TOELICHTING
I Algemeen
Inleiding
Op 17 februari 2021 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het Nationaal Programma Onderwijs.1 De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs zijn bestemd voor het gehele onderwijsveld
van basisscholen tot en met universiteiten en zijn gericht op herstel en ontwikkeling
van het onderwijs. Het doel van het programma is om de vertragingen, die als gevolg
van de covid-19 crisis en het sluiten van scholen en instellingen zijn ontstaan, in
te lopen. Deze regeling is specifiek gericht op het primair en voortgezet onderwijs
(hierna: po en vo). De regeling zorgt ervoor dat de scholen en samenwerkingsverbanden
in het schooljaar 2022–2023 aanvullende bekostiging krijgen, aansluitend op de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs
PO en VO voor schooljaar 2021–2022.
Doel van de regeling
Met deze regeling worden de volgende onderdelen uit het Nationaal Programma Onderwijs
doorgevoerd:
-
1. Bekostiging voor scholen in het po en vo ten behoeve van de uitvoering van het Nationaal
Programma Onderwijs;
-
2. Bekostiging voor samenwerkingsverbanden vo in verband met de hogere kosten door de
aanwezigheid van extra leerlingen in het praktijkonderwijs als gevolg van covid-19.
Voor de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs verstrekt de minister aanvullende
bekostiging aan het bevoegd gezag van een school (artikelen 4 tot en met 9). Het doel
van het Nationaal Programma Onderwijs is drieledig: herstel van corona-gerelateerde
vertragingen van leerlingen op de diverse terreinen, herstel van kansengelijkheid
en het duurzaam borgen van de met het Nationaal Programma Onderwijs op korte termijn
te behalen resultaten.
Met deze regeling wordt scholen extra financiële armslag geboden om hier op hun eigen
manier en met gebruikmaking van aangetoond effectieve interventies werk van te maken.
Daartoe wordt van scholen gevraagd een schoolprogramma op te stellen. Dat schoolprogramma
is hun plan van aanpak voor de inzet van interventies en de financiering daarvan,
inclusief duurzame borging van de resultaten van die inzet in de periode daarna. Het
schoolprogramma bevat bovendien afspraken over de monitoring van de uitvoering en
de resultaten op schoolniveau. De aanvullende bekostiging op grond van deze regeling
is beschikbaar voor interventies gericht op het doel van het Nationaal Programma Onderwijs
die worden gepleegd in aanvulling op het reguliere (onderwijs-)programma en die een
extra investering vergen in termen van tijd en geld.
Aan een schoolprogramma ligt een schoolscan ten grondslag: een door de school uitgevoerde
probleem- en behoefteanalyse op leerling- en schoolniveau die zich richt op de cognitieve,
sociaal-emotionele en executieve voortgang van de leerling. Op basis van deze analyse
dient een beredeneerde en onderbouwde keuze gemaakt te worden voor passende interventies
uit een landelijke ‘menukaart’ met verschillende soorten geaccepteerde interventies.
Deze menukaart met effectieve interventies is grotendeels ontleend aan de ‘teaching
en learning toolkit’ van de Education Edowment Foundation (EEF), waarin de effectiviteit,
kosten en bruikbaarheid van interventies op basis van gedegen wetenschappelijk onderzoek
zijn onderbouwd en in kaart zijn gebracht. Hieraan zijn enkele interventies toegevoegd
waarvan in de Nederlandse onderwijspraktijk is aangetoond dat ze effectief zijn. De
menukaart is vóór vaststelling voor praktische uitvoerbaarheid en compleetheid voorgelegd
aan partijen in het onderwijs, en vervolgens na validatie door onderwijskundig wetenschappers
vastgesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De aanvullende
bekostiging wordt aangewend voor typen interventies die voorkomen op de menukaart.
In de looptijd van het Nationaal Programma Onderwijs kunnen interventies die nog niet
op de menukaart voorkomen bij daadwerkelijk gebleken effectiviteit en na validatie
door onderwijskundig wetenschappers, worden toegevoegd aan de menukaart.
De medezeggenschapsraad moet binnen de kaders van de Wet medezeggenschap op scholen
instemmen met het schoolprogramma. Het schoolprogramma kan ook als tijdelijke aanvulling
worden toegevoegd aan het schoolplan van de school. Hiermee wordt de medezeggenschapsraad
van de school ook formeel in positie gebracht. Dit waarborgt draagvlak voor de gekozen
interventies in het schoolprogramma. Het waarborgt ook dat aanvullende middelen die
scholen op grond van deze regeling ontvangen alleen worden ingezet voor interventies
waarmee de medezeggenschapsraad instemt.2 De organisatie en uitvoering van interventies mag (deels) worden uitbesteed aan derden,
zoals huiswerkbegeleidingsdiensten, lerarenopleidingen, sportverenigingen, bibliotheken
of culturele instellingen, en hier mogen dan ook middelen voor worden ingezet. Het
is daarbij mogelijk om de samenwerking aan te gaan met andere scholen binnen of buiten
het eigen bestuur. Gezien de hoge werkdruk die de eigen docenten veelal ervaren kan
dit hen ontlasten. Hier moet de medezeggenschapsraad wel mee instemmen. Ook als derden
worden ingezet is het bevoegd gezag verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op de organisatie
en uitvoering van de interventie. Als eigen leraren worden ingezet, kan de aanvullende
bekostiging ook worden gebruikt om hen een passende financiële vergoeding te geven
voor het (extra) werk.
Componenten van de regeling
De regeling heeft zowel betrekking op het po als het vo. Voor beide sectoren geldt
dat de regeling voorziet in een aantal aanvullende bekostigingsstromen:
Hieronder worden deze componenten verder uitgewerkt.
Aanvullende bekostiging voor alle leerlingen in het po en vo
In het schooljaar 2022–2023 ontvangen scholen in het po en het vo per leerling aanvullende
bekostiging om het schoolprogramma uit te voeren. In het po wordt onderscheid gemaakt
tussen leerlingen in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal
onderwijs. Voor leerlingen in het speciaal basisonderwijs wordt een hogere bijdrage
ontvangen dan voor leerlingen in het basisonderwijs. Voor leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs wordt een nog hogere
bijdrage ontvangen. Daarmee wordt rekening gehouden met de gemiddelde klassengrootte
van de school en met de kwetsbaarheid van leerlingen.
In het vo wordt onderscheid gemaakt tussen leerlingen in het algemeen vormend onderwijs
en leerlingen in het beroepsgericht onderwijs. Onder het algemeen vormend onderwijs
wordt verstaan het gehele vwo, het gehele havo, het gehele mavo en de eerste twee
leerjaren van het vbo. Onder het beroepsgericht onderwijs wordt verstaan het derde
en vierde leerjaar van het vbo (de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen in het
vmbo) en het gehele praktijkonderwijs. Met dit onderscheid wordt rekening gehouden
met de gemiddelde klassengrootte. Klassen in het beroepsgericht onderwijs zijn vaak
kleiner, waardoor er gemiddeld genomen meer personele inzet (en dus bekostiging) nodig
is om invulling te geven aan het schoolprogramma.
Extra bijdrage voor scholen met veel leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand
De aanvullende bekostiging voor alle leerlingen in het po en vo is een generieke maatregel,
die voor alle scholen geldt. Er zijn echter scholen waar er grotere risico’s zijn
op onderwijsachterstanden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij scholen met een uitdagende
leerlingenpopulatie of scholen waarop veel leerlingen met ouders met een lage sociaaleconomische
status zitten. Deze scholen ontvangen een extra bijdrage. Hoe groter het risico op
onderwijsachterstanden op de school is, hoe hoger de extra bijdrage is. Hiermee wordt
rekening gehouden met verschillen tussen scholen als het gaat om de opgaven waar zij
voor staan.
Voor basisscholen en scholen in het voortgezet onderwijs wordt gewerkt met CBS-indicatoren
voor onderwijsachterstanden. Deze is in het po al staande praktijk; in het vo is deze
systematiek relatief nieuw, maar een continuering van de systematiek in de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs
PO en VO voor schooljaar 2021–2022. Op basis van de CBS-indicatoren krijgt iedere school een
achterstandsscore. De extra bijdrage voor scholen met veel leerlingen met risico op
een onderwijsachterstand bestaat uit een bedrag per eenheid achterstandsscore. Voor
het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs wordt aangesloten bij
de CUMI-regeling. De scholen met meer dan vier leerlingen met een niet-Nederlandse
culturele achtergrond op 1 oktober 2021 krijgen aanvullende middelen.
Caribisch Nederland
De po- en vo-scholen in Caribisch Nederland ontvangen vanuit deze regeling ook aanvullende
bekostiging.
Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs
Binnen het vo is er nog een specifieke maatregel waarvoor aanvullende bekostiging
wordt toegekend. Het budget van samenwerkingsverbanden vo wordt tijdelijk verhoogd.
De reden hiervoor is dat het verblijf van leerlingen in het praktijkonderwijs en voortgezet
speciaal onderwijs langer is dan gebruikelijk, bijvoorbeeld doordat er geen stage
gevonden kon worden. Het extra budget voor samenwerkingsverbanden vo voor leerlingen
in het praktijkonderwijs wordt geregeld in deze regeling middels een bedrag per pro-leerling,
het extra budget voor samenwerkingsverbanden vo voor leerlingen in het voortgezet
speciaal onderwijs is geregeld in de reguliere personele bekostigingsregeling po middels
een extra bedrag per vo-leerling.3
Nieuwkomers voortgezet onderwijs
De extra aanvullende bekostiging voor nieuwkomers in het voortgezet onderwijs is niet
geregeld in onderhavige regeling, maar die is voor zowel schooljaar 2021–2022 als
schooljaar 2022–2023 geregeld in artikel 10 van de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs
PO en VO.
II Artikelsgewijs
Artikel 2
Met deze regeling ontvangen po- en vo-scholen aanvullende bekostiging voor de uitvoering
van het Nationaal Programma Onderwijs. Het doel van het Nationaal Programma Onderwijs
is beschreven in het algemeen deel van de toelichting. Met deze regeling wordt er
ook extra bekostiging verstrekt aan een samenwerkingsverband vo in verband met de
hogere kosten door de aanwezigheid van extra leerlingen in het praktijkonderwijs als
gevolg van covid-19.
Artikel 3
Deze regeling geldt voor alle scholen in het po en vo, ook die in Caribisch Nederland.
Omdat de bekostiging voor scholen in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba anders is geregeld, zijn de artikelen 4, 5, 7, 8 en 10 niet van toepassing.
In plaats daarvan is de aanvullende bekostiging voor Caribisch Nederland geregeld
in de artikelen 6 en 9.
Artikelen 4 en 7
In het schooljaar 2022–2023 ontvangen scholen in het po en het vo per leerling aanvullende
bekostiging om het schoolprogramma uit te voeren.
In het po wordt onderscheid gemaakt tussen leerlingen in het basisonderwijs, speciaal
basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. De aanvullende bekostiging voor
het schooljaar 2022–2023 wordt berekend op basis van de leerlingentelling van 1 oktober
2021. De bekostiging voor po wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke
omvang, met de eerste betaling in augustus 2022. De bekostiging voor vo wordt uiterlijk
in november 2022 voor 5/12 deel betaald en voor 7/12 deel in februari 2023. Alle aanvullende
bekostiging wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.
In het vo wordt onderscheid gemaakt tussen leerlingen in het algemeen vormend onderwijs
en leerlingen in het beroepsgericht onderwijs. Voor het vo geldt dat de aanvullende
bekostiging wordt berekend op basis van de definitieve leerlingentelling van 1 oktober
2021.
Artikelen 5 en 8
Hoewel er door corona op alle scholen leerlingen met grote achterstanden zijn, heeft
onderzoek laten zien dat die achterstanden bij leerlingen met ouders met een lagere
sociaaleconomische status beduidend groter is. Daarom ontvangen scholen die veel leerlingen
hebben met een risico op een onderwijsachterstand extra middelen. De extra middelen
kunnen zij inzetten om deze leerlingen extra ondersteuning te bieden om de opgelopen
leervertragingen in te lopen.
Voor de verdeling van deze middelen wordt gewerkt met de CBS-indicatoren voor onderwijsachterstanden.
De CBS-indicator is in het po voor basisscholen al staande praktijk; in het vo is
deze systematiek relatief nieuw, maar een continuering van de systematiek in de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs
PO en VO voor schooljaar 2021–2022. Op basis van de CBS-indicatoren po en vo krijgt iedere
school een achterstandsscore. De extra bijdrage voor scholen met veel leerlingen met
risico op een onderwijsachterstand bestaat uit een bedrag per eenheid achterstandsscore.
Hoe groter het risico op onderwijsachterstanden op de school is, hoe hoger de extra
bijdrage dus is. Hiermee wordt rekening gehouden met verschillen tussen scholen als
het gaat om de opgaven waar zij voor staan.
Voor het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs wordt aangesloten
bij de CUMI-regeling.4 Een speciale school voor basisonderwijs of school voor (voortgezet) speciaal onderwijs
met meer dan vier leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond op 1 oktober
2021 krijgt aanvullende bekostiging. Ook cluster 1 en 2 lopen mee in deze bekostiging.
De bekostiging voor po wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang,
met de eerste betaling in augustus 2022.
De aanvullende bekostiging voor vo-scholen met veel leerlingen met een risico op een
onderwijsachterstand wordt berekend en beschikt op basis van een relatief nieuwe indicator
voor het vo. Deze indicator is ontwikkeld door het CBS in afstemming met het veld
en experts. De indicator is een op het vo herijkte versie van de indicator die ook
in het po wordt gebruikt voor de verdeling van achterstandsmiddelen.5 De indicator geeft voor elke leerling aan hoe groot het risico is dat die leerling
een onderwijsachterstand heeft. Dat gebeurt op basis van de volgende kenmerken: opleidingsniveau
vader, opleidingsniveau moeder, herkomstgroepering, verblijfsduur moeder en schuldsanering
ouders. De indicator levert voor elke leerling een onderwijsscore op6. Vervolgens worden de leerlingscores geaggregeerd naar het niveau van de schoolvestiging.
Dat gebeurt volgens de volgende formule, die analoog is aan de formule die ook in
het po wordt gebruikt.
De achterstandsscore van een school voor voortgezet onderwijs is de uitkomst van de
formule A−B en wordt als volgt berekend:
A = som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de school
voor voortgezet onderwijs die behoren tot de 15% van alle leerlingen van alle scholen
voor voortgezet onderwijs met de laagste onderwijsscore, waarbij
C = landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen van alle scholen voor
voortgezet onderwijs;
D = onderwijsscore van de leerling;
B = E x F x (C – G) waarbij
E = aantal leerlingen van de school voor voortgezet onderwijs;
F = 12%;
C = landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen van alle scholen voor
voortgezet onderwijs;
G = landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen van alle scholen voor
voortgezet onderwijs die behoren tot de 15% van alle leerlingen van alle scholen voor
voortgezet onderwijs met de laagste onderwijsscore.
Omdat onderwijs aan nieuwkomersleerlingen complex is, zeker wanneer dat bij een leerling
of op een school cumuleert met overige achterstanden, zijn alle nieuwkomersleerlingen
(ook zij die op 1 oktober korter dan een jaar in Nederland zijn) in de berekening
van de achterstandsscore per vestiging meegenomen.
Voor elke school voor voortgezet onderwijs is op basis van bovenstaande aggregatiesystematiek
een achterstandsscore berekend. De lijst met achterstandsscores is te vinden in de
bijlage bij deze regeling. Alle vestigingen met een score boven 0 (een positieve achterstandsscore)
ontvangen extra middelen. Het bedrag dat scholen ontvangen is bepaald door de (positieve)
achterstandsscore te vermenigvuldigen met het bedrag in artikel 8. De bekostiging
voor vo wordt uiterlijk in november 2022 voor 5/12 deel betaald en voor 7/12 deel
in februari 2023. Alle aanvullende bekostiging wordt rekenkundig afgerond op twee
decimalen.
De lijst met scholen die in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs extra
middelen ontvangen voor de leerlingen met een groot risico op onderwijsachterstanden,
is niet gelijk aan die van scholen die in aanmerking komen voor de middelen vanuit
het Leerplusarrangement (LPA). Hiervoor is gekozen omdat er momenteel gewerkt wordt
aan een vernieuwing van het LPA. Recent is in dat kader een nieuwe indicator voor
het LPA in het vo vastgesteld. Deze nieuwe indicator brengt veel beter in kaart waar
de leerlingen met een groot risico op onderwijsachterstanden op school zitten dan
de apcg-indicator zoals die nu nog in het LPA wordt gebruikt.7 Het traject van vernieuwing van het LPA bevindt zich nu in de fase van het vaststellen
van een nieuwe verdeelsystematiek. Voor het Nationaal Programma Onderwijs wordt daarom
voor het vo gebruik gemaakt van een systematiek die analoog is aan de po-systematiek
voor de verdeling van het budget. Om voor het LPA te komen tot een zo goed mogelijk
passende en stabiele systematiek die voor langere tijd goed bruikbaar voor de verdeling
van de structurele middelen, zal parallel aan het Nationaal Programma Onderwijs worden
gewerkt aan een optimale aggregatiesystematiek voor de onderwijsachterstandsgelden
in het vo.
Artikel 6 en 9
Aan de basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland (Bonaire,
Sint Eustatius en Saba) wordt in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs aanvullende
bekostiging verstrekt. Naast het feit dat de bedragen in dollars worden verstrekt,
is het bedrag per leerling anders opgebouwd omdat een aantal onderwerpen zoals passend
onderwijs, achterstandenbeleid en nieuwkomers in Caribisch Nederlands door de kleinschaligheid
van het onderwijs anders is ingevuld. In Caribisch Nederland is sprake van inclusief
onderwijs. Hierdoor is het bedrag dat als aanvullende bekostiging wordt verstrekt
hoger dan in Europees Nederland. Voor Sint Eustatius en Saba is dit bedrag daarnaast
nog eens verhoogd met 16% ten opzichte van Bonaire in verband met een hoger prijspeil.
Op Bonaire is een school voor zowel voortgezet onderwijs als beroepsonderwijs. Het
bedrag per ingeschreven leerling en ingeschreven student is gelijk. Op Sint Eustatius
en Saba verzorgen de scholen onderwijs conform de CXC-systematiek. Deze systematiek
kent geen onderscheid tussen vo en mbo. Alle leerlingen op de scholen worden als vo-leerlingen
beschouwd. De bekostiging wordt in één keer in oktober 2022 uitbetaald.
Artikel 10
In het kader van het Nationaal Programma Onderwijs wordt het budget van samenwerkingsverbanden
vo voor lichte en zware ondersteuning tijdelijk verhoogd. De reden hiervoor is dat
het verblijf van leerlingen in het praktijkonderwijs (pro) en voortgezet speciaal
onderwijs (vso) langer is dan gebruikelijk, bijvoorbeeld doordat er geen stage gevonden
kon worden. Voor pro- en vso-leerlingen op een school aangesloten bij een samenwerkingsverband
geldt een vast bedrag voor ondersteuning, dat direct vanuit het budget van samenwerkingsverbanden
wordt bekostigd. Voor pro wordt dat uit het budget voor lichte ondersteuning bekostigd,
bedoeld in artikelen 5.15 van de WVO 2020, voor vso wordt dat uit het budget voor
zware ondersteuning bekostigd, bedoeld in artikelen 5.13 van de WVO 2020. Doordat
leerlingen langer op het pro of vso verblijven, nemen de kosten voor ondersteuning
vanuit het budget van samenwerkingsverbanden toe, terwijl het budget van samenwerkingsverbanden
niet toeneemt. Hierdoor blijft er minder budget over voor bijvoorbeeld ondersteuning
aan leerlingen op andere scholen in het vo. Met de tijdelijke ophoging van het budget
van samenwerkingsverbanden wordt dit tegengegaan.
Het extra budget voor samenwerkingsverbanden vo voor leerlingen in het praktijkonderwijs
wordt geregeld in deze regeling, het extra budget voor samenwerkingsverbanden vo voor
leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs is geregeld in de reguliere personele
bekostigingsregeling po.8
Artikel 11
Het is cruciaal dat het schoolteam het voortouw heeft voor de inzet van de middelen,
uiteraard in samenspraak met het bestuur en de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad.
Ook betrekken scholen de ouders en leerlingen bij de invulling van het Nationaal Programma
Onderwijs. De medezeggenschapsraad heeft, conform de Wet medezeggenschap op scholen,
instemmingsrecht op het schoolprogramma. Op de beschikking van DUO is zichtbaar welke
middelen op schoolniveau beschikbaar zijn. Het bestuur kan, in samenspraak met de
gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR), een deel van de middelen bovenschools
op bestuursniveau inzetten, maar alleen als de medezeggenschapsraad op schoolniveau
vooraf aangeeft welke deel van de schoolmiddelen daarvoor in aanmerking komt en ermee
instemt dat deze middelen bovenschools worden ingezet. Over de wijze van bovenschools
inzetten van de middelen heeft de GMR instemmingsrecht. Indien er minder middelen
nodig zijn voor het oplossen van de vertragingen dan een school heeft gekregen, kan
er voor worden gekozen om de extra middelen voor een andere school in te zetten, waar
de extra middelen wel nodig zijn. Per school stemt de medezeggenschapsraad dan in
met de inzet van de middelen. Het is dus nodig dat een reallocatie van middelen met
wederzijds goedvinden plaatsvindt en dat de medezeggenschapsraad en het bestuur hier
samen afspraken over maken. Het bestuur blijft verantwoordelijk voor een rechtmatige
en doelmatige besteding van de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs. De
middelen kunnen ook worden teruggestort aan OCW.
De bekostiging op grond van deze regeling wordt verantwoord in de jaarverslaggeving
overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs of de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs BES.
Op grond van artikel 4, zesde lid, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt
het Nationaal Programma Onderwijs aangewezen als maatschappelijk thema voor het bestuursverslag.
Schoolbesturen moeten zich hierover in het bestuursverslag verantwoorden.
Schoolbesturen dienen daarnaast aanvullende informatie te verstrekken over de verrichte
activiteiten via XBRL. Het bevoegd gezag verantwoordt zich via XBRL op schoolniveau
over de instemming van de medezeggenschapsraad op de besteding van middelen en gekozen
interventies uit de menukaart. Ook wordt gevraagd of er een schoolscan heeft plaatsgevonden.
Voor deze vragen wordt een format in XBRL beschikbaar gesteld. Voor schoolbesturen
in Caribisch Nederland geldt dat het bevoegd gezag in een apart overzicht aanvullende
informatie verstrekt over de activiteiten die met de bekostiging zijn verricht. Dit
overzicht moet worden ingezonden naar de dienstpostbus caribisch.nederland@duo.nl.
Eerder is aangegeven dat in april 2022, bij de tweede voortgangsrapportage, een besluit
zou worden genomen over de looptijd van het NP Onderwijs. Met de Kamerbrief van 25 februari
2022 is besloten de looptijd van het NP Onderwijs te verlengen met twee schooljaren.9 Het is de bedoeling dat de middelen die scholen ontvangen worden besteed in de schooljaren
2021–2022 tot en met 2024–2025 aan de interventies van de menukaart. Het blijft daarbij
van belang dat scholen duidelijk verantwoorden in hun jaarverslag welke bewezen effectieve
maatregelen zij hebben genomen.
Artikel 12
Scholen monitoren op schoolniveau. Zij brengen allereerst de door corona opgelopen
vertragingen in kaart (schoolscan) en bepalen aan de hand daarvan met instemming van
de medezeggenschapsraad welke interventies zij zullen inzetten om de vertraging in
te halen. Dit leggen zij vast in een schoolprogramma. Scholen houden daarnaast gedurende
de looptijd van dit programma zicht op de ontwikkeling van leerlingen.
Artikel 13
De Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal Programma Onderwijs
PO en VO blijft langer in stand dan oorspronkelijk beoogd, omdat met de Kamerbrief van 25 februari
2022 ook de bestedingstermijn voor de middelen uit deze regeling zijn verruimd.10 Het is de bedoeling dat de middelen die scholen ontvangen worden besteed in de schooljaren
2021–2022 tot en met 2024–2025 aan de interventies van de menukaart.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma