Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 april 2022, nr. WJZ/ 20255937, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met de uitvoering van enkele wijzigingen betreffende het fosfaatrechtenstelsel

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 21b, vierde lid, 27, derde lid, 30, derde lid, en 32a, vijfde lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

De titel van hoofdstuk 10 komt te luiden:

Hoofdstuk 10. Overgang van een productierecht, voorwaarden uitzondering uitbreidingsverbod fosfaatrechten voor jongvee zoogkoeienhouderij en de verplaatsing van een varkens-, kippen- of kalkoenhouderij binnen een bedrijf

B

Aan artikel 104 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien een productierecht afkomstig is van een bedrijf dat het later gedurende hetzelfde kalenderjaar terugontvangt, kan de kennisgeving van overgang, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, worden gedaan door de overgang van het productierecht naar het bedrijf dat het productierecht ontvangt, gelijktijdig te melden met de overgang van het productierecht terug naar het bedrijf waarvan het productierecht afkomstig is.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, wordt de kennisgeving van overgang, bedoeld in artikel 32a, derde lid, van de wet, gedaan door de overgang van het fosfaatrecht naar het bedrijf dat het fosfaatrecht ontvangt, gelijktijdig te melden met de overgang van het fosfaatrecht terug naar het bedrijf waarvan het fosfaatrecht afkomstig is.

C

Aan artikel 105 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid, doet de Minister alvorens hij een kennisgeving van overgang, gedaan op grond van artikel 104, vierde of vijfde lid, in behandeling neemt, van deze kennisgeving schriftelijk mededeling aan iedere hypotheekhouder die het bedrijf waarvan het productierecht afkomstig is en dat het later gedurende hetzelfde kalenderjaar terugontvangt, bij de Minister voor de toepassing van deze paragraaf ter registratie heeft aangemeld, indien overeenkomstig artikel 106, eerste lid, registratie door de Minister daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De Minister neemt de kennisgeving van overgang niet in behandeling gedurende 30 dagen na dagtekening van deze mededeling. De leden 2 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing.

D

In artikel 106, eerste lid, wordt ‘artikel 105, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 105, eerste of zesde lid’.

E

Na artikel 110 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Voorwaarden toepasselijkheid uitzondering op uitbreidingsverbod fosfaatrechten voor jongvee zoogkoeienhouderij

Artikel 110a

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

bestuurder:

natuurlijke persoon van wie aannemelijk is dat hij direct of indirect het beleid van het bedrijf bepaalt of mede bepaalt, met uitzondering van de door de rechter benoemde bewindvoerder;

jongvee voor de zoogkoeienhouderij:

jongvee als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, subonderdeel 2° of 3°, van de wet dat zoogkoe wordt of dat bestemd is om zoogkoe te worden en geen melk- of kalfkoe wordt en niet bestemd is om melk- of kalfkoe te worden;

zoogkoe:

koe, niet zijnde melk- of kalfkoe, die tenminste eenmaal heeft gekalfd en wordt gehouden voor de productie van een of meer kalveren voor de vleesveehouderij.

Artikel 110b
  • 1. Een landbouwer is in een kalenderjaar uitgezonderd van het verbod, bedoeld in artikel 21b, van de wet, voor zover hij op zijn bedrijf dierlijke meststoffen produceert met jongvee voor de zoogkoeienhouderij, indien:

    • a. in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf niet tevens melk- of kalfkoeien of vrouwelijk jongvee voor de melkveehouderij worden gehouden;

    • b. hij ervoor zorgt dat met in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf gehouden vrouwelijke runderen nadien geen dierlijke meststoffen worden geproduceerd op een bedrijf dat melk bestemd voor consumptie of verwerking produceert;

    • c. in het geval de Minister ten aanzien van het bedrijf een fosfaatrecht heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 23, derde tot en met zesde en negende lid, van de wet, een kennisgeving van het vervallen van dit fosfaatrecht met ingang van het kalenderjaar waarin voor het eerst met het bedrijf gebruik wordt gemaakt van de uitzondering, is geregistreerd overeenkomstig artikel 31, tweede lid, van de wet voorafgaand aan dat kalenderjaar, en

