Besluit van de Minister voor Natuur en Stikstof van 9 september 2022, nr. WJZ/22306358, tot instelling van de Ecologische Autoriteit (Instellingsbesluit Ecologische Autoriteit)

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. autoriteit:

Ecologische Autoriteit als bedoeld in artikel 2;

b. minister:

Minister voor Natuur en Stikstof;

c. stichting:

Stichting Bureau Commissie voor de milieueffectrapportage.

Artikel 2. Instelling

Er is een Ecologische Autoriteit.

Artikel 3. Taak

De autoriteit is onafhankelijk en heeft tot taak om vanuit haar deskundigheid:

  • a. te toetsen of, met het oog op de huidige en beoogde kwaliteit van de beschermde natuur, de essentiële ecologische informatie betrokken is bij de onderbouwing van besluiten door bevoegde gezagen over natuurdoelanalyses, gebiedsplannen en gebiedsprogramma’s; en

  • b. te adviseren over relevante wetenschappelijke inzichten voor besluitvorming ten aanzien van brede ecologische vraagstukken, met inbegrip van vraagstukken over klimaat en abiotische randvoorwaarden voor natuur zoals bodem, water en atmosferische depositie.

Artikel 4. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De autoriteit bestaat uit een voorzitter en ten hoogste veertien plaatsvervangende voorzitters.

  • 2. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitters hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitters worden door de minister benoemd.

  • 4. Behoudens de benoemingen in artikel 5, geschiedt de benoeming voor de duur van 4 jaar. Herbenoeming kan telkens voor een periode van maximaal 4 jaar plaatsvinden.

  • 5. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitters kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 5. Benoemingen bij instelling

Ter gelegenheid van de instelling van de autoriteit worden tot voorzitter en plaatsvervangend voorzitters van de autoriteit benoemd:

  • a. de heer J.T. Mommaas te Maastricht, tevens voorzitter, voor de periode vanaf 1 november 2022 tot 1 november 2026;

  • b. mevrouw M.W.J.A. van Gool te Leidschendam, tevens plaatsvervangend voorzitter, voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot 1 april 2023;

  • c. mevrouw M.A.J. van der Tas te Heerde, tevens plaatsvervangend voorzitter, voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot 14 juni 2028;

  • d. de heer H.A.A.M. Webers te Deventer, tevens plaatsvervangend voorzitter, voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot 1 december 2025;

  • e. mevrouw J.G.M. van Rhijn te Noordwijk (Zuid-Holland), tevens plaatsvervangend voorzitter, voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot 3 september 2025;

  • f. mevrouw A.M. Burger te Veghel, tevens plaatsvervangend voorzitter, voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot 1 mei 2024;

  • g. de heer C.T. Slingerland te Oosterhuizen, tevens plaatsvervangend voorzitter, voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot 9 januari 2030.

Artikel 6. Instellingsduur

De autoriteit wordt ingesteld voor acht jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 7. Secretariaat

  • 1. Het secretariaat van de autoriteit wordt ondergebracht bij de stichting.

  • 2. Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de autoriteit.

Artikel 8. Werkwijze

  • 1. Als de autoriteit in de gelegenheid wordt gesteld te toetsen of te adviseren, stelt de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter daarvoor een werkgroep van deskundigen samen.

  • 2. Het secretariaat van de autoriteit deelt aan het bevoegd gezag dat verzocht heeft te toetsen of te adviseren mee uit welke deskundigen de werkgroep bestaat.

  • 3. Een werkgroep staat onder voorzitterschap van de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter.

  • 4. De voorzitter of plaatsvervangend voorzitter wijst de deskundigen aan waaruit een werkgroep zal bestaan.

  • 5. Voor het overige stelt de autoriteit haar eigen werkwijze vast.

  • 6. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de autoriteit geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de autoriteit bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 7. De autoriteit verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9. Vergoeding

De voorzitter en plaatsvervangende voorzitters van de autoriteit, voor zover niet vallend onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, ontvangen een vergoeding, gebaseerd op salarisschaal 18 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk en een arbeidsduurfactor die elk kalenderjaar wordt vastgesteld.

Artikel 10. Kosten van de autoriteit

  • 1. De kosten van de autoriteit komen, voor zover gebaseerd op een door de minister goedgekeurde begroting, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid, het laten verrichten van onderzoek en het delen van kennis;

    • c. de kosten voor de adviezen; en

    • d. de kosten voor huisvesting.

  • 2. De autoriteit biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de minister aan en daarna jaarlijks voor een door de minister vast te stellen datum.

  • 3. De autoriteit legt jaarlijks voor een door de minister vast te stellen datum financiële verantwoording af aan de minister over de gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten. De minister kan om een accountantsproduct vragen met betrekking tot de verantwoording.

Artikel 11. Evaluatie

  • 1. De Minister evalueert tussentijds, na toetsing van de gebiedsprogramma’s doch uiterlijk vier jaar na de instelling van de autoriteit, de doeltreffendheid van het functioneren van de autoriteit en de wijze van instelling van de autoriteit.

  • 2. Ten hoogste een jaar voorafgaand aan het verstrijken van de instellingsduur, bedoeld in artikel 6, voert de minister een evaluatie uit waarin wordt afgewogen of en op welke wijze voortzetting van de autoriteit wenselijk is.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 19 september 2022.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Ecologische Autoriteit.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 9 september 2022

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

TOELICHTING

Onderhavig besluit heeft tot doel de instelling van de Ecologische Autoriteit. Aanleiding tot het instellen van de Ecologische Autoriteit is dat in het coalitieakkoord is opgenomen dat een Ecologische Autoriteit zorgdraagt voor de wetenschappelijke en juridische borging van ecologische analyses om vast te stellen wat nodig is om gebiedsgericht de opgaven ten aanzien van natuurherstel, klimaat en water te halen1. Voor meer achtergrond wordt verwezen naar het coalitieakkoord.

Het benoemen van een Ecologische Autoriteit in het coalitieakkoord vloeit voort uit het in een policy brief opgenomen advies van het Planbureau voor de Leefomgeving tot het instellen van een Ecologische Autoriteit 2. De behoefte aan een Ecologische Autoriteit is bevestigd in een door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgevoerde verkenning3.

De Ecologische Autoriteit krijgt de taak om, met het oog op de huidige en beoogde kwaliteit van de beschermde natuur, te toetsen of de essentiële ecologische informatie aanwezig is die benodigd is voor het nemen van besluiten door bevoegde gezagen over natuurdoelanalyses, gebiedsplannen en gebiedsprogramma’s en de wetenschappelijke onderbouwing van brede ecologische vraagstukken te beoordelen, met inbegrip van klimaat en abiotische randvoorwaarden zoals bodem, water en atmosferische depositie. De Ecologische Autoriteit zal in ieder geval zorgdragen voor de wetenschappelijke toetsing van natuurdoelanalyses en gebiedsprogramma’s. Gezien de omvang van deze werkzaamheden zullen de mogelijkheden voor overige advisering, binnen de in artikel 3 opgenomen taakomschrijving, in de eerste jaren na instelling beperkt zijn. Daarna is meer ruimte voor overige advisering.

De Ecologische Autoriteit adviseert uitsluitend over beleidsuitvoering en over (voorgenomen) beschikkingen en valt niet onder de Kaderwet adviescolleges.

Met de formele, publiekrechtelijke, instelling van de Ecologische Autoriteit bij ministerieel besluit wordt de onafhankelijkheid van het advies van de Ecologische Autoriteit benadrukt. Daarnaast beoogt het instellingsbesluit transparantie over de taken en de samenstelling van de Ecologische Autoriteit te bieden. De taak van de Ecologische Autoriteit past niet bij de taken van een al bestaand adviescollege en wordt daarom niet ondergebracht bij een bestaand adviescollege.

Onafhankelijke advisering is noodzakelijk, omdat het belangrijk is dat advisering over en toetsing van analyses en gebiedsplannen en gebiedsprogramma’s ter uitvoering van beleid op basis van wetenschappelijke kennis plaatsvindt, zonder politieke of bestuurlijke keuzes die daarin een rol spelen. De advisering door de Ecologische Autoriteit, gelet op de rol die is benoemd in het coalitieakkoord, heeft betrekking op gevoelige thematiek, waarvoor een gezaghebbend advies nodig is. De wetenschappelijke kennis en expertise die hiervoor nodig zijn, mag niet beïnvloed kunnen worden door politiek-bestuurlijke visies en keuzes.

De Ecologische Autoriteit wordt ingesteld voor acht jaar. Tussentijds, na toetsing van de gebiedsprogramma’s doch uiterlijk vier jaar na de instelling van de autoriteit, zal een evaluatie plaatsvinden van het functioneren van de autoriteit. Daarbij zal ook bezien worden of de gekozen vorm (adviescommissie ingesteld bij instellingsbesluit) voldoet aan de behoefte. Uiterlijk een jaar voor het verstrijken van de instellingstermijn zal een evaluatie worden uitgevoerd, om te bezien of en op welke manier voortzetting van de autoriteit wenselijk is.

De Ecologische Autoriteit wordt geleid door een onafhankelijke voorzitter en bestaat verder uit ten hoogste 14 plaatsvervangend voorzitters. De Ecologische Autoriteit stelt, in aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 8, eerste tot en met vierde lid, haar eigen werkwijze vast. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan een protocol van onafhankelijkheid, waarmee wordt geborgd dat personen die rechtstreeks betrokken zijn, zullen zijn of zijn geweest bij hetgeen wordt getoetst of de besluitvorming waarover wordt geadviseerd, geen onderdeel zijn van de desbetreffende werkgroep.

De Ecologische Autoriteit wordt voor de uitvoering van haar taken ondersteund door een secretariaat dat wordt ondergebracht bij de Stichting Bureau Commissie voor de milieueffectrapportage (hierna: de stichting). De stichting is op 12 december 1991 door de toenmalige Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opgericht en heeft tot doel:

  • a. het bieden van ondersteunende diensten aan de Commissie voor de milieueffectrapportage bij de uitvoering van haar taak conform artikel 2.17 en volgende van de Wet milieubeheer;

  • b. het vervullen van andere dan de hiervoor begrepen taken die de stichting door de overheid worden opgedragen.

De werkzaamheden die door de stichting worden verricht voor de Ecologische Autoriteit vallen onder de hiervoor genoemde categorie b.

De vergoedingen van de voorzitter en plaatsvervangend voorzitters zijn conform de Wet en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

’s-Gravenhage, 9 september 2022

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’, Kamerstuk II 35 788, nr. 77.

X Noot
2

Vink en Van Hinsberg (december 2019), Stikstof in perspectief, Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving https://www.pbl.nl/publicaties/stikstof-in-perspectief.

X Noot
3

Verkenning ecologische autoriteit, 2021, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit https://www.aanpakstikstof.nl/documenten/publicaties/2021/06/29/verkenning-ecologische-autoriteit-juni-2021.

Naar boven