Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2022, 11029 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2022, 11029 | beleidsregel |
De Minister voor Natuur en Stikstof,
Gelet op de artikelen 4, eerste en vijfde lid, 5, eerste en derde lid, en 8, eerste en derde lid, van verordening (EG) nr. 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG 1997 L 61), artikel 3.37 van de Wet natuurbescherming in samenhang met artikel 3.14, aanhef en onderdeel a, van de Regeling natuurbescherming, en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Afrikaanse olifant (Loxodonta africana), voor zover opgenomen in bijlage A bij de CITES-basisverordening;
Aziatische olifant (Elephas maximus), genoemd in bijlage A bij de CITES-basisverordening;
ivoor dat geheel of ten dele ingesneden, gevormd of verwerkt is, maar geen hele slagtanden in enige vorm omvat, behalve wanneer het snijwerk zich over het volledige oppervlak uitstrekt;
verordening (EG) nr. 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61);
ivoor afkomstig van de Afrikaanse olifant of de Aziatische olifant;
permanente instelling zonder winstoogmerk ten dienste van de samenleving en haar ontwikkeling, die openstaat voor het publiek en die het materiële en immateriële erfgoed van de mensheid en haar omgeving verwerft, bewaart, onderzoekt, verspreidt en tentoonstelt met het oog op onderwijs, studie en genot;
hele olifantenslagtanden gepolijst of ongepolijst en ongeacht in welke vorm, evenals alle stukken olifantenivoor, gepolijst of ongepolijst en op welke wijze dan ook gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke vorm, niet zijnde bewerkt ivoor.
Een aanvraag voor de afgifte van een invoervergunning als bedoeld in artikel 4 van de CITES-basisverordening voor onbewerkt ivoor wordt afgewezen.
1. Een aanvraag voor de afgifte van een invoervergunning als bedoeld in artikel 4 van de CITES-basisverordening voor bewerkt ivoor wordt afgewezen.
2. In afwijking van het eerste lid kan een invoervergunning worden verleend indien:
a. het ivoor voldoet aan de eisen van artikel 4 van de CITES-basisverordening; en
b. de aanvrager aannemelijk kan maken dat het bewerkte ivoor:
1°. dateert van vóór 1 juli 1975 en is verwerkt in een muziekinstrument; of
2°. een antiquiteit van groot cultureel, artistiek of historisch belang is:
i. die is vervaardigd vóór 3 maart 1947;
ii. die aan een museum wordt overgedragen; en
iii. waarvan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het culturele, artistieke of historische belang bevestigt en het belang van de overdracht onderschrijft; of
c. de aanvrager aannemelijk kan maken dat het bewerkte ivoor voor niet-commerciële doeleinden wordt overgedragen en:
1°. deel uitmaakt van een uitwisseling van cultuurgoederen tussen musea;
2°. een erfstuk is dat als onderdeel van persoonlijke bezittingen of huisraad in het kader van een verhuizing wordt ingevoerd; of
3°. wordt ingevoerd voor wetenschappelijke, educatieve of handhavingsdoeleinden.
Een aanvraag voor de afgifte van een wederuitvoercertificaat als bedoeld in artikel 5 van de CITES-basisverordening, voor onbewerkt ivoor, wordt afgewezen.
1. Een aanvraag voor de afgifte van een wederuitvoercertificaat als bedoeld in artikel 5 van de CITES-basisverordening voor bewerkt ivoor wordt afgewezen.
2. In afwijking van het eerste lid kan een wederuitvoercertificaat worden verleend indien:
a. het ivoor voldoet aan de eisen van artikel 5 van de CITES-basisverordening; en
b. de aanvrager aannemelijk kan maken dat het bewerkte ivoor:
1°. dateert van vóór 1 juli 1975 en is verwerkt in een muziekinstrument; of
2°. een antiquiteit van groot cultureel, artistiek of historisch belang is:
i. die is vervaardigd vóór 3 maart 1947;
ii. die aan een museum wordt overgedragen; en
iii. waarvan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het culturele, artistieke of historische belang bevestigt en het belang van de overdracht onderschrijft; of
c. de aanvrager aannemelijk kan maken dat het bewerkte ivoor voor niet-commerciële doeleinden wordt overgedragen en:
1°. deel uitmaakt van een uitwisseling van cultuurgoederen tussen musea;
2°. een erfstuk is dat als onderdeel van persoonlijke bezittingen of huisraad in het kader van een verhuizing naar een land buiten de Europese Unie wordt wederuitgevoerd; of
3°. wordt wederuitgevoerd voor wetenschappelijke, educatieve of handhavingsdoeleinden.