    • d. hij in het desbetreffende kalenderjaar geen vrouwelijke runderen inschaart van, of uitschaart naar, een landbouwer die niet is uitgezonderd.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel c, is van overeenkomstige toepassing op een fosfaatrecht dat de Minister overeenkomstig artikel 23, derde tot en met zesde en negende lid, van de wet, heeft vastgesteld ten aanzien van een ander bedrijf waarvan de landbouwer bestuurder is geweest in de 3 jaren voorafgaand aan het jaar waarin hij voor het eerst met het bedrijf gebruik maakt van de uitzondering.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een landbouwer die na 8 maart 2018 op zijn bedrijf dierlijke meststoffen met jongvee voor de zoogkoeienhouderij is gaan produceren, indien moet worden aangenomen dat de oprichting van dat bedrijf of het houden van jongvee voor de zoogkoeienhouderij op dat bedrijf, in overwegende mate ten doel heeft de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, te vermijden.

Artikel 110c
  • 1. Een landbouwer is slechts uitgezonderd indien hij zich daartoe, gelijktijdig met de kennisgeving van het vervallen van het fosfaatrecht, bij de Minister aanmeldt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid meldt de landbouwer die geen kennisgeving van het vervallen van een fosfaatrecht doet, zich aan uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin hij voor het eerst van de uitzondering gebruik wil gaan maken.

Artikel 110d

Indien het bedrijf van een landbouwer die is uitgezonderd in zijn geheel wordt overgedragen aan of samengevoegd met het bedrijf van een andere landbouwer, is de landbouwer van het nieuwe bedrijf in het desbetreffende kalenderjaar uitsluitend uitgezonderd, indien:

  • a. alle bij de totstandkoming van het nieuwe bedrijf betrokken landbouwers voor het desbetreffende kalenderjaar voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 110b, en

  • b. in afwijking van artikel 110c, de landbouwer van het nieuwe bedrijf zich daartoe binnen dertig dagen na de start van het nieuwe bedrijf maar in ieder geval gedurende het desbetreffende kalenderjaar, aanmeldt bij de Minister.

Artikel 110e
  • 1. Indien een landbouwer heeft gemeld dat hij met zijn bedrijf gebruik wil maken van de uitzondering en nadien een fosfaatrecht op grond van artikel 23, derde tot en met zesde en negende lid, van de wet ten aanzien van het bedrijf wordt vastgesteld, is hij slechts uitgezonderd indien onverwijld een kennisgeving van het met onmiddellijke ingang vervallen van dit fosfaatrecht wordt geregistreerd overeenkomstig artikel 31, tweede lid, van de wet.

  • 2. Indien een landbouwer heeft gemeld dat hij met zijn bedrijf gebruik wil maken van de uitzondering en nadien een hoger fosfaatrecht op grond van artikel 23, derde tot en met zesde en negende lid, van de wet ten aanzien van het bedrijf wordt vastgesteld dan voor die melding was vastgesteld, is hij slechts uitgezonderd indien onverwijld een kennisgeving van het met onmiddellijke ingang vervallen van deze verhoging wordt geregistreerd overeenkomstig artikel 31, tweede lid, van de wet.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een fosfaatrecht dat wordt vastgesteld ten aanzien van een ander bedrijf waarvan de landbouwer bestuurder is.

F

Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Een kennisgeving van overgang, bedoeld in artikel 104, vierde en vijfde lid, wordt geregistreerd nadat de verwerver die het productierecht later gedurende hetzelfde kalenderjaar teruggeeft, een bedrag van € 100 aan de Minister heeft voldaan.

2. In het derde lid (nieuw) wordt ‘artikel 105, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 105, eerste of zesde lid’.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘in het eerste lid’ vervangen door ‘in het eerste of tweede lid’.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘tweede lid’ vervangen door ‘derde lid’.

G

Artikel 122, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. De zinsnede ‘104, eerste lid, 105, eerste lid,’ wordt vervangen door ‘104, eerste, vierde en vijfde lid, 105, eerste en zesde lid,’.

  • 2. De zinsnede ‘110, eerste lid,’ wordt vervangen door ‘110, eerste lid, 110c, 110d, 110e,’.

ARTIKEL II

De Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I, onderdelen A, E en G, onder 2, en artikel II treden in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel B, van de Wet van 23 februari 2022 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten (Stb. 2022, 102) in werking treedt.

  • 2. Artikel I, onderdelen B, C, D, en G, onder 1, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 april 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet en strekt er in hoofdzaak toe uitvoering te geven aan de wet van 23 februari 2022 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten (Stb. 2022, 102). Geregeld worden de voorwaarden om voor jongvee van zoogkoeien gebruik te kunnen maken van de uitzondering van het uitbreidingsverbod van artikel 21b, eerste lid, Meststoffenwet. Daarnaast wordt voorzien in bepalingen voor de kennisgeving van overgang bij afromingsvrije lease van maximaal 100 kilogrammen fosfaat per jaar (hierna: 100 kg lease). Indien er sprake is van een dergelijke overgang moeten de kennisgevingen van de heen- en de teruglease gelijktijdig worden gedaan. Voor andere vormen van het binnen een kalenderjaar heen en terug overdragen (lease) van productierechten (dus ook voor varkens- en pluimveerechten) wordt geregeld dat de kennisgevingen heen en terug gelijktijdig kúnnen worden gedaan.

2. Inhoud van de regeling

2.1 Uitzonderingsmogelijkheid voor jongvee zoogkoeienhouderij

Op 1 januari 2018 is het stelsel van fosfaatrechten voor melkvee in werking getreden. Doel van dit stelsel is te borgen dat de fosfaatproductie door melkvee vanaf 2018 onder het sectorplafond van 84,9 miljoen kilogram fosfaat per jaar blijft en dat de fosfaatproductie van de Nederlandse veehouderij als geheel onder het nationale productieplafond van 172,9 miljoen kilogram per jaar blijft.

Ook zoogkoeienbedrijven vallen met hun jongvee onder de reikwijdte van het fosfaatrechtenstelsel. Dit zijn bedrijven waarvan het jongvee niet bedoeld is voor de melkveehouderij, maar die hun runderen houden voor de productie van vlees. De consequenties van het fosfaatrechtenstelsel voor zoogkoeienbedrijven waren van dien aard dat het niet wenselijk was te wachten op een wetswijziging die het mogelijk zou maken om zoogkoeienbedrijven onder voorwaarden te kunnen uitzonderen van de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel. Op 23 oktober 2018 is derhalve vooruitlopend op een dergelijke wetswijziging de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij (Stct. 2018, 60129) van kracht geworden. Hiermee worden bedrijven die uitsluitend vlees produceren, maar als onderdeel van de bedrijfsvoering jongvee houden dat zoogkoe wordt, onder voorwaarden vrijgesteld van de verplichting om fosfaatrechten te hebben. Inmiddels heeft de bedoelde wetswijziging plaatsgevonden met de wet van 23 februari 2022 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten (Stb. 2022, 102). Artikel 21b, vierde lid, van de Meststoffenwet bevat nu voor landbouwers die voldoen aan de bij ministeriële regeling gestelde regels een grondslag voor deze uitzonderingsmogelijkheid voor jongvee in de zoogkoeienhouderij. De onderhavige ministeriële regeling voorziet in die regels en voorwaarden. Deze verschillen materieel niet van de voorwaarden opgenomen in de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij (Stct. 2018, 60129) die door deze wijzigingsregeling komt te vervallen. Wel is er ten opzichte van de vrijstellingsregeling een bepaling toegevoegd die voor bedrijfsoverdrachten (met inbegrip van rechtsvormwijzigingen) en samenvoegingen van bedrijven gedurende het kalenderjaar regelt onder welke voorwaarden afwijkend van de reguliere aanmeldprocedure, een melding voor toepassing van de uitzondering mogelijk is (artikel 110d). Voorheen was het namelijk niet mogelijk om bij situaties van bedrijfsoverdrachten en -samenvoegingen gedurende het kalenderjaar voor het nieuwe bedrijf een nieuwe melding te doen om gebruik te kunnen blijven maken van de vrijstelling. De vrijstelling was dan voor het lopende kalenderjaar niet meer van toepassing op de nieuwe landbouwer en deze kon zich dan pas opnieuw aanmelden voor vrijstelling van het overgenomen of samengevoegde bedrijf met ingang van het daaropvolgende kalenderjaar. Hierdoor konden landbouwers die een bedrijf hadden overgenomen of samengevoegd een deel van het jaar geen gebruik maken van de vrijstelling en moesten ze voor het gehouden jongvee dat onder de definitie van melkvee valt, over voldoende fosfaatrechten beschikken.

De in deze regeling opgenomen mogelijkheid om bij bedrijfsoverdrachten of -samenvoegingen gebruik te maken van de uitzondering bestaat uitsluitend indien het bedrijf van de landbouwer die is uitgezonderd in zijn geheel wordt overgedragen aan, of samengevoegd wordt met een bedrijf van een andere landbouwer, waarbij alle bij het nieuwe bedrijf betrokken landbouwers voldoen aan de voorwaarden van de uitzondering.

Dit houdt in het geval van een bedrijfsoverdracht in, dat zowel de landbouwer van het oorspronkelijke bedrijf dat wordt overgedragen als de landbouwer van het nieuwe bedrijf aan de vereisten moe(s)ten voldoen. In het geval van een samenvoeging geldt dat de landbouwers van de bedrijven die worden samengevoegd en van het samengevoegde bedrijf aan de voorwaarden dien(d)en te voldoen. Tevens is het van belang dat de overnemende partij zich binnen 30 dagen na de overname van het bedrijf en in ieder geval in hetzelfde kalenderjaar bij RVO aanmeldt. Het voorgaande geldt ook voor bedrijfsoverdrachten waarbij een bedrijf in een gewijzigde rechtsvorm wordt voortgezet.

Het op een afwijkend tijdstip doen van de melding na een bedrijfsoverdracht of -samenvoeging, kan met hetzelfde formulier als de reguliere melding voor de uitzondering. Als de bedrijfsoverdracht of -samenvoeging is gemeld bij RVO, kan vervolgens door de landbouwer een melding voor de uitzondering worden gedaan. Na registratie van de bedrijfsoverdracht of -samenvoeging, wordt de melding op de voor de uitzondering geldende voorwaarden gecontroleerd. Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt de landbouwer erop gewezen dat voor het lopende kalenderjaar geen gebruik kan worden gemaakt van de uitzondering.

2.2 Regels kennisgeving afromingsvrije 100 kg lease

Deze regeling geeft invulling aan de in de wet (artikel 32a, vijfde lid, Meststoffenwet) gecreëerde mogelijkheid om voorwaarden of beperkingen te stellen aan kennisgevingen van overdrachten van fosfaatrechten, waarmee per jaar maximaal 100 kilogram fosfaatrechten zijn te leasen voor de korte termijn (heen- en teruglease tussen dezelfde partijen binnen een kalenderjaar), zonder dat hierover afroming plaatsvindt. In de gevallen waarbij van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, is het – in tegenstelling tot andere vormen van overgang heen en terug binnen één kalenderjaar – op grond van deze regeling verplicht om beide kennisgevingen van overgang (heen en terug) gelijktijdig te melden (artikel 104, vijfde lid). Het is voor de uitvoering niet doenlijk dat pas aan het eind van een kalenderjaar kan worden bepaald op welke reeds geregistreerde overgangen 100 kg lease van toepassing is. Tevens wordt door de verplichting om in één kennisgeving beide overgangen gelijktijdig bij de RVO te melden, voorkomen dat bedrijven vergeten de terugmelding te doen, waardoor er niet aan de voorwaarden voor de 100 kg lease wordt voldaan.

Bij de gelijktijdige melding van de heen- en teruglease zijn éénmalig leges verschuldigd. De Minister faciliteert een elektronisch formulier, waarop de gelijktijdige kennisgeving van beide overgangen (heen en terug) wordt ingediend bij RVO.

2.3 Wijziging kennisgevingen van overdracht heen en terug binnen één kalenderjaar

Deze regeling maakt het mogelijk voor andere vormen van overgang van productierechten heen en terug binnen één kalenderjaar dan die ten behoeve van de 100kg afromingsvrije lease, de kennisgeving heen en de kennisgeving terug gelijktijdig te doen (artikel 104, vierde lid). Eerder was voor beide momenten, heen en terug, een aparte kennisgeving nodig. Anders dan bij afromingsvrije 100 kg lease is die gelijktijdige melding niet verplicht. Zo wordt bedrijven maximale flexibiliteit geboden hoe ze hun overgang willen melden.

Dit geeft een vereenvoudiging voor de sector, omdat die nu geen twee kennisgevingen meer hoeft in te sturen, maar twee overgangen met behulp van één kennisgeving doet. Ook wordt de kans op fouten, zoals het niet invullen van dezelfde gegevens op de beide kennisgevingen, kleiner voor de bedrijven. Ook voor de uitvoering betekent dit een vereenvoudiging, enerzijds omdat er minder fouten worden gemaakt op het formulier, en anderzijds is de controle eenvoudiger op de voorwaarde geen afroming toe te passen bij een overgang van het fosfaatrecht naar een bedrijf waarvan dit fosfaatrecht, uitgedrukt in hetzelfde aantal kilogrammen fosfaat, eerder gedurende het kalenderjaar is ontvangen.

Bij een gelijktijdige kennisgeving hoeven maar één keer leges te worden voldaan. Dit geeft tevens een financieel voordeel voor de bedrijven, omdat ze bij twee kennisgevingen tweemaal leges verschuldigd zijn.

2.4 Toepasbaarheid blokkaderecht bij gelijktijdige kennisgeving overgang productierecht

Blokkaderecht is een bestaand instrument binnen het stelsel van productierechten. Een hypotheekhouder kan een blokkaderecht vestigen op een bedrijf dat beschikt over productierechten. Als een landbouwer productierechten wil vervreemden, waar een blokkaderecht op is gevestigd, wordt de landbouwer hierop gewezen. De landbouwer kan dan een verklaring uploaden met de kennisgeving van de overgang van het productierecht, waarin de hypotheekhouder verklaart akkoord te zijn met de overgang. Als deze verklaring ontbreekt, zal RVO bij de controle van de overgang de hypotheekhouder zelf benaderen of deze akkoord is met de overgang. Als de hypotheekhouder niet akkoord is, zal RVO dit aan de landbouwer melden en aangeven dat de overgang gedurende een bepaalde periode niet in behandeling wordt genomen.

Met de introductie van de gelijktijdige kennisgeving van twee overgangen van het productierecht (heen en terug) kan een gewijzigde en vereenvoudigde werkwijze van het blokkaderecht worden toegepast. Alleen de hypotheekhouder die een blokkaderecht heeft gevestigd op het productierecht van de landbouwer die het productierecht of een deel daarvan verleast en ook weer terugontvangt, hoeft in dat geval te worden gevraagd om akkoord te gaan met de overgangen (heen en terug). Omdat het productierecht of een deel daarvan met dezelfde kennisgeving direct weer teruggaan naar de verleasende landbouwer, en er geen structurele toename of afname is van het op het bedrijf rustend productierecht van de leasende landbouwer, hoeft de hypotheekhouder van de leasende landbouwer niet geïnformeerd te worde

3. Effecten bedrijfsleven en overheid

3.1. Regeldruk

De onderhavige regeling betekent nauwelijks veranderingen in de regeldruk voor de bedrijven.

Het doen van een gelijktijdige kennisgeving van twee overgangen van productierechten geeft geen extra regeldruk, maar een lichte verlaging ten opzichte van het melden van twee afzonderlijke kennisgevingen. Het meldingsformulier voor de gelijktijdige kennisgeving van de overgang heen en de overgang terug is uitgebreid ten opzichte van het formulier waarmee kennisgeving wordt gedaan van één overgang. Doel daarvan is bedrijven in staat te stellen aan te geven dat met de kennisgeving zowel de overgang heen als terug wordt gedaan en welke gevolgen de verwerking van de gelijktijdige kennisgeving heeft in de registratie van de productierechten voor die bedrijven. Daarnaast zijn voor het melden van de overgang heen en terug van fosfaatrechten extra vragen opgenomen, waarmee bedrijven kunnen aangeven of ze gebruik maken van de afromingsvrije 100 kg lease. Bedrijven kunnen maximaal per kalenderjaar 100 kg afromingsvrij leasen en niet elke lease van fosfaatrechten zal dus betrekking hebben op de 100 kg afromingsvrije lease.

Het invullen van een formulier van één overgang van productierechten kost gemiddeld 10 minuten, als een landbouwer alle benodigde gegevens bij de hand heeft. Het invullen van een gelijktijdige kennisgeving heen en terug wordt geschat op 15 minuten, vanwege een iets uitgebreider formulier. Het gelijktijdig melden van twee overgangen geeft naar verwachting in totaal dus een verlichting van 5 minuten. Voor de overgangen van fosfaatrechten is de verwachting dat er op basis van het aantal ingeschatte leasetransacties 2.500 gelijktijdige kennisgevingen op jaarbasis worden gedaan. Voor de overgangen van pluimvee- en varkensrechten is de verwachting op basis van het aantal transacties in de afgelopen jaren 1500 gelijktijdige kennisgevingen. Bij een standaardtarief van € 37 per uur voor de landbouwer, levert dit een lastenverlichting op bij fosfaatrechten van ongeveer € 7.700 en bij varkens- en pluimveerechten van ongeveer € 4.600.

De voorwaarden om jongvee in de zoogkoeienhouderij te houden zonder daarvoor over fosfaatrechten te hoeven beschikken, waren al van toepassing middels de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij (Stct. 2018, 60129) en worden nu opgenomen in onderhavige regeling. Nieuw hierbij is de mogelijkheid een bestaande uitzondering van het uitbreidingsverbod te continueren door binnen 30 dagen na de start van het nieuwe bedrijf een melding hiervoor te doen in het geval van een bedrijfsoverdracht of -samenvoeging. Het gaat hierbij naar verwachting om enkele tientallen bedrijven die hier op jaarbasis gebruik van maken. De meeste bedrijfsoverdrachten en samenvoegingen vinden plaats rond de jaarwisseling, waarbij landbouwers gebruik maken van de reguliere bestaande melding voor deze uitzondering van het uitbreidingsverbod. De regeldruk verandert hierdoor niet, omdat de landbouwer, die na overname van een bedrijf gebruik wil maken van de uitzondering op het uitbreidingsverbod, hiervan ook onder de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij melding moest doen.

Een ontwerp van de onderhavige regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (Atr). Atr heeft besloten om geen formeel advies uit te brengen over de regeling omdat de gevolgen voor regeldruk voldoende zijn beschreven in onderhavige toelichting en beperkt zijn.

3.2. Overige bedrijfseffecten

Bij wijzigingen in de registratie van productierechten, waarvan de overgang door bedrijven middels een kennisgeving wordt gemeld, zijn leges verschuldigd. Indien het melden van de lease van productierechten (overgang heen en terug binnen één kalenderjaar) met één kennisgeving plaatsvindt, zijn slechts één keer leges verschuldigd. Voor wat betreft de afromingsvrije lease van 100 kg fosfaatrechten wordt ingeschat dat dit van toepassing is op 2.500 transacties maal een tarief van € 100. Voorheen waren voor het melden van lease van fosfaatrechten twee transacties nodig wat neerkomt op 5.000 maal een tarief van € 100. Bij varkensrechten en pluimveerechten is de inschatting dat in 1500 gevallen gelijktijdig gemeld zal worden, wat dus neerkomt op 1.500 transacties maal € 100 in plaats van 3.000 maal een tarief van € 100.

3.3. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

RVO is betrokken geweest bij het vormgeven van onderhavige regeling en een concept is ook aangeboden aan RVO voor een uitvoerings- en handhavingstoets. RVO geeft in de uitvoerings- en handhavingstoets op de conceptregeling aan dat de regeling handhaafbaar en uitvoerbaar.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De NVWA geeft in de handhavings- en uitvoeringstoets aan dat de onderhavige regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is en geen gevolgen heeft voor de capaciteit van de NVWA, omdat controle van het fosfaatrechtenstelsel sinds 2018 een bestaande taak van de NVWA is.

In de uitvoerings- en handhavingstoets geeft NVWA aan dat een aanpassing van de definitie ‘bestuurder’ in artikel 110a de handhaafbaarheid zou kunnen verbeteren. Dit is niet overgenomen omdat de betreffende definitie ook al was opgenomen in de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij en daarover bij de toepassing van die regeling geen problemen zijn ontstaan.

3.4. Europese aspecten

3.4.1. Staatssteun

De criteria waaraan moet worden voldaan om van de uitzondering op het uitbreidingsverbod gebruik te kunnen maken waren voorheen opgenomen in de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij. Bij de beoordeling van deze regeling had de Europese Commissie aangegeven dat een nieuwe staatssteunnotificatie niet nodig is.

De overige onderdelen van de onderhavige regeling zijn administratief van aard en behoeven derhalve geen staatssteunnotificatie.

3.4.2. Technische voorschriften

De criteria waaraan moet worden voldaan om van de uitzondering op het uitbreidingsverbod gebruik te kunnen maken waren voorheen opgenomen in de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij. Dat zijn reeds geldende voorschriften die geen nieuwe notificatie behoeven in het kader van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Bij de totstandkoming van de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij zijn de criteria reeds genotificeerd (2018/371/NL) en in dat verband zijn geen opmerkingen ontvangen. De toegevoegde bepaling over bedrijfsoverdrachten maakt dit niet anders (versoepeling ten opzichte van de vrijstellingsregeling).

De overige onderdelen van de onderhavige regeling bevatten geen technische voorschriften in de zin van de voornoemde richtlijn.

3.5. Milieueffecten

Onderhavige regeling strekt ertoe uitvoering te geven aan de wijzigingen betreffende het fosfaatrechtenstelsel die volgen uit de wetswijziging (Stb. 2022, 103) en heeft geen milieueffecten. Het stelsel blijft ervoor zorgen dat overschrijding van het plafond wordt voorkomen en dat door afroming ontstane ruimte onder het plafond via de fosfaatbank weer voor productie van meststoffen door de melkveehouderij beschikbaar komt.

4. Consultatie

Er heeft geen consultatie plaatsgevonden van onderhavige regeling. De (ongewijzigde) voorwaarden van de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij die nu in onderhavige regeling zijn opgenomen, zijn al eerder geconsulteerd. De overige onderdelen zijn overwegend technisch van aard, waarbij betrokken stakeholders belang hebben bij een snelle invoering van de wijzigingen in deze regeling. Over de wijzigingen heeft overleg plaatsgevonden met de sectorpartijen Nederlandse Melkveehouders Vakbond, Biohuis, NetwerkGrondig, LTO en NAJK.

5. Inwerkingtreding

De bepalingen inzake de uitzondering op het uitbreidingsverbod (Artikel I, onderdelen A, E en G, onder 2, en artikel II) treden in werking gelijktijdig met het in werking treden van de wettelijke grondslag voor de uitzondering (artikel I, onderdeel B, van de Wet van 23 februari 2022 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten (Stb. 2022, 102)).

De bepalingen inzake andere onderwerpen treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten voor regelgeving, die inhoudt dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Naar boven