Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 juli 2022, kenmerk 3382650-1030934-J, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een specifieke uitkering ten behoeve van de bekostiging van een regionaal projectleider voor de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (Regeling specifieke uitkering regionaal projectleider aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2022)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

centrumgemeente:

de gemeente die mede namens andere gemeenten in zijn regio een specifieke uitkering ontvangt, genoemd in bijlage I;

huiselijk geweld:

huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

kindermishandeling:

kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

programma Geweld hoort nergens thuis:

programma voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in Kamerstukken II 2017/18, 28 345, nr. 185;

regio:

een regio waarin gemeenten samenwerken op grond van de indeling opgenomen in bijlage I;

regionaal projectleider:

de persoon die door een centrumgemeente is aangesteld als regionaal projectleider van het programma Geweld hoort nergens thuis.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

  • 1. Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

  • 2. Op deze regeling zijn de artikelen 4:35, 4:37, 4:38, 4:46, 4:48 tot en met 4:50 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

De minister kan eenmalig een specifieke uitkering verstrekken aan een centrumgemeente ten behoeve van de bekostiging van een regionaal projectleider voor het jaar 2022.

Artikel 4. Hoogte van de uitkering

Een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 3 bedraagt per centrumgemeente maximaal € 75.000.

Artikel 5. Verlening en bevoorschotting

  • 1. De minister geeft uiterlijk 12 weken na inwerkingtreding van deze regeling een beschikking tot verlening van een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 3.

  • 2. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval het bedrag van de specifieke uitkering, de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 3. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 6. Verplichtingen

De centrumgemeente meldt onverwijld schriftelijk aan de minister indien aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt niet of niet tijdig zullen worden verricht.

Artikel 7. Verantwoording

  • 1. De centrumgemeente legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Daar waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 8. Vaststelling

  • 1. De minister besluit uiterlijk 38 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 7, over de vaststelling van de specifieke uitkering.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de specifieke uitkering, wordt de specifieke uitkering vastgesteld tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Artikel 9. Hardheidsclausule

De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering regionaal projectleider aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

BIJLAGE I: REGIO’S EN CENTRUMGEMEENTEN

In onderstaand overzicht worden de regio’s en de bijbehorende centrumgemeenten weergegeven. *

Regio

Centrumgemeenten

1 Alkmaar – West-Friesland

Alkmaar

2 Amsterdam-Amstelland

Amsterdam

3 Arnhem-Achterhoek

Arnhem

4 Drenthe

Emmen

5 Flevoland

Almere

6 Friesland

Leeuwarden

7 Gelderland-Zuid

Nijmegen

8 Gooi en Vechtstreek

Hilversum

9 Groningen

Groningen

10 Haaglanden

Den Haag

Delft

11 Hart van Brabant

Tilburg

12 Hollands-Midden

Gouda

Leiden

13 IJsselland

Zwolle

14 Kennemerland

Haarlem

15 Kop van Noord-Holland

Den Helder

16 Noord- en Midden-Limburg

Venlo

17 Noordoost-Brabant

’s-Hertogenbosch

18 Noord- en Oost-Gelderland

Apeldoorn

19 Rotterdam-Rijnmond

Rotterdam

Nissewaard1

Vlaardingen

20 Twente

Enschede

21 Utrecht

Utrecht

Amersfoort

22 West-Brabant

Breda

23 West-Veluwe Vallei

Ede

24 Zaanstreek-Waterland

Zaanstad

25 Zeeland

Vlissingen

26 Zuid-Holland Zuid

Dordrecht

Nissewaard

27 Zuid-Limburg Westelijke Mijnstreek, Maastricht Heuvelland

Maastricht

28 Zuid-Limburg Parkstad

Heerlen

29 Zuidoost-Brabant

Helmond

Eindhoven

X Noot
1

Nissewaard werkt als centrumgemeente in twee regio’s samen, vandaar dat zij twee keer genoemd zijn. Zij krijgen eenmalig een bedrag van 75.000 euro net als de andere centrumgemeenten.

TOELICHTING

Aanleiding

De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is gericht op het eerder en beter in beeld brengen van huiselijk geweld en kindermishandeling en het duurzaam oplossen hiervan. In de periode 2018 tot en met 2021 is hiervoor het programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT) in het leven geroepen (Kamerstukken II 2017/18, 28 345, nr. 185). De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling krijgt vorm in de samenwerking tussen gemeenten, uitvoeringsorganisaties en hun professionals in de regio. Op regionaal niveau werken deze partijen samen en kunnen zij hun krachten bundelen. Onderdeel van het programma zijn de regionale projectleiders die de regionale aanpak vormgeven, verder ontwikkelen en met partijen tot uitvoering brengen. De inhoudelijke ambities die voort zijn gekomen uit het programma GHNT moeten op regionaal niveau worden georganiseerd en duurzaam geborgd blijven. Om de doelstellingen voor de aanpak, na afloop van de formele looptijd van het programma GHNT, voort te kunnen zetten op regionaal niveau, heeft het demissionair kabinet voor het jaar 2022 extra middelen ter beschikking gesteld voor het continueren van onderdelen van het programma,1 waaronder de regionaal projectleiders. De regionaal projectleiders worden in 2022 ingezet omdat de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vraagt om een lange adem om de problemen echt op te lossen en de aanpak duurzaam te bestendigen in de regio. Onderdeel van de continuering is dat regionaal projectleiders op landelijk niveau ondersteund worden. Om deze ondersteuning mogelijk te maken worden regionaal projectleiders aangesteld in de regio’s. De specifieke uitkering maakt het mogelijk om deze ondersteuning te bekostigen.

Regio’s

De gemeenten geven de samenwerking vorm binnen 29 regio’s (zie bijlage I). Iedere regio stelt een regionaal projectleider aan. Binnen enkele regio’s wordt er door meerdere centrumgemeenten samengewerkt. Vandaar dat er minder regio’s dan centrumgemeenten zijn. Om een helder beeld te krijgen van het aantal centrumgemeenten dat gebruik wil maken van de specifieke uitkering is vooraf geïnventariseerd of centrumgemeenten geïnteresseerd zijn in de specifieke uitkering. Van alle centrumgemeenten is inmiddels bekend dat zij gebruik willen maken van de specifieke uitkering.

Verleningsbeschikking

Deze specifieke uitkering wordt binnen 12 weken na inwerkingtreding van deze regeling verstrekt aan de centrumgemeenten, genoemd in bijlage I. Zij hoeven hier geen schriftelijke aanvraag voor te doen. Er is gekozen om zonder aanvraag te werken om het proces voor gemeenten minder belastend te maken.

Vaststelling

De specifieke uitkering wordt in beginsel overeenkomstig de verlening vastgesteld, maar kan lager worden vastgesteld indien niet is voldaan aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de specifieke uitkering. Onverschuldigd betaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Werkzaamheden van de regionaal projectleider

De regionaal projectleiders ondersteunen de regio’s bij het borgen, bestendigen en uitbouwen van de regionale aanpak op in ieder geval de prioritaire thema’s van de aanpak: integrale sturing, werken volgens de visie gefaseerd samenwerken aan veiligheid, versterken lokale teams en de multidisciplinaire aanpak voor gezinnen waar structureel en ernstig geweld een rol speelt (de MDA++ aanpak). Verder draagt de regionaal projectleider bij aan de totstandkoming van het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.

Werkzaamheden van de regionaal projectleiders in de regio kunnen zijn:

  • het onderhouden van een bestuurlijk en inhoudelijk netwerk waarin de randvoorwaarden gecreëerd worden voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • samenwerkingsverbanden waar nodig aanvullen of uitbreiden;

  • ondersteunen van dit bestuurlijk netwerk, het inhoudelijk netwerk of van samenwerkingsverbanden;

  • begeleiden van deze netwerken en komen tot afspraken die aansluiten op de praktijk;

  • waar nodig het identificeren van knelpunten en forceren van doorbraken;

  • vertalen van de inhoudelijke ambities uit het programmaplan (en de regiovisie) naar de regio in een projectmatige aanpak (inclusief geïdentificeerde knelpunten, mogelijke oplossingsrichtingen en gewenste verbeteringen binnen de eigen regio) en het aanjagen van de uitvoering van deze projectmatige aanpak;

  • aanreiken van instrumenten die al beschikbaar zijn (of weet partijen op een juiste manier te verwijzen) of wanneer instrumenten niet beschikbaar zijn, dit landelijk terugkoppelen zodat de juiste instrumenten ontwikkeld kunnen worden;

  • bijdragen aan het gezamenlijk leren en ontwikkelen en terugleggen naar het landelijke team (o.a. door deelname aan werksessies en landelijke bijeenkomsten);

  • stimuleren van vernieuwing door partners te stimuleren buiten de eigen kaders te denken en te doen wat nodig is;

  • overzien van de bijdragen van de afzonderlijke organisaties (in de keten) op de doelgroep;

  • duurzaam borgen van de initiatieven die vanuit de projectmatige aanpak worden ontplooid;

De vorm van de aanpak en de invulling daarvan door de regionaal projectleiders kunnen per regio verschillend zijn. Het moet immers passen bij de werkwijze, structuur en opgave van de betreffende regio. Er wordt zoveel mogelijk voortgebouwd op- en gebruik gemaakt van wat er nu loopt in de regio.

Gevolgen voor de regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven. Het heeft uitsluitend gevolgen voor gemeenten. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. De gemeenten kunnen een specifieke uitkering krijgen voor de uitvoering van hun publieke taken en zijn daarvoor geen ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Logischerwijs dienen de gemeenten bij het invullen van deze publieke taken zelf ook rekening te houden met de staatssteunregels.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen


XNoot
*

In enkele regio’s kiezen centrumgemeenten ervoor om gezamenlijk op te trekken. Hierdoor zijn er meer centrumgemeenten dan regio’s.

X Noot
1

Kamerstukken II: 2021-2022 35 925 nr. 1

Naar boven