TOELICHTING
Met deze wijziging van de Tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening COVID-19
(hierna regeling) is de doelgroep van de regeling gewijzigd. De inzet van aanvullende
crisisdienstverlening (waaronder ook de inzet van scholing via praktijkleren in het
mbo en dienstverlening werkfitbehoud) is ook mogelijk geworden voor personen die al
langere tijd werkloos zijn of dreigen te worden, en niet langer uitsluitend voor personen
die werkloos zijn geworden of dreigden te worden vanaf 12 maart 2020, zoals voorafgaand
aan de wijziging van deze regeling. Deze wijziging om tijdelijk extra ondersteuning
te bieden bij het vinden van werk wordt noodzakelijk geacht vanwege de krapte op de
arbeidsmarkt, de mismatch tussen vraag en aanbod in het licht van de huidige arbeidsmarkt
in een periode van pandemie.
Het doel van de oorspronkelijke regeling was om mensen die als gevolg van Covid-19
hun baan waren verloren of dreigden te verliezen en gebaat waren bij extra ondersteuning,
snel en gericht te ondersteunen. Dit om i) werkloosheid te voorkomen, ii) het beroep
op de sociale zekerheid te beperken, en iii) bedrijven te voorzien van voldoende gekwalificeerd
personeel. Zoals blijkt uit de algemene toelichting van de oorspronkelijke regeling
werd rekening gehouden met een stijging van de werkloosheid als gevolg van de coronacrisis.1 In verband met het risico van fors oplopende werkloosheid heeft het toenmalig kabinet
besloten om, naast de reeds bestaande dienstverlening, aanvullende maatregelen in
te zetten gericht op intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk. De extra
ondersteuning wordt geboden vanuit 35 regionale mobiliteitsteams (RMT’s) waarin werknemers-
en werkgeversorganisaties, gemeenten, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en onderwijsinstellingen
samenwerken. De partijen in de RMT’s boden en bieden mensen die als gevolg van de
coronacrisis hun baan zijn verloren of dreigen te verliezen, en gebaat zijn bij extra
ondersteuning ten opzichte van de reguliere dienstverlening, aanvullende dienstverlening
om hen snel en gericht te ondersteunen naar ander werk. De aanvullende crisisdienstverlening
ontstaat doordat de professionals van de verschillende partijen hun expertise en dienstverleningsinstrumenten
onderling kunnen inzetten. Zo komt een breed pallet aan ontschotte dienstverlening
beschikbaar en zijn er meer mogelijkheden om passende hulp te bieden. De dienstverlening
kan bestaan uit aanvullende crisisdienstverlening, instrumenten voor werkfitbehoud
via de impuls banenafspraak, en scholing via praktijkleren in het mbo, waarbij werken
wordt gecombineerd met het doen van (een deel van) een mbo-opleiding. Daarbij is het
van belang om te vermelden dat de ontschotte dienstverlening geen vervanging is, maar
een aanvulling op de reguliere dienstverlening voor het vergroten van de werkhervattingskans.
De RMT’s zijn sinds september 2021 in alle arbeidsmarkregio’s operationeel. De ervaringen
met deze aanvullende dienstverlening zijn positief.
Onder de doelgroep vielen werknemers die werkloos dreigden te raken, personen die
vanaf 12 maart 2020 (op deze datum zijn de eerste kabinetsmaatregelen tegen de verspreiding
van het coronavirus aangekondigd) werkloos waren geraakt (of dreigden te raken) en
aanspraak maakten op ondersteuning bij arbeidsinschakeling vanuit de Werkloosheidswet
of de Participatiewet, zelfstandigen die zich willen oriënteren op ander werk en personen
uit de doelgroep banenafspraak (personen als bedoeld in artikel 38b, eerste en tweede
lid, en artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen).
Met deze wijzigingsregeling is de afbakening van 12 maart 2020 komen te vervallen.
Voor personen die werkloos zijn en aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling
vanuit de Werkloosheidswet of de Participatiewet en personen uit de doelgroep banenafspraak
(als bedoeld in artikel 38b, eerste en tweede lid, en artikel 38f, vijfde lid, van
de Wet financiering sociale verzekeringen) is het moment dat zij werkloos zijn geraakt
niet langer leidend.
De uitbreiding van de doelgroep is noodzakelijk omdat de arbeidsmarkt zich anders
heeft ontwikkeld dan bij de totstandkoming van de crisisregeling werd verwacht. In
plaats van een fors oplopende werkloosheid is er juist sprake van een zeer krappe
arbeidsmarkt. Door (onder andere) de steunpakketten hebben veel mensen hun werk weten
te behouden en doordat daarnaast de economie zich in rap tempo herstelt, trekt de
vraag naar personeel zeer snel aan. Bedrijven in diverse sectoren hebben dan ook grote
moeite met het vervullen van vacatures.
Uitkeringsgerechtigden die recent werkloos zijn geraakt profiteren (over het algemeen)
van de toenemende vraag van werkgevers, blijkend uit de forse daling van de kortdurende
werkloosheid. Langdurig werklozen profiteren echter nauwelijks van het herstel, deze
werkloosheid stagneert sinds 2020. Werklozen die recent werkloos zijn geraakt hebben
over het algemeen een kortere afstand tot de arbeidsmarkt en zijn sneller inzetbaar
voor werkgevers. Deze werkzoekenden hebben daarom een voorsprong op de langdurig werklozen.
Om in de huidige vraag van de werkgevers te voorzien is het noodzakelijk dat een brede
doelgroep een beroep kan doen op de aanvullende crisisdienstverlening. De RMT’s hebben
een overzicht van de beschikbare instrumenten en kunnen dienstverlening van de samenwerkende
partijen inzetten. Er zijn binnen de RMT’s ervaringen opgedaan en netwerken opgezet
met werkgevers welke zeer nuttig zijn in de ondersteuning van een brede(re) doelgroep
naar de arbeidsmarkt.
Ook politiek wordt er aandacht gevraagd voor de krapte en de mismatch op de arbeidsmarkt.
Bij de behandeling van de Begroting 2022 is de motie van het lid Maatoug c.s.2 aangenomen. De motie constateert een mismatch op de arbeidsmarkt en een momentum
vanwege de coronacrisis voor mensen om zich te oriënteren op een overstap naar een
tekortsector en zich daarvoor om-, bij- of na- te scholen.
Daarom wordt verzocht de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken door onder andere
de regionale mobiliteitsteams voor alle werkenden, werkzoekenden en werkgevers beschikbaar
te stellen, zodat zij mensen naar een baan in een tekortsector kunnen geleiden met
scholingstrajecten en leerwerkbanen. Mede gelet op de genoemde motie werkt het aan
kabinet een aanpak voor de krapte op de arbeidsmarkt. De contouren voor een programmatische
aanpak gericht op het meer mensen aan het werk helpen in deze tijd van krapte, zijn
eind 2021 door de toenmalig Staatssecretaris van sociale zaken en werkgelegenheid
geschetst.3 De aanpak gaat uit van de kansen die de krapte biedt. Echter wordt geconstateerd
dat niet iedereen op dezelfde wijze profiteert van deze kansen. Het onbenut arbeidspotentieel,
gemeten door het CBS via de Enquête Beroepsbevolking (EBB), bedroeg in het tweede
kwartaal van 2021 ruim 1 miljoen mensen. Onder deze groep vallen mensen die vaak niet
in beeld zijn bij gemeenten en UWV, zoals onder andere niet-uitkeringsgerechtigden
en ZZP-ers. Voor sommige werkzoekenden is de overstap naar werk alleen te maken met
aanvullende inzet, vanwege de afstand tot de arbeidsmarkt. Voor een deel van de werkzoekenden
was de inzet van aanvullende dienstverlening reeds mogelijk via de aanpak van de regionale
mobiliteitsteams. Voor een deel echter niet vanwege de afbakening van de doelgroep
met 12 maart 2020.
Gezien de grote krapte op de arbeidsmarkt en de mismatch tussen vraag en aanbod, is
de inzet van aanvullende dienstverlening voor een bredere doelgroep in deze periode
noodzakelijk. Met het loslaten van de afbakening van 12 maart 2020 wordt uitvoering
gegeven aan de genoemde motie en de aanpak van de krapte.
Advies en consultaties
De wijzigingsregeling is vanwege de mogelijke implicaties voor de uitvoering voor
consultatie voorgelegd aan Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), UWV, FNV, CNV,
VCP en VNO-NCW.
Alle partijen achten de aanpassing van de doelgroep van de regeling in relatie tot
de situatie op de arbeidsmarkt wenselijk. De huidige krapte op de arbeidsmarkt is
een belangrijke motivatie om de doelgroep van de regionale mobiliteitsteams te verbreden.
Het aantal kandidaten dat als gevolg van de uitbreiding van de doelgroep een beroep
zal doen op de regeling, is vooraf niet vast te stellen. Desondanks achten voornoemde
partijen de uitbreiding uitvoerbaar binnen de reeds beschikbare budgetten. SZW zal
zorgdragen voor informatievoorziening aan de uitvoering in verband met de uitbreiding
van de doelgroep.
Overige meegegeven aandachtspunten geven input voor onderling overleg, voor zowel
de huidige aanpak als de toekomstige inrichting van de arbeidsmarkt, maar staan de
huidige voorgestelde uitbreiding van de doelgroep niet in de weg. Deze aandachtspunten
betreffen het belang van het monitoren van het onderscheid tussen de aanvankelijke
doelgroep en de verbrede doelgroep en de vraag of het aanbod van aanvullende dienstverlening
afdoende is voor de gehele doelgroep.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten