Besluit van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 18 mei 2022, nr. 2022-0000066933, tot het vaststellen van de voorwaarden in verband met de uitvoering van het erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen voor de bouw en tot het verlenen van mandaat en machtiging aan de toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw (Besluit uitvoering, mandaat en machtiging inzake het erkend stelsel)

Gelet op de artikelen 1 en 93 van de Woningwet, 1.11, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de schriftelijke instemming van het bestuur van de toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw overeenkomstig artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht d.d. 22 april 2022;

BESLUIT:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

b. wet:

Woningwet;

c. Bb:

Bouwbesluit 2012;

d. erkend stelsel:

een door de minister erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen voor de bouw, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de wet;

e. beoordelingsrichtlijn:

een grondslag voor certificatie;

f. kwaliteitsverklaring:

verklaring voor attestering of certificatie van producten, processen of diensten, bestemd voor de bouw als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet;

g. instelling:

geaccrediteerde, onafhankelijke en deskundige instelling, die kwaliteitsverklaringen afgeeft binnen het erkend stelsel;

h. schemabeheerder:

geaccrediteerde, onafhankelijke en deskundige instelling, die beoordelingsrichtlijnen ontwikkelt en beheert binnen het erkend stelsel;

i. toelatingsorganisatie:

toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw als bedoeld in artikel 7ak van de Woningwet;

j. verordening bouwproducten:

verordening (EU) 2011/305 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PbEU 2011 L88/5).

HOOFDSTUK 2 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel 2 Kader

  • 1. De minister wijst een instelling aan.

  • 2. De minister stelt aan de aanwijzing voorwaarden over de eisen en procedures die door de aangewezen instelling moeten worden gehanteerd bij de afgifte van kwaliteitsverklaringen en over het gebruik van een keurmerk.

HOOFDSTUK 3 BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN ACTIVITEITEN

Artikel 3 Bevoegdheden erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen

  • 1. De minister kan op een aanvraag van een schemabeheerder een beoordelingsrichtlijn aanwijzen die:

    • a. voldoet aan de technische regels uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, duurzaamheid, toegankelijkheid en de voorschriften inzake het gebruik die bij of krachtens het Bb zijn gesteld;

    • b. niet strijdig is met artikel 8, derde lid, van de verordening bouwproducten;

    • c. aansluit bij reeds tot het erkend stelsel toegelaten beoordelingsrichtlijnen; en

    • d. voldoet aan de voorwaarden van het toetsingskader, bedoeld in het vijfde lid.

  • 2. De minister toetst een door een aangewezen instelling afgegeven kwaliteitsverklaring en erkent dat die:

    • a. aansluit op een reeds tot het stelsel toegelaten beoordelingsrichtlijn;

    • b. niet strijdig is met artikel 8, derde lid, van de verordening bouwproducten;

    • c. een uniek nummer heeft dat is afgegeven door een aangewezen instelling;

    • d. de door de aangewezen instelling afgegeven verklaring aan één rechtspersoon is toegewezen onder de voorwaarde dat deze verklaring niet overdraagbaar is; en

    • e. voldoet aan de voorwaarden van het toetsingskader, bedoeld in het vijfde lid.

  • 3. De minister kan een aanwijzing van een beoordelingsrichtlijn schorsen of intrekken indien deze niet meer voldoet aan het eerste lid.

  • 4. De minister kan een erkenning van een afgegeven kwaliteitsverklaring schorsen of intrekken indien deze niet meer voldoet aan het tweede lid.

  • 5. De minister kan het aanwijzen van een instelling schorsen of intrekken indien deze niet meer voldoet aan artikel 2, tweede lid.

  • 6. Voor de uitvoering van de bevoegdheden in het eerste en tweede lid, maakt de minister gebruik van een toetsingskader dat bekend is gemaakt op www.officielebekendmakingen.nl en op de website van de toelatingsorganisatie is gepubliceerd.

Artikel 4 Openbaar register

  • 1. De minister houdt een openbaar register bij van de beoordelingsrichtlijnen binnen het stelsel, die voldoen aan artikel 3, eerste lid.

  • 2. De minister houdt een openbaar register bij van de aangewezen instellingen en van de erkende kwaliteitsverklaringen, bedoeld in artikel 1.8 van het Bb, die voldoen aan artikel 3, tweede lid.

  • 3. Bij zwaarwegende signalen omtrent de betrouwbaarheid van een kwaliteitsverklaring van de in artikel 3, tweede lid, bedoelde criteria, kan de minister een onderzoek gelasten en de publicatie van die kwaliteitsverklaring voor een periode van maximaal twee maanden opschorten.

  • 4. Voor het goed functioneren van het stelsel van kwaliteitsverklaringen licht de minister de betreffende aangewezen instelling en de Raad voor Accreditatie in over de zwaarwegende signalen, het onderzoek en over de opschorting van de publicatie als bedoeld in het derde lid.

  • 5. Binnen de in het derde lid bepaalde termijn meldt de aangewezen instelling aan de minister en de Raad voor Accreditatie de uitkomst van een nader onderzoek.

  • 6. De minister besluit na de uitkomst van een nader onderzoek of de erkenning van de kwaliteitsverklaring wordt ingetrokken en of de publicatie van de kwaliteitsverklaring wordt doorgehaald.

Artikel 5 Financiering

  • 1. Voor de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 3, eerste en 4, eerste lid, is de schemabeheerder een vergoeding verschuldigd aan de minister.

  • 2. Voor de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, en 4, tweede lid, is de aangewezen instelling een vergoeding verschuldigd aan de minister.

  • 3. De tarieven voor de vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden bekend gemaakt op www.officielebekendmakingen.nl en zijn te vinden op de website van de toelatingsorganisatie.

HOOFDSTUK 4 MANDAAT EN MACHTIGING

Artikel 6 Bevoegdheden

Aan het bestuur van de toelatingsorganisatie wordt mandaat en machtiging verleend om namens de minister de volgende bevoegdheden uit te oefenen en de taken uit te voeren:

  • a. het aanwijzen van een instelling, schorsen of intrekken van deze aanwijzing, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 5, vijfde lid;

  • b. het stellen van voorwaarden, bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • c. het aanwijzen, schorsen of intrekken van een beoordelingsrichtlijn als bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid;

  • d. het beoordelen, erkennen, schorsen of intrekken van kwaliteitsverklaringen als bedoeld in artikel 3, tweede en vierde lid;

  • e. het vaststellen en bekendmaken van het toetsingskader als bedoeld in artikel 3, zesde lid;

  • f. het coördineren en zorg dragen voor de bekendmaking van de aangewezen beoordelingsrichtlijnen, aangewezen instellingen en erkende kwaliteitsverklaringen, bedoeld in artikel 4; en

  • g. het innen van een vergoeding en het bekend maken van de tarieven als bedoeld in artikel 5; en

  • h. voor de bestuursrechtelijke handhaving, bedoeld in artikel 92, derde lid, van de wet.

Artikel 7 Beleidsregels

Het op grond van dit besluit verleende mandaat en machtiging ten behoeve van het bestuur van de toelatingsorganisatie omvat mede de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 6.

Artikel 8 Nemen van besluiten

  • 1. Aan het bestuur van de toelatingsorganisatie wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten, en het verrichten van overige handelingen die verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 6 en 7.

  • 2. Aan het bestuur van de toelatingsorganisatie wordt mandaat en machtiging verleend:

    • a. om namens de minister een besluit te nemen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 6;

    • b. verweer te voeren, in geval beroep of hoger beroep is ingesteld ter zake van een besluit op bezwaar als bedoeld in artikel 6;

    • c. verweer te voeren in geval een voorlopige voorziening is ingesteld in het kader van een bezwaar, beroep of hoger beroep ter zake van een besluit als bedoeld in artikel 6; en

    • d. een procesbesluit te nemen in het instellen van beroep, hoger beroep alsmede het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening.

  • 3. Aan het bestuur van de toelatingsorganisatie wordt machtiging verleend tot het namens de minister afhandelen van klachten, niet zijnde klachten over het bestuur van de toelatingsorganisatie, als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, het voeren van correspondentie, het nemen en doen uitgaan van beslissingen ter zake met inachtneming van de bepalingen in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. Aan het bestuur van de toelatingsorganisatie wordt machtiging verleend tot het namens de minister behandelen en beantwoorden van burgerbrieven, daarin zo nodig inhoudelijk bijgestaan door beleidsdirecties.

HOOFDSTUK 5

Artikel 9 Ondermandaat

  • 1. Het bestuur van de toelatingsorganisatie is bevoegd ten aanzien van de bevoegdheden en taken zoals genoemd in artikel 6 en 8 ondermandaat en machtiging te verlenen aan de onder het bestuur ressorterende functionarissen, die werkzaam zijn voor de organisatie.

  • 2. Het verlenen van ondermandaat of machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met het mandaatbesluit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 3. Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat of machtiging als bedoeld in het vorige lid wordt gezonden aan de secretaris-generaal en aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat dan wel machtiging is verleend.

Artikel 10 Aanwijzing toezichthouders

De ambtenaren van de toelatingsorganisatie worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 6.

Artikel 11 Ondertekening

  • 1. Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens een in dit besluit gemandateerde bevoegdheid, luidt de ondertekening:

    De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

    namens deze: gevolgd door functieaanduiding, handtekening en naam van de gemandateerde.

  • 2. Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van automatisch gegenereerde stukken vindt plaats op de volgende wijze:

    De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

    namens deze:

    gevolgd door functieaanduiding en naam van de gemandateerde functionaris

    Dit bericht is automatisch gegenereerd en bevat daarom geen handtekening.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan een automatisch gegenereerd stuk ook met een handtekening worden ondertekend. De ondertekening geschiedt dan overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.

  • 4. In geval van uitoefening van een ondertekeningsmandaat worden uitgaande stukken ondertekend met:

    ‘Overeenkomstig het/de door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

    namens deze, door (naam en functie van de gemandateerde) genomen besluit,

    ondertekend door:’

    Gevolgd door de functieaanduiding van de functionaris die gemachtigd is tot het ondertekenen en zijn of haar handtekening en naam.

  • 5. Bij afwezigheid van de tot tekenen aangewezen functionaris zal alleen diegene tekenen die daartoe in het kader van de ondermandatering formeel is aangewezen.

Artikel 12 Informatieverstrekking

  • 1. Het bestuur van de toelatingsorganisatie doet jaarlijks voor 1 juli verslag aan de minister over de bevindingen van de in de artikelen 6, 7 en 8 genoemde gemandateerde taken en bevoegdheden en de rechtmatigheid en doeltreffendheid van die werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur van de toelatingsorganisatie informeert de minister over zwaarwegende en politiek-bestuurlijk gevoelige omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op bevoegdheden die zijn verleend op basis machtiging.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Overgangsrecht

Kwaliteitsverklaringen die op het moment van intrekking van de Tripartiete Overeenkomst uit 2015 onder het stelsel vallen, worden geacht aan dit besluit te voldoen, als deze verklaringen niet strijdig zijn met het Bb en de verordening bouwproducten.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt terug tot en met 22 april 2022.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering, mandaat en machtiging inzake het erkend stelsel.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 mei 2022

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

TOELICHTING

Algemeen

De taken in het kader van het erkend stelsel werden voorheen namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) door de Stichting Bouwkwaliteit (hierna: SBK) uitgevoerd op basis van de Tripartiete Overeenkomst1 die met de ministers van BZK en Infrastructuur en Waterstaat en de Raad voor Accreditatie was afgesloten.

SBK is een private stichting die beoordeelde of zogeheten beoordelingsrichtlijnen (hierna: BRL’en) voldoen aan de bouwtechnische regels en die hierover erkende kwaliteitsverklaringen toetste en publiceerde namens de minister van BZK. Omdat deze taken worden uitgevoerd namens de rijksoverheid is sprake van een publieke taak. Nu met het nieuwe stelsel voor kwaliteitsborging voor het bouwen een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan de toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw (hierna: toelatingsorganisatie) is opgericht met bredere taken en bevoegdheden is besloten deze publieke taken van SBK onder te brengen bij deze toelatingsorganisatie. Omdat deze taak in artikel 1 van de Woningwet bij de minister van BZK is belegd, zal de toelatingsorganisatie deze taken en bevoegdheden, in afwachting van een bredere heroverweging van het erkend stelsel, namens de minister uitvoeren. Kwaliteitsverklaringen die op het moment van intrekking van de Tripartiete Overeenkomst uit 2015 onder het erkende stelsel vallen, worden geacht aan dit besluit en de Regeling Bouwbesluit 2012 te voldoen, als deze verklaringen niet strijdig zijn met het Bouwbesluit 2012 en de verordening bouwproducten.

Het systeem van door de overheid erkende kwaliteitsverklaringen -naast kwaliteitsverklaringen van de markt zelf- zal de komende jaren nog actief blijven. In die periode zal worden bezien of dit systeem in zijn huidige vorm zal moeten worden gecontinueerd, of zal kunnen worden beëindigd als de gevolgklassen 2 en 3 bouwwerken onder de werking van het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging zullen zijn gebracht.

Met het aantreden van kabinet Rutte IV zijn de werkzaamheden op het gebied van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening niet langer belegd bij de minister van BZK maar vallen deze werkzaamheden onder de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (hierna: minister voor VRO). Dit ministerieel besluit is daarom door de laatstgenoemde minister vastgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Kader

Zie algemeen.

Artikel 3. Bevoegdheden erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen

De minister voor VRO publiceert een lijst met erkende kwaliteitsverklaringen, hiertoe toetst de minister voor VRO een ter toetsing aangeboden beoordelingsrichtlijn op juistheid van de opgenomen eisen t.a.v. de relevante eisen van het Bouwbesluit 2012 en op de afstemming op de verordening (EU) 2011/305 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PbEU 2011 L88/5) (hierna: Verordening Bouwproducten). In het eerste lid, onder b is geregeld dat er geen strijd met artikel 8, derde lid, van de verordening bouwproducten mag zijn, omdat voor een bouwproduct dat onder een geharmoniseerde norm valt of waarvoor een Europese technische beoordeling is afgegeven, de CE-markering het enige merkteken is dat verklaart dat het bouwproduct in overeenstemming is met de aangegeven prestaties met betrekking tot de essentiële kenmerken die onder die geharmoniseerde norm of Europese technische beoordeling vallen.

Na aanwijzing van de BRL kan er op basis van de betreffende aangewezen beoordelingsrichtlijn een door een aangewezen instelling kwaliteitsverklaring worden afgegeven. Deze kwaliteitsverklaringen wordt door de minister voor VRO getoetst en gepubliceerd op grond van artikel 3, tweede en zesde lid. Na publicatie is pas sprake van een erkende kwaliteitsverklaring, als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet.

Kwaliteitsverklaringen die binnen het door de minister voor VRO erkend stelsel worden afgeven, gelden op grond van artikel 1 van de Woningwet als voldoende bewijs dat is voldaan aan de bouwtechnische regels als het regels betreft waarover in de desbetreffende verklaringen een uitspraak is gedaan.

Artikel 4. Openbaar register

Het register van aangewezen instellingen, aangewezen beoordelingsrichtlijnen en erkende kwaliteitsverklaringen worden bekend gemaakt op www.officielebekendmakingen.nl en op de website van de toelatingsorganisatie gepubliceerd.

Artikel 5. Financiering

Voor de kosten voor het aanwijzen van een beoordelingsrichtlijn, het toetsen van een kwaliteitsverklaring en het beheer van het register voor aangewezen beoordelingsrichtlijnen, aangewezen instellingen en erkende kwaliteitsverklaringen is een vergoeding verschuldigd. De tarieven hiervoor worden bekend gemaakt op www.officielebekendmakingen.nl en zijn te vinden op de website van de toelatingsorganisatie. Het toetsen van beoordelingsrichtlijnen en erkennen van kwaliteitsverklaringen en het bijhouden en publiceren van het register is een dienstverlening aan marktpartijen die inzet van mensen en middelen vraagt. Het erkend stelsel heeft een meerwaarde omdat een erkende kwaliteitsverklaring als voldoende bewijs geldt dat aan de bouwtechnische regels is voldaan.

Artikel 6. Bevoegdheden

In dit besluit worden de bevoegdheden van de minister voor VRO in de artikelen 2 tot en met 5 gemandateerd aan de toelatingsorganisatie.

Artikel 7 Beleidsregels

Dit artikel regelt dat de bevoegdheden van de toelatingsorganisatie ook de bevoegdheid betreft om beleidsregels vast te stellen, te wijzigen of in te trekken voor het uitoefenen van de gemandateerde bevoegdheden bedoeld in artikel 6 van dit besluit. Het betreft hier bijvoorbeeld toetsingskaders voor de aanwijzing van beoordelingsrichtlijnen en instellingen die op de website van de toelatingsorganisatie zijn geplaatst (www.tlokb.nl).

Artikel 8 Nemen van besluiten

Voor bezwaarschriften, klachten, burgerbrieven, WOB-verzoeken, AVG-aanvragen, Nationale ombudsmanverzoeken aangaande (de uitvoering van) het mandaatbesluit zal de toelatingsorganisatie de loketfunctie vervullen voor de burger via de website van de toelatingsorganisatie of per post. De toelatingsorganisatie zal de bezwaarschriften, klachten (niet zijnde een klacht gericht tegen het bestuur van de toelatingsorganisatie in verband met artikel 9:7 Awb en niet zijnde Nationale ombudsmanverzoeken) en burgerbrieven behandelen.

Met betrekking tot de behandeling van Nationale ombudsmanverzoeken is het gelet op de (politieke) verantwoordelijkheid van de minister voor VRO niet wenselijk dat deze uitsluitend elders wordt belegd. Hetzelfde geldt voor Wob-verzoeken. De Secretaris-Generaal is in het kader van de Wob aangewezen als gemachtigd ambtenaar en uit dien hoofde degene die op Wob-verzoeken beslist. In uitzonderingssituaties is het mogelijk dat de Secretaris-Generaal dienst bevoegdheid toekent aan organisatieonderdelen. Hiervoor is thans geen noodzaak. In beide gevallen vindt de voorbereiding van een reactie of beslissing plaats bij toelatingsorganisatie.

Verder moet bedacht worden dat het bestuur van de toelatingsorganisatie niet kan beslissen op een bezwaar tegen een besluit dat hetzelfde bestuur in mandaat namens de minister genomen heeft (zie artikel 10:3, derde lid, Awb).

Artikel 10 Aanwijzing toezichthouders

De ambtenaren van de toelatingsorganisatie worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 6 van dit besluit.

Dit artikel betreft de aanwijzing door de minister voor VRO aan de toelatingsorganisatie om bevoegdheden in verband met het erkend stelsel namens de minister voor VRO uit te voeren. Deze aanwijzing vindt plaats op grond van artikel 92, derde lid, van de Woningwet. Hierbij heeft de toelatingsorganisatie bij de uitvoering van de gemandateerde wettelijke taken en bevoegdheden, op grond van titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de daar genoemde bevoegdheden, zoals het kunnen vorderen van informatie en het kunnen betreden van plaatsen.

Artikel 11 Ondertekening

Dit artikel regelt hoe de stukken door de toelatingsorganisatie worden ondertekend.

Artikel 12 Informatieverstrekking

De toelatingsorganisatie rapporteert jaarlijks aan de minister voor VRO over de bevindingen bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden. Zij informeert de minister voor VRO over de werking en effectiviteit van het erkend stelsel, en of er aanpassingen in het stelsel nodig zijn.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

Naar boven