Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 28 juni 2022, nr. VO/FenV/32663449 tot het verstrekken van aanvullende bekostiging voor het primair en voortgezet onderwijs voor de uitvoering van een arbeidsmarkttoelage binnen het Nationaal Programma Onderwijs voor het schooljaar 2022-2023 (Regeling aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO 2022–2023)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 119, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 117, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 2.2.3, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvullende bekostiging:

aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 119, eerste lid, van de WPO, artikel 117, eerste lid, van de WEC, artikel 5.9, eerste lid, van de WVO 2020 en artikel 2.2.3, eerste lid, van de WEB;

achterstandsscore:
  • a. wat betreft een basisschool: achterstandsscore, als gepubliceerd op 10 juni 2021 door het Centraal Bureau voor de Statistiek, op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op 1 oktober 2020 zijn ingeschreven op een basisschool als bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO zoals dat luidde op 31 maart 2022;

  • b. wat betreft een school voor voortgezet onderwijs: achterstandsscore zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs PO en VO;

arbeidsmarkttoelage:

aan het salaris toegevoegd bedrag;

basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC, artikel 1.1 van de WVO 2020 of artikel 1.1.1 van de WEB;

leerling:

leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022, artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022 of artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;

leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond:

leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022 of artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022;

Minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

Nationaal Programma Onderwijs:

programma dat zich richt op het herstel van de als gevolg van en tijdens de COVID-19-pandemie opgelopen vertraging in de ontwikkeling van het onderwijs aan leerlingen;

pro-vestiging:

vestiging waar op 1 oktober 2020 meer dan 50% van de leerlingen praktijkonderwijs volgt;

schooljaar:

tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend;

school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

school als bedoeld in artikel 1 van de WEC;

school voor voortgezet onderwijs:

school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020;

speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

vestiging:

hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in de WPO, hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in de WEC, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de WVO 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de WVO 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WVO 2020:

Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Doel van de aanvullende bekostiging

  • 1. De Minister verstrekt aan het bevoegd gezag van een basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs met relatief veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden als gevolg van COVID-19 aanvullende bekostiging voor de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs.

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is bedoeld voor het toekennen van een arbeidsmarkttoelage aan al het personeel dat werkzaam is op de vestiging of vestigingen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, en artikel 4, tweede lid.

Artikel 3. Aanvullende bekostiging scholen voor primair onderwijs

  • 1. De Minister verstrekt aanvullende bekostiging voor het schooljaar 2022–2023 aan:

    • a. het bevoegd gezag van een basisschool met een of meer vestigingen met de relatief hoogste achterstandsscores; en

    • b. het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs met een of meer vestigingen met de relatief meeste leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond op 1 oktober 2020.

  • 2. De vestigingen die in aanmerking komen voor de aanvullende bekostiging zijn gelijk aan de vestigingen die in schooljaar 2021–2022 in aanmerking kwamen voor de arbeidsmarkttoelage en zijn opgenomen in bijlage 1 van de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO.

  • 3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit een bedrag per leerling.

  • 4. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt berekend op grond van het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op de vestiging op 1 oktober 2021.

  • 5. Het bedrag per leerling bedraagt:

    • a. € 543,35 voor vestigingen van basisscholen, waarbij vestigingen van basisscholen met minder dan 145 leerlingen in aanvulling daarop een vaste voet ontvangen van € 18.071,70 met aftrek van € 125,07 per leerling;

    • b. € 1.089,44 voor vestigingen van speciale scholen voor basisonderwijs; en

    • c. € 2.284,77 voor vestigingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

  • 6. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt in augustus 2022 vastgesteld en uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. De eerste betaling vindt plaats in augustus 2022.

  • 7. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk in juli 2023 definitief vastgesteld en aangepast op basis van de bijdrage voor loon- en prijsbijstelling.

Artikel 4. Aanvullende bekostiging scholen voor voortgezet onderwijs

  • 1. De Minister verstrekt aanvullende bekostiging voor het schooljaar 2022–2023 aan het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs, met een of meer vestigingen met de relatief hoogste achterstandsscores.

  • 2. De vestigingen die in aanmerking komen voor de aanvullende bekostiging zijn gelijk aan de vestigingen die in schooljaar 2021–2022 in aanmerking kwamen voor de arbeidsmarkttoelage en zijn opgenomen in bijlage 2 van de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO.

  • 3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit een bedrag per leerling.

  • 4. De hoogte van de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend op grond van het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op de vestiging op 1 oktober 2021.

  • 5. Het bedrag per leerling bedraagt € 794,97 voor pro-vestigingen en € 635,64 voor de overige vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs.

  • 6. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt in augustus 2022 vastgesteld en uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. De eerste betaling vindt plaats in augustus 2022.

  • 7. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk in juli 2023 definitief vastgesteld en aangepast op basis van de bijdrage voor loon- en prijsontwikkeling.

Artikel 5. Besteding en verantwoording

  • 1. De verantwoording van de besteding van deze aanvullende bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

  • 2. De aanvullende bekostiging voor het doel, genoemd in artikel 2, kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 6. Monitoring en evaluatie

  • 1. De Minister monitort periodiek de implementatie en effecten van deze regeling op landelijk niveau.

  • 2. Ten behoeve van de monitor, bedoeld in het eerste lid, zorgt het bevoegd gezag desgevraagd voor een samenhangend overzicht van de gepleegde inspanningen en uitkomsten ter verwezenlijking van het doel, genoemd in artikel 2.

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO 2022–2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Op 17 februari 2021 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het Nationaal Programma Onderwijs.1 De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs zijn bestemd voor het gehele onderwijsveld, van basisscholen tot en met universiteiten, en zijn gericht op herstel en ontwikkeling van het onderwijs. Het doel van het programma is om de vertragingen, die als gevolg van de COVID-19 crisis en het sluiten van scholen en instellingen zijn ontstaan, in te lopen.

Onderdeel van het Nationaal Programma Onderwijs is een arbeidsmarkttoelage voor personeel. Het kabinet heeft voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023 in totaal € 375 miljoen beschikbaar gesteld voor het toekennen van deze toelagen. Op 25 oktober 2021 is de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO 2 gepubliceerd. Op grond van deze regeling wordt de bekostiging voor het schooljaar 2021–2022 verstrekt aan schoolbesturen met als doel dat deze schoolbesturen deze bekostiging gebruiken voor het verstrekken van een arbeidsmarkttoelage. Op basis van de onderhavige regeling zal DUS-i de bekostiging verstrekken voor het schooljaar 2022–2023.

Doel van de regeling

De bekostiging voor de inzet van de arbeidsmarkttoelage is gericht op personeel op vestigingen met relatief de meeste leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden. Met deze extra middelen kunnen scholen met het grootste risico op onderwijsachterstanden hun personeel beter behouden en nieuw personeel aantrekken. Daarmee levert de arbeidsmarkttoelage een bijdrage aan het herstel van kansengelijkheid. Al het personeel werkzaam op die vestigingen (leraren, schoolleiders en onderwijsondersteunend personeel) komt in aanmerking voor een toelage. Hiermee wordt in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs bovendien recht gedaan aan de verschillen in de mate waarin het lerarentekort het laten inlopen van opgelopen leervertraging bemoeilijkt.

Vestigingen met veel leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand hebben over het algemeen meer moeite personeel te vinden en te behouden dan andere vestigingen. Een recente rapportage van CentERdata3 naar aanleiding van de landelijke uitvraag van lerarentekorten laat zien dat lerarentekorten groter zijn op scholen met veel achterstandsleerlingen (een hoge achterstandsscore). Goed personeel is juist nu echter hard nodig om alle leerlingen een kans op een volwaardige toekomst te geven. Daarom ontvangen schoolbesturen extra bekostiging om het personeel op de 15% scholen met relatief de meeste leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand extra te belonen. Dat maakt het aantrekkelijker voor personeel om hier te (blijven) werken.

Scholen op Caribisch Nederland komen niet in aanmerking voor de extra bekostiging voor een arbeidsmarkttoelage. In zowel Europees Nederland als Caribisch Nederland is er weliswaar sprake van een lerarentekort, maar in Europees Nederland is er sprake van een relatief probleem: niet overal is het lerarentekort in dezelfde mate aanwezig of is het zelfs afwezig. Dit kan leiden tot mobilisatie van een school met veel risico op onderwijsachterstanden naar een school met een minder risico op onderwijsachterstanden. Vanuit de grote steden zijn er bovendien signalen dat dit effect door de middelen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs wordt versterkt. Voor dit relatieve arbeidsmarktprobleem wordt binnen het Nationaal Programma Onderwijs een relatief arbeidsmarktinstrument ingezet, namelijk deze extra bekostiging voor een arbeidsmarkttoelage. Op Caribisch Nederland is er echter sprake van een generiek arbeidsmarktprobleem: hoe krijgen we leerkrachten en hoe blijven leerkrachten behouden voor de scholen op Caribisch Nederland. De inzet van een relatief arbeidsmarktinstrument als de arbeidsmarkttoelage zal dit probleem niet oplossen.

Selectie van de vestigingen

De selectie van de vestigingen die in aanmerking komen is voorafgaand aan het schooljaar 2021–2022 bepaald en deze is vastgelegd in bijlage 1 en 2 bij de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO. Deze selectie gold voor het schooljaar 2021–2022, en zal ook gelden voor het schooljaar 2022–2023. Op deze wijze was het mogelijk scholen snel duidelijkheid te geven of zij de arbeidsmarkttoelage voor twee jaar konden toekennen aan hun personeel. Ook draagt de selectie voor twee jaar bij aan een goede monitoring. Dit betekent dus ook dat de selectie van de vestigingen gebaseerd is op de relatieve achterstandsscore van schooljaar 2021–2022 en berekend met de achterstandsscores, het aantal cumi-leerlingen en het aantal reguliere leerlingen op 1 oktober 2020. Het bedrag dat scholen voor het schooljaar 2022–2023 ontvangen is wel gebaseerd op de leerlingenaantallen op 1 oktober 2021.

De selectie van de vestigingen is in het basis- en voortgezet onderwijs gebaseerd op de CBS-indicator voor achterstanden. 15% van de vestigingen met de relatief hoogste achterstandsscore per schoolsoort komen in aanmerking. Voor 15% van de vestigingen met de relatief hoogste achterstandsscore wordt extra bekostiging ontvangen. De relatieve achterstandsscore is berekend door de achterstandsscore (met drempel) van de vestiging te delen door het aantal leerlingen op de vestiging, zodat er wordt gecorrigeerd voor de grootte van de vestiging. In het specifieke geval van een dislocatie is – net als in de reguliere bekostiging – de dislocatie samengenomen met de bijbehorende hoofdvestiging voor het bepalen of een vestiging in aanmerking komt voor de aanvullende bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage.

Om tijdig duidelijkheid te kunnen geven over de bedragen die schoolbesturen ontvangen voor hun vestigingen is ervoor gekozen om de voorlopige telling te hanteren in het voortgezet onderwijs.

De selectie van vestigingen van speciale scholen voor basisonderwijs en van scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs is gebaseerd op de cumi-regeling. Voor 15% van de vestigingen met het relatief hoogste aantal cumi-leerlingen per vestiging wordt extra bekostiging ontvangen. Ook hier is dus rekening gehouden met de grootte van de vestiging.

Ook komen de 53 vestigingen op 1 oktober 2020 met een ISK (Internationale Schakelklas), EOZ (Eerste Opvang Anderstaligen) of AZC (asielzoekerscentrum) in aanmerking voor de extra middelen.

Ten opzichte van het schooljaar 2021–2022 is het mogelijk dat er vestigingen zijn die zijn opgeheven of die zijn gefuseerd. Vestigingen die zijn opgeheven komen (vanzelfsprekend) niet meer in aanmerking voor de arbeidsmarkttoelage. In het geval van een fusie van vestigingen worden de rechten bij elkaar opgeteld. Dat wil zeggen dat als één vestiging in aanmerking kwam voor de aanvullende bekostiging en de andere vestiging niet, de samengevoegde vestiging een bedrag krijgt dat gebaseerd is op het leerlingenaantal van alleen de vestiging die voor het schooljaar 2021–2022 in aanmerking kwam voor de aanvullende bekostiging. De actuele lijst met vestigingen en indicatieve bedragen per vestiging is terug te vinden op de website van het NP Onderwijs.

Besteding en verantwoording

Over de precieze inzet en verdeling van de voor arbeidsmarkttoelagen beschikbare middelen, worden op vestigingsniveau, tussen het bevoegd gezag en het personeelsdeel medezeggenschapsraad P(G)MR, afspraken gemaakt. In het po voert het schoolbestuur dit overleg met het personeelsdeel van de gemeenschappelijke medezeggenschap (PGMR). Dit is zo geregeld in de cao PO (artikel 6.15). Het is evenwel waardevol, te meer wanneer het bevoegd gezag en de PGMR afwijken van kaders en richtlijnen, het goede gesprek over de inzet en verdeling van de toelage ook breder te voeren in de omgeving van de vestigingen die behoren tot de 15% (bijvoorbeeld met de PMR van deze vestigingen).

In het vo voert het schoolbestuur overleg met de PMR, op grond van artikel 12, eerste lid, onderdeel g, van de Wet medezeggenschap op scholen. Als binnen het schoolbestuur meerdere vestigingen voor vo in aanmerking komen voor de toelage, kan het zijn dat de gemeenschappelijke medezeggenschap (PGMR) bevoegd is. De PGMR wordt betrokken als er sprake is van een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang voor alle scholen of een meerderheid van de scholen (artikel 16, eerste lid, van de Wet medezeggenschap op scholen). Wanneer dat in het vo het geval is, hangt af van de specifieke situatie binnen het schoolbestuur. De PO-Raad en de VO-raad hebben een richtlijn opgesteld voor de wijze van toekenning van de arbeidsmarkttoelage.4

De arbeidsmarkttoelage is bedoeld om tijdens het Nationaal Programma Onderwijs het werk op scholen met een groter risico op onderwijsachterstanden aantrekkelijker te maken, omdat op die wijze de kansengelijkheid wordt bevorderd. Daarom is het de bedoeling dat de extra bekostiging voor een arbeidsmarkttoelage wordt besteed aan een extra beloning voor personeel op die vestigingen waarvoor het schoolbestuur de extra bekostiging ontvangt. Het is niet de bedoeling dat de middelen gaan naar personeel op vestigingen waarvoor géén extra bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage is toegekend of naar andere doelen. Op de website van het NP Onderwijs5 zijn een aantal situaties opgenomen waarin afgeweken kan worden van deze richtlijn.

Als normatieve Rijksbijdrage zijn de middelen voor de arbeidsmarkttoelage geen onderwerp van een specifieke (accountants)controle. Niet of anders bestede middelen kunnen niet worden teruggevorderd.

Gevolgen voor de regeldruk

Met deze regeling wordt de bestaande bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage een jaar langer doorgezet. Omdat het gaat om het continueren van een bestaand instrument zijn er geen gevolgen voor de regeldruk.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De Dienst Uitvoering Subsidies aan instellingen (DUS-i) ziet geen bezwaren ten aanzien van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gebruikt. De begrippen komen overeen met de begripsbepalingen in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2

Met deze regeling ontvangt een deel van de scholen in het primair en voortgezet onderwijs aanvullende bekostiging voor de toekenning van een arbeidsmarkttoelage in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs. Het doel van het Nationaal Programma Onderwijs en specifiek de arbeidsmarkttoelage is beschreven in de algemene toelichting.

Artikel 3

De schoolbesturen van vestigingen met relatief veel leerlingen met risico op onderwijsachterstand krijgen extra middelen voor een arbeidsmarkttoelage. In het algemene deel van de toelichting is omschreven hoe de selectie tot stand is gekomen. De selectie van vestigingen die in aanmerking komen voor de regeling is gemaakt voorafgaand aan het schooljaar 2021–2022. De selectie van vestigingen is terug te vinden in bijlage 1 bij de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO.

Het bedrag dat het in aanmerking komende bevoegd gezag per schooljaar ontvangt, wordt berekend aan de hand van het aantal leerlingen op 1 oktober 2021 op de in aanmerking komende vestiging(en) die onder dit bevoegd gezag vallen. Het bedrag per leerling voor het basisonderwijs (bao), speciaal basis onderwijs (sbao) en (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) verschilt vanwege het verschil in het gemiddeld aantal leerlingen per leraar en overige personeelsleden. Daarnaast ontvangen scholen in het bao met minder dan 145 leerlingen een vorm van een kleinescholentoeslag. Deze toeslag komt eraan tegemoet dat zij ondanks het relatief lage aantal leerlingen voldoende middelen krijgen voor het betalen van een arbeidsmarkttoelage.

De bekostiging wordt op schooljaarbasis toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke bedragen per leerling vastgesteld. De eerste betaling vindt plaats in augustus 2022 en betaling vindt plaats in maandelijkse gelijke termijnen.

Artikel 4

De schoolbesturen van vestigingen met relatief veel leerlingen met risico op onderwijsachterstand krijgen extra middelen voor een arbeidsmarkttoelage. In het algemene deel van de toelichting is omschreven hoe de selectie tot stand is gekomen. De selectie van vestigingen die in aanmerking komen voor de regeling is gemaakt voorafgaand aan het schooljaar 2021–2022. De selectie van vestigingen is terug te vinden in bijlage 2 bij de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering arbeidsmarkttoelage Nationaal Programma Onderwijs PO en VO.

Het bedrag dat de in aanmerking komende vestiging per schooljaar ontvangt, wordt berekend aan de hand van het aantal leerlingen op 1 oktober 2021 van de vestiging. Dit is gebaseerd op de voorlopige telling zodat scholen tijdig weten welk bedrag zij zullen ontvangen. Het bedrag per leerling voor pro-vestigingen en overige vo-vestigingen verschilt vanwege het verschil in het gemiddeld aantal leerlingen per leraar en overige personeelsleden. Een vestiging is als pro-vestiging beschouwd indien meer dan 50% van de leerlingen pro zijn.

De aanvullende bekostiging wordt op schooljaarbasis toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke bedragen per leerling vastgesteld. De eerste betaling vindt plaats in augustus 2022 en betaling vindt plaats in maandelijkse gelijke termijnen.

Artikel 5

De verstrekking van de bekostiging voor een arbeidsmarkttoelage leidt tot het beter belonen van onderwijspersoneel en beoogt bij te dragen aan behoud van personeel op vestigingen met het grootste risico op onderwijsachterstanden. Het bestuur besluit met de personeelsgeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in het po en met de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad in het vo over de inzet van de middelen (in het po op grond van artikel 6.15 van de cao PO en in het voortgezet onderwijs op grond van artikel 12, eerste lid, onderdeel g, van de Wet medezeggenschap op scholen).

De besteding van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling wordt verantwoord in de jaarrekening, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 6

In het kader van de reguliere gegevenslevering op grond van de Regeling Informatievoorziening WPO/WEC en de Regeling informatievoorziening WVO leveren schoolbesturen en salarisadministratiekantoren al periodiek personeels- en salarisgegevens aan DUO. Scholen kunnen de toelage in de salarisadministratie boeken op veld ‘LTK0460 bruto toelagen arbeidsmarkt’. Dit veld maakt deel uit van de reguliere levering van personeelsgegevens aan DUO. Dit wordt ook aangegeven in de beschikkingen waarmee de middelen aan de betreffende schoolbesturen worden toegekend. Voor de monitoring van deze maatregel wordt gebruik gemaakt van deze uit reguliere processen voortvloeiende data.

In het kader van de monitoring en evaluatie is er een onderzoek gedaan naar de implementatie van de maatregel. Onderzocht daarin is onder meer hoe de besluitvorming over en de toekenning van de inzet van de middelen voor een arbeidsmarkttoelage heeft plaatsgevonden. Daarnaast komt er een jaarlijks onderzoek naar de effecten van de beschikbaarstelling van extra middelen voor de arbeidsmarkttoelage op het gebied van instroom, behoud en doorstroom van leraren, onderwijsondersteunend personeel en schoolleiders. Daarmee wordt onderzocht in hoeverre het beoogde effect optreedt dat medewerkers op achterstandsscholen beter behouden kunnen blijven en of het voor potentiële medewerkers aantrekkelijker wordt om op deze scholen aan de slag te gaan. Ook is beoogd te onderzoeken in hoeverre de extra middelen daadwerkelijk zijn besteed aan een toelage voor het personeel.

De Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 570-VIII, nr. 185.

X Noot
4

De richtlijn van de po-raad en de vo-raad over de middelen voor de arbeidsmarkttoelage is terug te vinden op https://www.poraad.nl/files/documents/richtlijn-arbeidsmarkttoelage-npo-24-augustus-2021 of

Naar boven