldt tot de dag waarop zij de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281) bereiken.

    Hierbij wordt onder werkgever verstaan: de gemeente, of indien het een werknemer als hiervoor bedoeld onder a. betreft tevens het bestuur van een openbaar lichaam, indien bij gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wet van 20 december 1984, Staatsblad 1984, 667, zoals luidend op 1 januari 1998).

    • 1. Bij de regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld. Het openbaar lichaam is rechtspersoon.

    • 2. In daarvoor bijzonder in aanmerking komende gevallen kan bij de regeling, in plaats van een openbaar lichaam, een gemeenschappelijk orgaan worden ingesteld.

    • 3. In de regeling kan worden bepaald dat daarin omschreven bevoegdheden van bestuursorganen of van ambtenaren van aan de regeling deelnemende gemeenten worden uitgeoefend door bestuursorganen, onderscheidenlijk door ambtenaren van een der deelnemende gemeenten".

II.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

's-Gravenhage, 14 juli 2015

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven