ARTIKEL I
De Regeling diergezondheid wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 2.2 komt als volgt te luiden:
Artikel 2.2. Aanwijzing zoönosen
Als zoönosen als bedoeld in artikel 5.3 van de wet worden aangewezen de in
de onderstaande tabel genoemde ziekten bij de daarbij genoemde soorten:
|
Infecties met Salmonella spp
|
Kippen die worden gehouden voor de productie van consumptie-eieren
|
|
Infecties met Salmonella enteritidis, Salmonella hadar, Salmonella
infantis, Salmonella typhimurium, Salmonella virchow en Salmonella enterica
serovar Paratyphi B var. Java
|
Vogels die worden gehouden voor de productie van vlees, broedeieren en
consumptie-eieren, met uitzondering van kippen die worden gehouden voor de
productie van consumptie-eieren
|
|
Infectie met Sars-CoV-2
|
Marterachtigen (Mustelidae) en wasbeerhonden (Nyctereutes)
|
B
Artikel 4.2, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel a wordt het volgende subonderdeel toegevoegd:
2. In onderdeel d wordt ‘onderdelen a, b, of c’ vervangen door ‘onderdeel
c’.
3. Onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel f, wordt na onderdeel d
het volgende onderdeel ingevoegd:
-
e. andere gegevens ter onderbouwing van de hoogte van gemaakte kosten voor
verzorging, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c;.
ARTIKEL II
De Regeling dierlijke producten wordt als volgt
gewijzigd:
A
Aan artikel 1.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
einde van de begripsbepaling van ‘verordening (EG) nr. 834/2007’ door een
puntkomma, de volgende begripsbepaling toegevoegd:
- – verordening (EU) 2015/1375:
-
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 van de Commissie van 10 augustus 2015
tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op
Trichinella in vlees (PB EU 2015, L 212).
B
Artikel 2.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt ‘van verordening (EG) nr. 2075/2005’ vervangen door
‘verordening 2015/1375’.
2. Onderdeel g wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘artikel’ wordt vervangen door ‘de artikelen’.
b. Na ‘12, vierde lid,’ wordt ‘en 43, zesde lid, tweede
alinea, eerste volzin,’ ingevoegd.
ARTIKEL III
De Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren wordt
als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na ‘wordt’ ingevoegd ‘verstaan’.
b. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EG) nr. 999/2001’ wordt de
volgende begripsbepaling ingevoegd:
- verordening (EG) nr. 178/2002:
-
verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van
28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften
van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor
voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor
voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG 2002, L 31);.
c. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EG) nr. 2160/2003’ worden de
volgende begripsbepalingen ingevoegd:
- verordening (EG) nr. 852/2004:
-
verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU 2004, L 139);
- verordening (EG) nr. 853/2004:
-
verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor
levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);
- verordening (EG) nr. 1/2005:
-
verordening (EG) nr. 1/2005: verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de
Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het
vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de
Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU 2005,
L 3);
- verordening (EG) nr. 183/2005:
-
verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van
12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU
2005, L 35);.
d. De begripsbepalingen van ‘verordening (EU) nr. 2017/625’, ‘verordening
(EU) nr. 2019/1013’, ‘verordening (EU) 2019/1602’ en ‘verordening (EU)
2019/1666’ vervallen.
e. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EU) nr. 2016/429’ worden de
volgende begripsbepalingen ingevoegd:
- verordening (EU) nr. 2017/625:
-
verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van
15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten
die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en
diervoeder-wetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid,
dierenwelzijn, plant-gezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot
wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr.
1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU)
2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de
Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de
Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de
Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG)
nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de richtlijnen89/608/EEG,
89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad
en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017
L 95);.
f. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EU) nr. 2019/625’ worden de
volgende begripsbepalingen ingevoegd:
- verordening (EU) 2019/1602:
-
verordening (EU) 2019/1602 van de Commissie van 23 april 2019 tot
aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad
betreffende het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst dat
zendingen van dieren en goederen tot hun bestemming vergezelt (PbEU L
250);
- verordening (EU) 2019/1666:
-
verordening (EU) 2019/1666 van de Commissie van 24 juni 2019 tot aanvulling
van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft
de voorwaarden voor de monitoring van het vervoer en de aankomst van zendingen
van bepaalde goederen van de grenscontrolepost van aankomst tot de inrichting
op de plaats van bestemming in de Unie (PbEU L 255);.
g. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EU) 2021/520’ worden de volgende
begripsbepalingen ingevoegd:
- verordening (EU) nr. 2021/605:
-
uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie van 7 april 2021 tot
vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse
varkenspest (PbEU 2021, L 129);
- verordening (EU) nr. 2021/934:
-
uitvoeringsverordening (EU) 2019/934 van de Commissie van 9 juni 2021 tot
vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van klassieke
varkenspest (PbEU 2021, L 204);.
h. Onder vervanging van de punt aan het einde van de begripsbepaling van
‘verordening (EU) 2021/963’ door een puntkomma worden de volgende
begripsbepalingen ingevoegd:
- verordening (EU) nr. 2021/1070:
-
uitvoeringsverordening (EU) 2021/1070 van de Commissie van 28 juni 2021 tot
vaststelling van bijzondere bestrijdingsmaatregelen voor een beperkte periode
in verband met infectie van het nodulaire-dermatosevirus (PbEU 2021, L
230);
- verordening (EU) nr. 2021/1933:
-
gedelegeerde verordening (EU) 2021/1933 van de Commissie van 14 juli 2021
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en
de Raad wat betreft voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van
gezelschapsvogels naar een lidstaat vanuit een gebied of derde land (PbEU 2021,
L 396);
- verordening (EU) nr. 2022/140:
-
uitvoeringsverordening (EU) 2022/140 van de Commissie van 16 november 2021
tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2016/429 van
het Europees Parlement en de Raad wat de antigeen-, vaccin- en
diagnosereagensbanken van de Unie betreft (PbEU 2022, L 23).
2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
-
2. Deze regeling berust mede op de artikelen 6.2, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.2,
tweede lid, tweede zin, 7.3, vijfde lid, 7.6, eerste en tweede lid, 8.8, van de
Wet dieren en artikel 2.2, derde lid, en artikel 4.9 van het Besluit handhaving
en overige zaken Wet dieren.
B
Artikel 1.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel k vervalt het onderdeel dat betrekking heeft op artikel 279,
eerste lid.
2. In onderdeel p wordt ‘artikel 41, eerste lid’, vervangen door ‘artikel
41’.
3. Onderdeel s wordt als volgt gewijzigd:
a. Na het onderdeel dat betrekking heeft op artikel 61, eerste lid, tweede
zin, wordt het volgende onderdeel ingevoegd:
b. ‘artikel 80’ wordt vervangen door ‘artikel 80, eerste lid’.
4. Onder verlettering van de onderdelen ah tot en met ao tot aj tot en met aq
worden na onderdeel ag de volgende onderdelen ingevoegd:
5. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel aq (nieuw) door
een puntkomma, worden de volgende onderdelen toegevoegd:
-
ar. van verordening (EU) nr. 2021/1070:
-
– artikel 13, eerste alinea en onderdelen a, b en c;
-
– artikel 14, eerste alinea en onderdelen a en b;
-
– artikel 15, eerste alinea en onderdelen a en b;
-
– artikel 17, tweede lid, onderdeel a, eerste streepje, tweede zin;
-
as. van verordening (EU) nr. 2021/1933:
-
at. van verordening (EU) nr. 2022/140:
C
In artikel 2.1 vervallen de begripsbepalingen van verordening (EG) nr.
852/2004, verordening (EG) nr. 853/2004 en verordening (EG) nr. 183/2005.
D
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
1. De rij die betrekking heeft op artikel 3A.8, tweede lid, van de Regeling
dierlijke producten vervalt.
2. De rij die betrekking heeft op artikel 2.4, eerste lid, onderdeel g, van
de Regeling dierlijke producten komt te luiden:
|
Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel f, voor zover dat onderdeel betrekking
heeft op de artikelen 2 en 4 van verordening (EU) nr. 2015/1375
|
4
|
3. De rij die betrekking heeft op artikel 4.12, tweede lid, van de Regeling
houders van dieren vervalt.
4. Na de rij die betrekking heeft op artikel 5a.8 van de Regeling houders van
dieren, wordt de volgende rij ingevoegd:
|
Artikel 5b.3, eerste lid, onderdeel a
|
1
|
5. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.4 van de Regeling houders van
dieren wordt ‘Artikel 5b.4’ vervangen door ‘Artikel 5b.4, eerste lid’.
6. De rijen die betrekking hee op artikel 5b.12 van de Regeling houders van
dieren vervalt.
7. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.19 van de Regeling houders van
dieren vervalt.
8. Na de rij die betrekking heeft op artikel 5b.22 van de Regeling houders
van dieren wordt de volgende rij ingevoegd:
|
Artikel 5b.23, tweede lid in samenhang met het eerste lid
|
2
|
9. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.27, eerste lid, van de Regeling
houders van dieren vervalt.
10. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.36 van de Regeling houders
van dieren, wordt ‘Artikel 5b.36’ vervangen door ‘Artikel 5b.36, tweede en
derde lid’.
11. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.39 van de Regeling houders van
dieren komt te luiden:
|
Artikel 5b.39, tweede lid
|
2
|
12. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.49, eerste en tweede lid, van
de Regeling houders van dieren, wordt ‘Artikel 5b.49, eerste en tweede lid’
vervangen door ‘Artikel 5b.49, tweede lid’.
13. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.53 van de Regeling houders van
dieren komt te luiden:
|
Artikel 5b.53, eerste lid
|
1
|
14. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.55 van de Regeling houders van
dieren komt te luiden:
15. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.56, eerste en derde lid, van
de Regeling houders van dieren wordt ‘Artikel 5b.56, eerste en derde lid’
vervangen door ‘Artikel 5b.56, derde lid’.
16. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.61 van de Regeling houders
van dieren wordt ‘Artikel 5b.61’ vervangen door ‘Artikel 5b.61, tweede
lid’.
17. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.72, tweede lid, van de Regeling
houders van dieren vervalt.
18. De rij die betrekking heeft op artikel 84, eerste lid, van verordening
(EU) 2016/429 komt te luiden:
|
Artikel 84, eerste lid, voor zover het exploitanten betreft die runderen,
varkens, schapen, geiten of meer dan 250 kippen, kalkoenen, parelhoenders,
eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen en loopvogels houden, of
een exploitant van een inrichting waar sperma van paardachtigen wordt gewonnen,
geproduceerd, verwerkt of opgeslagen.
|
2
|
19. Na de rij die betrekking heeft op artikel 96, eerste lid, van verordening
(EU) nr. 2016/429, worden de volgende rijen ingevoegd:
|
Artikel 102, derde lid, aanhef, onderdeel b, in samenhang met artikel 5b.4,
tweede lid, van de Regeling houders van dieren ingeval de exploitant runderen
of varkens houdt, met uitzondering van het sterftecijfer van in de inrichting
gehouden dieren, biobeveiligingsmaatregelen, resultaten van
diergezondheidsinspecties, het type elektronisch identificatiemiddel of
tatoeage en de plaats daarvan indien bij het dier aangebracht, de datum van
slacht of verlies van het dier, de reden van wijziging van het
identificatienummer.
|
1
|
|
Artikel 102, derde lid, aanhef, onderdeel b, in samenhang met artikel 5b.4,
tweede lid, van de Regeling houders van dieren, ingeval de exploitant schapen
of geiten houdt, voor zover dat betrekking heeft op het
verplaatsingsdocument.
|
1
|
|
Artikel 103, derde lid, onderdeel b, in samenhang met artikel 3a.8, tweede
lid, van de Regeling dierlijke producten, voor zover dat betrekking heeft op
paardensperma-wincentra
|
2
|
|
Artikel 104, derde lid, aanhef en onderdeel b, in samenhang met artikel
4.12, tweede lid, van de Regeling houders van dieren
|
3
|
|
Artikel 115, onderdeel b
|
2
|
|
Artikel 124, tweede lid, aanhef, onderdeel b, voor zover het runderen,
varkens, schapen, geiten of paardachtigen betreft
|
2
|
20. Na de rij die betrekking heeft op artikel 52, tweede en derde lid, van
verordening (EU) nr. 2019/2035 wordt de volgende rij ingevoegd:
|
Artikel 58, eerste lid, onderdeel a
|
2
|
21. Na de rij die betrekking heeft op artikel 58, tweede lid, onderdeel b, van
verordening (EU) nr. 2019/2035, worden de volgende rijen ingevoegd:
|
Artikel 58, derde lid
|
2
|
|
Artikel 66, eerste lid
|
1
|
|
Artikel 66, derde lid
|
3
|
22. Na de rij die betrekking heeft op artikel 4, onderdeel b, van verordening
(EU) nr. 2020/688 worden de volgende rijen ingevoegd:
|
Verordening nr. 2021/520
|
|
|
Artikel 3, eerste lid, eerste zin, in samenhang met artikel 5b.49, eerste
lid, artikel 5b.56, eerste lid, artikel 5b.61, eerste lid, van de Regeling
houders van dieren
|
2
|
|
Artikel 13, eerste lid, in samenhang met artikel 5b.19, eerste lid, van de
Regeling houders van dieren
|
2
|
|
Artikel 14, eerste lid, in samenhang met artikel 5b.27, eerste lid, van de
Regeling houders van dieren
|
2
|
|
Artikel 15, in samenhang met artikel 5b.36, eerste lid, van de Regeling
houders van dieren
|
2
|
|
Artikel 17, eerste lid, in samenhang met artikel 5b.19 derde lid, van de
Regeling houders van dieren
|
2
|
|
Verordening (EU) nr. 2021/963
|
|
|
Artikel 3, eerste lid
|
2
|
|
Artikel 6, eerste lid en vierde lid
|
2
|
|
Artikel 11, eerste lid, voor zover het het moment van aanvraag van het
unieke levenslang geldige identificatiedocument betreft
|
2
|
|
Artikel 12
|
2
|
|
Artikel 13, tweede lid
|
2
|
|
Artikel 14, eerste lid
|
2
|
|
Artikel 14, derde lid, in samenhang met artikel 5b.39, derde lid, van de
Regeling houders van dieren
|
2
|
|
Artikel 21, eerste lid, in samenhang met artikel 5b.39, eerste lid, van de
Regeling houders van dieren
|
2
|
|
Artikel 27, tweede lid
|
1
|
|
Artikel 29, eerste lid, onderdeel a
|
3
|
|
Artikel 29, eerste lid, onderdeel b en d
|
2
|
|
Artikel 37, eerste lid
|
2
|
|
Artikel 43, eerste lid
|
2
|
ARTIKEL IV
De Regeling houders van dieren wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In het onderdeel ‘eendagskuiken’ vervalt ‘en die nog niet is
gevoerd’.
b. Het onderdeel ‘fret’ komt te luiden:
- fret:
-
dier als bedoeld in artikel 2, onderdeel 3, van verordening (EU) nr.
2019/2035;.
c. Het onderdeel ‘vermeerderingsdier’ komt te luiden:
- vermeerderingsdier:
-
pluimvee bestemd voor de productie van broedeieren;.
2. In het derde lid wordt ‘artikel 5.1, eerste en derde lid, van de Wet
dieren’ vervangen door ‘artikel 5.1, eerste en derde lid, en artikel 7.2,
tweede lid, onderdeel e, van de Wet dieren’.
B
Aan artikel 5a.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
einde van onderdeel b door een puntkomma, het volgende onderdeel
toegevoegd:
C
In artikel 5a.3 wordt ‘vanaf de dag nadat’ vervangen door ‘vanaf de dag na
de dag waarop’.
D
In artikel 5a.8 wordt ‘vanaf de dag nadat’ vervangen door ‘vanaf de dag na
de dag waarop’.
E
In artikel 5a.9, eerste lid, wordt ‘vast binnen drie werkdagen, te rekenen
vanaf de dag waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden’ vervangen door
‘onverwijld nadat de gegevens bekend zijn bij de exploitant’.
F
In artikel 5b.4, tweede lid, wordt ‘of 5.3b, tweede lid’ vervangen door
‘of 5b.3, tweede lid’.
G
In het vierde lid, onderdeel b, van artikel 5b.6, wordt na ‘verordening
(EU) nr. 2021/520’ ingevoegd ‘respectievelijk verordening (EU) nr.
2021/963’.
H
In artikel 5b.8, eerste lid, wordt ‘landdieren houdt’ vervangen door
‘dieren houdt die op grond van verordening (EU) nr. 2019/2035 geïdentificeerd
moeten worden’.
I
Artikel 5b.8a, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
J
In artikel 5b.9 wordt na ‘gebruiksmerken’ ingevoegd ‘voor dieren die op
grond van verordening (EU) nr. 2019/2035 geïdentificeerd moeten worden’.
K
Artikel 5b.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘gebruiksmerken’ ingevoegd ‘voor dieren die op
grond van verordening (EU) nr. 2019/2035 geïdentificeerd moeten worden’.
2. Het volgende lid wordt toegevoegd:
3.Dit artikel is niet van toepassing op
leveranciers van injecteerbare transponders.
M
Na artikel 5b.14 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 5b.14a. Voorschriften aanbrengen identificatiemiddel paardachtigen
Een injecteerbare transponder voor paardachtigen wordt uitsluitend
aangebracht door een dierenarts of een persoon die de opleiding tot
paardenpaspoortconsulent, aangeboden door de ‘Koepel Fokkerij’ voor
Paardachtigen, met succes heeft afgerond.
N
Artikel 5b.17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘één van de conventionele oormerken’ wordt vervangen door ‘de
conventionele oormerken’.
2. Na ‘genoemde identificatiemiddelen’ wordt ingevoegd ‘met een bijpassend
conventioneel oormerk dat voldoet aan artikel 5b.18.’.
O
Artikel 5b.21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2 Het volgende lid wordt toegevoegd:
2. Artikel 5b.14 is van toepassing op de handelingen, genoemd in het eerste
lid, onderdelen a en b.
P
In artikel 5b.27, eerste lid, wordt ‘na de geboorte’ vervangen door ‘te
rekenen vanaf de dag na de dag van geboorte’.
Q
Artikel 5b.28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het volgende lid wordt toegevoegd:
R
In het derde lid van artikel 5b.29 wordt ‘vanaf de dag waarop’ vervangen
door ‘vanaf de dag na de dag waarop’.
S
Artikel 5b.30 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
-
3. Wanneer een slachtmerk of een gebruiksmerk onleesbaar is geworden, brengt
de exploitant een nieuw merk met dezelfde gegevens als bedoeld in artikel
5b.34, eerste lid, of indien van toepassing, artikel 5b.35, eerste lid,
aan.
2. Het volgende lid wordt toegevoegd:
T
In het eerste lid van artikel 5b.36 wordt ‘een week nadat in een
inrichting geboren varkens zijn gespeend, of uiterlijk drie maanden na de
geboorte’ vervangen door ‘uiterlijk binnen drie maanden, en indien de dieren
eerder worden gespeend, binnen een week na het spenen’.
U
Artikel 5b.37 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het volgende lid wordt toegevoegd:
V
Artikel 5b.39, tweede lid, komt te luiden:
-
2. De termijn voor indiening van een aanvraag door de exploitant voor de
afgifte van een uniek, levenslang geldig identificatiedocument als bedoeld in
artikel 58, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 2019/2035,
bedraagt zes maanden na de geboorte van de paardachtige.
V
Artikel 5b.42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het volgende lid wordt toegevoegd:
W
In de artikelen 5b.44, eerste lid, onderdeel d, 5b.45, onderdeel c, 5b.46,
onderdeel d, en 5b.47, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘het relatienummer van de
houder’ vervangen door ‘hun relatienummer’.
X
Artikel 5b.47 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef vervalt ‘indien beschikbaar’.
b. In onderdeel d wordt na ‘de identificatiecode van de moeder van het rund’
ingevoegd ‘, indien beschikbaar’.
c. In onderdeel e wordt ‘na het land van geboorte van het rund’ ingevoegd ‘,
indien beschikbaar’.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef vervalt ‘indien beschikbaar’.
b. In onderdeel c wordt na ‘van de moeder van het rund’ ingevoegd ‘, indien
beschikbaar’.
Y
Artikel 5b.48 komt te luiden:
Artikel 5b.48. Doorgeven gegevens bij vervanging identificatiemiddel
Exploitanten die runderen houden, geven, wanneer zij toepassing geven aan
artikel 19, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2021/520 de volgende gegevens
door aan het geautomatiseerde gegevensbestand:
-
a. de oorspronkelijke en nieuwe identificatiecode van het rund;
-
b. de datum van vervanging;
-
c. het unieke registratienummer van de inrichting;
-
d. hun relatienummer.
Z
Artikel 5b.49 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, tweede en vijfde lid wordt ‘vanaf de dag waarop’ vervangen
door ‘vanaf de dag na de dag waarop’.
2. In het derde lid wordt na ‘bedoeld in artikel 5b.19’ ingevoegd ‘of ingeval
artikel 5b.19, tweede lid, van toepassing is, na het aanbrengen van het eerste
identificatiemiddel binnen de in artikel 5b.19, eerste lid, genoemde
termijn’.
AA
Artikel 5b.52, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c vervalt ‘en’.
2. De punt in onderdeel d wordt vervangen door ‘; en’.
3. Het volgende onderdeel wordt toegevoegd:
BB
De artikelen 5b.53 en 5b.55 worden vernummerd tot respectievelijk 5b.55 en
5b.53 en worden geplaatst achter respectievelijk artikel 5b.54 en 5b.52.
CC
Artikel 5b.53 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b vervalt ‘en’.
2. De punt in onderdeel c wordt vervangen door ‘; en’.
3. Het volgende onderdeel wordt toegevoegd:
2. In het tweede lid wordt na ‘van de betrokken inrichting’ ingevoegd ‘hun
relatienummer’.
DD
Artikel 5b.54 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘artikel 113, onderdeel c’ vervangen door ‘artikel 113,
eerste lid, onderdeel c’.
b. In onderdeel a vervalt ‘en’.
c. In onderdeel b wordt na de puntkomma ‘en’ toegevoegd.
d. Het volgende onderdeel wordt toegevoegd:
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘de volgende gegevens’ vervangen door
‘gegevens over’.
b. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
1°. De aanduiding ‘a’ voor onderdeel a vervalt.
3°. De puntkomma aan het einde van onderdeel a wordt vervangen
door een punt.
3. In het vierde lid vervalt ‘het relatienummer’.
EE
In artikel 5b.55 (nieuw) wordt ‘en de datum van het aanbrengen van de
nieuwe identificatiemiddelen’ vervangen door ‘, de datum van het aanbrengen van
de nieuwe identificatiemiddelen, het unieke registratienummer van de
inrichting, en hun relatienummer’.
FF
In artikel 5b.56, derde lid, wordt na ‘zes maanden na de geboorte’
ingevoegd ‘te rekenen vanaf de dag na de dag van geboorte’.
GG
Artikel 5b.59 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c vervalt ‘en’.
2. De punt aan het einde van onderdeel d wordt vervangen door ‘; en’.
3. Het volgende onderdeel wordt toegevoegd:
HH
Aan artikel 5b.60 wordt onder vervanging van de punt aan het einde van
onderdeel b door ‘; en’ het volgende onderdeel toegevoegd:
II
In het eerste lid van artikel 5b.61 wordt ‘vanaf de dag waarop’ vervangen
door ‘vanaf de dag na de dag waarop’.
JJ
In artikel 5b.62, vijfde lid, wordt ‘bedoeld in het vijfde lid’ vervangen
door ‘bedoeld in het vierde lid’.
KK
Artikel 5b.64 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het derde en vierde lid vervallen.
3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot het derde lid.
4. In het derde lid (nieuw) vervalt ‘en, indien van toepassing, de
verantwoordelijk dierenarts,’.
LL
Na artikel 5b.64 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 5b.64a. Herstel en intrekking
-
1. Een exploitant die paardachtigen houdt, kan de gegevens, bedoeld in artikel
9 van verordening (EU) nr. 2021/963, en de gegevens die op grond van artikel
5b.64, tweede lid, zijn doorgegeven, herstellen of intrekken.
-
2. Het verzoek tot herstel of intrekking van gegevens geschiedt met
gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is
gesteld.
MM
Artikel 5b.65 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het einde
van onderdeel b door een punt, onderdeel c.
2. In het tweede lid wordt ‘niet van toepassing op een exploitant van vogels
die minder dan 250 vogels houdt’ vervangen door ‘van toepassing op een
exploitant van vogels die op enig moment in het kalenderjaar 250 of meer vogels
houdt’.
NN
Artikel 5b.71 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding ‘1’ vervalt.
2. Het tweede lid vervalt.
OO
Artikel 5b.74 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. In het tweede lid wordt na ‘een in Nederland gelegen slachthuis’
toegevoegd ‘of vanaf de inrichting al dan niet via een verzamelcentrum
rechtstreeks buiten Nederland worden gebracht’.
3. In het derde lid wordt ‘Het eerste en tweede lid’ vervangen door ‘Het
eerste lid’.
PP
Artikel 5c.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘aangevoerd zijn’ vervangen door ‘bijeengebracht
zijn’.
2. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot het derde tot en
met vijfde lid.
3. Na het eerste lid wordt het volgende lid ingevoegd:
-
2. Evenhoevigen, met uitzondering van varkens, die voorafgaand aan de aanvoer
op een inrichting, niet zijnde een slachthuis, verzamelcentrum of
tentoonstelling of keuring, zijn verzameld op een vervoermiddel als bedoeld in
artikel 1.34 van het besluit, verblijven ten minste 21 dagen op die inrichting
voordat zij worden verplaatst naar een inrichting in Nederland.
QQ
In artikel 5c.8, eerste lid, wordt ‘zes dagen’ vervangen door ‘144
uur’.
RR
Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘monsters’ vervangen door
‘bloedmonsters ‘.
2. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: ‘Een dierenarts
neemt overeenkomstig de procedure van bijlage 10 bloedmonsters van de in die
toevoegstal aanwezige varkens ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel
2.27h, eerste lid, onderdeel b, van het besluit.’.
SS
Artikel 7.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt ‘bijlage 8’ vervangen door ‘bijlage 10’.
2. In het vierde lid wordt ‘eerste lid’ vervangen door ‘tweede lid’.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
-
5. Het tweede lid is niet van toepassing indien het aantal gehouden varkens,
uitgezonderd zogende biggen, gedurende de periode, bedoeld in tweede lid,
minder dan 31 bedraagt.
TT
In artikel 7a.1 wordt na ‘De houder van een rund stuurt’ ingevoegd ‘,
uiterlijk binnen een week nadat bij het dier de vrucht of vruchten ter wereld
zijn gebracht,’.
UU
Het opschrift van de tweede in hoofdstuk 7b opgenomen paragraaf 7b.2 komt
te luiden:
§ 7b.3. Gezondheidsvoorschriften.
VV
De aanduiding ‘§ 7b.2.1’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.1’.
WW
De aanduiding ‘§ 7b.2.2’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.2’.
XX
In artikel 7b.27, tweede lid, wordt ‘artikelen 7b.22 tot en met 7b.26’
vervangen door ‘artikelen 7b.23 tot en met 7b.26’.
YY
De aanduiding ‘§ 7b.2.3’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.3’.
ZZ
Artikel 7b.37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de eerstvolgende twee koppels’ vervangen door
‘twee opeenvolgende koppels’.
2. In artikel 7b.37, tweede lid, wordt ‘van de eerstvolgende’ vervangen door
‘van één van de eerstvolgende’.
AAA
De aanduiding ‘§ 7b.2.4’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.4’.
BBB
De aanduiding ‘§ 7b.2.4.1’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.4.1’.
CCC
In artikel 7b.40, eerste lid, aanhef, wordt ‘7b.2.4’ vervangen door
‘7b.3.4’.
DDD
De aanduiding ‘§ 7b.2.4.2’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.4.2’.
EEE
De aanduiding ‘§ 7b.2.4.3’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.4.3’.
FFF
Aan paragraaf § 7b.3.4.3 (nieuw) wordt het volgende artikel
toegevoegd:
Artikel 7b.50 Verbod verplaatsing pluimvee
Als categorie pluimvee als bedoeld in artikel 2.76if, eerste lid, van het
besluit wordt aangewezen: leghennen.
GGG
In artikel 8a.5, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘in gevangenschap levende
vogels’ vervangen door ‘vogels van de orde Galliformes of
Struthioniformes’.
HHH
In het opschrift van bijlage 10 wordt ‘artikel 7.1, eerste lid, onderdeel
a’ vervangen door ‘de artikelen 7.1, eerste lid, onderdeel a, en 7.3, eerste
lid’.
III
In bijlage 12 wordt ‘een test op antistoffen een positief resultaat geeft’
telkens vervangen door ‘een andere test op antistoffen een positief resultaat
geeft’.
JJJ
In bijlage 13 wordt ‘Adres, postcode, plaats:’ vervangen door ‘Adres,
postcode, plaats, land:’.
ARTIKEL V
De Regeling veterinaire maatregelen specifieke
dierziekten of zoönosen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.1 wordt na ‘(PbEU 2016, L 84)’ ingevoegd ‘,
uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie van 7 april 2021 tot
vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse
varkenspest (PbEU L 129),’.
B
Aan hoofdstuk 2 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 2.3. Verbod verplaatsing in het wild levende varkens
Het is exploitanten verboden in het wild levende varkens te verplaatsen of
in of buiten Nederland te brengen.
ARTIKEL VI
De Regeling identificatie en registratie van dieren wordt ingetrokken.
ARTIKEL VII
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Hoofdstuk 1. Inleiding
Met ingang van 21 april 2021 is de Regeling diergezondheid (Stcrt. 2021,
17794) in werking getreden. Met die regeling is de nieuwe Europese
diergezondheidsverordening (verordening (EU) nr. 2016/429; hierna
diergezondheidsverordening) op grond van de Wet dieren uitgevoerd. Hiermee zijn
de nationale diergezondheidsregels in ministeriële regelingen die op grond van
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren waren gesteld, voor zover de
diergezondheidsverordening daarvoor ruimte biedt, overgeheveld naar
ministeriële regeling onder de Wet dieren.
Op het moment van inwerkingtreding van de Regeling diergezondheid was de
regeldruktoets nog niet gereed. Tevens waren de internetconsultatie en de
uitvoerbaarheid- en handhaafbaarheidstoets (UHT) nog niet afgerond. Vanwege de
noodzaak om de regelgeving op 21 april 2021 van kracht te laten worden, was
ervoor gekozen eventuele aanpassingen van de ministeriële regelingen naar
aanleiding van de resultaten van de genoemde toetsen en de ontvangen
opmerkingen uit de consultatie, op een later stadium bij separate regeling door
te voeren. Onderhavige wijzigingsregeling voorziet hierin.
Deze wijzigingsregeling bevat ten eerste aanpassingen in de Regeling
diergezondheid, de Regeling dierlijke producten, de Regeling handhaving en
overige zaken Wet dieren en de Regeling houders van dieren als gevolg van de
gemaakte opmerkingen tijdens de internetconsultatie en de UHT. Deze worden in
hoofdstuk 3 artikelsgewijs weergegeven. Dit zijn aanpassingen van technische
aard, zonder beleidsinhoudelijke gevolgen. In het consultatieverslag dat
separaat gepubliceerd zal worden op
www.internetconsultatie.nl/regelingdiergezondheid wordt
ingegaan op alle andere opmerkingen uit de internetconsultatie of de UHT die
niet hebben geleid tot een wijziging van regelgeving. Het gaat hier veelal om
opmerkingen over de inhoud van de Regeling diergezondheid. Hiervoor geldt ten
algemene dat het doel van de Regeling diergezondheid (inclusief de wijzigingen
van andere ministeriële regelingen die hierin opgenomen zijn) alleen tot doel
had de nieuwe Europese regelgeving uit te voeren en waar het gaat om
aanvullende nationale maatregelen, de oude regelgeving beleidsneutraal is
omgezet. Opmerkingen van beleidsmatige aard en over de uitvoerbaarheid en
handhaafbaarheid van de omgezette oude bepalingen vallen daarom buiten de
reikwijdte van die regeling en zijn daarom nu niet inhoudelijk behandeld.
Tot slot zijn er in de UHT van de NVWA enkele opmerkingen gemaakt over een
eerder ambtelijk concept van de Regeling diergezondheid die al waren verwerkt
in de uiteindelijke Regeling diergezondheid. Ook op deze opmerkingen wordt niet
nader ingegaan.
Ten tweede is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele technische
wijzigingen door te voeren, die losstaan van de UHT-toetsen en de opmerkingen
uit de internetconsultatie, en die verder geen invloed hebben op de regeldruk.
Hierbij gaat het bijvoorbeeld over een foutieve verwijzing naar artikelen.
Tevens is verordening (EU) nr. 2021/963 grotendeels met ingang van 7 juli 2021
van kracht geworden, dat heeft geleid tot een wijziging in de Regeling houders
van dieren.
Ten derde is artikel 2.2 van de Regeling diergezondheid aangepast. Dit
artikel heeft tot doel dat een houder iedere besmetting of een redelijke
vermoeden van een besmetting met een zoönotische salmonella meldt bij de NVWA.
