TOELICHTING
Algemeen
Misbruik van overheidsgelden en -voorzieningen is een ernstige zaak. Hierdoor ontstaat
niet alleen schade voor de overheid, ook de integriteit van het stelsel, de betaalbaarheid
van de voorzieningen en het maatschappelijk draagvlak voor sociale voorzieningen worden
hierdoor aangetast. Het kabinet geeft hoge prioriteit aan het voorkomen en opsporen
van misbruik. Misbruik beperkt zich vaak niet tot één domein, zodat integraal overheidsoptreden
noodzakelijk is.
Ter voorkoming en bestrijding van onrechtmatig gebruik van overheidsgelden en overheidsvoorzieningen
op het terrein van de sociale zekerheid en de inkomensafhankelijke regelingen, van
belasting- en premiefraude en het niet naleven van de arbeidswetten, wordt sinds 2003
in interventieteamprojecten samengewerkt door de Nederlandse Arbeidsinspectie, de
onderdelen Belastingen en Toeslagen van de Belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, colleges van burgemeester en
wethouders (colleges), het Openbaar Ministerie en de politie. Ten behoeve van deze
samenwerking zijn deze partijen, met uitzondering van de politie, op 8 oktober 2003
de Samenwerkingsovereenkomst voor interventieteams aangegaan (hierna: het convenant).
Ook de politie is hier in 2007 tot toegetreden. Op grond van het convenant is een
Landelijke Stuurgroep Interventieteams (hierna: LSI) in het leven geroepen. Op 17 maart
2017 is een herzien convenant ondertekend, mede door de IND.1 Daarmee is ook de IND toegetreden tot de LSI.
De leden van de LSI, met uitzondering van het Openbaar Ministerie en de politie, zijn
thans genoemd in het op 1 januari 2014 in werking getreden artikel 64 van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (hierna: Wet SUWI). Op grond van dit artikel
kunnen de samenwerkende partijen gegevens met elkaar uitwisselen, ten behoeve van
het doel zoals in de wet beschreven.
Aanleiding voor de onderhavige wijziging is de wenselijkheid van de toetreding van
gemeenschappelijke regelingen (GR’s) tot het LSI. Op grond van artikel 8 Wet gemeenschappelijke
regelingen kan een openbaar lichaam worden ingesteld met rechtspersoonlijkheid. Colleges
kunnen conform artikel 8c van de Participatiewet samenwerken bij de uitvoering van
hun wettelijke taken en bevoegdheden vanuit die wet. Zij kunnen taken overdragen aan
een gemeenschappelijke regeling, een van de gemeenten losstaand openbaar lichaam.
Dit gebeurt door middel van delegatie. De wettelijke taken en bevoegdheden liggen
dan niet langer bij het college, maar bij de gemeenschappelijke regeling. De gemeenschappelijke
regeling is dan ook verwerkingsverantwoordelijk in de zin van de Algemene verordening
gegevensbescherming; de afzonderlijke colleges hebben niet langer noodzaak om persoonsgegevens
over afgestane taken en bevoegdheden te verwerken.
Omdat artikel 64 van de Wet SUWI colleges uitdrukkelijk wel, maar GR’s niet expliciet
toestaat om deel te nemen aan het samenwerkingsverband LSI is aanwijzing van het bestuur
van het openbaar lichaam op grond van artikel 64, aanhef en eerste lid, onder d, Wet
SUWI noodzakelijk. Het bestuur van een openbaar lichaam is een bestuursorgaan in de
zin van art. 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht. Door
deze wijzigingsregeling krijgen GR’s die taken die bij of krachtens de in artikel
62, eerste lid, van de Wet SUWI genoemde wetten aan colleges zijn opgedragen, overgedragen
hebben gekregen, de mogelijkheid om deel te nemen aan het samenwerkingsverband LSI
als hun taken daar aanleiding toe geven.
Aan een LSI-project nemen alleen de partijen deel die wettelijke handhavingstaken
en -bevoegdheden hebben ten aanzien van het onderwerp van het project. Alleen deze
partijen ontvangen gegevens in het kader van het LSI-project.2 Op het moment dat een college taken niet heeft overgedragen aan een gemeenschappelijke
regeling, zal niet de gemeenschappelijke regeling maar het college deelnemen aan het
LSI-project. Zo zullen gegevens alleen verstrekt worden aan organen die op basis van
(gedelegeerde) wettelijke taken en bevoegdheden deelnemen aan een LSI-project. De
LSI hanteert standaard de werkwijze om een privacy impact assessment te doen voorafgaand
aan een project en de vraag wie welke gegevens mag ontvangen is daar onderdeel van.
Uitvoering, handhaving en financiële gevolgen
De Belastingdienst heeft een uitvoerings- en handhavingstoets gedaan op de conceptwijziging
van de regeling. De wijziging heeft geen gevolgen voor het maximaal aantal projecten
dat de LSI jaarlijks uitvoert. Er zijn daarom geen gevolgen voor de uitvoering van
de regeling. De Belastingdienst acht het voorstel daarom uitvoerbaar.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip