Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 6 april 2022, nr. 32186376, houdende wijziging van de Tweede Regeling bekostiging personeel PO 2021–2022 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2021–2022 en de Regeling aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers vo (bijzondere en aanvullende bekostiging onderwijs PO/VO aan ontheemden uit Oekraïne)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel XI, vijfde lid jo. eerste en tweede lid, van de Wet van 25 februari 2021 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs, enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (Stb. 2021, 171), artikel 82, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, tweede en derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tweede Regeling bekostiging personeel PO 2021–2022 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2021–2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 32, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    asielzoeker:
    • a. vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool;

      • in het bezit is gesteld of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld:

        • 1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet; of

        • 2°. door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van een verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden in afwachting is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 onderdelen c, d, f, g, h of j, van de Vreemdelingenwet 2000 en daarom niet beschikt over het document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van die wet; en

      • nog geen jaar woonachtig is in Nederland;

    • b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool; en

      • nog geen jaar woonachtig is in Nederland; of

    • c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool; en

      • nog geen jaar woonachtig is in Nederland;

    overige vreemdeling:

    vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, niet zijnde een asielzoeker, die:

    • ingeschreven staat op een basisschool;

    • in het bezit is gesteld of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld:

      • 1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000; of

      • 2°. van een paspoort of identiteitsbewijs waaruit blijkt dat de vreemdeling onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland; en

    • nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

B

Artikel 33, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    asielzoeker:

    vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, die:

    • a.

      • ingeschreven staat op een basisschool;

      • in het bezit is gesteld of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld:

        • 1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet; of

        • 2°. door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van een verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden in afwachting is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 onderdelen c, d, f, g, h of j, van de Vreemdelingenwet 2000 en daarom niet beschikt over het document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van die wet; en

      • langer dan één jaar maar korter dan vier jaar woonachtig is in Nederland;

    • b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool; en

      • langer dan één jaar maar korter dan vier jaar woonachtig is in Nederland; of

    • c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool; en

      • langer dan één jaar maar korter dan vier jaar woonachtig is in Nederland;

    overige vreemdeling:

    vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, niet zijnde een asielzoeker, die:

    • ingeschreven staat op een basisschool;

    • in het bezit is gesteld of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld:

      • 1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000; of

      • 2°. van een paspoort of identiteitsbewijs waaruit blijkt dat de vreemdeling onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland; en

    • langer dan één jaar maar korter dan vier jaar woonachtig is in Nederland.

C

Artikel 34, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan:

    • a. leerling:

      • die ingeschreven staat op een school en die de school geregeld bezoekt;

      • van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij zelf of één van zijn ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

      • die op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in Nederland verblijft; en

      • die nog geen vier jaar woonachtig is in Nederland;

    • b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een school; en

      • nog geen vier jaar woonachtig is in Nederland; of

    • c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een school; en

      • nog geen vier jaar woonachtig is in Nederland.

ARTIKEL II

In artikel 4, vijfde lid, onderdeel c, van de Regeling aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers vo vervalt de zinsnede ‘, met dien verstande dat het bevoegd gezag hiervan aan de accountant een bewijsstuk of bewijsstukken overlegt’.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2022, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 april 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

In deze regeling worden de ‘Tweede Regeling bekostiging personeel PO 2021–2022 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2021–2022’ en de ‘Regeling aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers vo’ gewijzigd.

Primair onderwijs

Met de wijziging van de Tweede Regeling bekostiging personeel PO 2021–2022 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2021–2022 wordt mogelijk gemaakt dat het bevoegd gezag van basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs ook bijzondere bekostiging voor nieuwkomersleerlingen aan kan vragen voor ontheemden uit Oekraïne. Er komen momenteel grote aantallen ontheemden vanuit Oekraïne naar Nederland, waaronder veel leerplichtige kinderen. De verwachting is dat deze aantallen verder zullen oplopen. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 17 maart jongstleden stelt dit het onderwijs voor een grote uitdaging.1 Het is noodzakelijk dat het onderwijs bijzondere en aanvullende bekostiging ontvangt voor deze groep leerlingen. Daarom wordt de regeling uitgebreid met de doelgroep van ontheemden uit Oekraïne.

Het gaat hierbij om de groep ontheemden uit Oekraïne die in Nederland tijdelijke bescherming hebben in de zin van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Europese Raad van 4 maart 2022.2 In artikel 2 van dat Uitvoeringsbesluit is bepaald dat tijdelijke bescherming van toepassing is op de volgende personen die sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie door de Russische strijdkrachten die op die datum begon:

  • a) Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven;

  • b) staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming of gelijkwaardige nationale bescherming genoten;

  • c) gezinsleden van de in punten a) en b) genoemde personen. Hieronder vallen ook de volgende personen voor zover het gezin vóór 24 februari 2022 reeds in Oekraïne een gezin was en in Oekraïne verbleef:

    • 1) de huwelijkspartner van een onder a of b bedoelde persoon of diens niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in de wetgeving of in de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld volgens het vreemdelingenrecht van die lidstaat;

    • 2) de minderjarige ongehuwde kinderen van een in lid 1, punt a) of punt b), bedoelde persoon of van diens huwelijkspartner, zonder dat er onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen die binnen of buiten het huwelijk zijn geboren of geadopteerde kinderen;

    • 3) andere naaste familieleden die met het gezin samenwoonden ten tijde van de omstandigheden rond de massale toestroom van ontheemden, en die op dat tijdstip volledig of grotendeels afhankelijk waren van de in punt a) of punt b), genoemde persoon;

  • d) onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die kunnen aantonen dat zij vóór 24 februari 2022 legaal in Oekraïne verbleven op basis van een geldige permanente verblijfsvergunning die overeenkomstig Oekraïens recht is afgegeven, en die niet in staat zijn in veilige en duurzame omstandigheden naar hun land of regio van oorsprong terug te keren.

Op basis van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG (PbEU 2001, L 212) kan Nederland als lidstaat het genoemde Uitvoeringsbesluit ook toepassen op andere personen en hen tijdelijke bescherming bieden. Op het moment van schrijven van deze regeling is het voornemen bekend om tot een dergelijke uitbreiding te besluiten. Voor het geval daartoe wordt overgegaan, is in deze regeling voorzien dat het bevoegd gezag ook voor die groep voor bijzondere en aanvullende bekostiging kan aanvragen.

Van het bevoegd gezag van scholen in het primair onderwijs wordt op dit moment niet verwacht dat zij onderzoek doen naar de verblijfsstatus van een leerling. Dat is momenteel vrijwel onmogelijk, omdat veel ontheemden uit Oekraïne nog geen Nederlandse verblijfsdocumenten hebben. Een bevoegd gezag kan de bijzondere bekostiging derhalve aanvragen voor alle leerlingen waarvan dit bevoegd gezag redelijkerwijs mag aannemen dat zij inderdaad ontheemd zijn vanuit Oekraïne, bijvoorbeeld omdat een ouder dit aangeeft tijdens een intakegesprek. Scholen hoeven hierbij geen bewijsstukken te bewaren.

Voortgezet onderwijs

Met de wijziging van de Regeling aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers vo vervalt de controle van de accountant op de datum binnenkomst van leerlingen die niet in de BRP zijn opgenomen. Hierdoor krijgt het bevoegd gezag van nieuwkomersleerlingen de mogelijkheid om een eigen datum in te voeren voor ontheemden die geen bewijsstukken voor datum van binnenkomst hebben. Deze datum moest eerder worden onderbouwd met bewijsstukken. Als dit niet kon, werd de datum binnenkomst in Nederland volgens bevoegd gezag niet gehonoreerd. Het bewijsmateriaal, dat nodig is voor datum binnenkomst in Nederland volgens bevoegd gezag, werd tijdens de accountantscontrole gecontroleerd. Wanneer een accountant constateerde dat er onterecht te veel of te weinig nieuwkomersbekostiging was ontvangen, vond een herrekening plaats. Na de accountantscontrole werd de nieuwkomersbekostiging definitief vastgesteld. Deze controle op de door het bevoegd gezag ingevulde datum van binnenkomst komt dus te vervallen. Voor leerlingen die ingeschreven staan in de BRP wijzigt er niets. Aan ontheemden wordt wel de oproep gedaan zich waar mogelijk te laten registreren.

Inwerkingtreding en terugwerkende kracht

Vanwege de urgentie van het bieden van onderwijs aan ontheemden uit Oekraïne wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Door de wijziging ten aanzien van het voortgezet onderwijs direct na publicatie in werking te laten treden en terug te laten werken tot en met 1 april 2022, kan het bevoegd gezag met terugwerkende kracht tot aan die datum nieuwkomersbekostiging ontvangen. De wijziging werkt terug tot en met 1 april, omdat dat de meest recente teldatum in het voortgezet onderwijs betreft. Voor het primair onderwijs is de eerstvolgende teldatum voor het vaststellen van het aantal vreemdelingen en overige vreemdelingen 1 mei. De wijzigingen in artikel I treden daarom op die datum in werking.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstukken II, 2021/22, 19 637, nr. 2834

X Noot
2

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG (PbEU 2022, L 071), en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.

Naar boven