Dit volgt uit artikel 2.12, derde lid, van de Wet dieren. Hiermee wordt
tegemoet gekomen aan de bevinding van de Europese Commissie in de audit van
15-25 maart 2021 dat de Nederlandse pluimveehouder behalve een geconstateerde
besmetting met een van de zoönotische salmonella serotypes zoals omschreven in
verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van
17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door
voedsel overgedragen zoönoseverwekker (PbEU 2003, L 325), ook het vermoeden van
zo’n besmetting moet melden waar het gaat om kippen die gehouden worden voor de
productie van consumptie-eieren. Zo’n vermoeden ontstaat wanneer de routine
screeningstest een salmonellabesmetting uitwijst, de typering van de
salmonellabesmetting is dan nog niet bekend. Om die reden is in artikel 2.2 van
de Regeling diergezondheid opgenomen dat ieder besmetting met een zoönotische
salmonella, te weten salmonella spp., bij kippen die gehouden worden voor de
productie van consumptie-eieren gemeld moet worden. Dan kunnen er adequaat
maatregelen getroffen worden ter voorkoming van met salmonella besmette eieren
in de voedselketen. Indien na een aantal dagen de typering van de besmetting
kan worden vastgesteld en er geen sprake is van een besmetting met Salmonella
enteritidis, Salmonella hadar, Salmonella infantis, Salmonella typhimurium,
Salmonella virchow en Salmonella enterica serovar Paratyphi B var. Java, worden
de maatregelen weer opgeheven.
Daarnaast bleek bij de omzetting van de voorschriften over de meldplicht
van zoönotische salmonella’s op basis van de toenmalige Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren onbedoeld de diersoort en diercategorieën waarop de
meldplicht van toepassing was, is beperkt. Dit is hersteld met het aanwijzen
van vogels die worden gehouden voor de productie van vlees, consumptie-eieren
en broedeieren, zie hiervoor artikel I, onderdeel A, van de onderhavige
wijzigingsregeling.
Ten vierde is artikel 2.1 en artikel 2.3 van de Regeling veterinaire
maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen aangepast middels artikel V van
de onderhavige wijzigingsregeling. In een aantal lidstaten van de Europese Unie
komt Afrikaanse varkenspest voor in wilde zwijnenpopulaties. De ziekte in die
populaties is moeilijk te bestrijden. Het is van groot belang dat de ziekte
niet via het verplaatsen van wilde zwijnen, waarvan niet altijd bekend is of ze
besmet zijn, gebeurt. De Europese Commissie heeft daarom voor alle lidstaten in
de hele Unie verboden dat in het wild levende varkens worden verplaatst, binnen
een lidstaat of tussen lidstaten (verordening (EU) nr. 2021/605). Met dit
artikel wordt dit voor Nederland geregeld.
In hoofdstuk 2 zal eerst het advies van het Adviescollege toetsing
regeldruk worden besproken. Vervolgens zal de internetconsultatie aan de orde
komen in hoofdstuk 3 voor zover die reacties tot aanpassingen hebben geleid en
de uitvoerbaarheid- en handhaafbaarheidstoetsen van RVO en NVWA in hoofdstuk 4.
Tot slot wordt opgemerkt dat de onderhavige regeling geen technische
voorschriften in de zin van Richtlijn 2015/1535 van het Europees Parlement en
de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied
van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de
informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241) bevat die genotificeerd
moeten worden bij de Europese Commissie. De eisen sluiten aan bij bestaande
regels die ofwel al als technisch voorschrift zijn genotificeerd ofwel niet als
zodanig hoeven te worden genotificeerd.
Twee artikelen stellen eisen ten aanzien van diensten, maar enkel artikel
5b.8a van de Regeling houders van dieren wordt genotificeerd volgens Richtlijn
2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006
betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376) omdat het een eis
is die wordt gesteld in het kader van erkenning.
Het andere artikel (5b.14a van de Regeling houders van dieren) hangt samen
met verordening (EU) nr. 2021/963.
Hoofdstuk 2. Adviescollege toetsing regeldruk
De Regeling diergezondheid is ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege
toetsing regeldruk. De conclusie van het Adviescollege was ten tijde van de
inwerkingtreding van de regeling op 21 april 2021 nog niet gereed. Dit is nu
wel het geval. De toetsing heeft niet geleid tot een formeel advies van het
Adviescollege, de gevolgen voor de regeldruk zijn niet significant. Wel zijn er
enkele ambtelijke opmerkingen ten aanzien van de toelichting bij de Regeling
diergezondheid gemaakt.
In paragraaf 4.2 van de toelichting bij de Regeling diergezondheid worden
de financiële gevolgen van de regeling besproken. Daarin staat aangegeven welke
gegevens inrichtingen, die werken met levende dierlijke producten aanvullend op
de gegevens op grond van de diergezondheidsverordening en verordening (EU) nr.
2020/686, moeten aanleveren. Uit deze paragraaf bleek volgens het Adviescollege
niet duidelijk welke gegevens er extra moeten worden aangeleverd. Dit betreft
alleen de naam van de dierenarts van de inrichting. Voor nieuwe inrichtingen en
nog niet geregistreerde inrichtingen is dit een extra gegeven dat
tegelijkertijd met de overige gegevens meegestuurd kan worden. Dat zal dus geen
extra kosten met zich brengen. Al bestaande, reeds geregistreerde inrichtingen
moeten deze naam nog doorgeven. Dat is eenmalig, en zal ongeveer tien minuten
in beslag nemen. Het gaat om zeventig inrichtingen.
Tevens staan in paragraaf 4.2 van de toelichting bij de Regeling
diergezondheid de financiële gevolgen aangegeven voor het verrichten van de
laboratoriumtest op Aviaire chlamydiose bij papegaaien voorafgaande aan een
tentoonstelling. Niet voldoende duidelijk was volgens het Adviescollege
aangegeven wat de achtergrond van deze eis is. Artikel 59 van verordening (EU)
nr. 2020/688 bevat de eis voor papegaaiachtigen die naar Nederland vervoerd
worden voor een tentoonstelling. Gelet op de achtergrond van deze eis (het
voorkomen van dierziekten) is dit de aanleiding geweest om deze eis ook van
toepassing te laten zijn voor Nederlandse vogels die naar een Nederlandse
tentoonstelling gaan.
Hoofdstuk 3. Consultatie en UHT NVWA en RVO
3.1 Inleiding
Een ontwerp van de Regeling diergezondheid (Stcrt. 2021, 17794) is van 11 maart
2021 tot en met 22 april 2021 geconsulteerd via internetconsultatie. Er zijn
vijftien reacties op de conceptregeling en de toelichting gekomen. Deze
Regeling diergezondheid is in werking getreden op 21 april 2021. De reacties
gegeven in de internetconsultatie zien hoofdzakelijk op dat ontwerp. Tevens
hebben NVWA en RVO een UHT-toets uitgevoerd.
Er zijn een aantal reacties gegeven via de internetconsultatie die nog
betrekking hebben op het Besluit diergezondheid. Hier is een aparte consultatie
over geweest waar ook gebruik van is gemaakt. Reacties op de Wet dieren, het
Besluit diergezondheid of andere regelgeving waarop de Regeling diergezondheid
geen betrekking heeft, vallen derhalve buiten de reikwijdte van deze
consultatie en zullen om die reden ook niet worden behandeld. Zoals in de
inleiding van deze toelichting ook al staat aangegeven worden in dit hoofdstuk
de reacties op de internetconsultatie en de UHT van de NVWA en RVO
artikelsgewijs, op volgorde van de artikelen, weergegeven voor zover zij hebben
geleid tot een wijziging van de Regeling diergezondheid, de Regeling dierlijke
producten, de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren of de Regeling
houders van dieren.
Ten algemene is uit de UHT van de NVWA naar voren gekomen dat de
regelgeving nog niet in haar volle omvang beoordeeld kan worden, omdat er nog
meerdere Europese gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen ontbreken. RVO merkt
ten algemene op dat de implementatie van deze regeling de nodige impact op de
uitvoering en de sector heeft. Aanpassingen moeten worden gedaan in de
ICT-systemen van RVO en de wijzigingen moeten gecommuniceerd worden.
3.2 Regeling diergezondheid
Artikel 4.2
Avined, LTO, POV en Ketenorganisatie Schapenhouderij geven aan dat het
artikel 4.2 derde lid, onder d, van de Regeling diergezondheid is vastgelegd
dat in de aanvraag voor een verzorgingsvergoeding gegevens ter onderbouwing van
de noodzaak van de gemaakte kosten voor diervoeders, bodembedekkers en
diergeneesmiddelen moet worden gegeven. De organisaties stellen dat de noodzaak
van diervoeder en bodembedekker geen onderbouwing behoeft.
Ik onderschrijf de stelling dat in algemene zin de noodzaak van het
verstrekken van diervoeder en een bodembedekker niet hoeft te worden
onderbouwd. Als een veehouder in aanmerking wil komen voor een
verzorgingsvergoeding voor diervoeder of bodembedekking zal wel een
onderbouwing moeten worden gegeven voor de kosten van de hoeveelheid verstrekte
producten. Uit deze onderbouwing moet blijken hoeveel kg of eenheden
diervoeders, bodembedekkers en diergeneesmiddelen het gaat, die gebruikt zijn.
Het derde lid van artikel 4.2 van de Regeling diergezondheid is hierop
aangepast. In onderdeel d van dat lid is de verwijzing naar diervoeders en
bodembedekking verwijderd en een nieuw onderdeel e is toegevoegd. Zie hiervoor
artikel I, onderdeel B, tweede en derde lid.
Ten aanzien van artikel 4.2, derde lid, van de Regeling diergezondheid
vraagt RVO om bij de gegevens die nodig zijn voor een aanvraag van de
vergoeding ook het relatienummer van de houder te vermelden. Deze is namelijk
nodig als tot uitbetaling overgegaan wordt. Dit gegeven is daarom toegevoegd
aan artikel 4.2, derde lid van de Regeling diergezondheid met artikel I,
onderdeel B, eerste lid.
3.3 Regeling houders van dieren
Artikel 1.1
Dibevo wijst er op dat in artikel 1.1 van de Regeling houders van dieren
voor de definitie van fret verwezen wordt naar artikel 4, onderdeel 3, van
verordening (EU) nr. 2019/2035. Dat moet artikel 2, onderdeel 3, van
verordening (EU) nr. 2019/2035 zijn. Dit is met artikel IV, onderdeel A,
aangepast.
De NVWA geeft aan dat de definitie voor eendagskuiken en vermeerderingsdier
niet correct zijn. Naar aanleiding hiervan zijn de definities aangepast (zie
hiervoor artikel IV, onderdeel A van de onderhavige regeling).
RVO geeft aan dat het wenselijk is om ook in verschillende artikelen met
een registratieverplichting het relatienummer van de houder als verplicht
gegeven op te nemen. Dit is aangepast in de regeling in de artikelen 5a.1,
5b.48, 5b.52, 5b.53, 5b.54, 5b.55. 5b.59, 5b.60 en 5b.64 met artikel IV,
onderdelen B, Y, AA, CC, DD, EE, GG, HH en KK.
Artikel 5a.9
Naar aanleiding van de opmerking van de NVWA dat er een verschil is in
gehanteerde termijnen tussen artikel 5c.5 en artikel 5a.9 van de Regeling
houders van dieren, is laatstgenoemde bepaling aangepast.
Aangezien de handhaafbaarheid van dit artikel bemoeilijkt wordt door een
termijn te hanteren van drie dagen voor het voldoen aan de
documentatieverplichtingen is er voor gekozen om de termijn van drie dagen in
artikel 5a.9 van de Regeling houders van dieren met artikel IV, onderdeel E,
van de onderhavige regeling te vervangen voor ‘onverwijld nadat de gegeven
bekend zijn bij de exploitant’. Hiermee sluit artikel 5a.9 van de Regeling
houders van dieren aan bij artikel 5c.5 van diezelfde regeling.
Paragraaf 5b.2.2 en 5b.2.3
Dibevo vraagt zich af hoe het zit met het identificeren van dieren, niet
zijnde landdieren.
Ik merk op dat de artikelen in paragraaf 5b.2.2 en 5b.2.3 van de Regeling
houders van dieren grotendeels betrekking hebben op de identificatiemiddelen
die gebruikt worden voor dieren die in het kader van de verordening
geïdentificeerd moeten worden. De artikelen in deze paragraaf zijn aangepast
waardoor duidelijker is voor welke dieren de verplichtingen gelden.
Artikel 5b.30
De NVWA geeft met betrekking tot artikel 5b.30, derde lid van de Regeling
houders van dieren aan dat niet duidelijk is wie het onleesbaar geworden merk
mag vervangen. In deze wijzigingsregeling is daarom toegevoegd dat dit door de
exploitant mag plaatsvinden.
Artikel 5b.36
De NVWA geeft aan dat de termijn voor het identificeren van varkens in
artikel 5b.36, eerste lid, niet duidelijk is. De termijn is verduidelijkt door
‘een week nadat in een inrichting geboren varkens zijn gespeend, of uiterlijk
drie maanden na de geboorte’ te vervangen door ‘uiterlijk binnen drie maanden,
en indien de dieren eerder worden gespeend, binnen een week na het spenen’
Artikel 5b.47
Naar aanleiding van de opmerkingen van RVO in de UHT ten aanzien van
artikel 5b.47, tweede en derde lid van de Regeling houders van dieren, is dit
artikel aangepast met artikel IV, onderdeel X. In de aanhef van het artikel
staat namelijk ‘indien beschikbaar’, wat ervoor zorgt dat de bepaling niet hard
lijkt, terwijl de zaken die vermeld staan wel geverifieerd kunnen worden. De
wel te verifiëren zaken zijn daarom buiten de aanhef geplaatst, aangezien deze
altijd gemeld moeten worden.
Artikelen 5b.48 en 5b.55
In de artikelen 5b.48 en 5b.55 van de Regeling houders van dieren is naar
de wens van RVO het unieke registratienummer van de inrichting toegevoegd,
middels artikel IV, onderdelen Y en EE.
Artikel 5b.49
De NVWA geeft aan dat op verschillende plaatsen in de regeling de
formulering van de te hanteren termijn anders wordt aangeduid. Dit komt de
uniformiteit inderdaad niet ten goede. Artikel 5b.49 van de Regeling houders
van dieren is daarom met deze wijzigingsregeling aangepast.
De NVWA merkt met het oog op artikel 5b.49, derde lid van de Regeling
houders van dieren op dat het onduidelijk is wanneer de geboorte van een rund
dat met een bolus wordt geïdentificeerd moet worden gemeld. Met deze
wijzigingsregeling wordt dit artikel verduidelijkt. Ingeval een
bolustransponder wordt gebruikt als tweede identificatiemiddel, moet de
informatie na het aanbrengen van het eerste identificatiemiddel (het oormerk)
worden doorgegeven.
Artikel 5b.65
Dibevo geeft aan dat de populariteit voor het kleinschalig houden van
bijvoorbeeld kippen toeneemt. Zij is van mening dat artikel 5b.66 van de
Regeling houders van dieren, doorgeven van verplaatsingen, dan ook een
lastenverzwaring inhoudt voor de sector. RVO geeft over dit artikel aan dat de
omschrijving in het tweede lid, Regeling houders van dieren teveel ruimte laat
om onder de registratieverplichting vandaan te komen.
Naar aanleiding van bovenstaande reacties merk ik op dat in het eerste
artikel van paragraaf 5b.4.5, artikel 5b.65, tweede lid, van voornoemde
regeling is aangegeven dat deze paragraaf niet van toepassing is op
exploitanten van vogels die minder dan 250 vogels houden. Deze grens van 250
stuks is overgenomen uit de Regeling identificatie en registratie van dieren
zoals deze luidde voor 21 april 2021 en betreft dus geen lastenverzwaring. Wel
is de formulering van de grens verduidelijkt door op te nemen dat het ‘op enig
moment in het kalenderjaar’ om 250 stuks gaat (artikel IV, onderdeel MM, tweede
lid).
Artikel 5b.71
Ten aanzien van artikel 5b.71, tweede lid, van de Regeling houders van
dieren, geeft de NVWA aan dat transporten zonder verplaatsingsdocument lastig
te controleren zijn. De optie dat mag worden afgezien van een
verplaatsingsdocument indien de gegevens aan I&R zijn gemeld, is daarom
verwijderd met deze wijzigingsregeling.
Artikel 5c.1
De NVWA geeft aan dat uit artikel 5c.1, eerste lid, van de Regeling houders
van dieren niet blijkt dat deze eis alleen van toepassing is als de dieren
worden verzameld. Hierdoor ontstaat de ongewenste situatie dat dieren die op
een leeg bedrijf worden aangevoerd vanaf één bedrijf, ook 21 dagen daar moeten
blijven staan, terwijl er geen sprake is van het bijeenbrengen van runderen en
dit daardoor ook geen risico voor de diergezondheid oplevert.
Dit is een terechte opmerking en daarom is het betreffende artikel
aangepast met artikel IV, onderdeel PP, onderdeel 1, van de onderhavige
regeling. Om te voorkomen dat de termijn van 21 dagen, zoals genoemd in artikel
5c.1, eerste lid, van de Regeling houders van dieren, niet geldt voor dieren
die bijeengebracht zijn op een vervoermiddel voordat zijn op een leeg bedrijf
worden aangevoerd, is een nieuw tweede lid aan dit artikel toegevoegd, zie
artikel IV, onderdeel PP, derde lid. Ook het bijeenbrengen van dieren afkomstig
van verschillende inrichtingen op een vervoermiddel levert een
diergezondheidsrisico op. Door ook in deze situatie de termijn van 21 dagen toe
te passen op de inrichting waarop de verzamelde dieren worden aangevoerd, wordt
rekening gehouden met het diergezondheidsrisico dat in dit geval kan
optreden.
Artikelen 7.1 en 7.3
POV meldde over artikel 7.1 en 7.3 van de Regeling houders van dieren dat
het onduidelijk is wie de bloedmonsters voor het onderzoek, bedoeld in artikel
2.27h, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit houders van dieren moet nemen
en hoeveel bloedmonsters er genomen moeten worden.
Artikel 2.27h, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit houders van dieren
schrijft voor dat het toevoegen van varkens aan een A-bedrijf via een
toevoegstal pas mogelijk is nadat onderzoek van bloedmonsters van deze dieren
heeft uitgewezen dat er bij deze dieren geen antilichamen zijn aangetroffen
tegen klassieke varkenspest en de ziekte van Aujeszky. Met artikel IV,
onderdeel RR, van de wijzigingsregeling is in artikel 7.1, vierde lid, van de
Regeling houders van dieren verduidelijkt dat de dierenarts deze monsters moet
verzamelen. Het afnemen van bloed is een diergeneeskundige handeling waartoe,
op grond van artikel 4.1 van de Wet dieren, de dierenarts bevoegd is. Het
aantal bloedmonsters dat genomen dient te worden, staat aangegeven in bijlage
10 van de Regeling houders van dieren.
Op grond van het oude artikel 7.3, vierde lid, van de Regeling houders van
dieren was het mogelijk dat van varkens, afkomstig van A-, C- en E-bedrijven,
aan de slachtlijn (na het doden) bloed getapt mag worden. Dit was een
onbedoelde verruiming ten opzichte van de voorschriften uit de toenmalige
Regeling preventie. In die regeling was het wel mogelijk om bloedmonsters van
varkens afkomstig van B-, D- en F-bedrijven aan de slachtlijn te nemen; deze
mogelijkheid was abusievelijk niet in de nieuwe regeling opgenomen. Met deze
wijzigingsregeling worden deze omissies hersteld, zie artikel IV, onderdeel SS,
tweede lid. Vanwege de hogere bioveiligheidseisen aan A-, C- en E-bedrijven is
het noodzakelijk dat de varkens op het bedrijf bemonsterd worden. Hierdoor is
het mogelijk om (in het geval van eventuele positieve of onduidelijke uitslagen
van bloedmonsters) de varkens, waarvan de monsters afkomstig zijn, opnieuw te
testen. Voor bedrijven met een hogere hygiënestatus en veel afvoermogelijkheden
(zijnde de A-, C- en E-bedrijven) is het van groot belang dat dit snel en
correct kan gebeuren. B-, D- en F-Bedrijven hebben een lagere hygiënestatus dan
A-, C- en E-bedrijven en daarmee is het verantwoord om deze bloedmonsters wel
aan de slachtlijn te laten verzamelen.
Artikel 7a.1
Ten aanzien van artikel 7a.1 van de Regeling houders van dieren merkt de
NVWA op dat hier een termijn ontbreekt waarbinnen de inzending en het onderzoek
moet plaatsvinden.
In reactie hierop merk ik op dat de omzetting vanuit de regels die van
toepassing waren onder de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren was de
voorgeschreven termijn voor insturen van het bloedmonster per abuis niet is
meegenomen. Deze omissie is met artikel IV, onderdeel TT, van deze
wijzigingsregeling hersteld. De houder moet het bloedmonster binnen een week
nadat de vrucht of vruchten ter wereld zijn gekomen opsturen, zodat tijdig een
eventuele positieve uitslag van onderzoek opgevolgd kan worden. Met deze
aanvulling zijn de oude regels nu volledig omgezet.
Artikel 7b.37
LTO merkt op dat in artikel 7b.37, eerste lid, van de Regeling houders van
dieren zou moeten staan dat als bij twee opeenvolgende koppels de titer niet
wordt gehaald, een plan van aanpak moet worden opgesteld. Zij stellen dat het
in het artikel nu over drie opeenvolgende koppels lijkt te gaan, namelijk het
onderzoek dat wordt genoemd én de eerstvolgende twee koppels.
Dit is een juiste constatering. Daarom is met artikel IV, onderdeel ZZ,
artikel 7b.37, eerste lid van de Regeling houders van dieren zo aangepast dat
indien uit onderzoek blijkt dat de betreffende waarde zoals bedoeld in bijlage
12, onderdeel 2, bij twee opeenvolgende koppels vleeskuikens niet wordt behaald
een plan van aanpak moet worden gemaakt.
De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) merkt ten aanzien van artikel 7b.37,
tweede lid, van de Regeling houders van dieren op dat dit artikel regelt dat
indien in alle zes de gevallen een te lage titer is het plan van aanpak herzien
moeten worden.
Dit is inderdaad niet juist in de tekst terecht gekomen. Daarom is met
artikel IV, onderdeel ZZ, artikel 7b.37, tweede lid, van de Regeling houders
van dieren aangepast, zodat duidelijk is dat indien bij één van de
eerstvolgende zes koppels blijkt dat de in de regeling opgenomen waarde niet
behaald wordt het plan van aanpak herzien moet worden.
Artikel 8a.5
Dibevo geeft aan dat er geen vaccins tegen Newcastle disease zijn
geregistreerd voor siervogels. Artikel 8a.5 van de Regeling houders van dieren
schrijft voor dat alle in gevangenschap levende vogels gevaccineerd moeten
worden.
Er is op dit moment inderdaad geen geregistreerd vaccin om vogels anders
dan postduiven te vaccineren. Het eerste lid, onderdeel a van dit artikel is
daarom zo aangepast (artikel IV, onderdeel GGG), dat dit uitsluitend geldt voor
vogels van de orde Galliformes of Struthioniformes en niet meer in het algemeen
voor in gevangenschap levende vogels.
Bijlage 12
Fidin merkt voorts ten aanzien van bijlage 12 bij de Regeling houders van
dieren en paragraaf 3.1.9 van de toelichting op dat twee typen testen worden
genoemd, maar beide zijn serologische testen. In bijlage 12 bij de Regeling
houders van dieren lijkt het of beide testen verschillend worden
geïnterpreteerd, maar uit de tekst blijkt niet voor welke test welke waarde
geldt en ook wordt niet aangegeven op basis waarvan een laboratorium kiest voor
welke test. Niet is duidelijk wanneer een koppel voldoet aan de vaccinatie eis,
omdat de vaccinatierespons van verschillende vaccins niet bij elk type test
even betrouwbaar is. Zo kan HAR niet voor elk vaccin worden gebruikt. Fidin
stelt voor om in ieder geval in de Regeling op te nemen dat een respons kan
worden gemeten voor een voor dat vaccin geëigende test.
Een HAR-test is inderdaad ook een serologische test, net als de serum
neutralisatie test en de ELISA-test. De HAR test kan worden gebruikt voor alle
vaccins die gebaseerd zijn op het opwekken van afweerstoffen tegen het F- eiwit
en de interpretatie voor het beschermingsniveau is gekoppeld aan de
afweerstoffen concentratie is derhalve voor alle vaccins gelijk. Daarom is in
de regeling niet opgenomen dat een respons kan worden gemeten met een voor dat
vaccin geëigende test, omdat de huidige beschreven testen voldoende zijn.
De aangewezen instelling onderzoekt het gehalte aan antilichamen in het
bloed. Wanneer uit dat onderzoek blijkt dat in de monsters voldoende
antilichamen aanwezig zijn, zijn deze dieren voldoende beschermd tegen
Newcastle disease. Hiervoor kan de instelling twee typen serologische testen
gebruiken. Bij de zogenoemde HAR-test moet in dat geval de waarde die in
bijlage 12 bij de Regeling houders van dieren is opgenomen behaald worden. In
de regelgeving is geen specifieke testmethode voorgeschreven. Ook kan een
andere serologische test gebruikt worden voor het aantonen van antilichamen
tegen het veldvirus, zoals een serum neutralisatie test of ELISA-test. Indien
de uitslag van deze test positief is, is er ook sprake van voldoende
bescherming. Om dit te verduidelijken is met artikel IV, onderdeel III) in
bijlage 12 toegevoegd dat hiervoor ook een andere serologische test gebruikt
mag worden.
Bijlage 13
De NPO zou graag zien dat aan bijlage 13 bij de Regeling houders van dieren
over de verklaring van vaccinatie van duiven tegen Newcastle disease toegevoegd
wordt dat het land van oorsprong vermeld moet worden.
Met artikel IV, onderdeel JJJ wordt bijlage 13 hierop aangepast.
3.4 Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
De NVWA geeft in de UHT aan dat de uitwerking van het beboetbaar maken van
de diergezondheidsbepalingen nog niet is afgerond, waardoor handhaving via de
bestuurlijke boete nog niet in alle gevallen mogelijk is.
Deze constatering is juist. De Regeling diergezondheid voorzag in een
wijziging van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, waarin onder
meer is voorzien in het continueren van de bevoegdheid om bestuurlijke boetes
op te leggen voor overtredingen van bepalingen die ook onder de toenmalige GWWD
beboetbaar waren. Onder de GWWD waren nog niet alle bepalingen inzake
diergezondheid beboetbaar gesteld. In een afzonderlijk traject zullen de
overige diergezondheidsbepalingen die destijds en nu niet beboetbaar zijn,
worden beoordeeld op de wenselijkheid om ten aanzien van overtredingen een
bestuurlijke boete op te leggen. De NVWA maakt wat betreft het oordeel over
uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid daarom een voorbehoud voor aanvullingen en
wijzigingen die nog zullen volgen. Met deze wijzigingsregeling zijn wel een
aantal omissies uit de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
gehaald.
Artikelsgewijs
Artikel III
Artikel 8.7 van de Wet dieren voorziet in een bevoegdheid van de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een bestuurlijke boete op te leggen
voor overtredingen van bepalingen van de Wet dieren of daarop gebaseerde regels
(genoemd in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°). Op grond van
artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
worden de bepalingen waarvoor ten aanzien van overtredingen een bestuurlijke
boete kan worden opgelegd, bij ministeriële regeling ingedeeld in een
boetecategorie. Er zijn vijf boetecategorieën, met oplopende boetebedragen
(artikel 2.2, eerste lid, van aangehaald besluit). De indeling is geregeld in
artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, en in
bijlage bij die regeling.
Artikel III voegt een aantal bepalingen die zijn gebaseerd op de Wet
dieren, toe aan deze indeling. Het gaat hier om bepalingen die voor 21 april
2021 reeds beboetbaar waren, maar abusievelijk niet zijn meegenomen in de
regeling die in werking trad met ingang van voornoemde datum. Tevens is van de
gelegenheid gebruik gemaakt om de samenhang tussen Europese bepalingen en de
bijbehorende nationale bepaling te verduidelijken.
Artikel IV
Artikel 5b.6
In artikel 5b.6 is geregeld dat modellen voor transponders voor
paardachtigen goedgekeurd worden als deze voldoen aan de eisen gesteld in
verordening (EU) 2021/963. Deze regel vloeit voort uit artikel 59, tweede lid,
onderdeel b, van verordening (EU) 2019/2035.
Artikel 5b.10 en 5b.12
Artikel 5b.10 ziet op administratieverplichtingen voor leveranciers van
identificatiemiddelen of merken. Artikel 5b.12 stelde voorschriften voor
leveranciers van injecteerbare transponders voor paardachtigen. Met de
wijziging van artikel 5b.10 is geregeld dat de administratie-eisen voor
leveranciers van identificatiemiddelen niet gelden voor leveranciers van
injecteerbare transponders. Daarnaast is artikel 5b.12 komen te vervallen.
De administratieverplichting voor de aanbrengers van injecteerbare
transponders volgt uit 1.58c van het Besluit houders van dieren en artikel 7.8
van de Regeling diergeneeskundigen. Het vereiste van het gebruik van een uniek
nummer dat door de Minister wordt verstrekt, volgt uit artikel 1.58b van het
Besluit houders van dieren.
Artikel 5b.14a
Artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) 2021/963 regelt dat
identificatiemiddelen voor paardachtigen (injecteerbare transponder) door een
dierenarts of, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, door een bevoegde
en naar behoren opgeleide en gekwalificeerde persoon worden aangebracht. Met
artikel 5b.14a wordt hier invulling aan gegeven.
Het voorschrift brengt met zich mee dat injecteerbare transponders voor
paardachtigen uitsluitend door dierenartsen mogen worden aangebracht, en door
chippers die voldoen aan gestelde opleidingseisen. Met de opleiding wordt
voldoende kennis verkregen over de anatomie, fysiologie, en het aanbrengen van
transponders om naar behoren opgeleid en gekwalificeerd te zijn, als bedoeld in
artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) 2021/963. Dit is in het belang van
een correcte uitvoering van de identificatie en registratie van
paardachtigen.
Artikel 5b.17
Met de wijziging van artikel 5b.17 wordt de voor 21 april 2021 bestaande
praktijk van het vervangen van twee oormerken bij runderen voortgezet. Daarbij
mag slechts één van de goedgekeurde combinaties worden gebruikt met daarop
dezelfde identificatiecode.
Artikelen 5b.21, 5b.28, 5b.37, 5b.42
Deze wijziging verduidelijkt dat de houder die een identificatiemiddel
vervangt, zich aan de algemene bepalingen van artikel 5b.14 dient te houden.
Artikel 5b.14 regelt welke exploitanten identificatiemiddelen mogen aanbrengen
en vervangen.
Artikel 5b.74
Artikel 124 van verordening (EU) 2016/429 regelt een verplaatsingsverbod
voor dieren die niet op juiste wijze zijn geïdentificeerd en geregistreerd. In
artikel 5b.74 is voor dieren die worden gehouden op een Nederlandse inrichting,
die niet voldoen aan de nationale aanvullende bepalingen eveneens een nationaal
verplaatsingsverbod geregeld (in de vorm van een verbod op afvoer en in de
handel brengen).
Voorzien is in enkele verduidelijkingen van dit artikel. Met het oog op de
leesbaarheid is ervoor gekozen het eerste lid opnieuw vast te stellen. De
wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke tekst van dit artikel zijn als
volgt.
In het eerste lid zijn de aanvullende Nederlandse regels over identificatie
en registratie nu expliciet genoemd. De ten onrechte missende verwijzing naar
artikel 5b.66 is hersteld. De artikelen over identificatie en registratie die
in dit artikellid niet zijn genoemd, vloeien voort uit verordening (EU)
2016/429 en voor die bepalingen is in artikel 124 van verordening (EU) 2016/429
een verplaatsingsverbod opgenomen.
In het tweede lid van artikel 5b.74 is verduidelijkt dat het verbod op
verplaatsing niet geldt als de dieren vanaf de inrichting, al dan niet via een
verzamelcentrum, rechtstreeks buiten Nederland worden gebracht om de
mogelijkheid voor vervoer naar het buitenland open te houden als niet aan
nationale registratie-eisen wordt voldaan.
Artikel 5b.74, derde lid, bevat een overgangsregime voor dieren waarop voor
21 april 2021 het toenmalige artikel 39a van de Regeling identificatie en
registratie van dieren van toepassing was. Dat artikel regelde destijds dat
dieren die niet correct waren geïdentificeerd of geregistreerd, alleen mochten
worden gehouden, verhandeld, vervoerd en aan- en afgevoerd als aan bepaalde
voorwaarden werd voldaan, waaronder dat een inkeping in de oormerken van het
desbetreffende dier werd gemaakt. In het oorspronkelijke artikel 5b.74, derde
lid, was geregeld dat het Europese verplaatsingsverbod (artikel 124 van
verordening (EU) 2016/429) en het nationale verplaatsingsverbod met de
toegestane uitzonderingen daarop (artikel 5b.74, eerste en tweede lid), van
toepassing zijn op deze dieren. Dit vanuit de veronderstelling dat wanneer het
dier waarop het aangehaalde artikel 39a van toepassing was, niet voldeed aan
Europeesrechtelijk voorgeschreven regels over identificatie en registratie,
artikel 124 van de genoemde verordening van toepassing is, en wanneer het ging
om de toenmalige nationale voorschriften, het voornoemde eerste en tweede lid.
In de praktijk is evenwel gebleken dat deze dieren niet voldoen aan de Europese
registratie-vereisten en daarom op grond van artikel 124, tweede lid, onderdeel
b, van verordening (EU) 2016/429 al niet mogen worden verplaatst. De verwijzing
naar het tweede lid is om die reden verwijderd.
Artikel V
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie van 7 april 2021 tot
vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse
varkenspest (PbEU L 129) voorziet in bijzondere voorschriften voor de
bestrijding van Afrikaanse varkenspest. De meeste bepalingen behoeven alleen
uitvoering in het geval er sprake is van een besmetting van gehouden of wilde
varkens met deze dierziekte.
Aan artikel 45 van deze verordening moet evenwel ook toepassing worden
gegeven in de situatie dat er geen sprake is van een besmetting. Dat artikel
schrijft voor dat er een algemeen verbod geldt op het verplaatsen van in het
wild levende varkens. Het nieuwe artikel 2.3 van de Regeling veterinaire
maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen voorziet hierin.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer