Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 4 maart 2021, nr. IENW/BSK-2021/27985 tot wijziging van de Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (aanpassing bijlagen 2, 4 en 7)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2.2, eerste lid en 2.10, eerste lid, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 wordt als volgt gewijzigd:

A

Lijst A1 van bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het geslacht ‘Brochothrix’ wordt na de soort ‘thermosphacta’ ingevoegd het geslacht ‘Brucella’ met de bijbehorende soort ‘grignonense’.

2. Bij het geslacht ‘Ideonella’ wordt na de soort ‘dechloratans’ ingevoegd de soort ‘sakaiensis’.

3. Bij het geslacht ‘Lachancea’ wordt na de soort ‘kluyveri’ ingevoegd de soort ‘thermotolerans’.

4. Bij het geslacht ‘Neurospora’ worden na de soort ‘crassa’ ingevoegd de soorten ‘intermedia’ en ‘tetrasperma’.

5. Na het geslacht ‘Penicillium’ wordt na de soort ‘subrubescens’ ingevoegd het geslacht ‘Penium’ met de bijbehorende soort ‘margaritaceum’.

6. Na het geslacht ‘Quinella’ wordt na de soort ‘ovalis’ ingevoegd het geslacht ‘Rahnella’ met de bijbehorende soort ‘aquatilis’.

7. Bij het geslacht ‘Streptomyces’ wordt na de soort ‘morookaensis’ ingevoegd de soort ‘muensis’.

B

De tabel in § 4.1.1 van bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de familie ‘Coronaviridae’ wordt na het geslacht ‘Torovirus’ na de soort ‘Porcine torovirus’ ingevoegd de familie ‘Dicistroviridae’ en het geslacht ‘Aparavirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Taura syndrome virus’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom.

2. Bij de familie ‘Flaviviridae’ wordt bij het geslacht ‘Flavivirus’ voor de soort ‘Cell fusing agent virus’ ingevoegd:

a. het geslacht ‘Flavivirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Bagaza virus’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom;

b. het geslacht ‘Flavivirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Binjari virus’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom.

3. Bij de familie ‘Flaviviridae’ wordt bij het geslacht ‘Flavivirus’ na de soort ‘Dengue virus’ ingevoegd het geslacht ‘Flavivirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Israel turkey meningoencephalomyelitis virus’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom.

4. Bij de familie ‘Flaviviridae’ wordt bij het geslacht ‘Flavivirus’ na de soort ‘Modoc virus’ ingevoegd:

a. het geslacht ‘Flavivirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Palm Creek virus’ in de tweede kolom en 2’ in de vierde kolom;

b. het geslacht ‘Flavivirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Tembusu virus’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom.

5. Na de familie ‘Nodaviridae’ wordt na het geslacht ‘Betanodavirus’ na de soort ‘Turbot nodavirus’ ingevoegd:

a. de familie ‘Nudiviridae’ en het geslacht ‘Alphanudivirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Kallithea virus’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom;

b. het geslacht ‘Betanudivirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Heliothis zea nudivirus’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom.

6. Bij de familie ‘Paramyxoviridae’ wordt na het geslacht ‘Avulavirus’ na de soort ‘Newcastle disease virus’ ingevoegd:

a. het geslacht ‘Avulavirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Newcastle disease virus vaccinstam ‘C2’’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom;

b. het geslacht ‘Avulavirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Newcastle disease virus vaccinstam ‘Clone 30’’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom;

c. het geslacht ‘Avulavirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Newcastle disease virus vaccinstam ‘Hitchner B1’’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom;

d. het geslacht ‘Avulavirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Newcastle disease virus vaccinstam ‘LaSota’’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom;

e. het geslacht ‘Avulavirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Newcastle disease virus vaccinstam ‘Ulster’’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom;

f. het geslacht ‘Avulavirus’ in de eerste kolom, de soort ‘Newcastle disease virus vaccinstam ‘VG-GA’’ in de tweede kolom en ‘2’ in de vierde kolom.

C

De tabel van bijlage 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de plantensoort ‘Allium sativum’ worden ingevoegd de plantensoort ‘Alnus glutinosa’ in de eerste kolom, ‘windbestuivers’ in de tweede kolom en ‘windbestuivers’ in de derde kolom.

2. Na de plantensoort ‘Castanea mollissima’ worden ingevoegd ‘Castanea sativa’ in de eerste kolom, ‘insectenbestuivers en windbestuivers’ in de tweede kolom en ‘windbestuivers’ in de derde kolom.

3. Na de plantensoort ‘Glycine max’ worden ingevoegd:

a. de plantensoort ‘Gomphrena claussenii’ in de eerste kolom, ‘n.v.t.’ in de tweede kolom en ‘n.v.t.’ in de derde kolom;

b. de plantensoort ‘Gomphrena elegans’ in de eerste kolom, ‘n.v.t.’ in de tweede kolom en ‘n.v.t.’ in de derde kolom.

4. Na de plantensoort ‘Jatropha curcas’ worden ingevoegd de plantensoort ‘Juglans regia’ in de eerste kolom, ‘windbestuivers’ in de tweede kolom en ‘windbestuivers’ in de derde kolom.

5. Na de plantensoort ‘Mentha spp.’ worden ingevoegd:

a. de plantensoort ‘Miscanthus floridulus’ in de eerste kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de tweede kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de derde kolom en ‘klein zaad’ in de vierde kolom;

b. de plantensoort ‘Miscanthus giganteus’ in de eerste kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de tweede kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de derde kolom en ‘klein zaad’ in de vierde kolom;

c. de plantensoort ‘Miscanthus lutarioriparius’ in de eerste kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de tweede kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de derde kolom en ‘klein zaad en verspreidt zich via ondergrondse uitlopers’ in de vierde kolom;

d. de plantensoort ‘Miscanthus sacchariflorus’ in de eerste kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de tweede kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de derde kolom en ‘klein zaad en verspreidt zich via ondergrondse uitlopers’ in de vierde kolom;

e. de plantensoort ‘Miscanthus sinensis’ in de eerste kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de tweede kolom, ‘windbestuivers en gemakkelijke zaadverspreiders’ in de derde kolom en ‘klein zaad’ in de vierde kolom.

6. Na de plantensoort ‘Nicotiana tabacum’ worden ingevoegd:

a. de plantensoort ‘Noccaea caerulescens’ in de eerste kolom, ‘insectenbestuivers’ in de tweede kolom en ‘n.v.t.’ in de derde kolom.

b. de plantensoort ‘Noccaea perfoliata’ in de eerste kolom, ‘insectenbestuivers’ in de tweede kolom en ‘n.v.t.’ in de derde kolom.

7. Na de plantensoort ‘Poa trivialis’ worden ingevoegd:

a. de plantensoort ‘Populus tomentosa’ in de eerste kolom, ‘windbestuivers’ in de tweede kolom, ‘windbestuivers’ in de derde kolom en ‘verspreidt zich via ondergrondse uitlopers’ in de vierde kolom;

b. de plantensoort ‘Populus trichocarpa’ in de eerste kolom,‘windbestuivers’ in de tweede kolom, ‘windbestuivers’ in de derde kolom en ‘verspreidt zich via ondergrondse uitlopers’ in de vierde kolom.

8. De plantensoort ‘Thlaspi caerulescens’ vervalt.

9. De plantensoort ‘Salix matsudana (syn. Salix abylonica)’ in de eerste kolom wordt vervangen door ‘Salix matsudana (syn. Salix babylonica)’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Inleiding

De Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (hierna: Regeling ggo) bevat technische voorschriften voor activiteiten met genetisch gemodificeerde organismen (hierna: ggo's).

De Regeling ggo bevat een aantal bijlagen die van toepassing zijn op het doen van een risicobeoordeling voor activiteiten met ggo’s in ingeperkte ruimten. Het doel van die risicobeoordeling en de daaruit voortvloeiende maatregelen is te bewerkstelligen dat het risico voor de mens en het milieu bij het werken met ggo’s niet hoger is dan verwaarloosbaar klein. Vermelding van organismen in een of meer bijlagen stelt gebruikers in staat een risicobeoordeling op te stellen en op basis daarvan kennisgevingen en vergunningaanvragen te doen. Deze bijlagen moeten regelmatig worden aangepast om te voldoen aan de laatste stand van de techniek, dat wil zeggen de laatste wetenschappelijke kennis. Om aan te blijven sluiten bij de nieuwste wetenschappelijke inzichten worden viermaal per jaar een of meer bijlagen bij de Regeling ggo aan de stand der techniek aangepast. Bureau genetisch gemodificeerde organismen van het RIVM adviseert of en hoe een organisme wordt opgenomen in een of meer bijlagen. Dit gebeurt op basis van alle beschikbare informatie over de kenmerken van het organisme, waaronder de gegevens van de gebruikers van ggo’s in individuele procedures, de definities van de klassen van pathogeniteit, de literatuur en eventueel een advies van de Commissie genetische modificatie. De vraag of een organisme moet worden opgenomen, hangt af van de vraag of het algemeen geclassificeerd kan worden en of het een organisme is dat door meer gebruikers wordt gebruikt. Deze wijzigingsregeling bevat aanpassingen van drie van die bijlagen.

Aanpassing bijlage 2 bij de Regeling ggo (artikel I, onderdeel A)

Op lijst A1 van bijlage 2 bij de Regeling ggo zijn de gastheerorganismen opgenomen waarvan is vastgesteld dat zij geschikt zijn voor de vervaardiging van ggo’s van inperkingsniveau I. Via artikel 16 van de Regeling ggo werkt bijlage 2 ook door in de reguliere risicobeoordeling overeenkomstig bijlage 5 bij de Regeling ggo. Sinds de wijzigingsregeling van 1 januari 20211 is voor een aantal nieuwe gastheerorganismen vastgesteld dat zij geschikt zijn voor de vervaardiging van ggo's van inperkingsniveau I. Deze wijzigingsregeling strekt ertoe deze organismen op te nemen op lijst A1 van bijlage 2.

Aanpassing bijlage 4 bij de Regeling ggo (artikel I, onderdeel B)

In bijlage 4 bij de Regeling ggo zijn de pathogene micro-organismen opgenomen, waarvan de klasse van pathogeniteit is vastgesteld. Sinds de wijzigingsregeling van 1 januari 2021(zie noot 1) is voor een aantal pathogene micro-organismen (virussen) de klasse van pathogeniteit vastgesteld. De onderhavige wijzigingsregeling strekt ertoe om deze pathogene micro-organismen toe te kunnen passen bij de risicobeoordeling overeenkomstig bijlage 5 bij de Regeling ggo. Daarvoor is het overeenkomstig artikel 16 van de Regeling ggo noodzakelijk deze gastheerorganismen op te nemen in bijlage 4.

Voor een verdere toelichting op de klassen van pathogeniteit wordt verwezen naar de begripsomschrijving van micro-organismen van klasse 1, 2, 3 en 4 in artikel 2 van de Regeling ggo en de daarop betrekking hebbende passages in de toelichting bij die regeling2. Op de toepassing van bijlage 4 bij de Regeling ggo wordt ook ingegaan in de inleiding die in de betreffende bijlage is opgenomen.

Aanpassing bijlage 7 bij de Regeling ggo (artikel I, onderdeel C)

In bijlage 7 bij de Regeling ggo zijn de planten opgenomen, waarvoor de categorie van fysische inperking is vastgesteld. Sinds de wijzigingsregeling van 1 januari 2021 (zie noot 1) is voor een aantal planten de categorie van fysische inperking vastgesteld. De onderhavige wijzigingsregeling strekt ertoe om deze planten toe te kunnen passen bij de risicobeoordeling overeenkomstig bijlage 5 bij de Regeling ggo. Daarvoor is het overeenkomstig artikel 16 van de Regeling ggo noodzakelijk deze planten op te nemen in bijlage 7. Voor een verdere toelichting op de toepassing van bijlage 7 zie de bijlage zelf. De plantensoort ‘Noccaea caerulescens’ (artikel I, onderdeel C, onder 6, onder a) komt in de plaats van en heeft dezelfde categorie van fysische inperking als de plantensoort ‘Thlaspi caerulescens’ (artikel I, onderdeel C, onder 8).

Aanpassingen van ondergeschikte betekenis: geen internetconsultatie, geen regeldrukgevolgen

De aanpassingen van de bijlagen 2, 4 en 7 zijn van zuiver technische aard en kunnen worden gekenschetst als aanpassingen aan de stand van de techniek. Toevoeging van een organisme aan een bijlage vindt namelijk plaats op grond van criteria zoals vastgelegd in de Regeling ggo. Daarmee zijn deze aanpassingen van ondergeschikte betekenis en is inspraak daarop niet zinvol. Gelet hierop is, met toepassing van artikel 1.9, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (hierna: Besluit ggo), afgezien van voorpublicatie. Vanwege het feit dat deze wijzigingsregeling geen ingrijpende verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en evenmin ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk, kon worden afgezien van internetconsultatie. De aanpassingen bieden voor de doelgroep het voordeel dat zij voor het doen van een risicobeoordeling gebruik kunnen maken van classificatie zoals die in de bijlagen is opgenomen. Daardoor behoeven zij voor de in de bijlagen opgenomen organismen niet meer om een besluit op grond van artikel 2.8 van het Besluit ggo te verzoeken. Een dergelijk verzoek vergt immers indiening van een groot aantal gegevens en er geldt een beslistermijn voor van 45 dagen. Een kennisgeving of een vergunningaanvraag kan bovendien pas worden gedaan nadat een verzoek om een inschalingsbesluit is genomen en van die organismen kan pas na kennisgeving of vergunningverlening gebruik worden gemaakt. Tot slot is ervan afgezien de ontwerpregeling aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) voor te leggen omdat deze wijzigingsregeling geen gevolgen heeft voor de regeldruk.

Inwerkingtreding (artikel II)

Overeenkomstig het stelsel van vaste verandermomenten, treedt deze wijzigingsregeling in werking met ingang van 1 april 2021. Er is afgeweken van de invoeringstermijn van ten minste twee maanden. In dit geval is het gerechtvaardigd omdat de wijziging van de Regeling ggo, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private nadelen voorkomt (aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

Met het voorkomen van aanmerkelijke ongewenste private nadelen wordt bedoeld dat voorkomen wordt dat leden van de doelgroep op grond van individuele besluiten toestemming moeten krijgen om bepaalde organismen te mogen gebruiken, zoals hierboven onder ‘Aanpassingen van ondergeschikte betekenis’.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 4 december 2020, nr. IENW/BSK-2020/217556 tot wijziging van de Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (aanpassing bijlagen 2, 4 en 7) (Stcrt. 2020, 61775)

X Noot
2

Stcrt. 2014, 11317, blz. 254 en 255

Naar boven