Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 2022, nr. 2022-0000145323, ten behoeve van het verstrekken van financiële middelen aan het UWV teneinde het UWV een tijdelijk budget te geven voor het inkopen van scholingstrajecten voor werklozen met een grote kans op langdurige werkloosheid (Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en 47a van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

de minister:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

UWV:

het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 2. Scholingsbudget

  • 1. UWV beschikt voor het inkopen van noodzakelijke scholing, als bedoeld in de Scholingsregeling WW, voor de werknemer die recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet en die een grote kans heeft op langdurige werkloosheid, alsmede voor de daaraan verbonden uitvoeringskosten, voor het jaar 2022 over € 14 miljoen.

  • 2. UWV beheert en administreert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. In verband met het middelenbeheer wordt de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als middelen die deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds, genoemd in artikel 93 van de Wet financiering sociale verzekeringen.

Artikel 3. Opgave lasten en betaling

  • 1. UWV verstrekt aan de minister een opgave van het totaalbedrag van de geraamde lasten met betrekking tot deze regeling, voor zover de opgave het in artikel 2 genoemde bedrag niet te boven gaat. Hierin wordt onderscheid gemaakt naar scholingsbudget en uitvoeringskosten.

  • 2. De minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv, een periodiek voorschot op het totaalbedrag, bedoeld in het eerste lid, van de geraamde lasten voor het scholingsbudget, met als valutadatum de tweeëntwintigste dag van elke maand, en op de uitvoeringskosten met als valutadatum de vijftiende dag van elke maand.

  • 3. De minister kan, na overleg met UWV, bij de storting, bedoeld in het tweede lid, afwijken van het in het eerste lid bedoelde totaalbedrag.

Artikel 4. Afrekening

  • 1. In de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, worden de lasten alsmede de ontvangen voorschotten, met betrekking tot deze regeling opgenomen.

  • 2. Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de minister de lasten alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot deze regeling en het desbetreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.

Artikel 5. Verslaglegging

UWV brengt aan de minister inhoudelijk en financieel verslag uit over de uitvoering van deze regeling overeenkomstig artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 6. Wijziging Regeling vrijlating vergoedingen scholing Werkloosheidswet

Artikel 1 van de Regeling vrijlating vergoedingen scholing Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. in geval van vervoer per auto het bedrag per afgelegde kilometer, genoemd in artikel 31a, tweede lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet op de loonbelasting 1964, of.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 juli 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

1. Inleiding

De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2022 dient als voortzetting van de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2021, welke eind 2021 afliep, en de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV. De regeling heeft een looptijd tot eind 2022 en een budget van € 14 miljoen, met inbegrip van de te maken uitvoeringskosten.

De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV is ontstaan naar aanleiding van het amendement Van Weyenberg c.s.1 (hierna: het amendement), ingediend en aangenomen ten behoeve van de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018. Het amendement maakte budget beschikbaar voor de periode 2018–2020 voor het inkopen van scholing door UWV (hierna: het scholingsbudget WW). Met het scholingsbudget WW worden werkzoekenden met een hoge kans op langdurige werkloosheid ondersteund bij het vinden van werk.

Het kabinet kiest ervoor om ook in 2022 budget voor dit instrument beschikbaar te stellen. Uit evaluatie van de inzet van het scholingsbudget voor WW-gerechtigden met een hoge kans op langdurige werkloosheid komt naar voren dat dit instrument de matching tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bevordert, stimuleert dat uitkeringsgerechtigden sneller betaald werk vinden en dat het daarmee bijdraagt aan het welzijn van deze mensen. In een krappe arbeidsmarkt is het de opgave om ook de mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt te laten terugkeren naar werk in die beroepen waar krapte is. Scholing is daarbij een belangrijke maatregel en via het scholingsbudget WW kan deze ook gericht door UWV worden ingezet. Hiermee draagt het ook in tijden van krapte bij aan het terugbrengen van de mismatch op de arbeidsmarkt.

UWV koopt met het beschikbare budget scholing in voor werkzoekenden met een hoge kans op langdurige werkloosheid. Het is belangrijk dat de scholing gericht wordt ingezet, daarom zal toekenning van het budget altijd gepaard gaan met individuele toetsing van het nut en de relevantie van de scholing. De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2021 is met ingang van 1 januari 2022 komen te vervallen. Om deze reden is voor 2022 een nieuwe regeling vastgesteld.

Het scholingsbudget WW voor 2022 wijkt niet af van de uitgangspunten van de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV op basis van het amendement Van Weyenberg. Ook de voorwaarden voor inzet van het scholingsbudget WW en de uitwerking wijzigen in 2022 niet.

Inzet bij crisisdienstverlening

Het scholingsbudget WW geldt als voorliggende voorziening in de uitvoering van de aanvullende crisisdienstverlening via de regionale mobiliteitsteams door UWV, gemeenten en sociale partners. WW-gerechtigden die voor aanvullende dienstverlening ook worden begeleid via de regionale mobiliteitsteams komen in aanmerking voor het scholingsbudget WW indien aan de voorwaarden van deze regeling wordt voldaan.

2. Regeldruk

UWV kan indien nodig noodzakelijke scholing voor de WW-gerechtigde financieren ten laste van het scholingsbudget WW. Het volgen van die opleiding wordt niet gezien als regeldruk. In de communicatie met de UWV-vertegenwoordiger zal het openstaan van de mogelijkheid om scholing te volgen bij de WW-gerechtigde onder de aandacht worden gebracht. De daaraan gekoppelde verplichtingen, zoals hiervoor aangegeven, zullen onder de aandacht worden gebracht. Er zijn geen gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven.

3. Reactie op uitvoeringstoets

In de uitvoeringstoets van 18 mei 2018 heeft UWV aangegeven dat de oorspronkelijke Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV uitvoerbaar en handhaafbaar is. De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019 en 2021 vervingen de oorspronkelijke regeling. Deze regeling, de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2022, volgt de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2021 op. Er is voor deze regeling geen nieuwe uitvoeringstoets nodig, omdat er voor 2022 geen aanpassingen die gevolgen kunnen hebben in de uitvoering aangebracht zijn.

4. Financiën

Er zal € 14 miljoen worden vrijgemaakt ten behoeve van scholingstrajecten, inclusief de uitvoeringskosten voor die scholingstrajecten. Op basis van de ervaring in vorige jaren zullen de uitvoeringskosten niet meer € 0,9 miljoen bedragen. Voor de bekostiging en verantwoording wordt aangesloten op de voor rijksgefinancierde wetten en regelingen gebruikelijke cyclus. Dit betekent dat gedurende het uitvoeringsjaar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorschotten overmaakt aan UWV en afrekening plaatsvindt op basis van de jaarrekening van UWV.

5. Verantwoording en onderzoek

Over de voortgang en resultaten van de scholingstrajecten zal UWV richting het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid rapporteren op de reguliere verantwoordingsmomenten. Daarnaast zal UWV de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in staat stellen om correct de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren.

Artikelsgewijs

Deze regeling vindt haar grondslag in de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en 47a van de Werkloosheidswet. Op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies kunnen, bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tijdelijke, spoedeisende aanspraken op financiële middelen, niet zijnde subsidies, worden verstrekt. De tijdelijkheid van deze regeling komt tot uiting in artikel 7, tweede lid, waarin wordt bepaald dat deze regeling met ingang van 1 januari 2023 vervalt. Op dat tijdstip is deze regeling inhoudelijk uitgewerkt, dus is er geen bezwaar tegen het vervallen van de regeling. Tevens is het verstrekken van het budget geen subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien er uitsluitend sprake is van een verstrekking van financiële middelen aan een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon. Op grond van artikel 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt UWV met de uitvoering van deze regeling belast. Op grond van artikel 47a van de Werkloosheidswet wordt in deze regeling een wetstechnische verbetering doorgevoerd in de Regeling vrijlating vergoedingen scholing Werkloosheidswet.

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen die in de regeling verkort worden aangehaald.

Artikel 2 (scholingsbudget)

In dit artikel is bepaald hoeveel middelen UWV tot haar beschikking krijgt in het kader van deze regeling. UWV beschikt voor 2022 over een budget van € 14 miljoen. In dit budget zit ook een component uitvoeringskosten. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, heeft een vergelijkbare functie als een subsidieplafond. UWV zal niet meer scholingstrajecten inkopen dan beschikbaar is met het budget. Ook wordt opgemerkt dat de verstrekking plaatsvindt conform het in het algemeen deel van de toelichting gestelde, namelijk met inachtneming van de Scholingsregeling WW. Hierbij worden ook de Beleidsregels scholing 2021 in acht genomen. De middelen die aan UWV worden verstrekt, worden voor het middelenbeheer gerekend tot middelen van het Algemeen Werkloosheidsfonds (hierna: AWf).

Artikelen 3 en 4 (opgave lasten en betaling respectievelijk afrekening)

Als uitvoerder van de regeling draagt UWV zorg voor het beheer en de administratie van de financiële middelen die voor deze regeling worden gerekend tot de middelen van het AWf. Daartoe wordt op grond van artikel 3, eerste lid, bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een opgave van het geraamde totaalbedrag van de lasten ingediend. Het bedrag wordt door middel van periodieke voorschotten gestort ten gunste van het AWf op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv (de rekening-courant van UWV). Afrekening vindt ingevolge artikel 4 plaats via de jaarrekening.

Artikel 5 (verslaglegging)

In artikel 5 is opgenomen dat, naast de verslaggeving die al plaatsvindt op grond van de financiële verslaggeving opgenomen in artikel 4, nadere inhoudelijke en financiële verslaggeving plaatsvindt. Deze bepaling strekt ertoe om informatie te vergaren en deze te kunnen analyseren.

Artikel 6 (wijziging Regeling vrijlating vergoedingen scholing Werkloosheidswet)

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een wetstechnische verbetering door te voeren in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling vrijlating vergoedingen scholing Werkloosheidswet. Daarin wordt het maximale bedrag per kilometer genoemd dat als reiskostenvergoeding voor vervoer per auto niet in mindering wordt gebracht op de werkloosheidsuitkering in verband met het volgen van opleiding of scholing. Ingevolge het oude tweede lid wordt dit bedrag herzien wanneer het overeenkomstige bedrag per kilometer, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet op loonbelasting 1964 wordt herzien. Om te voorkomen dat bij iedere wijziging van dat bedrag de Regeling vrijlating vergoedingen scholing Werkloosheidswet moet worden gewijzigd, wordt in de nieuwe formulering van onderdeel a rechtstreeks verwezen naar het kilometerbedrag in eerdergenoemd artikelonderdeel van de Wet op loonbelasting 1964. Het tweede lid, dat voorschrijft om het bedrag, opgenomen in artikel 1, onderdeel a, te herzien wanneer het bedrag in Wet op de loonbelasting 1964 wordt herzien, is daardoor niet langer nodig en vervalt, onder vernummering van het derde tot het tweede lid.

Artikel 7 (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie daarvan in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2022. Daarmee wordt afgeweken van de voorgeschreven minimuminvoeringstermijn. Dit is in het belang van de WW-gerechtigden die in aanmerking kunnen komen voor een scholingstraject. Zoals in de inleiding van deze artikelsgewijze toelichting is aangegeven, betreft het hier een tijdelijke regeling. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 8 (citeertitel)

Met dit artikel wordt de citeertitel van deze regeling bepaald. Aangezien deze regeling op 1 januari 2023 vervalt, is de tijdelijkheid van de regeling in de citeertitel weergegeven. Om deze regeling te kunnen onderscheiden van de voorgaande regelingen is aan de citeertitel het jaar van vaststelling toegevoegd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 15.

Naar boven