Besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 19 april 2022, nr. IENW/BSK-2022/41066, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en na overleg met de Minister voor Klimaat en Energie tot vaststelling van de wijze waarop de steun als percentage van het projectvermogen wordt berekend in het kader van de Regeling groenprojecten 2022 (Beleidsregel berekening steunpercentage Regeling groenprojecten 2022)

De Staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Regeling groenprojecten 2022;

Overwegende dat:

  • het bepalen van de steun als percentage van het projectvermogen van belang is voor de beoordeling of de bedragen, genoemd in de Bijlage, behorend bij artikel 2 van de Regeling groenprojecten 2022 niet per ondernemer en per investeringsproject worden overschreden door projecten waaraan een groenverklaring is toegekend;

  • in artikel 8 van de Regeling groenprojecten 2022 is bepaald dat er informatie over een project waarvoor een groenverklaring is afgegeven openbaar wordt gemaakt als de genoemde drempelbedragen aan steun worden overschreden;

  • de steun die een projectbeheerder geniet in het kader van de Regeling groenprojecten 2022 voortvloeit uit de rentekorting die hij als ondernemer krijgt van de bank ten opzichte van de marktrente en de rentekorting geldt tijdens de gehele looptijd van de groenverklaring;

  • een deel van de factoren die de steun bepalen op het moment van het afgeven van de groenverklaring niet definitief vaststaat of gedurende de looptijd van de groenverklaring en de lening kan veranderen;

  • in artikel 7, derde lid, van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187) en artikel 7, vierde lid, van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193) is bepaald dat steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, gedisconteerd dient te worden tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun;

  • steun verkregen ingevolge de Regeling groenprojecten 2022 wordt uitgekeerd in meerdere tranches en derhalve de netto contante waarde van de steun moet worden berekend.

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. De uitkomst van de formule, genoemd in het tweede lid, uitgedrukt in procenten dient ter bepaling van de bruto-subsidie-equivalent, genoemd in artikel 1, van de Regeling groenprojecten 2022.

  • 2. Voor de berekening van de netto contante waarde van de steun, die over een langere periode wordt genoten, tot de waarde op het tijdstip van toekenning daarvan wordt de formule gebruikt

    , waarbij geldt:

    N = de looptijd van de groenverklaring;

    CF = het rentevoordeel behaald met de groenverklaring

    r = de disconteringsvoet.

  • 3. Voor de berekening van de netto contante waarde wordt gebruik gemaakt van de disconteringsvoet die op de datum van de toekenning van de steun van toepassing is.

  • 4. De hoogte van de steun hangt af van het deel van de investering dat met een lening wordt gefinancierd, de looptijd van de lening en het rentevoordeel.

  • 5. De formule, genoemd in het eerste lid, geldt ten aanzien van elke projectcategorie, genoemd in de Bijlage, behorend bij artikel 2 van de Regeling groenprojecten 2022.

Artikel 2

Om de steun op het moment waarop de groenverklaring wordt afgegeven te kunnen bepalen wordt uitgegaan van:

  • a. een groenproject waarvan de gehele investering wordt gefinancierd met een geldlening van een groenfonds als bedoeld in artikel 5.14, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • b. een maximale looptijd van de geldlening van tien jaar;

  • c. een lineaire aflossing op de geldlening tot een restwaarde van € 0,–;

  • d. een te behalen rentevoordeel van 0,50% punt;

  • e. de disconteringsvoet zoals maandelijks wordt vastgesteld door de Europese Commissie.

Artikel 3

De beleidsregel berekening steunpercentage Regeling groenprojecten 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze beleidsregel treedt in werking op het tijdstip waarop de Regeling groenprojecten 2022 in werking treedt.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Algemeen

Wanneer investeringsprojecten een milieuverdienste hebben kunnen deze projecten indien zij voldoen aan de voorschriften van de Regeling groenprojecten 2022 een groenverklaring krijgen. Particuliere spaarders en beleggers die hun vermogen in dergelijke projecten investeren genieten dan een belastingvoordeel in box 3 van de inkomstenbelasting en een korting op de te betalen inkomstenbelasting (heffingskorting).

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is bevoegd om, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister voor Klimaat en Energie, groenverklaringen af te geven voor groenprojecten. Projectbeheerders wiens project over een groenverklaring beschikt, kunnen tegen een lagere rente dan de marktrente hun project laten financieren door een krediet- of beleggingsinstelling die is aangewezen als ‘groene instelling’ op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Door de financiering tegen lagere rente, die mogelijk is wegens het toekennen van een groenverklaring, verkrijgen projectbeheerders een financieel voordeel dat in veel gevallen is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Om als geoorloofde staatssteun aangemerkt te worden, moet de (uitvoering van de) Regeling groenprojecten 2022 voldoen aan de Europese staatssteunregels die zijn neergelegd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening1 en de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening2.

De onderhavige beleidsregel dient ertoe om inzichtelijk te maken hoe de steun als percentage van het projectvermogen (verder steunpercentage) wordt berekend in het kader van de Regeling groenprojecten 2022. Ter verduidelijking is de rekenmethode in deze beleidsregel vastgelegd. Deze beleidsregel is opgesteld ten tijde van de inwerkingtreding van de Regeling groenprojecten 2016. Die regeling wordt ingetrokken, daar komt de Regeling groenprojecten 2022 voor in de plaats. De bijbehorende beleidsregel is daarom geactualiseerd.

De berekeningsmethode is op hoofdlijnen ongewijzigd ten opzichte van vorige jaren en is bij betrokkenen bekend. Wel zijn de waarden van de rekenfactoren geactualiseerd en is de definitie van het rentevoordeel behaald met de groenverklaring (CF in de formule) aangepast. Met deze laatste aanpassing wordt, in lijn met de Algemene Groepsvrijstellingsverordening en de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening, geen rekening meer gehouden met een eventuele aftrek van de rente van de belasting. Het bedrag van de steun dat wordt toegekend indien deze in de vorm van een subsidie aan de begunstigde was toegekend, wordt ook wel het bruto-subsidie-equivalent genoemd. De hoogte van het steunpercentage, waarmee het bruto-subsidie-equivalent wordt bepaald, is van belang bij de beslissing tot het al dan niet toekennen van een groenverklaring.

Daarnaast is het steunpercentage bepalend voor de hoogte van het projectvermogen van subcategorie 2.1.2. Ook kan naar aanleiding van de hoogte van het bruto-subsidie-equivalent, op grond van Europese staatssteunregels de verplichting bestaan om bepaalde gegevens van het project en de projectbeheerder openbaar te maken (zie: artikel 8 van de Regeling groenprojecten 2022).

De hoogte van het steunpercentage hangt af van verschillende factoren. Het rentevoordeel staat bijvoorbeeld niet altijd definitief vast op het moment dat de groenverklaring wordt toegekend, of kan gedurende de looptijd van de groenverklaring veranderen. Om het steunpercentage te kunnen bepalen op het moment waarop de groenverklaring wordt afgegeven en om te voorkomen dat ongeoorloofde steun wordt verleend, wordt daarom uitgegaan van vaste waarden voor de rekenfactoren, met uitzondering van de disconteringsvoet. Voor een werkbare berekening zijn de gekozen waarden zodanig gesteld dat wordt geborgd dat de werkelijke steun in alle gevallen lager zal zijn dan de berekende waarde en de bedragen in de Regeling groenprojecten 2022 niet worden overschreden.

Artikelsgewijs

Omdat de financiering van een groenproject over meerdere jaren loopt, moet de netto contante waarde berekend worden, die in het geval van de Regeling groenprojecten 2022 betrekking heeft op de rentekorting die een ondernemer krijgt ten opzichte van de marktrente gedurende de looptijd van de groenverklaring. In artikel 1 is de standaardformule voor de berekening van de netto contante waarde opgenomen. Deze formule bepaalt de steun als percentage van het projectvermogen. Daarin heeft in het vierde lid een kleine wijziging plaatsgevonden. Het artikel bepaalt dat de steun afhangt van het deel van de investering dat met een lening wordt gefinancierd, de looptijd van de lening en het geldende rentetarief ten opzichte van de marktrente. Dit rentetarief vloeit voort uit de belastingkorting groen beleggen voor het ophalen van kapitaal uit de markt.

In artikel 2 worden de rekenfactoren genoemd waarmee de steun als percentage van het projectvermogen wordt bepaald. Voor elk van de factoren, met uitzondering van de disconteringsvoet, wordt een vaste waarde vastgesteld die voor elk project binnen de Regeling groenprojecten 2022 geldt, ongeacht de werkelijke waarde van de factor.

Allereerst wordt ervan uit gegaan dat de volledige investering met een lening wordt gefinancierd en dat geen eigen vermogen wordt ingebracht. Verder wordt de looptijd van de lening gesteld op tien jaar en wordt aangenomen dat de lening lineair wordt afgelost tot nul. De rentekorting is op basis van de beleidsevaluatie Regeling groenprojecten3 en na afstemming met het Ministerie van Financiën en de groenfondsen op 0,50% punt vastgesteld. De enige variabele factor is de disconteringsvoet. De disconteringsvoet wordt bepaald op basis van het referentiepercentage dat maandelijks door de Europese Commissie per lidstaat wordt vastgesteld en wordt gepubliceerd4, verhoogd met een opslag van 100 basispunten.

In het navolgende rekenvoorbeeld zijn bovengenoemde factoren opgenomen, alsmede de disconteringsvoet zoals die op 1 januari 2022 voor Nederland gold. Voor een lening die wordt verstrekt door een ‘groene instelling’5 en een looptijd heeft van tien jaar resulteert het rekenvoorbeeld in steun als percentage van het projectvermogen van 2,69%. Voor een lening van één jaar is het steunpercentage in het rekenvoorbeeld 0,5%. Op de website van RVO.nl is een rekentool beschikbaar waar de actuele disconteringsvoet ingevuld kan worden zodat het actuele steunpercentage berekend kan worden.

De hiervoor beschreven wijze van berekening wordt reeds toegepast sinds de inwerkingtreding van de Regeling groenprojecten 2016 op 1 april 20166. Om transparantie te bieden omtrent de uitvoering van de Regeling groenprojecten 2016 door RVO is ervoor gekozen om de berekeningswijze uiteen te zetten in de onderhavige beleidsregel. Deze transparantie wordt doorgezet onder de geactualiseerde Regeling groenprojecten 2022. Dit is ook de reden dat in artikel 4 is geregeld dat de beleidsregel tegelijkertijd in werking treedt met de Regeling groenprojecten 2022.

Rekenvoorbeeld berekening steunpercentage

Berekening voordeelpercentage Regeling groenprojecten

                     

Projectvermogen

100

                   

Percentage lening (vreemd vermogen)

100

                   

Looptijd lening

10

                   

Rentevoordeel in %

0,50%

                   

EU referentierente/discontovoet

0,51%

                   
                       

Eind van jaar.

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

Resterend projectvermogen/lening

100

90,00

80,00

70,00

60,00

50,00

40,00

30,00

20,00

10,00

0,00

Rentevoordeel (over voorgaand jaar

0

0,50

0,45

0,40

0,35

0,30

0,25

0,20

0,15

0,10

0,05

Rentevoordeel na belasting

0

0,50

0,45

0,40

0,35

0,30

0,25

0,20

0,15

0,10

0,05

Netto contante waarde aan begin van jaar 0 van voordeel genoten in jaar

0,00

0,50

0,45

0,39

0,34

0,29

0,24

0,19

0,14

0,10

0,05

                       

Totaal netto contante waarde van genoten voordeel

2,69

                   

Voordeelpercentage als percentage van projectvermogen

2,69%

                   

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014 L 193).

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 30 196, nr. 709.

X Noot
5

artikel 5.14, tweede lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001.

Naar boven