Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 april 2022, nr. WJZ/ 22140354, tot wijziging van de Regeling diergezondheid, de Regeling dierlijke producten, de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren en de Regeling houders van dieren

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (diergezondheidswetgeving) (PbEU 2016, L 84), gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314),uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren (PbEU 2021, L 104), uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie van 7 april 2021 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest (PbEU L 129), uitvoeringsverordening (EU) 2021/963 van de Commissie van 10 juni 2021 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/429, (EU) 2016/1012 en (EU) 2019/9 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de identificatie en registratie van paardachtigen en tot vaststelling van modelidentificatiedocumenten voor die dieren (PbEU 2021, L 213), de artikelen 2.12, eerste en derde lid, 5.3, 5.4, 5.10, eerste lid, onderdeel a, in samenhang met het tweede lid, onderdeel d, in samenhang met 5.1, eerste en derde lid, 6.2, 6.4, 7.1, 7.2, tweede lid, 7.6, eerste en tweede lid, 9.12, tweede lid, Wet dieren en de artikelen 1.39, tweede lid, 1.41, tweede lid, 1.48, 1.51, onderdelen a en b, 1.52, 1.53, 1.54, 1.56, vierde lid, 1.57, tweede lid, onderdeel b, 1.58, 1.58b, tweede lid, onderdeel a, 2.46a, tweede lid, 2.27b, derde lid, 2.27h, tweede lid, 2.76if, eerste lid, 4.18, derde lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 2.2, derde lid, 4.8 en 4.9 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling diergezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.2. Aanwijzing zoönosen

Als zoönosen als bedoeld in artikel 5.3 van de wet worden aangewezen de in de onderstaande tabel genoemde ziekten bij de daarbij genoemde soorten:

Infecties met Salmonella spp

Kippen die worden gehouden voor de productie van consumptie-eieren

Infecties met Salmonella enteritidis, Salmonella hadar, Salmonella infantis, Salmonella typhimurium, Salmonella virchow en Salmonella enterica serovar Paratyphi B var. Java

Vogels die worden gehouden voor de productie van vlees, broedeieren en consumptie-eieren, met uitzondering van kippen die worden gehouden voor de productie van consumptie-eieren

Infectie met Sars-CoV-2

Marterachtigen (Mustelidae) en wasbeerhonden (Nyctereutes)

B

Artikel 4.2, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel a wordt het volgende subonderdeel toegevoegd:

  • 4˚. het relatienummer, bedoeld in artikel 1.1 Regeling houders van dieren;

2. In onderdeel d wordt ‘onderdelen a, b, of c’ vervangen door ‘onderdeel c’.

3. Onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel f, wordt na onderdeel d het volgende onderdeel ingevoegd:

  • e. andere gegevens ter onderbouwing van de hoogte van gemaakte kosten voor verzorging, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c;.

ARTIKEL II

De Regeling dierlijke producten wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het einde van de begripsbepaling van ‘verordening (EG) nr. 834/2007’ door een puntkomma, de volgende begripsbepaling toegevoegd:

verordening (EU) 2015/1375:

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 van de Commissie van 10 augustus 2015 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PB EU 2015, L 212).

B

Artikel 2.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f wordt ‘van verordening (EG) nr. 2075/2005’ vervangen door ‘verordening 2015/1375’.

2. Onderdeel g wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘artikel’ wordt vervangen door ‘de artikelen’.

b. Na ‘12, vierde lid,’ wordt ‘en 43, zesde lid, tweede alinea, eerste volzin,’ ingevoegd.

ARTIKEL III

De Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na ‘wordt’ ingevoegd ‘verstaan’.

b. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EG) nr. 999/2001’ wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

verordening (EG) nr. 178/2002:

verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG 2002, L 31);.

c. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EG) nr. 2160/2003’ worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

verordening (EG) nr. 852/2004:

verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU 2004, L 139);

verordening (EG) nr. 853/2004:

verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);

verordening (EG) nr. 1/2005:

verordening (EG) nr. 1/2005: verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU 2005, L 3);

verordening (EG) nr. 183/2005:

verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU 2005, L 35);.

d. De begripsbepalingen van ‘verordening (EU) nr. 2017/625’, ‘verordening (EU) nr. 2019/1013’, ‘verordening (EU) 2019/1602’ en ‘verordening (EU) 2019/1666’ vervallen.

e. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EU) nr. 2016/429’ worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

verordening (EU) nr. 2017/625:

verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoeder-wetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plant-gezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de richtlijnen89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017 L 95);.

f. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EU) nr. 2019/625’ worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

verordening (EU) 2019/1602:

verordening (EU) 2019/1602 van de Commissie van 23 april 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst dat zendingen van dieren en goederen tot hun bestemming vergezelt (PbEU L 250);

verordening (EU) 2019/1666:

verordening (EU) 2019/1666 van de Commissie van 24 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorwaarden voor de monitoring van het vervoer en de aankomst van zendingen van bepaalde goederen van de grenscontrolepost van aankomst tot de inrichting op de plaats van bestemming in de Unie (PbEU L 255);.

g. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EU) 2021/520’ worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

verordening (EU) nr. 2021/605:

uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie van 7 april 2021 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest (PbEU 2021, L 129);

verordening (EU) nr. 2021/934:

uitvoeringsverordening (EU) 2019/934 van de Commissie van 9 juni 2021 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest (PbEU 2021, L 204);.

h. Onder vervanging van de punt aan het einde van de begripsbepaling van ‘verordening (EU) 2021/963’ door een puntkomma worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

verordening (EU) nr. 2021/1070:

uitvoeringsverordening (EU) 2021/1070 van de Commissie van 28 juni 2021 tot vaststelling van bijzondere bestrijdingsmaatregelen voor een beperkte periode in verband met infectie van het nodulaire-dermatosevirus (PbEU 2021, L 230);

verordening (EU) nr. 2021/1933:

gedelegeerde verordening (EU) 2021/1933 van de Commissie van 14 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsvogels naar een lidstaat vanuit een gebied of derde land (PbEU 2021, L 396);

verordening (EU) nr. 2022/140:

uitvoeringsverordening (EU) 2022/140 van de Commissie van 16 november 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat de antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie betreft (PbEU 2022, L 23).

2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Deze regeling berust mede op de artikelen 6.2, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.2, tweede lid, tweede zin, 7.3, vijfde lid, 7.6, eerste en tweede lid, 8.8, van de Wet dieren en artikel 2.2, derde lid, en artikel 4.9 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.

B

Artikel 1.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel k vervalt het onderdeel dat betrekking heeft op artikel 279, eerste lid.

2. In onderdeel p wordt ‘artikel 41, eerste lid’, vervangen door ‘artikel 41’.

3. Onderdeel s wordt als volgt gewijzigd:

a. Na het onderdeel dat betrekking heeft op artikel 61, eerste lid, tweede zin, wordt het volgende onderdeel ingevoegd:

  • artikel 63, eerste en tweede lid.

b. ‘artikel 80’ wordt vervangen door ‘artikel 80, eerste lid’.

4. Onder verlettering van de onderdelen ah tot en met ao tot aj tot en met aq worden na onderdeel ag de volgende onderdelen ingevoegd:

  • ah. van verordening (EU) nr. 2021/605:

    • artikel 18, eerste alinea, en onderdelen a, b en c;

    • artikel 19, eerste, tweede, derde en vierde lid;

    • artikel 20, eerste alinea, en onderdelen a en b;

    • artikel 21, eerste alinea, en onderdelen a en b;

    • artikel 33, tweede lid;

    • artikel 34, derde lid;

    • artikel 35, tweede lid;

    • artikel 36, tweede lid;

    • artikel 37, tweede lid;

    • artikel 50, eerste alinea, en onderdelen a en b;

    • artikel 51, tweede lid, onderdeel b, tweede zin;

    • artikel 52, eerste alinea, en onderdelen a en b;

  • ai. van verordening (EU) nr. 2021/934:

    • artikel 14;

    • artikel 15, eerste, tweede, derde en vierde lid;

    • artikel 16;

    • artikel 17;

    • artikel 20, tweede lid;

    • artikel 21, tweede lid;

    • artikel 30;.

5. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel aq (nieuw) door een puntkomma, worden de volgende onderdelen toegevoegd:

  • ar. van verordening (EU) nr. 2021/1070:

    • artikel 13, eerste alinea en onderdelen a, b en c;

    • artikel 14, eerste alinea en onderdelen a en b;

    • artikel 15, eerste alinea en onderdelen a en b;

    • artikel 17, tweede lid, onderdeel a, eerste streepje, tweede zin;

  • as. van verordening (EU) nr. 2021/1933:

    • artikel 2;

    • artikel 3, eerste en tweede lid;

    • artikel 4;

    • artikel 5;

    • artikel 7;

  • at. van verordening (EU) nr. 2022/140:

    • artikel 4, tweede lid;

    • artikel 5, tweede lid;

    • artikel 6, tweede en derde lid.

C

In artikel 2.1 vervallen de begripsbepalingen van verordening (EG) nr. 852/2004, verordening (EG) nr. 853/2004 en verordening (EG) nr. 183/2005.

D

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. De rij die betrekking heeft op artikel 3A.8, tweede lid, van de Regeling dierlijke producten vervalt.

2. De rij die betrekking heeft op artikel 2.4, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling dierlijke producten komt te luiden:

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel f, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de artikelen 2 en 4 van verordening (EU) nr. 2015/1375

4

3. De rij die betrekking heeft op artikel 4.12, tweede lid, van de Regeling houders van dieren vervalt.

4. Na de rij die betrekking heeft op artikel 5a.8 van de Regeling houders van dieren, wordt de volgende rij ingevoegd:

Artikel 5b.3, eerste lid, onderdeel a

1

5. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.4 van de Regeling houders van dieren wordt ‘Artikel 5b.4’ vervangen door ‘Artikel 5b.4, eerste lid’.

6. De rijen die betrekking hee op artikel 5b.12 van de Regeling houders van dieren vervalt.

7. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.19 van de Regeling houders van dieren vervalt.

8. Na de rij die betrekking heeft op artikel 5b.22 van de Regeling houders van dieren wordt de volgende rij ingevoegd:

Artikel 5b.23, tweede lid in samenhang met het eerste lid

2

9. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.27, eerste lid, van de Regeling houders van dieren vervalt.

10. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.36 van de Regeling houders van dieren, wordt ‘Artikel 5b.36’ vervangen door ‘Artikel 5b.36, tweede en derde lid’.

11. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.39 van de Regeling houders van dieren komt te luiden:

Artikel 5b.39, tweede lid

2

12. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.49, eerste en tweede lid, van de Regeling houders van dieren, wordt ‘Artikel 5b.49, eerste en tweede lid’ vervangen door ‘Artikel 5b.49, tweede lid’.

13. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.53 van de Regeling houders van dieren komt te luiden:

Artikel 5b.53, eerste lid

1

14. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.55 van de Regeling houders van dieren komt te luiden:

Artikel 5b.55

2

15. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.56, eerste en derde lid, van de Regeling houders van dieren wordt ‘Artikel 5b.56, eerste en derde lid’ vervangen door ‘Artikel 5b.56, derde lid’.

16. In de rij die betrekking heeft op artikel 5b.61 van de Regeling houders van dieren wordt ‘Artikel 5b.61’ vervangen door ‘Artikel 5b.61, tweede lid’.

17. De rij die betrekking heeft op artikel 5b.72, tweede lid, van de Regeling houders van dieren vervalt.

18. De rij die betrekking heeft op artikel 84, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 komt te luiden:

Artikel 84, eerste lid, voor zover het exploitanten betreft die runderen, varkens, schapen, geiten of meer dan 250 kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen en loopvogels houden, of een exploitant van een inrichting waar sperma van paardachtigen wordt gewonnen, geproduceerd, verwerkt of opgeslagen.

2

19. Na de rij die betrekking heeft op artikel 96, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, worden de volgende rijen ingevoegd:

Artikel 102, derde lid, aanhef, onderdeel b, in samenhang met artikel 5b.4, tweede lid, van de Regeling houders van dieren ingeval de exploitant runderen of varkens houdt, met uitzondering van het sterftecijfer van in de inrichting gehouden dieren, biobeveiligingsmaatregelen, resultaten van diergezondheidsinspecties, het type elektronisch identificatiemiddel of tatoeage en de plaats daarvan indien bij het dier aangebracht, de datum van slacht of verlies van het dier, de reden van wijziging van het identificatienummer.

1

Artikel 102, derde lid, aanhef, onderdeel b, in samenhang met artikel 5b.4, tweede lid, van de Regeling houders van dieren, ingeval de exploitant schapen of geiten houdt, voor zover dat betrekking heeft op het verplaatsingsdocument.

1

Artikel 103, derde lid, onderdeel b, in samenhang met artikel 3a.8, tweede lid, van de Regeling dierlijke producten, voor zover dat betrekking heeft op paardensperma-wincentra

2

Artikel 104, derde lid, aanhef en onderdeel b, in samenhang met artikel 4.12, tweede lid, van de Regeling houders van dieren

3

Artikel 115, onderdeel b

2

Artikel 124, tweede lid, aanhef, onderdeel b, voor zover het runderen, varkens, schapen, geiten of paardachtigen betreft

2

20. Na de rij die betrekking heeft op artikel 52, tweede en derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/2035 wordt de volgende rij ingevoegd:

Artikel 58, eerste lid, onderdeel a

2

21. Na de rij die betrekking heeft op artikel 58, tweede lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 2019/2035, worden de volgende rijen ingevoegd:

Artikel 58, derde lid

2

Artikel 66, eerste lid

1

Artikel 66, derde lid

3

22. Na de rij die betrekking heeft op artikel 4, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 2020/688 worden de volgende rijen ingevoegd:

Verordening nr. 2021/520

 

Artikel 3, eerste lid, eerste zin, in samenhang met artikel 5b.49, eerste lid, artikel 5b.56, eerste lid, artikel 5b.61, eerste lid, van de Regeling houders van dieren

2

Artikel 13, eerste lid, in samenhang met artikel 5b.19, eerste lid, van de Regeling houders van dieren

2

Artikel 14, eerste lid, in samenhang met artikel 5b.27, eerste lid, van de Regeling houders van dieren

2

Artikel 15, in samenhang met artikel 5b.36, eerste lid, van de Regeling houders van dieren

2

Artikel 17, eerste lid, in samenhang met artikel 5b.19 derde lid, van de Regeling houders van dieren

2

Verordening (EU) nr. 2021/963

 

Artikel 3, eerste lid

2

Artikel 6, eerste lid en vierde lid

2

Artikel 11, eerste lid, voor zover het het moment van aanvraag van het unieke levenslang geldige identificatiedocument betreft

2

Artikel 12

2

Artikel 13, tweede lid

2

Artikel 14, eerste lid

2

Artikel 14, derde lid, in samenhang met artikel 5b.39, derde lid, van de Regeling houders van dieren

2

Artikel 21, eerste lid, in samenhang met artikel 5b.39, eerste lid, van de Regeling houders van dieren

2

Artikel 27, tweede lid

1

Artikel 29, eerste lid, onderdeel a

3

Artikel 29, eerste lid, onderdeel b en d

2

Artikel 37, eerste lid

2

Artikel 43, eerste lid

2

ARTIKEL IV

De Regeling houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In het onderdeel ‘eendagskuiken’ vervalt ‘en die nog niet is gevoerd’.

b. Het onderdeel ‘fret’ komt te luiden:

fret:

dier als bedoeld in artikel 2, onderdeel 3, van verordening (EU) nr. 2019/2035;.

c. Het onderdeel ‘vermeerderingsdier’ komt te luiden:

vermeerderingsdier:

pluimvee bestemd voor de productie van broedeieren;.

2. In het derde lid wordt ‘artikel 5.1, eerste en derde lid, van de Wet dieren’ vervangen door ‘artikel 5.1, eerste en derde lid, en artikel 7.2, tweede lid, onderdeel e, van de Wet dieren’.

B

Aan artikel 5a.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel b door een puntkomma, het volgende onderdeel toegevoegd:

  • c. hun relatienummer.

C

In artikel 5a.3 wordt ‘vanaf de dag nadat’ vervangen door ‘vanaf de dag na de dag waarop’.

D

In artikel 5a.8 wordt ‘vanaf de dag nadat’ vervangen door ‘vanaf de dag na de dag waarop’.

E

In artikel 5a.9, eerste lid, wordt ‘vast binnen drie werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden’ vervangen door ‘onverwijld nadat de gegevens bekend zijn bij de exploitant’.

F

In artikel 5b.4, tweede lid, wordt ‘of 5.3b, tweede lid’ vervangen door ‘of 5b.3, tweede lid’.

G

In het vierde lid, onderdeel b, van artikel 5b.6, wordt na ‘verordening (EU) nr. 2021/520’ ingevoegd ‘respectievelijk verordening (EU) nr. 2021/963’.

H

In artikel 5b.8, eerste lid, wordt ‘landdieren houdt’ vervangen door ‘dieren houdt die op grond van verordening (EU) nr. 2019/2035 geïdentificeerd moeten worden’.

I

Artikel 5b.8a, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. documenten waarmee de leverancier aantoont injecteerbare transponders te kunnen leveren die voldoen aan de volgende technische voorschriften:

    • voor paardachtigen: bijlage I, deel I, bij verordening (EU) nr. 2021/963;

    • voor runderen, schapen, geiten, varkens, kameelachtigen, hertachtigen en papegaaiachtigen: bijlage II, deel II, bij verordening (EU) nr. 2021/520;

    • in andere gevallen dan genoemd onder 1° en 2°: bijlage II bij verordening (EU) nr. 576/2013;.

J

In artikel 5b.9 wordt na ‘gebruiksmerken’ ingevoegd ‘voor dieren die op grond van verordening (EU) nr. 2019/2035 geïdentificeerd moeten worden’.

K

Artikel 5b.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘gebruiksmerken’ ingevoegd ‘voor dieren die op grond van verordening (EU) nr. 2019/2035 geïdentificeerd moeten worden’.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

3.Dit artikel is niet van toepassing op leveranciers van injecteerbare transponders.

L

Artikel 5b.12 vervalt.

M

Na artikel 5b.14 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 5b.14a. Voorschriften aanbrengen identificatiemiddel paardachtigen

Een injecteerbare transponder voor paardachtigen wordt uitsluitend aangebracht door een dierenarts of een persoon die de opleiding tot paardenpaspoortconsulent, aangeboden door de ‘Koepel Fokkerij’ voor Paardachtigen, met succes heeft afgerond.

N

Artikel 5b.17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘één van de conventionele oormerken’ wordt vervangen door ‘de conventionele oormerken’.

2. Na ‘genoemde identificatiemiddelen’ wordt ingevoegd ‘met een bijpassend conventioneel oormerk dat voldoet aan artikel 5b.18.’.

O

Artikel 5b.21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2 Het volgende lid wordt toegevoegd:

2. Artikel 5b.14 is van toepassing op de handelingen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b.

P

In artikel 5b.27, eerste lid, wordt ‘na de geboorte’ vervangen door ‘te rekenen vanaf de dag na de dag van geboorte’.

Q

Artikel 5b.28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

  • 2. Artikel 5b.14 is van toepassing op de handelingen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b.

R

In het derde lid van artikel 5b.29 wordt ‘vanaf de dag waarop’ vervangen door ‘vanaf de dag na de dag waarop’.

S

Artikel 5b.30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Wanneer een slachtmerk of een gebruiksmerk onleesbaar is geworden, brengt de exploitant een nieuw merk met dezelfde gegevens als bedoeld in artikel 5b.34, eerste lid, of indien van toepassing, artikel 5b.35, eerste lid, aan.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

  • 4. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op slachtvarkens die van een inrichting rechtstreeks naar een inrichting buiten Nederland worden verplaatst.

T

In het eerste lid van artikel 5b.36 wordt ‘een week nadat in een inrichting geboren varkens zijn gespeend, of uiterlijk drie maanden na de geboorte’ vervangen door ‘uiterlijk binnen drie maanden, en indien de dieren eerder worden gespeend, binnen een week na het spenen’.

U

Artikel 5b.37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

  • 2. Artikel 5b.14 is van toepassing op de handelingen, genoemd in het eerste lid.

V

Artikel 5b.39, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De termijn voor indiening van een aanvraag door de exploitant voor de afgifte van een uniek, levenslang geldig identificatiedocument als bedoeld in artikel 58, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 2019/2035, bedraagt zes maanden na de geboorte van de paardachtige.

V

Artikel 5b.42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

  • 2. Artikel 5b.14 is van toepassing op de handelingen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b.

W

In de artikelen 5b.44, eerste lid, onderdeel d, 5b.45, onderdeel c, 5b.46, onderdeel d, en 5b.47, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘het relatienummer van de houder’ vervangen door ‘hun relatienummer’.

X

Artikel 5b.47 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt ‘indien beschikbaar’.

b. In onderdeel d wordt na ‘de identificatiecode van de moeder van het rund’ ingevoegd ‘, indien beschikbaar’.

c. In onderdeel e wordt ‘na het land van geboorte van het rund’ ingevoegd ‘, indien beschikbaar’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt ‘indien beschikbaar’.

b. In onderdeel c wordt na ‘van de moeder van het rund’ ingevoegd ‘, indien beschikbaar’.

Y

Artikel 5b.48 komt te luiden:

Artikel 5b.48. Doorgeven gegevens bij vervanging identificatiemiddel

Exploitanten die runderen houden, geven, wanneer zij toepassing geven aan artikel 19, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2021/520 de volgende gegevens door aan het geautomatiseerde gegevensbestand:

  • a. de oorspronkelijke en nieuwe identificatiecode van het rund;

  • b. de datum van vervanging;

  • c. het unieke registratienummer van de inrichting;

  • d. hun relatienummer.

Z

Artikel 5b.49 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede en vijfde lid wordt ‘vanaf de dag waarop’ vervangen door ‘vanaf de dag na de dag waarop’.

2. In het derde lid wordt na ‘bedoeld in artikel 5b.19’ ingevoegd ‘of ingeval artikel 5b.19, tweede lid, van toepassing is, na het aanbrengen van het eerste identificatiemiddel binnen de in artikel 5b.19, eerste lid, genoemde termijn’.

AA

Artikel 5b.52, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c vervalt ‘en’.

2. De punt in onderdeel d wordt vervangen door ‘; en’.

3. Het volgende onderdeel wordt toegevoegd:

e.hun relatienummer.

BB

De artikelen 5b.53 en 5b.55 worden vernummerd tot respectievelijk 5b.55 en 5b.53 en worden geplaatst achter respectievelijk artikel 5b.54 en 5b.52.

CC

Artikel 5b.53 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b vervalt ‘en’.

2. De punt in onderdeel c wordt vervangen door ‘; en’.

3. Het volgende onderdeel wordt toegevoegd:

d.hun relatienummer.

2. In het tweede lid wordt na ‘van de betrokken inrichting’ ingevoegd ‘hun relatienummer’.

DD

Artikel 5b.54 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 113, onderdeel c’ vervangen door ‘artikel 113, eerste lid, onderdeel c’.

b. In onderdeel a vervalt ‘en’.

c. In onderdeel b wordt na de puntkomma ‘en’ toegevoegd.

d. Het volgende onderdeel wordt toegevoegd:

  • c. hun relatienummer.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘de volgende gegevens’ vervangen door ‘gegevens over’.

b. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

1°. De aanduiding ‘a’ voor onderdeel a vervalt.

2°. ‘en’ vervalt.

3°. De puntkomma aan het einde van onderdeel a wordt vervangen door een punt.

4°. Onderdeel b vervalt.

3. In het vierde lid vervalt ‘het relatienummer’.

EE

In artikel 5b.55 (nieuw) wordt ‘en de datum van het aanbrengen van de nieuwe identificatiemiddelen’ vervangen door ‘, de datum van het aanbrengen van de nieuwe identificatiemiddelen, het unieke registratienummer van de inrichting, en hun relatienummer’.

FF

In artikel 5b.56, derde lid, wordt na ‘zes maanden na de geboorte’ ingevoegd ‘te rekenen vanaf de dag na de dag van geboorte’.

GG

Artikel 5b.59 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c vervalt ‘en’.

2. De punt aan het einde van onderdeel d wordt vervangen door ‘; en’.

3. Het volgende onderdeel wordt toegevoegd:

  • e. hun relatienummer.

HH

Aan artikel 5b.60 wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel b door ‘; en’ het volgende onderdeel toegevoegd:

  • c. hun relatienummer.

II

In het eerste lid van artikel 5b.61 wordt ‘vanaf de dag waarop’ vervangen door ‘vanaf de dag na de dag waarop’.

JJ

In artikel 5b.62, vijfde lid, wordt ‘bedoeld in het vijfde lid’ vervangen door ‘bedoeld in het vierde lid’.

KK

Artikel 5b.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In aanvulling op artikel 9 van verordening (EU) nr. 2021/963 geven exploitanten die paardachtigen houden bij het doorgeven van gegevens hun relatienummer door.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot het derde lid.

4. In het derde lid (nieuw) vervalt ‘en, indien van toepassing, de verantwoordelijk dierenarts,’.

LL

Na artikel 5b.64 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 5b.64a. Herstel en intrekking

  • 1. Een exploitant die paardachtigen houdt, kan de gegevens, bedoeld in artikel 9 van verordening (EU) nr. 2021/963, en de gegevens die op grond van artikel 5b.64, tweede lid, zijn doorgegeven, herstellen of intrekken.

  • 2. Het verzoek tot herstel of intrekking van gegevens geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

MM

Artikel 5b.65 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het einde van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

2. In het tweede lid wordt ‘niet van toepassing op een exploitant van vogels die minder dan 250 vogels houdt’ vervangen door ‘van toepassing op een exploitant van vogels die op enig moment in het kalenderjaar 250 of meer vogels houdt’.

NN

Artikel 5b.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1’ vervalt.

2. Het tweede lid vervalt.

OO

Artikel 5b.74 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden om dieren die zijn bestemd voor een in Nederland gelegen inrichting van een inrichting af te voeren of in de handel te brengen indien niet voldaan is aan:

    • a. artikel 5b.44, eerste lid, onderdeel a, b, c of d, of tweede lid;

    • b. artikel 5b.47, eerste lid, onderdeel b, tweede, derde of vierde lid;

    • c. artikel 5b.48, onderdeel, b, c of d;

    • d. artikel 5.52;

    • e. artikel 5b.54, eerste lid, onderdeel b of c, tweede, derde, vierde of vijfde lid;

    • f. artikel 5b.55, voor zover het het unieke registratienummer van de inrichting en het relatienummer van de exploitant betreft;

    • g. artikel 5b.59, onderdeel b, c, d of e;

    • h. artikel 5b.66.

2. In het tweede lid wordt na ‘een in Nederland gelegen slachthuis’ toegevoegd ‘of vanaf de inrichting al dan niet via een verzamelcentrum rechtstreeks buiten Nederland worden gebracht’.

3. In het derde lid wordt ‘Het eerste en tweede lid’ vervangen door ‘Het eerste lid’.

PP

Artikel 5c.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘aangevoerd zijn’ vervangen door ‘bijeengebracht zijn’.

2. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot het derde tot en met vijfde lid.

3. Na het eerste lid wordt het volgende lid ingevoegd:

  • 2. Evenhoevigen, met uitzondering van varkens, die voorafgaand aan de aanvoer op een inrichting, niet zijnde een slachthuis, verzamelcentrum of tentoonstelling of keuring, zijn verzameld op een vervoermiddel als bedoeld in artikel 1.34 van het besluit, verblijven ten minste 21 dagen op die inrichting voordat zij worden verplaatst naar een inrichting in Nederland.

QQ

In artikel 5c.8, eerste lid, wordt ‘zes dagen’ vervangen door ‘144 uur’.

RR

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘monsters’ vervangen door ‘bloedmonsters ‘.

2. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: ‘Een dierenarts neemt overeenkomstig de procedure van bijlage 10 bloedmonsters van de in die toevoegstal aanwezige varkens ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.27h, eerste lid, onderdeel b, van het besluit.’.

SS

Artikel 7.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘bijlage 8’ vervangen door ‘bijlage 10’.

2. In het vierde lid wordt ‘eerste lid’ vervangen door ‘tweede lid’.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Het tweede lid is niet van toepassing indien het aantal gehouden varkens, uitgezonderd zogende biggen, gedurende de periode, bedoeld in tweede lid, minder dan 31 bedraagt.

TT

In artikel 7a.1 wordt na ‘De houder van een rund stuurt’ ingevoegd ‘, uiterlijk binnen een week nadat bij het dier de vrucht of vruchten ter wereld zijn gebracht,’.

UU

Het opschrift van de tweede in hoofdstuk 7b opgenomen paragraaf 7b.2 komt te luiden:

§ 7b.3. Gezondheidsvoorschriften.

VV

De aanduiding ‘§ 7b.2.1’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.1’.

WW

De aanduiding ‘§ 7b.2.2’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.2’.

XX

In artikel 7b.27, tweede lid, wordt ‘artikelen 7b.22 tot en met 7b.26’ vervangen door ‘artikelen 7b.23 tot en met 7b.26’.

YY

De aanduiding ‘§ 7b.2.3’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.3’.

ZZ

Artikel 7b.37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de eerstvolgende twee koppels’ vervangen door ‘twee opeenvolgende koppels’.

2. In artikel 7b.37, tweede lid, wordt ‘van de eerstvolgende’ vervangen door ‘van één van de eerstvolgende’.

AAA

De aanduiding ‘§ 7b.2.4’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.4’.

BBB

De aanduiding ‘§ 7b.2.4.1’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.4.1’.

CCC

In artikel 7b.40, eerste lid, aanhef, wordt ‘7b.2.4’ vervangen door ‘7b.3.4’.

DDD

De aanduiding ‘§ 7b.2.4.2’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.4.2’.

EEE

De aanduiding ‘§ 7b.2.4.3’ wordt vervangen door ‘§ 7b.3.4.3’.

FFF

Aan paragraaf § 7b.3.4.3 (nieuw) wordt het volgende artikel toegevoegd:

Artikel 7b.50 Verbod verplaatsing pluimvee

Als categorie pluimvee als bedoeld in artikel 2.76if, eerste lid, van het besluit wordt aangewezen: leghennen.

GGG

In artikel 8a.5, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘in gevangenschap levende vogels’ vervangen door ‘vogels van de orde Galliformes of Struthioniformes’.

HHH

In het opschrift van bijlage 10 wordt ‘artikel 7.1, eerste lid, onderdeel a’ vervangen door ‘de artikelen 7.1, eerste lid, onderdeel a, en 7.3, eerste lid’.

III

In bijlage 12 wordt ‘een test op antistoffen een positief resultaat geeft’ telkens vervangen door ‘een andere test op antistoffen een positief resultaat geeft’.

JJJ

In bijlage 13 wordt ‘Adres, postcode, plaats:’ vervangen door ‘Adres, postcode, plaats, land:’.

ARTIKEL V

De Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1 wordt na ‘(PbEU 2016, L 84)’ ingevoegd ‘, uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie van 7 april 2021 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest (PbEU L 129),’.

B

Aan hoofdstuk 2 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 2.3. Verbod verplaatsing in het wild levende varkens

Het is exploitanten verboden in het wild levende varkens te verplaatsen of in of buiten Nederland te brengen.

ARTIKEL VI

De Regeling identificatie en registratie van dieren wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 april 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

TOELICHTING

Hoofdstuk 1. Inleiding

Met ingang van 21 april 2021 is de Regeling diergezondheid (Stcrt. 2021, 17794) in werking getreden. Met die regeling is de nieuwe Europese diergezondheidsverordening (verordening (EU) nr. 2016/429; hierna diergezondheidsverordening) op grond van de Wet dieren uitgevoerd. Hiermee zijn de nationale diergezondheidsregels in ministeriële regelingen die op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren waren gesteld, voor zover de diergezondheidsverordening daarvoor ruimte biedt, overgeheveld naar ministeriële regeling onder de Wet dieren.

Op het moment van inwerkingtreding van de Regeling diergezondheid was de regeldruktoets nog niet gereed. Tevens waren de internetconsultatie en de uitvoerbaarheid- en handhaafbaarheidstoets (UHT) nog niet afgerond. Vanwege de noodzaak om de regelgeving op 21 april 2021 van kracht te laten worden, was ervoor gekozen eventuele aanpassingen van de ministeriële regelingen naar aanleiding van de resultaten van de genoemde toetsen en de ontvangen opmerkingen uit de consultatie, op een later stadium bij separate regeling door te voeren. Onderhavige wijzigingsregeling voorziet hierin.

Deze wijzigingsregeling bevat ten eerste aanpassingen in de Regeling diergezondheid, de Regeling dierlijke producten, de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren en de Regeling houders van dieren als gevolg van de gemaakte opmerkingen tijdens de internetconsultatie en de UHT. Deze worden in hoofdstuk 3 artikelsgewijs weergegeven. Dit zijn aanpassingen van technische aard, zonder beleidsinhoudelijke gevolgen. In het consultatieverslag dat separaat gepubliceerd zal worden op www.internetconsultatie.nl/regelingdiergezondheid wordt ingegaan op alle andere opmerkingen uit de internetconsultatie of de UHT die niet hebben geleid tot een wijziging van regelgeving. Het gaat hier veelal om opmerkingen over de inhoud van de Regeling diergezondheid. Hiervoor geldt ten algemene dat het doel van de Regeling diergezondheid (inclusief de wijzigingen van andere ministeriële regelingen die hierin opgenomen zijn) alleen tot doel had de nieuwe Europese regelgeving uit te voeren en waar het gaat om aanvullende nationale maatregelen, de oude regelgeving beleidsneutraal is omgezet. Opmerkingen van beleidsmatige aard en over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de omgezette oude bepalingen vallen daarom buiten de reikwijdte van die regeling en zijn daarom nu niet inhoudelijk behandeld.

Tot slot zijn er in de UHT van de NVWA enkele opmerkingen gemaakt over een eerder ambtelijk concept van de Regeling diergezondheid die al waren verwerkt in de uiteindelijke Regeling diergezondheid. Ook op deze opmerkingen wordt niet nader ingegaan.

Ten tweede is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele technische wijzigingen door te voeren, die losstaan van de UHT-toetsen en de opmerkingen uit de internetconsultatie, en die verder geen invloed hebben op de regeldruk. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over een foutieve verwijzing naar artikelen. Tevens is verordening (EU) nr. 2021/963 grotendeels met ingang van 7 juli 2021 van kracht geworden, dat heeft geleid tot een wijziging in de Regeling houders van dieren.

Ten derde is artikel 2.2 van de Regeling diergezondheid aangepast. Dit artikel heeft tot doel dat een houder iedere besmetting of een redelijke vermoeden van een besmetting met een zoönotische salmonella meldt bij de NVWA. Dit volgt uit artikel 2.12, derde lid, van de Wet dieren. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de bevinding van de Europese Commissie in de audit van 15-25 maart 2021 dat de Nederlandse pluimveehouder behalve een geconstateerde besmetting met een van de zoönotische salmonella serotypes zoals omschreven in verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekker (PbEU 2003, L 325), ook het vermoeden van zo’n besmetting moet melden waar het gaat om kippen die gehouden worden voor de productie van consumptie-eieren. Zo’n vermoeden ontstaat wanneer de routine screeningstest een salmonellabesmetting uitwijst, de typering van de salmonellabesmetting is dan nog niet bekend. Om die reden is in artikel 2.2 van de Regeling diergezondheid opgenomen dat ieder besmetting met een zoönotische salmonella, te weten salmonella spp., bij kippen die gehouden worden voor de productie van consumptie-eieren gemeld moet worden. Dan kunnen er adequaat maatregelen getroffen worden ter voorkoming van met salmonella besmette eieren in de voedselketen. Indien na een aantal dagen de typering van de besmetting kan worden vastgesteld en er geen sprake is van een besmetting met Salmonella enteritidis, Salmonella hadar, Salmonella infantis, Salmonella typhimurium, Salmonella virchow en Salmonella enterica serovar Paratyphi B var. Java, worden de maatregelen weer opgeheven.

Daarnaast bleek bij de omzetting van de voorschriften over de meldplicht van zoönotische salmonella’s op basis van de toenmalige Gezondheids- en welzijnswet voor dieren onbedoeld de diersoort en diercategorieën waarop de meldplicht van toepassing was, is beperkt. Dit is hersteld met het aanwijzen van vogels die worden gehouden voor de productie van vlees, consumptie-eieren en broedeieren, zie hiervoor artikel I, onderdeel A, van de onderhavige wijzigingsregeling.

Ten vierde is artikel 2.1 en artikel 2.3 van de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen aangepast middels artikel V van de onderhavige wijzigingsregeling. In een aantal lidstaten van de Europese Unie komt Afrikaanse varkenspest voor in wilde zwijnenpopulaties. De ziekte in die populaties is moeilijk te bestrijden. Het is van groot belang dat de ziekte niet via het verplaatsen van wilde zwijnen, waarvan niet altijd bekend is of ze besmet zijn, gebeurt. De Europese Commissie heeft daarom voor alle lidstaten in de hele Unie verboden dat in het wild levende varkens worden verplaatst, binnen een lidstaat of tussen lidstaten (verordening (EU) nr. 2021/605). Met dit artikel wordt dit voor Nederland geregeld.

In hoofdstuk 2 zal eerst het advies van het Adviescollege toetsing regeldruk worden besproken. Vervolgens zal de internetconsultatie aan de orde komen in hoofdstuk 3 voor zover die reacties tot aanpassingen hebben geleid en de uitvoerbaarheid- en handhaafbaarheidstoetsen van RVO en NVWA in hoofdstuk 4. Tot slot wordt opgemerkt dat de onderhavige regeling geen technische voorschriften in de zin van Richtlijn 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241) bevat die genotificeerd moeten worden bij de Europese Commissie. De eisen sluiten aan bij bestaande regels die ofwel al als technisch voorschrift zijn genotificeerd ofwel niet als zodanig hoeven te worden genotificeerd.

Twee artikelen stellen eisen ten aanzien van diensten, maar enkel artikel 5b.8a van de Regeling houders van dieren wordt genotificeerd volgens Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376) omdat het een eis is die wordt gesteld in het kader van erkenning.

Het andere artikel (5b.14a van de Regeling houders van dieren) hangt samen met verordening (EU) nr. 2021/963.

Hoofdstuk 2. Adviescollege toetsing regeldruk

De Regeling diergezondheid is ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. De conclusie van het Adviescollege was ten tijde van de inwerkingtreding van de regeling op 21 april 2021 nog niet gereed. Dit is nu wel het geval. De toetsing heeft niet geleid tot een formeel advies van het Adviescollege, de gevolgen voor de regeldruk zijn niet significant. Wel zijn er enkele ambtelijke opmerkingen ten aanzien van de toelichting bij de Regeling diergezondheid gemaakt.

In paragraaf 4.2 van de toelichting bij de Regeling diergezondheid worden de financiële gevolgen van de regeling besproken. Daarin staat aangegeven welke gegevens inrichtingen, die werken met levende dierlijke producten aanvullend op de gegevens op grond van de diergezondheidsverordening en verordening (EU) nr. 2020/686, moeten aanleveren. Uit deze paragraaf bleek volgens het Adviescollege niet duidelijk welke gegevens er extra moeten worden aangeleverd. Dit betreft alleen de naam van de dierenarts van de inrichting. Voor nieuwe inrichtingen en nog niet geregistreerde inrichtingen is dit een extra gegeven dat tegelijkertijd met de overige gegevens meegestuurd kan worden. Dat zal dus geen extra kosten met zich brengen. Al bestaande, reeds geregistreerde inrichtingen moeten deze naam nog doorgeven. Dat is eenmalig, en zal ongeveer tien minuten in beslag nemen. Het gaat om zeventig inrichtingen.

Tevens staan in paragraaf 4.2 van de toelichting bij de Regeling diergezondheid de financiële gevolgen aangegeven voor het verrichten van de laboratoriumtest op Aviaire chlamydiose bij papegaaien voorafgaande aan een tentoonstelling. Niet voldoende duidelijk was volgens het Adviescollege aangegeven wat de achtergrond van deze eis is. Artikel 59 van verordening (EU) nr. 2020/688 bevat de eis voor papegaaiachtigen die naar Nederland vervoerd worden voor een tentoonstelling. Gelet op de achtergrond van deze eis (het voorkomen van dierziekten) is dit de aanleiding geweest om deze eis ook van toepassing te laten zijn voor Nederlandse vogels die naar een Nederlandse tentoonstelling gaan.

Hoofdstuk 3. Consultatie en UHT NVWA en RVO

3.1 Inleiding

Een ontwerp van de Regeling diergezondheid (Stcrt. 2021, 17794) is van 11 maart 2021 tot en met 22 april 2021 geconsulteerd via internetconsultatie. Er zijn vijftien reacties op de conceptregeling en de toelichting gekomen. Deze Regeling diergezondheid is in werking getreden op 21 april 2021. De reacties gegeven in de internetconsultatie zien hoofdzakelijk op dat ontwerp. Tevens hebben NVWA en RVO een UHT-toets uitgevoerd.

Er zijn een aantal reacties gegeven via de internetconsultatie die nog betrekking hebben op het Besluit diergezondheid. Hier is een aparte consultatie over geweest waar ook gebruik van is gemaakt. Reacties op de Wet dieren, het Besluit diergezondheid of andere regelgeving waarop de Regeling diergezondheid geen betrekking heeft, vallen derhalve buiten de reikwijdte van deze consultatie en zullen om die reden ook niet worden behandeld. Zoals in de inleiding van deze toelichting ook al staat aangegeven worden in dit hoofdstuk de reacties op de internetconsultatie en de UHT van de NVWA en RVO artikelsgewijs, op volgorde van de artikelen, weergegeven voor zover zij hebben geleid tot een wijziging van de Regeling diergezondheid, de Regeling dierlijke producten, de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren of de Regeling houders van dieren.

Ten algemene is uit de UHT van de NVWA naar voren gekomen dat de regelgeving nog niet in haar volle omvang beoordeeld kan worden, omdat er nog meerdere Europese gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen ontbreken. RVO merkt ten algemene op dat de implementatie van deze regeling de nodige impact op de uitvoering en de sector heeft. Aanpassingen moeten worden gedaan in de ICT-systemen van RVO en de wijzigingen moeten gecommuniceerd worden.

3.2 Regeling diergezondheid

Artikel 4.2

Avined, LTO, POV en Ketenorganisatie Schapenhouderij geven aan dat het artikel 4.2 derde lid, onder d, van de Regeling diergezondheid is vastgelegd dat in de aanvraag voor een verzorgingsvergoeding gegevens ter onderbouwing van de noodzaak van de gemaakte kosten voor diervoeders, bodembedekkers en diergeneesmiddelen moet worden gegeven. De organisaties stellen dat de noodzaak van diervoeder en bodembedekker geen onderbouwing behoeft.

Ik onderschrijf de stelling dat in algemene zin de noodzaak van het verstrekken van diervoeder en een bodembedekker niet hoeft te worden onderbouwd. Als een veehouder in aanmerking wil komen voor een verzorgingsvergoeding voor diervoeder of bodembedekking zal wel een onderbouwing moeten worden gegeven voor de kosten van de hoeveelheid verstrekte producten. Uit deze onderbouwing moet blijken hoeveel kg of eenheden diervoeders, bodembedekkers en diergeneesmiddelen het gaat, die gebruikt zijn. Het derde lid van artikel 4.2 van de Regeling diergezondheid is hierop aangepast. In onderdeel d van dat lid is de verwijzing naar diervoeders en bodembedekking verwijderd en een nieuw onderdeel e is toegevoegd. Zie hiervoor artikel I, onderdeel B, tweede en derde lid.

Ten aanzien van artikel 4.2, derde lid, van de Regeling diergezondheid vraagt RVO om bij de gegevens die nodig zijn voor een aanvraag van de vergoeding ook het relatienummer van de houder te vermelden. Deze is namelijk nodig als tot uitbetaling overgegaan wordt. Dit gegeven is daarom toegevoegd aan artikel 4.2, derde lid van de Regeling diergezondheid met artikel I, onderdeel B, eerste lid.

3.3 Regeling houders van dieren

Artikel 1.1

Dibevo wijst er op dat in artikel 1.1 van de Regeling houders van dieren voor de definitie van fret verwezen wordt naar artikel 4, onderdeel 3, van verordening (EU) nr. 2019/2035. Dat moet artikel 2, onderdeel 3, van verordening (EU) nr. 2019/2035 zijn. Dit is met artikel IV, onderdeel A, aangepast.

De NVWA geeft aan dat de definitie voor eendagskuiken en vermeerderingsdier niet correct zijn. Naar aanleiding hiervan zijn de definities aangepast (zie hiervoor artikel IV, onderdeel A van de onderhavige regeling).

RVO geeft aan dat het wenselijk is om ook in verschillende artikelen met een registratieverplichting het relatienummer van de houder als verplicht gegeven op te nemen. Dit is aangepast in de regeling in de artikelen 5a.1, 5b.48, 5b.52, 5b.53, 5b.54, 5b.55. 5b.59, 5b.60 en 5b.64 met artikel IV, onderdelen B, Y, AA, CC, DD, EE, GG, HH en KK.

Artikel 5a.9

Naar aanleiding van de opmerking van de NVWA dat er een verschil is in gehanteerde termijnen tussen artikel 5c.5 en artikel 5a.9 van de Regeling houders van dieren, is laatstgenoemde bepaling aangepast.

Aangezien de handhaafbaarheid van dit artikel bemoeilijkt wordt door een termijn te hanteren van drie dagen voor het voldoen aan de documentatieverplichtingen is er voor gekozen om de termijn van drie dagen in artikel 5a.9 van de Regeling houders van dieren met artikel IV, onderdeel E, van de onderhavige regeling te vervangen voor ‘onverwijld nadat de gegeven bekend zijn bij de exploitant’. Hiermee sluit artikel 5a.9 van de Regeling houders van dieren aan bij artikel 5c.5 van diezelfde regeling.

Paragraaf 5b.2.2 en 5b.2.3

Dibevo vraagt zich af hoe het zit met het identificeren van dieren, niet zijnde landdieren.

Ik merk op dat de artikelen in paragraaf 5b.2.2 en 5b.2.3 van de Regeling houders van dieren grotendeels betrekking hebben op de identificatiemiddelen die gebruikt worden voor dieren die in het kader van de verordening geïdentificeerd moeten worden. De artikelen in deze paragraaf zijn aangepast waardoor duidelijker is voor welke dieren de verplichtingen gelden.

Artikel 5b.30

De NVWA geeft met betrekking tot artikel 5b.30, derde lid van de Regeling houders van dieren aan dat niet duidelijk is wie het onleesbaar geworden merk mag vervangen. In deze wijzigingsregeling is daarom toegevoegd dat dit door de exploitant mag plaatsvinden.

Artikel 5b.36

De NVWA geeft aan dat de termijn voor het identificeren van varkens in artikel 5b.36, eerste lid, niet duidelijk is. De termijn is verduidelijkt door ‘een week nadat in een inrichting geboren varkens zijn gespeend, of uiterlijk drie maanden na de geboorte’ te vervangen door ‘uiterlijk binnen drie maanden, en indien de dieren eerder worden gespeend, binnen een week na het spenen’

Artikel 5b.47

Naar aanleiding van de opmerkingen van RVO in de UHT ten aanzien van artikel 5b.47, tweede en derde lid van de Regeling houders van dieren, is dit artikel aangepast met artikel IV, onderdeel X. In de aanhef van het artikel staat namelijk ‘indien beschikbaar’, wat ervoor zorgt dat de bepaling niet hard lijkt, terwijl de zaken die vermeld staan wel geverifieerd kunnen worden. De wel te verifiëren zaken zijn daarom buiten de aanhef geplaatst, aangezien deze altijd gemeld moeten worden.

Artikelen 5b.48 en 5b.55

In de artikelen 5b.48 en 5b.55 van de Regeling houders van dieren is naar de wens van RVO het unieke registratienummer van de inrichting toegevoegd, middels artikel IV, onderdelen Y en EE.

Artikel 5b.49

De NVWA geeft aan dat op verschillende plaatsen in de regeling de formulering van de te hanteren termijn anders wordt aangeduid. Dit komt de uniformiteit inderdaad niet ten goede. Artikel 5b.49 van de Regeling houders van dieren is daarom met deze wijzigingsregeling aangepast.

De NVWA merkt met het oog op artikel 5b.49, derde lid van de Regeling houders van dieren op dat het onduidelijk is wanneer de geboorte van een rund dat met een bolus wordt geïdentificeerd moet worden gemeld. Met deze wijzigingsregeling wordt dit artikel verduidelijkt. Ingeval een bolustransponder wordt gebruikt als tweede identificatiemiddel, moet de informatie na het aanbrengen van het eerste identificatiemiddel (het oormerk) worden doorgegeven.

Artikel 5b.65

Dibevo geeft aan dat de populariteit voor het kleinschalig houden van bijvoorbeeld kippen toeneemt. Zij is van mening dat artikel 5b.66 van de Regeling houders van dieren, doorgeven van verplaatsingen, dan ook een lastenverzwaring inhoudt voor de sector. RVO geeft over dit artikel aan dat de omschrijving in het tweede lid, Regeling houders van dieren teveel ruimte laat om onder de registratieverplichting vandaan te komen.

Naar aanleiding van bovenstaande reacties merk ik op dat in het eerste artikel van paragraaf 5b.4.5, artikel 5b.65, tweede lid, van voornoemde regeling is aangegeven dat deze paragraaf niet van toepassing is op exploitanten van vogels die minder dan 250 vogels houden. Deze grens van 250 stuks is overgenomen uit de Regeling identificatie en registratie van dieren zoals deze luidde voor 21 april 2021 en betreft dus geen lastenverzwaring. Wel is de formulering van de grens verduidelijkt door op te nemen dat het ‘op enig moment in het kalenderjaar’ om 250 stuks gaat (artikel IV, onderdeel MM, tweede lid).

Artikel 5b.71

Ten aanzien van artikel 5b.71, tweede lid, van de Regeling houders van dieren, geeft de NVWA aan dat transporten zonder verplaatsingsdocument lastig te controleren zijn. De optie dat mag worden afgezien van een verplaatsingsdocument indien de gegevens aan I&R zijn gemeld, is daarom verwijderd met deze wijzigingsregeling.

Artikel 5c.1

De NVWA geeft aan dat uit artikel 5c.1, eerste lid, van de Regeling houders van dieren niet blijkt dat deze eis alleen van toepassing is als de dieren worden verzameld. Hierdoor ontstaat de ongewenste situatie dat dieren die op een leeg bedrijf worden aangevoerd vanaf één bedrijf, ook 21 dagen daar moeten blijven staan, terwijl er geen sprake is van het bijeenbrengen van runderen en dit daardoor ook geen risico voor de diergezondheid oplevert.

Dit is een terechte opmerking en daarom is het betreffende artikel aangepast met artikel IV, onderdeel PP, onderdeel 1, van de onderhavige regeling. Om te voorkomen dat de termijn van 21 dagen, zoals genoemd in artikel 5c.1, eerste lid, van de Regeling houders van dieren, niet geldt voor dieren die bijeengebracht zijn op een vervoermiddel voordat zijn op een leeg bedrijf worden aangevoerd, is een nieuw tweede lid aan dit artikel toegevoegd, zie artikel IV, onderdeel PP, derde lid. Ook het bijeenbrengen van dieren afkomstig van verschillende inrichtingen op een vervoermiddel levert een diergezondheidsrisico op. Door ook in deze situatie de termijn van 21 dagen toe te passen op de inrichting waarop de verzamelde dieren worden aangevoerd, wordt rekening gehouden met het diergezondheidsrisico dat in dit geval kan optreden.

Artikelen 7.1 en 7.3

POV meldde over artikel 7.1 en 7.3 van de Regeling houders van dieren dat het onduidelijk is wie de bloedmonsters voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.27h, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit houders van dieren moet nemen en hoeveel bloedmonsters er genomen moeten worden.

Artikel 2.27h, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit houders van dieren schrijft voor dat het toevoegen van varkens aan een A-bedrijf via een toevoegstal pas mogelijk is nadat onderzoek van bloedmonsters van deze dieren heeft uitgewezen dat er bij deze dieren geen antilichamen zijn aangetroffen tegen klassieke varkenspest en de ziekte van Aujeszky. Met artikel IV, onderdeel RR, van de wijzigingsregeling is in artikel 7.1, vierde lid, van de Regeling houders van dieren verduidelijkt dat de dierenarts deze monsters moet verzamelen. Het afnemen van bloed is een diergeneeskundige handeling waartoe, op grond van artikel 4.1 van de Wet dieren, de dierenarts bevoegd is. Het aantal bloedmonsters dat genomen dient te worden, staat aangegeven in bijlage 10 van de Regeling houders van dieren.

Op grond van het oude artikel 7.3, vierde lid, van de Regeling houders van dieren was het mogelijk dat van varkens, afkomstig van A-, C- en E-bedrijven, aan de slachtlijn (na het doden) bloed getapt mag worden. Dit was een onbedoelde verruiming ten opzichte van de voorschriften uit de toenmalige Regeling preventie. In die regeling was het wel mogelijk om bloedmonsters van varkens afkomstig van B-, D- en F-bedrijven aan de slachtlijn te nemen; deze mogelijkheid was abusievelijk niet in de nieuwe regeling opgenomen. Met deze wijzigingsregeling worden deze omissies hersteld, zie artikel IV, onderdeel SS, tweede lid. Vanwege de hogere bioveiligheidseisen aan A-, C- en E-bedrijven is het noodzakelijk dat de varkens op het bedrijf bemonsterd worden. Hierdoor is het mogelijk om (in het geval van eventuele positieve of onduidelijke uitslagen van bloedmonsters) de varkens, waarvan de monsters afkomstig zijn, opnieuw te testen. Voor bedrijven met een hogere hygiënestatus en veel afvoermogelijkheden (zijnde de A-, C- en E-bedrijven) is het van groot belang dat dit snel en correct kan gebeuren. B-, D- en F-Bedrijven hebben een lagere hygiënestatus dan A-, C- en E-bedrijven en daarmee is het verantwoord om deze bloedmonsters wel aan de slachtlijn te laten verzamelen.

Artikel 7a.1

Ten aanzien van artikel 7a.1 van de Regeling houders van dieren merkt de NVWA op dat hier een termijn ontbreekt waarbinnen de inzending en het onderzoek moet plaatsvinden.

In reactie hierop merk ik op dat de omzetting vanuit de regels die van toepassing waren onder de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren was de voorgeschreven termijn voor insturen van het bloedmonster per abuis niet is meegenomen. Deze omissie is met artikel IV, onderdeel TT, van deze wijzigingsregeling hersteld. De houder moet het bloedmonster binnen een week nadat de vrucht of vruchten ter wereld zijn gekomen opsturen, zodat tijdig een eventuele positieve uitslag van onderzoek opgevolgd kan worden. Met deze aanvulling zijn de oude regels nu volledig omgezet.

Artikel 7b.37

LTO merkt op dat in artikel 7b.37, eerste lid, van de Regeling houders van dieren zou moeten staan dat als bij twee opeenvolgende koppels de titer niet wordt gehaald, een plan van aanpak moet worden opgesteld. Zij stellen dat het in het artikel nu over drie opeenvolgende koppels lijkt te gaan, namelijk het onderzoek dat wordt genoemd én de eerstvolgende twee koppels.

Dit is een juiste constatering. Daarom is met artikel IV, onderdeel ZZ, artikel 7b.37, eerste lid van de Regeling houders van dieren zo aangepast dat indien uit onderzoek blijkt dat de betreffende waarde zoals bedoeld in bijlage 12, onderdeel 2, bij twee opeenvolgende koppels vleeskuikens niet wordt behaald een plan van aanpak moet worden gemaakt.

De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) merkt ten aanzien van artikel 7b.37, tweede lid, van de Regeling houders van dieren op dat dit artikel regelt dat indien in alle zes de gevallen een te lage titer is het plan van aanpak herzien moeten worden.

Dit is inderdaad niet juist in de tekst terecht gekomen. Daarom is met artikel IV, onderdeel ZZ, artikel 7b.37, tweede lid, van de Regeling houders van dieren aangepast, zodat duidelijk is dat indien bij één van de eerstvolgende zes koppels blijkt dat de in de regeling opgenomen waarde niet behaald wordt het plan van aanpak herzien moet worden.

Artikel 8a.5

Dibevo geeft aan dat er geen vaccins tegen Newcastle disease zijn geregistreerd voor siervogels. Artikel 8a.5 van de Regeling houders van dieren schrijft voor dat alle in gevangenschap levende vogels gevaccineerd moeten worden.

Er is op dit moment inderdaad geen geregistreerd vaccin om vogels anders dan postduiven te vaccineren. Het eerste lid, onderdeel a van dit artikel is daarom zo aangepast (artikel IV, onderdeel GGG), dat dit uitsluitend geldt voor vogels van de orde Galliformes of Struthioniformes en niet meer in het algemeen voor in gevangenschap levende vogels.

Bijlage 12

Fidin merkt voorts ten aanzien van bijlage 12 bij de Regeling houders van dieren en paragraaf 3.1.9 van de toelichting op dat twee typen testen worden genoemd, maar beide zijn serologische testen. In bijlage 12 bij de Regeling houders van dieren lijkt het of beide testen verschillend worden geïnterpreteerd, maar uit de tekst blijkt niet voor welke test welke waarde geldt en ook wordt niet aangegeven op basis waarvan een laboratorium kiest voor welke test. Niet is duidelijk wanneer een koppel voldoet aan de vaccinatie eis, omdat de vaccinatierespons van verschillende vaccins niet bij elk type test even betrouwbaar is. Zo kan HAR niet voor elk vaccin worden gebruikt. Fidin stelt voor om in ieder geval in de Regeling op te nemen dat een respons kan worden gemeten voor een voor dat vaccin geëigende test.

Een HAR-test is inderdaad ook een serologische test, net als de serum neutralisatie test en de ELISA-test. De HAR test kan worden gebruikt voor alle vaccins die gebaseerd zijn op het opwekken van afweerstoffen tegen het F- eiwit en de interpretatie voor het beschermingsniveau is gekoppeld aan de afweerstoffen concentratie is derhalve voor alle vaccins gelijk. Daarom is in de regeling niet opgenomen dat een respons kan worden gemeten met een voor dat vaccin geëigende test, omdat de huidige beschreven testen voldoende zijn.

De aangewezen instelling onderzoekt het gehalte aan antilichamen in het bloed. Wanneer uit dat onderzoek blijkt dat in de monsters voldoende antilichamen aanwezig zijn, zijn deze dieren voldoende beschermd tegen Newcastle disease. Hiervoor kan de instelling twee typen serologische testen gebruiken. Bij de zogenoemde HAR-test moet in dat geval de waarde die in bijlage 12 bij de Regeling houders van dieren is opgenomen behaald worden. In de regelgeving is geen specifieke testmethode voorgeschreven. Ook kan een andere serologische test gebruikt worden voor het aantonen van antilichamen tegen het veldvirus, zoals een serum neutralisatie test of ELISA-test. Indien de uitslag van deze test positief is, is er ook sprake van voldoende bescherming. Om dit te verduidelijken is met artikel IV, onderdeel III) in bijlage 12 toegevoegd dat hiervoor ook een andere serologische test gebruikt mag worden.

Bijlage 13

De NPO zou graag zien dat aan bijlage 13 bij de Regeling houders van dieren over de verklaring van vaccinatie van duiven tegen Newcastle disease toegevoegd wordt dat het land van oorsprong vermeld moet worden.

Met artikel IV, onderdeel JJJ wordt bijlage 13 hierop aangepast.

3.4 Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren

De NVWA geeft in de UHT aan dat de uitwerking van het beboetbaar maken van de diergezondheidsbepalingen nog niet is afgerond, waardoor handhaving via de bestuurlijke boete nog niet in alle gevallen mogelijk is.

Deze constatering is juist. De Regeling diergezondheid voorzag in een wijziging van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, waarin onder meer is voorzien in het continueren van de bevoegdheid om bestuurlijke boetes op te leggen voor overtredingen van bepalingen die ook onder de toenmalige GWWD beboetbaar waren. Onder de GWWD waren nog niet alle bepalingen inzake diergezondheid beboetbaar gesteld. In een afzonderlijk traject zullen de overige diergezondheidsbepalingen die destijds en nu niet beboetbaar zijn, worden beoordeeld op de wenselijkheid om ten aanzien van overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. De NVWA maakt wat betreft het oordeel over uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid daarom een voorbehoud voor aanvullingen en wijzigingen die nog zullen volgen. Met deze wijzigingsregeling zijn wel een aantal omissies uit de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren gehaald.

Artikelsgewijs

Artikel III

Artikel 8.7 van de Wet dieren voorziet in een bevoegdheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een bestuurlijke boete op te leggen voor overtredingen van bepalingen van de Wet dieren of daarop gebaseerde regels (genoemd in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°). Op grond van artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren worden de bepalingen waarvoor ten aanzien van overtredingen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, bij ministeriële regeling ingedeeld in een boetecategorie. Er zijn vijf boetecategorieën, met oplopende boetebedragen (artikel 2.2, eerste lid, van aangehaald besluit). De indeling is geregeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, en in bijlage bij die regeling.

Artikel III voegt een aantal bepalingen die zijn gebaseerd op de Wet dieren, toe aan deze indeling. Het gaat hier om bepalingen die voor 21 april 2021 reeds beboetbaar waren, maar abusievelijk niet zijn meegenomen in de regeling die in werking trad met ingang van voornoemde datum. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de samenhang tussen Europese bepalingen en de bijbehorende nationale bepaling te verduidelijken.

Artikel IV

Artikel 5b.6

In artikel 5b.6 is geregeld dat modellen voor transponders voor paardachtigen goedgekeurd worden als deze voldoen aan de eisen gesteld in verordening (EU) 2021/963. Deze regel vloeit voort uit artikel 59, tweede lid, onderdeel b, van verordening (EU) 2019/2035.

Artikel 5b.10 en 5b.12

Artikel 5b.10 ziet op administratieverplichtingen voor leveranciers van identificatiemiddelen of merken. Artikel 5b.12 stelde voorschriften voor leveranciers van injecteerbare transponders voor paardachtigen. Met de wijziging van artikel 5b.10 is geregeld dat de administratie-eisen voor leveranciers van identificatiemiddelen niet gelden voor leveranciers van injecteerbare transponders. Daarnaast is artikel 5b.12 komen te vervallen.

De administratieverplichting voor de aanbrengers van injecteerbare transponders volgt uit 1.58c van het Besluit houders van dieren en artikel 7.8 van de Regeling diergeneeskundigen. Het vereiste van het gebruik van een uniek nummer dat door de Minister wordt verstrekt, volgt uit artikel 1.58b van het Besluit houders van dieren.

Artikel 5b.14a

Artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) 2021/963 regelt dat identificatiemiddelen voor paardachtigen (injecteerbare transponder) door een dierenarts of, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, door een bevoegde en naar behoren opgeleide en gekwalificeerde persoon worden aangebracht. Met artikel 5b.14a wordt hier invulling aan gegeven.

Het voorschrift brengt met zich mee dat injecteerbare transponders voor paardachtigen uitsluitend door dierenartsen mogen worden aangebracht, en door chippers die voldoen aan gestelde opleidingseisen. Met de opleiding wordt voldoende kennis verkregen over de anatomie, fysiologie, en het aanbrengen van transponders om naar behoren opgeleid en gekwalificeerd te zijn, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) 2021/963. Dit is in het belang van een correcte uitvoering van de identificatie en registratie van paardachtigen.

Artikel 5b.17

Met de wijziging van artikel 5b.17 wordt de voor 21 april 2021 bestaande praktijk van het vervangen van twee oormerken bij runderen voortgezet. Daarbij mag slechts één van de goedgekeurde combinaties worden gebruikt met daarop dezelfde identificatiecode.

Artikelen 5b.21, 5b.28, 5b.37, 5b.42

Deze wijziging verduidelijkt dat de houder die een identificatiemiddel vervangt, zich aan de algemene bepalingen van artikel 5b.14 dient te houden. Artikel 5b.14 regelt welke exploitanten identificatiemiddelen mogen aanbrengen en vervangen.

Artikel 5b.74

Artikel 124 van verordening (EU) 2016/429 regelt een verplaatsingsverbod voor dieren die niet op juiste wijze zijn geïdentificeerd en geregistreerd. In artikel 5b.74 is voor dieren die worden gehouden op een Nederlandse inrichting, die niet voldoen aan de nationale aanvullende bepalingen eveneens een nationaal verplaatsingsverbod geregeld (in de vorm van een verbod op afvoer en in de handel brengen).

Voorzien is in enkele verduidelijkingen van dit artikel. Met het oog op de leesbaarheid is ervoor gekozen het eerste lid opnieuw vast te stellen. De wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke tekst van dit artikel zijn als volgt.

In het eerste lid zijn de aanvullende Nederlandse regels over identificatie en registratie nu expliciet genoemd. De ten onrechte missende verwijzing naar artikel 5b.66 is hersteld. De artikelen over identificatie en registratie die in dit artikellid niet zijn genoemd, vloeien voort uit verordening (EU) 2016/429 en voor die bepalingen is in artikel 124 van verordening (EU) 2016/429 een verplaatsingsverbod opgenomen.

In het tweede lid van artikel 5b.74 is verduidelijkt dat het verbod op verplaatsing niet geldt als de dieren vanaf de inrichting, al dan niet via een verzamelcentrum, rechtstreeks buiten Nederland worden gebracht om de mogelijkheid voor vervoer naar het buitenland open te houden als niet aan nationale registratie-eisen wordt voldaan.

Artikel 5b.74, derde lid, bevat een overgangsregime voor dieren waarop voor 21 april 2021 het toenmalige artikel 39a van de Regeling identificatie en registratie van dieren van toepassing was. Dat artikel regelde destijds dat dieren die niet correct waren geïdentificeerd of geregistreerd, alleen mochten worden gehouden, verhandeld, vervoerd en aan- en afgevoerd als aan bepaalde voorwaarden werd voldaan, waaronder dat een inkeping in de oormerken van het desbetreffende dier werd gemaakt. In het oorspronkelijke artikel 5b.74, derde lid, was geregeld dat het Europese verplaatsingsverbod (artikel 124 van verordening (EU) 2016/429) en het nationale verplaatsingsverbod met de toegestane uitzonderingen daarop (artikel 5b.74, eerste en tweede lid), van toepassing zijn op deze dieren. Dit vanuit de veronderstelling dat wanneer het dier waarop het aangehaalde artikel 39a van toepassing was, niet voldeed aan Europeesrechtelijk voorgeschreven regels over identificatie en registratie, artikel 124 van de genoemde verordening van toepassing is, en wanneer het ging om de toenmalige nationale voorschriften, het voornoemde eerste en tweede lid. In de praktijk is evenwel gebleken dat deze dieren niet voldoen aan de Europese registratie-vereisten en daarom op grond van artikel 124, tweede lid, onderdeel b, van verordening (EU) 2016/429 al niet mogen worden verplaatst. De verwijzing naar het tweede lid is om die reden verwijderd.

Artikel V

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie van 7 april 2021 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest (PbEU L 129) voorziet in bijzondere voorschriften voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest. De meeste bepalingen behoeven alleen uitvoering in het geval er sprake is van een besmetting van gehouden of wilde varkens met deze dierziekte.

Aan artikel 45 van deze verordening moet evenwel ook toepassing worden gegeven in de situatie dat er geen sprake is van een besmetting. Dat artikel schrijft voor dat er een algemeen verbod geldt op het verplaatsen van in het wild levende varkens. Het nieuwe artikel 2.3 van de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen voorziet hierin.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Naar boven