Beleidsregel van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 juni 2022, 3373903-1030201-VGP, houdende nadere invulling van de artikelen 18, 19 en 20 van Verordening (EG) 178/2002 (Beleidsregel nadere invulling Verordening (EG) 178/2002)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

  • de artikelen 18, 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG 2002, L 31);

  • Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften die bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld (PbEU 2011, L 242);

  • artikel 2, tiende lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen;

  • artikel 2.4, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling dierlijke producten;

  • de artikelen 20, 29 en 62 van de Regeling diervoeders 2012;

  • artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Verordening (EG) 178/2002:

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG 2002, L 31);

Uitvoeringsverordening (EU) 931/2011:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften die bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld (PbEU 2011, L 242);

NVWA:

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Artikel 2

  • 1. De informatie, bedoeld in artikel 18, tweede en derde lid, van Verordening (EG) 178/2002, omvat ten minste de volgende gegevens:

    • naam en adres van de leverancier en identificatie van de aangeleverde producten;

    • naam en adres van de afnemer en identificatie van de afgeleverde producten;

    • datum en, indien nodig, tijdstip van de levering;

    • volume, indien van toepassing, of hoeveelheid van de geleverde producten.

  • 2. De systemen en procedures, bedoeld in artikel 18, tweede en derde lid, van Verordening (EG) 178/2002, zijn voldoende ingericht indien zij nauwkeurig en binnen vier uren de informatie, bedoeld in het eerste lid, kunnen opleveren aan de NVWA.

Artikel 3

De exploitant van een levensmiddelenbedrijf is in staat de informatie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 931/2011, binnen vier uren aan de NVWA te verstrekken.

Artikel 4

  • 1. Indien de situatie als bedoeld in artikel 19, eerste lid, of artikel 20, eerste lid, van Verordening (EG) 178/2002 zich voordoet, leidt de exploitant van een levensmiddelenbedrijf respectievelijk de exploitant van een diervoederbedrijf binnen vier uren de procedures in om het betrokken levensmiddel respectievelijk het betrokken diervoeder uit de handel te nemen en stelt binnen dezelfde tijd de NVWA in kennis van deze procedures.

  • 2. Indien de situatie als bedoeld in artikel 19, derde lid, of artikel 20, derde lid, van Verordening (EG) 178/2002 zich voordoet, stelt de exploitant van een levensmiddelenbedrijf respectievelijk de exploitant van een diervoederbedrijf de NVWA binnen vier uren hiervan in kennis en stelt binnen dezelfde tijd de NVWA in kennis van de genomen maatregelen als bedoeld in artikel 19, derde lid, of artikel 20, derde lid, van Verordening (EG) 178/2002.

  • 3. Bij het in kennis stellen van de NVWA van de procedures of de genomen maatregelen als bedoeld in het eerste en tweede lid, levert de exploitant van een levensmiddelenbedrijf dan wel de exploitant van een diervoederbedrijf de informatie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 4. In afwijking van het derde lid levert de exploitant van een levensmiddelenbedrijf als bedoeld in artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 931/2011, bij het in kennis stellen van de NVWA van de procedures of de genomen maatregelen als bedoeld in het eerste en tweede lid de informatie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 931/2011.

Artikel 5

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang 1 juli 2022.

Artikel 6

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel nadere invulling Verordening (EG) 178/2002.

Deze beleidsregel zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze beleidsregel geeft een nadere invulling van enkele algemeen geformuleerde termen in de traceerbaarheidsvoorschriften voor levensmiddelen en diervoerders die zijn opgenomen in de Algemene Levensmiddelenverordening (hierna: ALV)1 en in uitvoeringsverordening (EU) 931/20112. Het gaat dan om termen zoals ‘onmiddellijk’, ‘onverwijld’ en ‘snel’. De voorschriften waarin deze termen worden gebruikt, kunnen als open normen worden beschouwd.

Zoals beschreven in de Kamerbrief van 19 november 2020 van de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over de aanscherping van de procedures voor beleidskaders en beleidsregels, is de vaststelling van een beleidsregel die een invulling van wetgeving geeft, waarop de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: de NVWA) toezicht houdt, een verantwoordelijkheid van de betrokken minister of ministers.3

2. Aanleiding

De traceerbaarheid van levensmiddelen en diervoeders4 is van belang voor het snel en doeltreffend kunnen beheersen van voedselveiligheidsrisico’s en het beschermen van de consument.

In het onderzoeksrapport van de commissie Sorgdrager (Fipronil in eieren, Sorgdrager, juni 2018) is vastgesteld dat de aanlevering van de vereiste traceringsinformatie over de eierstromen aan de NVWA een van de hardnekkigste problemen vormde waarmee de NVWA zich tijdens het fipronilincident geconfronteerd zag.5 In het Actieplan Voedselveiligheid, dat is opgesteld naar aanleiding van het advies van de commissie Sorgdrager, zijn acties opgenomen om het systeem voor de borging van de voedselveiligheid te versterken.6

Een van deze acties is om na te gaan of er op Europees niveau aanvullende, verscherpte richtsnoeren voor de verplichting voor het traceren en terughalen van producten moeten komen. Omdat dit op Europees niveau op korte termijn niet haalbaar bleek, is gekozen om verder te onderzoeken welke mogelijkheden er op nationaal niveau zijn tot verbetering van de naleving van de traceerbaarheidsvoorschriften.

De optie tot het wettelijk verplichten van interne traceerbaarheid is ook bekeken. Omdat het bedrijfsleven heeft aangegeven er sterk aan te hechten om de afweging over het gebruik van interne traceringssystemen zelf te maken, is deze optie niet verder uitgewerkt.

De NVWA heeft aangegeven dat er vanuit de toezichtspraktijk behoefte is aan meer duidelijkheid over de invulling van de begrippen ‘onmiddellijk’, ‘onverwijld’ en ‘snel’, zoals opgenomen in de Europese traceerbaarheidsvoorschriften.

De ervaring van de NVWA is dat er regelmatig sprake is van trage en onvolledige aanlevering van traceringsinformatie door de verschillende schakels in de keten.

Bedrijven nemen te vaak te veel tijd om de juiste informatie aan te leveren, omdat de druk van een concrete norm (tijdslimiet) ontbreekt.

Dit leidt ertoe dat de NVWA regelmatig maatregelen moet opleggen om die informatie snel te krijgen, met als doel het beheersen van voedselveiligheidsrisico’s en het beschermen van de consument.

3. Wettelijk kader

Levensmiddelen en diervoeders moeten in alle stadia van de productie, verwerking en distributie traceerbaar zijn. De traceerbaarheidsverplichtingen zijn op Europees niveau vastgelegd in de artikelen 18, 19 en 20 van de ALV en gelden voor alle bedrijven die levensmiddelen of diervoeders produceren, verwerken of distribueren (hierna: de bedrijven).

De NVWA houdt toezicht op de naleving van deze traceerbaarheidsverplichtingen. Om deze taak goed in te kunnen vullen, maakt de NVWA gebruik van de meldplicht voor de bedrijven die onderdeel is van de artikelen 19 en 20 van de ALV. Deze meldplicht houdt – kort gezegd – in dat de NVWA in kennis wordt gesteld indien een product dat niet aan de voedsel- of voederveiligheidseisen voldoet of onveilig is, in de handel is gebracht.

De Europese Commissie heeft voor de interpretatie van onder andere de artikelen 18, 19 en 20 van de ALV een interpretatiedocument (hierna: de richtlijnen7) vastgesteld. Deze richtlijnen geven echter niet op alle punten voldoende duidelijkheid over de concrete eisen waaraan de bedrijven in de praktijk moeten voldoen.

In deze beleidsregel wordt een verduidelijking gegeven over:

  • waar de informatie, bedoeld in artikel 18, tweede en derde lid, van de ALV ten minste uit bestaat;

  • wanneer de traceerbaarheidssystemen en procedures, bedoeld in artikel 18, tweede en derde lid, van de ALV voldoende zijn ingericht om ‘snel’ informatie aan te kunnen leveren;

  • welke gegevens moeten worden aangeleverd indien de situatie als bedoeld in artikel 19, eerste en derde lid, of artikel 20, eerste en derde lid, van de ALV zich voordoet;

  • het begrip ‘snel’ uit de richtlijnen van de Europese Commissie;

  • het begrip ‘onmiddellijk’ uit artikel 19, eerste lid, en artikel 20, eerste lid, van de ALV;

  • het begrip ‘onverwijld’ uit artikel 19, derde lid, en artikel 20, derde lid, van de ALV;

  • het begrip ‘onverwijld’ uit artikel 3, derde lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 931/20118.

De beleidsregel is in lijn met de Europese voorschriften over de traceerbaarheidsinformatie.

In artikel 62 van de Regeling diervoeders 2012 zijn reeds eisen gesteld aan de gegevens die worden aangeleverd ingevolge artikel 20, derde lid, van de ALV. Met deze beleidsregel is dit nader gespecificeerd. In artikel 63 van de Regeling diervoeders 2012 is bepaald dat informatie als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de ALV die op een andere wijze wordt verstrekt dan door toezending van een schriftelijke en ondertekende verklaring, of een elektronisch verzonden verklaring waaruit de authenticiteit van het origineel genoegzaam blijkt, onverwijld moeten worden bevestigd door middel van een schriftelijke en ondertekende verklaring. Deze verplichting blijft onverkort gelden.

4. Inhoud beleidsregel

Het snel en volledig melden en aanleveren van traceringsinformatie in de keten en bij de NVWA draagt bij aan het efficiënt beheersen van voedselveiligheidsrisico’s en daarmee aan de bescherming van de volksgezondheid. Deze beleidsregel vult op onderdelen de Europese traceerbaarheidsverplichtingen nader in en beoogt hiermee meer duidelijkheid te bieden aan zowel de toezichthouder als het bedrijfsleven.

De beleidsregel bepaalt dat bedrijven in staat moeten zijn om op elk moment binnen 4 uur aan te kunnen tonen van wie producten zijn ontvangen en aan wie producten zijn geleverd.

Tevens wordt in de beleidsregel vastgelegd welke gegevens voor de tracering door bedrijven ten minste moeten worden vastgelegd. Hiervoor wordt aangesloten bij de richtlijnen die de Europese Commissie heeft opgesteld voor de uitvoering van diverse artikelen van de ALV.

Voor het melden bij de NVWA en het aanleveren van de traceringsinformatie, zowel in de keten als bij de NVWA, is gekozen voor 4 uur als de norm waarbinnen dit moet plaatsvinden. In de beleidsregel is tevens vastgelegd dat het aanleveren van de traceringsgegevens onderdeel is van het in kennis stellen van de NVWA (artikel 4, derde en vierde lid). Dit betekent dat binnen de 4 uur die geldt voor het in kennis stellen van de NVWA tevens de vereiste traceringsgegevens moeten worden aangeleverd.

Bedrijven moeten hun traceringssystemen hierop inrichten. De NVWA controleert hierop en handhaaft als de verplichtingen uit deze beleidsregel niet worden nageleefd. Voor de praktische ondersteuning van de bedrijven bij het melden en aanleveren van de traceringsinformatie, heeft de NVWA een meldwijzer op haar website staan. De eisen uit deze beleidsregel zullen hierin worden verwerkt.

De NVWA wordt door de nadere invulling van de traceerbaarheidsvoorschriften in de gelegenheid gesteld om het toezicht op de naleving ervan efficiënter in te richten. Indien een specifieke situatie hierom vraagt kan de NVWA afwijken van de beleidsregel.9

Deze beleidsregel bepaalt dat bedrijven informatie opleveren en verstrekken aan de NVWA en dat de NVWA in kennis wordt gesteld van bepaalde procedures en genomen maatregelen. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de ALV, is de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.10 Om onduidelijkheid bij bedrijven te voorkomen, is in deze beleidsregel opgenomen dat de informatie aan de NVWA moet worden geleverd.

5. Europese notificatie

Het ontwerp van deze beleidsregel is gemeld aan de Europese Commissie ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, juncto artikel 6, zevende lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535.11 12 De notificatie bij de Europese Commissie is noodzakelijk, aangezien artikelen 2, 3 en 4 mogelijk technische voorschriften bevatten in de zin van richtlijn (EU) 2015/1535. Naar aanleiding van deze notificatie heeft de Europese Commissie opmerkingen gemaakt. De Europese Commissie verzoekt in de artikelen van de beleidsregel uitdrukkelijk te vermelden dat bij de beoordeling van de norm van 4 uur rekening kan worden gehouden met bijzondere omstandigheden, waar passend en noodzakelijk. In de artikelen van deze beleidsregel hoeft zo’n bepaling niet te worden opgenomen, aangezien deze bepaling al bestaat in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In titel 4.3 van de Awb zijn algemene bepalingen opgenomen over beleidsregels. Die bepalingen gelden voor alle beleidsregels en hoeven niet opgenomen te worden in de afzonderlijke beleidsregels. Artikel 4:84 van de Awb luidt:

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Daarmee wordt materieel aan het verzoek van de Europese Commissie voldaan.

6. Regulier Overleg Warenwet en consultatie diervoederbranche

De concept beleidsregel is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)13 en aan het Ketenoverleg diervoederbranche. Diverse deelnemende belangenorganisaties hebben een reactie gestuurd.14

Rode draad in de reacties is dat het belang van het naleven van de regels voor melden en traceerbaarheid van levensmiddelen en diervoeders niet ter discussie staat. De beleidsregel sluit aan bij de private eisen in de Global Food Safety Initiative standaarden en van het kwaliteitssysteem voor de diervoederbedrijven, Good Manufacturing Practice, die voorschrijven dat gegevens binnen vier uur moeten worden getraceerd.

In meerdere reacties zijn zorgen geuit of de termijn van vier uur in iedere situatie haalbaar is, bijvoorbeeld in het geval een bedrijf een melding over een onveilig product buiten de reguliere kantoortijden of op feestdagen ontvangt of indien sprake is van een onbekende stof. Er is voor deze situaties verzocht om een coulance regeling.

De reacties hebben geen aanleiding gegeven om de beleidsregel aan te passen. Uitgangspunt is dat levensmiddelenbedrijven verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van levensmiddelen. Zij zijn zo ingericht dat ze op elk moment van de dag meldingen kunnen doen over producten die (mogelijk) onveilig zijn.

Het bestuursorgaan (in dit geval de NVWA) handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Afwijking van de beleidsregel is in specifieke gevallen dus mogelijk en geboden. Aangezien het gaat om specifieke gevallen kan hiervoor niet op voorhand een kader worden gecreëerd. In de evaluatie van de beleidsregel door LNV en VWS (twee jaar na de inwerkingtreding) zal worden nagegaan hoe de NVWA in de praktijk omgaat met deze afwijkingsbevoegdheid en dit zal met het bedrijfsleven worden besproken.

Een aantal reacties vroeg om het verduidelijken van de wijze waarop de NVWA met meldingen omgaat en van de definitie van begrippen uit de ALV, zoals de definitie van ‘exploitant’. De werkwijze van de NVWA bij meldingen en de uitleg van definities uit de ALV wijzigt niet ten gevolge van de beleidsregel. Als reactie op deze punten wordt dan ook verwezen naar de huidige werkwijze van de NVWA, die onder andere in de meldwijzer en het meldformulier is beschreven, en de bestaande uitleg van definities.

7. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Deze beleidsregel is mede op verzoek van de NVWA opgesteld om het handhavingsbeleid effectiever te maken. De NVWA zal de beleidsregel implementeren in het toezicht en interventiebeleid.

8. Gevolgen voor regeldruk

Deze beleidsregel geeft een invulling van reeds bestaande eisen. Zoals in paragraaf 6 al is aangegeven sluit de beleidsregel aan bij de private eisen in de Global Food Safety Initiative standaarden en van het kwaliteitssysteem voor de diervoederbedrijven, Good Manufacturing Practice, die voorschrijven dat gegevens binnen vier uur moeten worden getraceerd. De gevolgen van deze beleidsregel voor het bedrijfsleven zijn dan ook – voor zover de bedrijven zijn aangesloten bij deze systemen – niet groot. Voor alle bedrijven geldt – dus ook voor bedrijven die niet zijn aangesloten bij deze kwaliteitssystemen – op grond van de ALV dat zij moeten beschikken over systemen en procedures voor traceerbaarheid die moeten worden gebruikt om de NVWA onverwijld in te lichten. De regeldruk die hieruit voortvloeit wordt niet verder verzwaard door de beleidsregel. Wel scherpt de beleidsregel aan dat bedrijven de systemen en procedures goed op orde moeten hebben om binnen 4 uur de melding te kunnen doen. Voor bedrijven die dit nog niet op orde hebben, vraagt dit een inspanning.

9. Artikelsgewijs

Artikel 2

Artikel 2 van deze beleidsregel geeft een nadere invulling van artikel 18 van de ALV, waarbij wordt aangesloten bij de richtlijnen die de Europese Commissie heeft opgesteld voor de uitvoering van diverse artikelen van de ALV. In deze richtlijnen is aangegeven wat de informatie, bedoeld in artikel 18 van de ALV ten minste omvat.15 Indien het levensmiddelen betreft die vallen onder het toepassingsbereik van Uitvoeringsverordening (EU) 931/2011, gelden uiteraard de traceerbaarheidsvoorschriften van die Uitvoeringsverordening. De informatie omvat in dat geval de gegevens opgenomen in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met h, van Uitvoeringsverordening (EU) 931/2011.

Artikel 2, tweede lid, van de beleidsregel bepaalt dat de systemen en procedures, bedoeld in artikel 18, tweede en derde lid, van de ALV voldoende zijn ingericht indien deze nauwkeurig en binnen vier uren de informatie kunnen opleveren aan de NVWA. ‘Binnen vier uren’ is de invulling van het begrip ‘snel’ uit de richtlijnen.16

Artikel 3

Artikel 3 van deze beleidsregel geeft een invulling van de term ‘onverwijld’ in artikel 3, derde lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 931/2011.17

Artikel 4

Dit artikel geeft de invulling van de termen ‘onmiddellijk’ en ‘onverwijld’ in de artikelen 19, eerste en derde lid, en 20, eerste en derde lid, van de ALV.

Het derde lid legt een koppeling met artikel 2, eerste lid, van deze beleidsregel, waarin staat welke informatie moet worden aangeleverd bij de NVWA. Hierdoor wordt duidelijk dat deze informatie onderdeel is van ‘het in kennis stellen van de NVWA’ als bedoeld in de artikelen 19, eerste en derde lid, en 20, eerste en derde lid, van de ALV.

Het vierde lid bevat specifieke voorschriften voor de exploitant van een levensmiddelenbedrijf, bedoeld in artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 931/2011 voor levensmiddelen als bedoeld in artikel 2 van die Uitvoeringsverordening.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG 2002, L 31).

X Noot
2

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften die bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld (PbEU 2011, L 242).

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 33 835, nr. 175, p. 3.

X Noot
4

In artikel 18, eerste lid, van de Algemene Levensmiddelenverordening staat als afbakening: ‘levensmiddelen, diervoeders, voedselproducerende dieren en alle andere stoffen die bestemd zijn om in een levensmiddel of diervoeder te worden verwerkt of waarvan kan worden verwacht dat zij daarin worden verwerkt’.

X Noot
5

Bijlage bij Kamerstukken 2017/18, 26 991, nr. 529.

X Noot
6

Kamerstukken II 2018/19, 26 991, nr. 536.

X Noot
7

Guidance on the implementation of articles 11, 12, 14, 17, 18, 19 and 20 of Regulation (EC) N° 178/2002 on general food law, http://ec.europa.eu/food/safety/docs/gfl_req_guidance_rev_8_en.pdf.

X Noot
8

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften die bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees parlement en de Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld (PbEU 2011, L 242).

X Noot
9

Overeenkomstig artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.

X Noot
10

Artikel 2a, onderdeel a, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.

X Noot
11

Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241).

X Noot
12

Notificatienummer 2022/57/NL.

X Noot
13

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), en van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

X Noot
14

GroentenFruithuis, FNLI, Comité van Graanhandelaren, MVO, Vernof, Hisfa, Nevedi, VDDN, OPNV, FND, NZO, NZV, Secure feed, Visfederatie VNV, COV en AKSV.

X Noot
15

Blz. 20 van de guidance.

X Noot
16

Blz. 21 van de guidance.

X Noot
17

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften die bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld (PbEU 2011, L 242).

Naar boven