Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 23 mei 2022, 2022-0000119821, tot wijziging Tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening COVID-19 in verband met wijziging doelgroep

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Gelet op artikel 2.3, vijfde lid, van het Besluit SUWI en artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluiten:

ARTIKEL I

In de artikelen 2, onderdelen b en c, en 3, van de Tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening COVID-19 wordt 'in de periode vanaf 12 maart 2020' geschrapt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 mei 2022

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

Met deze wijziging van de Tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening COVID-19 (hierna regeling) is de doelgroep van de regeling gewijzigd. De inzet van aanvullende crisisdienstverlening (waaronder ook de inzet van scholing via praktijkleren in het mbo en dienstverlening werkfitbehoud) is ook mogelijk geworden voor personen die al langere tijd werkloos zijn of dreigen te worden, en niet langer uitsluitend voor personen die werkloos zijn geworden of dreigden te worden vanaf 12 maart 2020, zoals voorafgaand aan de wijziging van deze regeling. Deze wijziging om tijdelijk extra ondersteuning te bieden bij het vinden van werk wordt noodzakelijk geacht vanwege de krapte op de arbeidsmarkt, de mismatch tussen vraag en aanbod in het licht van de huidige arbeidsmarkt in een periode van pandemie.

Het doel van de oorspronkelijke regeling was om mensen die als gevolg van Covid-19 hun baan waren verloren of dreigden te verliezen en gebaat waren bij extra ondersteuning, snel en gericht te ondersteunen. Dit om i) werkloosheid te voorkomen, ii) het beroep op de sociale zekerheid te beperken, en iii) bedrijven te voorzien van voldoende gekwalificeerd personeel. Zoals blijkt uit de algemene toelichting van de oorspronkelijke regeling werd rekening gehouden met een stijging van de werkloosheid als gevolg van de coronacrisis.1 In verband met het risico van fors oplopende werkloosheid heeft het toenmalig kabinet besloten om, naast de reeds bestaande dienstverlening, aanvullende maatregelen in te zetten gericht op intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk. De extra ondersteuning wordt geboden vanuit 35 regionale mobiliteitsteams (RMT’s) waarin werknemers- en werkgeversorganisaties, gemeenten, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en onderwijsinstellingen samenwerken. De partijen in de RMT’s boden en bieden mensen die als gevolg van de coronacrisis hun baan zijn verloren of dreigen te verliezen, en gebaat zijn bij extra ondersteuning ten opzichte van de reguliere dienstverlening, aanvullende dienstverlening om hen snel en gericht te ondersteunen naar ander werk. De aanvullende crisisdienstverlening ontstaat doordat de professionals van de verschillende partijen hun expertise en dienstverleningsinstrumenten onderling kunnen inzetten. Zo komt een breed pallet aan ontschotte dienstverlening beschikbaar en zijn er meer mogelijkheden om passende hulp te bieden. De dienstverlening kan bestaan uit aanvullende crisisdienstverlening, instrumenten voor werkfitbehoud via de impuls banenafspraak, en scholing via praktijkleren in het mbo, waarbij werken wordt gecombineerd met het doen van (een deel van) een mbo-opleiding. Daarbij is het van belang om te vermelden dat de ontschotte dienstverlening geen vervanging is, maar een aanvulling op de reguliere dienstverlening voor het vergroten van de werkhervattingskans. De RMT’s zijn sinds september 2021 in alle arbeidsmarkregio’s operationeel. De ervaringen met deze aanvullende dienstverlening zijn positief.

Onder de doelgroep vielen werknemers die werkloos dreigden te raken, personen die vanaf 12 maart 2020 (op deze datum zijn de eerste kabinetsmaatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus aangekondigd) werkloos waren geraakt (of dreigden te raken) en aanspraak maakten op ondersteuning bij arbeidsinschakeling vanuit de Werkloosheidswet of de Participatiewet, zelfstandigen die zich willen oriënteren op ander werk en personen uit de doelgroep banenafspraak (personen als bedoeld in artikel 38b, eerste en tweede lid, en artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen).

Met deze wijzigingsregeling is de afbakening van 12 maart 2020 komen te vervallen. Voor personen die werkloos zijn en aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling vanuit de Werkloosheidswet of de Participatiewet en personen uit de doelgroep banenafspraak (als bedoeld in artikel 38b, eerste en tweede lid, en artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen) is het moment dat zij werkloos zijn geraakt niet langer leidend.

De uitbreiding van de doelgroep is noodzakelijk omdat de arbeidsmarkt zich anders heeft ontwikkeld dan bij de totstandkoming van de crisisregeling werd verwacht. In plaats van een fors oplopende werkloosheid is er juist sprake van een zeer krappe arbeidsmarkt. Door (onder andere) de steunpakketten hebben veel mensen hun werk weten te behouden en doordat daarnaast de economie zich in rap tempo herstelt, trekt de vraag naar personeel zeer snel aan. Bedrijven in diverse sectoren hebben dan ook grote moeite met het vervullen van vacatures.

Uitkeringsgerechtigden die recent werkloos zijn geraakt profiteren (over het algemeen) van de toenemende vraag van werkgevers, blijkend uit de forse daling van de kortdurende werkloosheid. Langdurig werklozen profiteren echter nauwelijks van het herstel, deze werkloosheid stagneert sinds 2020. Werklozen die recent werkloos zijn geraakt hebben over het algemeen een kortere afstand tot de arbeidsmarkt en zijn sneller inzetbaar voor werkgevers. Deze werkzoekenden hebben daarom een voorsprong op de langdurig werklozen.

Om in de huidige vraag van de werkgevers te voorzien is het noodzakelijk dat een brede doelgroep een beroep kan doen op de aanvullende crisisdienstverlening. De RMT’s hebben een overzicht van de beschikbare instrumenten en kunnen dienstverlening van de samenwerkende partijen inzetten. Er zijn binnen de RMT’s ervaringen opgedaan en netwerken opgezet met werkgevers welke zeer nuttig zijn in de ondersteuning van een brede(re) doelgroep naar de arbeidsmarkt.

Ook politiek wordt er aandacht gevraagd voor de krapte en de mismatch op de arbeidsmarkt. Bij de behandeling van de Begroting 2022 is de motie van het lid Maatoug c.s.2 aangenomen. De motie constateert een mismatch op de arbeidsmarkt en een momentum vanwege de coronacrisis voor mensen om zich te oriënteren op een overstap naar een tekortsector en zich daarvoor om-, bij- of na- te scholen.

Daarom wordt verzocht de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken door onder andere de regionale mobiliteitsteams voor alle werkenden, werkzoekenden en werkgevers beschikbaar te stellen, zodat zij mensen naar een baan in een tekortsector kunnen geleiden met scholingstrajecten en leerwerkbanen. Mede gelet op de genoemde motie werkt het aan kabinet een aanpak voor de krapte op de arbeidsmarkt. De contouren voor een programmatische aanpak gericht op het meer mensen aan het werk helpen in deze tijd van krapte, zijn eind 2021 door de toenmalig Staatssecretaris van sociale zaken en werkgelegenheid geschetst.3 De aanpak gaat uit van de kansen die de krapte biedt. Echter wordt geconstateerd dat niet iedereen op dezelfde wijze profiteert van deze kansen. Het onbenut arbeidspotentieel, gemeten door het CBS via de Enquête Beroepsbevolking (EBB), bedroeg in het tweede kwartaal van 2021 ruim 1 miljoen mensen. Onder deze groep vallen mensen die vaak niet in beeld zijn bij gemeenten en UWV, zoals onder andere niet-uitkeringsgerechtigden en ZZP-ers. Voor sommige werkzoekenden is de overstap naar werk alleen te maken met aanvullende inzet, vanwege de afstand tot de arbeidsmarkt. Voor een deel van de werkzoekenden was de inzet van aanvullende dienstverlening reeds mogelijk via de aanpak van de regionale mobiliteitsteams. Voor een deel echter niet vanwege de afbakening van de doelgroep met 12 maart 2020.

Gezien de grote krapte op de arbeidsmarkt en de mismatch tussen vraag en aanbod, is de inzet van aanvullende dienstverlening voor een bredere doelgroep in deze periode noodzakelijk. Met het loslaten van de afbakening van 12 maart 2020 wordt uitvoering gegeven aan de genoemde motie en de aanpak van de krapte.

Advies en consultaties

De wijzigingsregeling is vanwege de mogelijke implicaties voor de uitvoering voor consultatie voorgelegd aan Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), UWV, FNV, CNV, VCP en VNO-NCW.

Alle partijen achten de aanpassing van de doelgroep van de regeling in relatie tot de situatie op de arbeidsmarkt wenselijk. De huidige krapte op de arbeidsmarkt is een belangrijke motivatie om de doelgroep van de regionale mobiliteitsteams te verbreden.

Het aantal kandidaten dat als gevolg van de uitbreiding van de doelgroep een beroep zal doen op de regeling, is vooraf niet vast te stellen. Desondanks achten voornoemde partijen de uitbreiding uitvoerbaar binnen de reeds beschikbare budgetten. SZW zal zorgdragen voor informatievoorziening aan de uitvoering in verband met de uitbreiding van de doelgroep.

Overige meegegeven aandachtspunten geven input voor onderling overleg, voor zowel de huidige aanpak als de toekomstige inrichting van de arbeidsmarkt, maar staan de huidige voorgestelde uitbreiding van de doelgroep niet in de weg. Deze aandachtspunten betreffen het belang van het monitoren van het onderscheid tussen de aanvankelijke doelgroep en de verbrede doelgroep en de vraag of het aanbod van aanvullende dienstverlening afdoende is voor de gehele doelgroep.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 35 925-XV, nr. 61.

X Noot
3

Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1086.

Naar boven