Een aanvraag voor de afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de CITES-basisverordening voor de handel binnen de Europese Unie in onbewerkt ivoor wordt afgewezen.
1. Een aanvraag voor de afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de CITES-basisverordening voor de handel binnen de Europese Unie in bewerkt ivoor wordt afgewezen.
2. In afwijking van het eerste lid kan een certificaat worden verleend indien het ivoor voldoet aan de eisen van artikel 8 van de CITES-basisverordening en de aanvrager aannemelijk kan maken dat het bewerkte ivoor:
a. dateert van vóór 1 juli 1975 en is verwerkt in een muziekinstrument; of
b. een antiquiteit is die is vervaardigd vóór 3 maart 1947.
1. De mededeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 5 februari 2015 (Stcrt. 2015, 4070) wordt ingetrokken.
2. De beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 maart 2019 over de afwijzing van aanvragen van certificaten voor handel binnen de Europese Unie in ruw olifantenivoor (Stcrt. 2019, 18638) wordt ingetrokken.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 19 april 2022
De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink
Met dit besluit wordt een beleidsregel vastgesteld voor het beoordelen van aanvragen van CITES-vergunningen en -certificaten voor de handel in ivoor van de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana) en de Aziatische olifant (Elephas maximus). Het gaat daarbij om invoervergunningen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de CITES-basisverordening1, (weder)uitvoercertificaten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de CITES-basisverordening en certificaten als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de CITES-basisverordening voor commerciële activiteiten binnen de Europese Unie met olifantenivoor. Aanleiding voor deze beleidsregel is de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2021/22802 en de Herziene richtsnoeren EU-regeling voor de handel in ivoor van de Europese Commissie (hierna: herziene richtsnoeren)3.
De beleidsregel beoogt duidelijk te maken welke afweging wordt gemaakt bij het beoordelen van een aanvraag. Bij de motivering van een afwijzing, dan wel verlening, van een invoervergunning ten behoeve van de invoer van ivoor afkomstig van de Afrikaanse olifant of de Aziatische olifant, de afwijzing, dan wel verlening, van een wederuitvoercertificaat ten behoeve van de wederuitvoer van het olifantenivoor, en de afwijzing, dan wel verlening, van een certificaat voor commerciële activiteiten binnen de Europese Unie met olifantenivoor, kan voortaan dan ook worden verwezen naar deze beleidsregel.
Deze beleidsregel bevat een nieuw beoordelingskader voor aanvragen voor invoervergunningen voor bewerkt en onbewerkt ivoor, wederuitvoercertificaten voor bewerkt ivoor, en certificaten voor commerciële activiteiten binnen de Europese Unie met bewerkt ivoor. Daarnaast continueert onderhavige beleidsregel de beleidsregel over de afwijzing van aanvragen voor certificaten voor handel binnen de Europese Unie in ruw olifantenivoor4, en de mededeling die de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken in 2015 heeft gedaan over onder meer de afwijzing van aanvragen voor wederuitvoercertificaten als bedoeld in artikel 5 van de CITES-basisverordening voor onbewerkt olifantenivoor5. De mededeling uit 2015 en de beleidsregel uit 2017 worden vervangen om het toetsingskader voor alle aanvragen voor certificaten en vergunningen met betrekking tot olifantenivoor op te kunnen nemen in één overzichtelijke beleidsregel.
Zowel de Afrikaanse olifant als de Aziatische olifant is opgenomen in appendix I (soorten die met uitsterven worden bedreigd) bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (het CITES-verdrag)6. De Afrikaanse olifant is op 18 januari 19907 en de Aziatische olifant is op 1 juli 1975 op appendix I opgenomen. Het CITES-verdrag ziet op de bescherming van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten tegen overmatige exploitatie als gevolg van de internationale handel.
De CITES-basisverordening en de CITES-uitvoeringsverordening8 vormen de omzetting in Europese regelgeving van het CITES-verdrag. De CITES-basisverordening stelt regels over de handel in levende en dode dieren en planten van soorten die met uitsterven worden of kunnen worden bedreigd. De in de verordening neergelegde regels gelden ook voor delen en afgeleide producten van die dieren of planten. Bij de CITES-basisverordening behoren vier bijlagen. Bijlage A bevat soorten die ernstig worden bedreigd. De handel in dieren of planten van deze soorten is in principe verboden. De bijlagen B en C bevatten kwetsbare soorten. De handel in dieren of planten van deze soorten is gereguleerd. Bijlage D bevat soorten ten aanzien waarvan het wenselijk is de handelsontwikkelingen te volgen. De Afrikaanse olifant en de Aziatische olifant zijn opgenomen op bijlage A bij de CITES-basisverordening.
De commerciële handel in ivoor binnen de Europese Unie is over het algemeen verboden, net als de commerciële in- en (weder)uitvoer van ivoor. Onder bepaalde voorwaarden kan een lidstaat de handel voor commerciële doeleinden toestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de artikelen 4, 5 en 8 van de CITES-basisverordening.
In artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de CITES-basisverordening is bepaald dat de administratieve instantie (CITES Managementautoriteit; in Nederland is dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister)) bij de beoordeling van aanvragen voor vergunningen voor de invoer van in bijlage A opgenomen soorten de zekerheid moet hebben verkregen dat het specimen niet voor overwegend commerciële doeleinden gebruikt zal worden. Omdat bij commerciële invoer niet voldaan kan worden aan de hiervoor genoemde voorwaarde, is de commerciële invoer van ivoor in feite verboden.
Een uitzondering op het verbod op commerciële invoer is mogelijk als het specimen voorheen langs legale weg in de Europese Unie is binnengebracht of verworven en, al dan niet gewijzigd, opnieuw in de Europese Unie is binnengebracht (artikel 4, vijfde lid, onderdeel a, van de CITES-basisverordening), de zogenaamde wederinvoer.
Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de verordening dient de administratieve instantie, wanneer aanvragen voor invoer van ivoor van soorten die op bijlage A bij de verordening staan worden beoordeeld, overleg te voeren met de wetenschappelijke autoriteit om de zekerheid te verkrijgen dat er geen andere argumenten in verband met de instandhouding van de bijlage A-soort pleiten tegen afgifte van een invoervergunning.
In artikel 5, derde lid, van de CITES-basisverordening is bepaald dat wederuitvoer kan worden toegestaan voor olifantenivoor dat is verkregen voordat de olifantensoort in appendix I bij het CITES-verdrag werd opgenomen. Op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening dient de administratieve instantie, wanneer aanvragen voor wederuitvoer van ivoor van soorten die op bijlage A bij de verordening staan worden beoordeeld, overleg te voeren met de wetenschappelijke autoriteit om de zekerheid te verkrijgen dat er geen andere argumenten in verband met de instandhouding van de bijlage A-soort pleiten tegen afgifte van een wederuitvoercertificaat.
Artikel 8, eerste lid, van de CITES-basisverordening bepaalt dat handel binnen de Europese Unie in specimens9 van soorten opgenomen in bijlage A bij die verordening is verboden. De lidstaten hebben de mogelijkheid om van dit verbod af te wijken door afgifte van een daartoe strekkend certificaat als wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn genoemd in artikel 8, derde lid, aanhef en onderdelen a tot en met h, van de verordening.
Op 19 januari 2022 is Verordening (EU) 2021/2280 in werking getreden. Verordening (EU) 2021/2280 wijzigt onder meer artikel 62 van de CITES-uitvoeringsverordening. De in artikel 62 van de CITES-uitvoeringsverordening opgenomen algemene vrijstelling op grond waarvan meer dan 50 jaar geleden verkregen bewerkte specimens, zonder een overeenkomstig artikel 8, derde lid, van de CITES-basisverordening afgegeven certificaat mogen worden verhandeld, is voor bewerkt olifantenivoor komen te vervallen. Met ingang van 19 januari 2022 is het niet meer mogelijk om commerciële activiteiten binnen de Europese Unie met bewerkt olifantenivoor te verrichten zonder een op grond van artikel 8, derde lid, van de CITES-basisverordening verleend certificaat.
De Wet natuurbescherming bepaalt dat het verboden is om in strijd te handelen met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen10. In de Regeling natuurbescherming zijn onder meer de hiervoor genoemde verbodsbepalingen van artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, en 8, eerste lid, van de CITES-basisverordening als voorschrift aangewezen11. Artikel 3.40 van de Wet natuurbescherming bepaalt voorts dat de minister als bevoegd gezag ontheffing of vrijstelling kan verlenen van genoemde verbodsbepalingen van de CITES-basisverordening.
De minister is op grond van artikelen 4, 5 en 8 van de CITES-basisverordening gerechtigd om aanvragen van certificaten of vergunningen voor handelsactiviteiten te weigeren, zelfs wanneer de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 4, 5 en 8 zijn vervuld, mits de weigering verenigbaar is met het proportionaliteitsbeginsel. Verwezen wordt naar hetgeen de Europese Commissie daarover opmerkt in haar herziene richtsnoeren. De bewijslast ter staving van de rechtmatigheid en de consistentie met de doelstellingen van de CITES-basisverordening van een overdracht berust bij de aanvrager van een certificaat of vergunning.
Bij het beoordelen of een aanvrager voldoet aan de voorwaarden waaronder een certificaat of vergunning verleend kan worden, worden de herziene richtsnoeren van de Europese Commissie toegepast.
Nederland heeft, net als de andere lidstaten van de Europese Unie, de verantwoordelijkheid om de uitgifte van certificaten die illegale activiteiten kunnen faciliteren, te voorkomen. Door aanvragen voor certificaten of vergunningen voor risicovolle en niet goed te controleren handel in ivoor af te wijzen, behoudens in uitzonderingsgevallen, wordt het risico beperkt dat mogelijke illegale activiteiten gefaciliteerd worden. Deze beleidsregel voorziet in beperkingen in het verlenen van certificaten of vergunningen wanneer er een risico bestaat dat de handel bijdraagt tot de vraag naar (illegaal) ivoor en tot de illegale ivoorhandel. In specifieke gevallen kan beperkte en goed gecontroleerde handel in ivoor blijven plaatsvinden, wanneer er weinig of geen risico bestaat dat er wordt bijgedragen tot de vraag naar ivoor of tot de olifantenstroperij, mits er certificaten of vergunningen worden afgegeven.
Het besluit om geen certificaten of vergunningen meer af te geven, behoudens in de uitzonderingsgevallen die zijn genoemd in de beleidsregel, is daarmee een evenredige maatregel om te kunnen voldoen aan de door de CITES-basisverordening nagestreefde doelstellingen.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de beleidsregel namens de minister uit. Deze beleidsregel wordt door RVO uitvoerbaar geacht.
Het aantal aanvragen voor vergunningen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en certificaten als bedoeld in de artikelen 5, eerste en derde lid, en 8, derde lid, van de CITES-basisverordening, dat jaarlijks wordt ingediend voor olifantenivoor, is beperkt. Aanvragen die zien op wederuitvoercertificaten van onbewerkt ivoor worden al sinds de inwerkingtreding van de mededeling van de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken in 2015 geweigerd. Daarnaast worden aanvragen die zien op certificaten als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de CITES-basisverordening sinds 1 maart 2019 afgewezen op grond van het afwegingskader dat is opgenomen in de beleidsregel van de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het afwegingskader voor de beoordeling van wederuitvoercertificaten voor, en certificaten voor commerciële activiteiten binnen de Europese Unie met, onbewerkt ivoor wordt met onderhavige beleidsregel gecontinueerd.
De verwachting is dat het aantal aanvragen voor certificaten voor bewerkt ivoor als bedoeld in artikel 8 van de CITES-basisverordening zal toenemen. Deze toename van regeldruk is het rechtstreekse gevolg van de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2021/2280, en niet het gevolg van onderhavige beleidsregel.
Er zijn geen regeldrukeffecten te verwachten ten aanzien van wederuitvoercertificaten en invoervergunningen voor bewerkt ivoor als gevolg van de beleidsregel.
Onderhavige beleidsregel treedt de dag na publicatie in de Staatscourant in werking.
Artikel 1 bevat begripsbepalingen die gebruikt worden in deze beleidsregel.
Voor de begripsbepalingen van bewerkt en onbewerkt ivoor worden de definities gebruikt uit de Resolutie van de Conferentie van Partijen behorende bij het CITES-verdrag 10.10 (Rev. CoP18)12.
De begripsbepaling van museum is overgenomen van de in artikel 3 van de statuten van de International Council of Museums (Internationale Museumraad; ICOM) opgenomen definitie van museum13.
De regels voor de invoer van ivoorspecimens zijn neergelegd in artikel 4 van de CITES-basisverordening. De administratieve instantie moet bij de beoordeling van aanvragen voor de invoer van in bijlage A opgenomen soorten de zekerheid hebben verkregen dat het specimen niet voor overwegend commerciële doeleinden gebruikt zal worden, hetgeen in feite betekent dat de commerciële invoer van ivoor in de EU-lidstaten verboden is. Een uitzondering op dit algemene verbod op commerciële invoer is mogelijk voor wederinvoer en voor bewerkte specimens die meer dan 50 jaar geleden zijn verkregen. Ook als aan een van deze twee voorwaarden is voldaan, kan de aanvraag echter nog steeds worden afgewezen indien er andere argumenten in verband met de instandhouding van de soort zijn die pleiten tegen de afgifte van invoervergunningen (artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de CITES-basisverordening).
In de herziene richtsnoeren beveelt de Europese Commissie de lidstaten aan geen certificaten meer af te geven voor de commerciële invoer van onbewerkt ivoor.
Er bestaat een risico dat de invoer van ivoorspecimens de vraag naar ivoor aanwakkert of bijdraagt tot stroperij of illegale handel in het algemeen. Het opschorten van de afgifte van invoervergunningen voor onbewerkt ivoor zorgt daarnaast voor een betere samenhang met de regels die in de herziene richtsnoeren van de Europese Commissie worden voorgesteld voor de handel binnen de Europese Unie en de wederuitvoer.
Met artikel 2 van onderhavige beleidsregel wordt de aanbeveling van de Europese Commissie, zoals opgenomen in hoofdstuk 7 van de herziene richtsnoeren, opgevolgd.
Met artikel 3 van onderhavige beleidsregel wordt de aanbeveling van de Europese Commissie ten aanzien van commerciële invoer van bewerkt ivoor, zoals opgenomen in hoofdstuk 7 van de herziene richtsnoeren, opgevolgd. Artikel 3 bepaalt dat een aanvraag voor een invoervergunning voor bewerkt ivoor wordt afgewezen, behalve als het ivoor dateert van vóór 1 juli 1975 en is verwerkt in een muziekinstrument, of het een aan een museum over te dragen antiquiteit van vóór 3 maart 1947 betreft en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de hand van criteria die bij of krachtens de Erfgoedwet zijn vastgesteld het culturele, artistieke of historische belang ervan bevestigt en de overdracht onderschrijft.
Indien het gaat om een muziekinstrument waar het bewerkt ivoor in is verwerkt dient het instrument niet louter een decoratief ivoor bevattend voorwerp te zijn, maar moet het gebruikt en bestemd zijn om muziek mee te maken.
Naast deze commerciële invoer kan een invoervergunning ook worden verleend indien het bewerkte ivoor deel uitmaakt van een echte uitwisseling van cultuurgoederen tussen musea, of een erfstuk is dat als onderdeel van persoonlijke bezittingen of huisraad in het kader van een verhuizing wordt ingevoerd, of wordt ingevoerd voor wetenschappelijke, educatieve of handhavingsdoeleinden.
In 2015 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken een mededeling gedaan over de afwijzing van aanvragen voor wederuitvoercertificaten als bedoeld in artikel 5 van de CITES-basisverordening voor ivoor van de Afrikaanse olifant dat vóór 26 februari 1976 en ivoor van de Aziatische olifant dat vóór 1 juli 1975 legaal in de Europese Unie is gebracht.
Aanleiding hiervoor was het rapport ‘The re-export of pre-convenation/antique ivory from the European Union’ van TRAFFIC, een onafhankelijke niet-gouvernementele organisatie, die in opdracht van de Europese Commissie een onderzoek had uitgevoerd naar de wederuitvoer van ivoor uit de Europese Unie. Het rapport van TRAFFIC (augustus 2014)14 heeft inzichtelijk gemaakt dat er sprake was van een significante toename in de aanvragen voor wederuitvoercertificaten voor onbewerkt ivoor vanuit de Europese Unie, ook in Nederland. In het rapport werd gesteld dat door deze handel de vraag naar ivoor wordt gestimuleerd, wat op haar beurt stroperij op wilde olifanten aanjaagt.
In lijn met de mededeling van de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken uit 2015 heeft de Europese Commissie in 2017 in haar Richtsnoeren EU-regeling voor de handel binnen de EU in en de wederuitvoer van ivoor15 de lidstaten aanbevolen om geen wederuitvoercertificaten voor onbewerkt ivoor meer te verlenen. In de richtsnoeren bevestigt de Europese Commissie het beeld dat het rapport van TRAFFIC in 2014 heeft geschetst, namelijk dat er in verband met de instandhouding van olifantensoorten ernstige factoren zijn die pleiten tegen de afgifte van wederuitvoercertificaten voor onbewerkt ivoor.
In de herziene richtsnoeren, waarmee de hiervoor genoemde richtsnoeren uit 2017 zijn vervangen, beveelt de Europese Commissie de lidstaten aan de wederuitvoer van onbewerkt ivoor uit de Europese Unie te blijven opschorten, om te waarborgen dat slagtanden van legale herkomst niet vermengd worden met illegaal ivoor.
Artikel 4 van onderhavige beleidsregel continueert de mededeling van de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken uit 2015.
In de herziene richtsnoeren geeft de Europese Commissie aan dat er aanwijzingen zijn dat bewerkte ivoorartikelen steeds vaker betrokken raken bij de internationale illegale ivoorhandel. Om deze reden beveelt de Europese Commissie – in lijn met de hiervoor genoemde mededeling uit 2015 – in de herziene richtsnoeren de lidstaten aan om geen wederuitvoercertificaten af te geven voor bewerkt ivoor, om het risico dat de internationale handel vanuit de Europese Unie de vraag naar ivoor aanwakkert en aldus de olifantenstroperij stimuleert om aan deze vraag te voldoen, tot een minimum te beperken.
De Europese Commissie geeft evenwel in haar herziene richtsnoeren aan dat in bepaalde uitzonderingsgevallen het niet waarschijnlijk is dat er risico’s zijn dat de wederuitvoer de vraag naar ivoor aanwakkert of bijdraagt tot stroperij of illegale handel in het algemeen. Deze in de herziene richtsnoeren genoemde uitzonderingen op het afwijzen van een certificaat zijn in artikel 5 van de beleidsregel overgenomen.
Met artikel 5 van onderhavige beleidsregel wordt de aanbeveling van de Europese Commissie, zoals opgenomen in hoofdstuk 5, onder b, van haar herziene richtsnoeren, opgevolgd.
Artikel 5 bepaalt dat een aanvraag voor een wederuitvoercertificaat voor bewerkt ivoor wordt afgewezen, behalve als het bewerkt ivoor dateert van vóór 1 juli 1975 en is verwerkt in een muziekinstrument, of het een aan een museum over te dragen antiquiteit van voor 3 maart 1947 betreft en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het culturele, artistieke of historische belang ervan bevestigd, aan de hand van criteria die bij of krachtens de Erfgoedwet zijn vastgesteld, en de overdracht onderschrijft. Het muziekinstrument waar het bewerkt ivoor in is verwerkt dient niet louter een decoratief ivoor bevattend voorwerp te zijn, maar moet gebruikt en bestemd zijn als instrument om muziek mee te maken.
In de praktijk heeft de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hier een rol. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed ziet onder meer toe op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Erfgoedwet. Dit betreft onder meer behoud en beheer van de rijkscollectie, wettelijk beschermde cultuurgoederen en verzamelingen in met name particulier en kerkelijk bezit, en in- en uitvoer van wettelijk beschermde cultuurgoederen van Nederland. Daarnaast verleent de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed vergunningen voor uitvoer van cultuurgoederen die uit de Europese Unie worden uitgevoerd16 17.
In bepaalde gevallen zal een aanvrager van een CITES wederuitvoercertificaat voor bewerkt ivoor op grond van artikel 4.23 van de Erfgoedwet ook over een vergunning voor de uitvoer van cultuurgoederen moeten beschikken om het bewerkte ivoor te kunnen uitvoeren.
Naast deze commerciële wederuitvoer, kan een wederuitvoercertificaat worden verleend indien het bewerkte ivoor deel uitmaakt van een echte uitwisseling van cultuurgoederen tussen musea, of een erfstuk is dat als onderdeel van persoonlijke bezittingen of huisraad in het kader van een verhuizing wordt wederuitgevoerd, of wordt wederuitgevoerd voor wetenschappelijke, educatieve of handhavingsdoeleinden.
Artikel 6 bepaalt dat een aanvraag voor een certificaat voor de handel binnen de Europese Unie in onbewerkt ivoor wordt afgewezen. Artikel 6 van onderhavige beleidsregel continueert daarmee de beleidsregel van de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 maart 2019 over de afwijzing van aanvragen van certificaten voor handel binnen de Europese Unie in ruw olifantenivoor, waarin is bepaald dat vanaf 1 maart 2019 geen certificaten voor de verkoop van ruw ivoor meer af worden geven. Doordat bij ruw ivoor moeilijker onderscheid te maken is tussen oud en recent ivoor, kan de handel in ruw ivoor illegale praktijken in de hand werken. Het afwijzen van aanvragen van certificaten voor handel binnen de Europese Unie is noodzakelijk ter uitvoering van de CITES-basisverordening omdat vrijwel niet te controleren is of voldaan is aan de in artikel 8, derde lid, van de CITES-basisverordening opgenomen voorwaarde voor het verlenen van een certificaat dat ruw ivoor in de Europese Unie is ingevoerd voordat de betreffende olifantensoort in appendix I bij het CITES-verdrag werd opgenomen. Het besluit om geen certificaten meer af te geven is daarmee een evenredige maatregel om te kunnen voldoen aan de door de CITES-basisverordening nagestreefde doelstellingen.
In hoofdstuk I, paragraaf 4, van de toelichting is vermeld dat Verordening (EU) 2021/2280 met ingang van 19 januari 2022 in werking is getreden. Als gevolg hiervan is het met ingang van 19 januari 2022 niet meer mogelijk om commerciële activiteiten binnen de Europese Unie met bewerkt olifantenivoor te verrichten zonder een op grond van artikel 8, derde lid, van de CITES-basisverordening verleend certificaat. De Europese Commissie beveelt lidstaten in hoofdstuk 6, onder b, van de herziene richtsnoeren aan om een aanvraag voor een certificaat voor de commerciële handel in bewerkt ivoor af te wijzen, behalve als voldaan is aan de eisen van artikel 8 van de CITES-basisverordening, en het ivoor dateert van vóór 1 juli 1975 en is verwerkt in een muziekinstrument, of het een antiquiteit van vóór 3 maart 1947 betreft.
Met artikel 7 van onderhavige beleidsregel wordt de hiervoor genoemde aanbeveling van de Europese Commissie opgevolgd.
De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink
Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handels-verkeer (PbEG 1997, L 61).
Verordening (EU) 2021/2280 van de Commissie van 16 december 2021 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer en Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad (PbEU 2021, L 473).
Europese Commissie, Herziene richtsnoeren EU-regeling voor de handel in ivoor (2021/C 528/03).
Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 maart 2019 over de afwijzing van aanvragen van certificaten voor handel binnen de Europese Unie in ruw olifantenivoor (Stcrt. 2019, 18638).
Mededeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 5 februari 2015 (Stcrt. 2015, 4070).
De populaties uit Botswana, Namibië, en Zimbabwe zijn in 1997 verplaatst van appendix I naar appendix II. De populatie uit Zuid-Afrika is in 2000 verplaatst van appendix I naar appendix II.
Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEU 2006, L 166).
Richtsnoeren EU-regeling voor de handel binnen de EU in en de wederuitvoer van ivoor (2017/C 154/06).
Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-11029.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.