TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze regeling wordt bewerkstelligd dat de aanbieder van personenvervoer via lucht-
en scheepvaart alleen reizigers, uit een zogenoemd hoogrisicogebied vanwege de hoge
mate van aanwezigheid van covid-19 (hierna: hoogrisicogebied), laat reizen die in
het bezit zijn van een negatieve testuitslag voor besmetting met covid-19. De classificatie
van een gebied als hoogrisicogebied volgt uit de reisadviezen van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken, na advisering door het RIVM. De betreffende reiziger dient hooguit
72 uur voor aankomst te zijn getest met een PCR-test. De regel dat een reiziger moet
zijn getest is niet van toepassing op onder andere louter regionaal grensoverschrijdend
vervoer en personen jonger dan dertien jaar.
Deze regeling is een aanvulling op reeds geldende adviezen. Het dringend advies om
af te zien van niet noodzakelijke reizen blijft in stand. Voor alle reizigers uit
hoogrisicogebieden geldt – naast de plicht van een negatieve test – tevens het dringende
advies om minstens tien dagen in thuisquarantaine te gaan. Het testen van reizigers
is dan ook geen vervanging voor quarantaine of andere maatregelen.
Met deze regeling wordt aangesloten bij het 85e OMT-advies.1 Daarin wordt geadviseerd de mogelijkheid te verkennen voor het vereisen van een negatieve
testuitslag bij binnenkomst voor alle reizigers (ook voor terugkerende Nederlanders)
uit hoogrisicogebieden. Dit advies is urgenter geworden naar aanleiding van een variant
van SARS-CoV-2 die is gedetecteerd in het Verenigd Koninkrijk. Deze variant lijkt
zich sneller te verspreiden dan de tot heden bekende varianten van het virus. Met
deze regeling wordt beoogd eraan bij te dragen dat nieuwe varianten van het virus
zich niet via de betreffende reizigers naar Nederland kunnen verspreiden wat een sterke
toename in het aantal besmettingen in Nederland tot gevolg kan hebben. Hiermee wordt
tevens aangesloten bij de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 24 december 2020, kenmerk 1806234-216586-WJZ, tot wijziging van de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 in verband met het vereisen van een negatieve testuitslag
voor internationaal openbaar vervoer (Stcrt. 2020, 69479).
De bestrijding van de covid-19 pandemie voor lucht- en scheepvaart is grotendeels
vormgegeven via de opdrachten die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en sport
(VWS) op basis van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) aan de voorzitters
van de veiligheidsregio’s dan wel aan de betrokken burgemeesters gaf, ter uitvoering
van de verplichtingen van de artikelen 53 en 54 Wpg. Via deze weg is de verplichting
voor reizigers om een negatieve testverklaring en uitslag te kunnen tonen bij binnenkomst
in Nederland geregeld.2 Gelet op een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag3 is besloten de verplichting voor de aanbieder van lucht- en scheepvaart tevens te
baseren op artikel 58p Wpg. Hiermee wordt buiten twijfel gesteld dat deze verplichting
geldt, ook hangende het hoger beroep dat de Staat tegen de uitspraak heeft ingesteld.
De wetgever heeft in artikel 58p, eerste lid, en tweede lid, eerste zin, Wpg bepaald
dat bij ministeriële regeling het aanbieden van personenvervoer gedeeltelijk kan worden
verboden en dat regels kunnen worden gesteld over de toegang tot en het gebruik van
voorzieningen voor personenvervoer. De Tweede Kamer heeft de regering bovendien verzocht
het overleggen van een negatieve coronatest zo spoedig mogelijk ook voorwaardelijk
te gaan maken aan het inreizen van Nederland door inwoners van de Europese Economische
Ruimte, inclusief Nederlanders, indien zij reizen vanuit een land waarvoor een negatief
reisadvies geldt.4
Een nieuw artikel 6.7b wordt ingevoegd in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19,
waarin op de aanbieder van personenvervoer via lucht- en scheepvaart een vergelijkbare
verplichting wordt opgelegd als op de aanbieder van internationaal openbaar vervoer.
Artikel 6.7b beoogt geen inhoudelijke wijzingen ten opzichte van de huidige regeling
voor lucht- en scheepvaart te bevatten.
Deze regeling is enkel van toepassing voor het Europese deel van Nederland en daarmee
worden alle gebieden daarbuiten aangemerkt als buitenland.
2. Hoofdlijnen van de regeling
Op grond van deze regeling worden maatregelen genomen die zien op de aanbieders van
overig bedrijfsmatig personenvervoer via internationale lucht- en scheepvaart. Vervoerders
dienen te zorgen dat passagiers die via het door hen aangeboden vervoer willen inreizen,
over een negatieve testuitslag beschikken. Deze moeten zij dus bij toegang en tijdens
de reis kunnen tonen aan de vervoerder. Dit geldt voor reizigers die toegang willen
tot of gebruik willen maken van internationaal vervoer om Nederland in te reizen per
luchtvaartuig of schip.
De plicht van de vervoerder geldt, behoudens de hierna te noemen uitzonderingen, voor
alle reizigers die van het vervoer gebruik maken, ongeacht nationaliteit. Inreizigers
met de Nederlandse nationaliteit zijn hiervan dan ook niet uitgezonderd. Dit is conform
het eerdergenoemde advies van het OMT en het discriminatieverbod uit artikel 21 van
het Handvest van de Grondrechten van de EU.
Met deze maatregel wordt beoogd dat er geen reizigers Nederland binnenkomen zonder
negatieve testuitslag. Op deze hoofdregel is een aantal uitzonderingen gemaakt te
weten:
-
– regionaal grensoverschrijdend personenvervoer;
-
– personen tot en met 12 jaar;
-
– reizigers uit gebieden die niet zijn aangemerkt als hoogrisicogebied;
-
– grenswerkers, grensstudenten en grensscholieren;
-
– houders van een door het Ministerie van Buitenlandse Zaken verstrekte diplomatieke
identiteitskaart;
-
– houders van diplomatieke paspoorten;
-
– staatshoofden en leden van een buitenlandse regering;
-
– zeevarenden op andere schepen dan commerciële jachten en pleziervaart in het bezit
van een monsterboekje als zij in uitoefening van hun functie reizen of als zij van
of naar hun werkzaamheden reizen;
-
– personen op een vlucht die Nederland niet als eindbestemming hebben, maar wegens onvoorziene
omstandigheden naar een Nederlandse luchthaven moeten uitwijken of die het luchtvaartuig
niet verlaten;
-
– passagiers met een NATO Travel Order of een NATO-2-visum;
-
– personen werkzaam in het transport van goederen en ander transportpersoneel voor zover
noodzakelijk.
Onder de laatste uitzondering vallen personen die werken op containerschepen, bulkschepen
(bijvoorbeeld erts of steenkool), tankers (brandstoffen en chemicaliën) en visserijschepen.
Ook is deze uitzondering van toepassing op vrachtwagenchauffeurs in het goederenvervoer.
Daarnaast vallen hieronder ook personen werkzaam in de energiesector, zoals olie-
en gasplatformen en windmolenparken, offshorebedrijven die diensten verlenen aan deze
sector, en air-, cruise- en ferrycrew als zij in uitoefening van hun functie reizen.
De negatieve testuitslag, die reizigers aan de vervoerder dienen te tonen, moet aan
een aantal eisen voldoen. Het moet onder andere gaan om een PCR-test, de testuitslag
moet in het Nederlands, Engels, Duits, Frans of Spaans duidelijk maken dat de reiziger
niet besmet is met SARS-CoV-2 en moet gegevens bevatten waarmee de test herleidbaar
is tot de reiziger. Voor de PCR-test is gekozen omdat die onder meer door de Europese
Commissie wordt gezien als de ‘gouden standaard’ voor betrouwbare testen.5 De betreffende vervoerder zal reizigers hier bij vertrek naar Nederland of tijdens
de reis op controleren. Als de vervoerder hier niet op controleert is hij in overtreding.
Het uitgangspunt is dat de test maximaal 72 uur oud mag zijn bij binnenkomst in Nederland.
Hierop wordt aan uitzondering gemaakt indien een reiziger buiten zijn schuld om vertraging
oploopt. Dan mag de testafname maximaal 96 uur oud zijn bij aankomst in Nederland.
De reiziger krijgt hiermee 24 uur extra. Het is aan de reiziger om te bewijzen dat
de negatieve testuitslag is verlopen door vertraging buiten zijn schuld om.
3. Verhouding tot andere regelgeving
Wet publieke gezondheid (Wpg)
De grondslag voor deze regeling is artikel 58p Wpg. Het eerste lid biedt de grondslag
voor het geheel of gedeeltelijk verbieden van het aanbieden van bepaalde categorieën
van personenvervoer. Het tweede lid biedt de grondslag om regels te stellen over de
toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer.
Algemene verordening gegevensbescherming
Met deze maatregel worden bij het opvragen en aflezen van de testuitslag geen persoonsgegevens
opgenomen in een bestand of op een andere wijze verwerkt in de zin van artikel 4 van
de Algemene verordening gegevensbescherming. Bij een positieve of ontbrekende testuitslag
dient slechts de toegang tot en het gebruik van de voorzieningen voor het personenvervoer
te worden geweigerd.
Vrij verkeer van personen en diensten
De eis voor een negatieve testuitslag is in overeenstemming met Richtlijn 2004/38/EG.6 Op grond van deze richtlijn kunnen rechten inzake vrij verkeer worden beperkt ter
bescherming van de volksgezondheid. Deze maatregel is gebaseerd op overwegingen van
volksgezondheid en gaat niet verder dan strikt noodzakelijk is. Deze maatregel is
minder verstrekkend dan een tijdelijk verbod op reisverkeer.
De beperkingen voor de vervoerders zijn in gelijke zin in overeenstemming met de Richtlijn
2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende
diensten op de interne markt. Van belang voor beide beperkingen is dat er geen ongelijke
behandeling op grond van nationaliteit is. Er wordt in deze regeling dan ook geen
direct of indirect onderscheid gemaakt tussen Nederlanders en andere nationaliteiten.
4. Noodzaak en evenredigheid
Het doel van de maatregel is de bestrijding van het virus, nu dat zich onder meer
via het personenvervoer snel kan verspreiden. Een maatregel van een verplichte negatieve
testuitslag draagt eraan bij om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Daarnaast
wordt een influx van nieuwe varianten van het virus voorkomen. De maatregel heeft
gevolgen voor de bewegingsvrijheid, de lichamelijke integriteit (door het testen),
en (bij het tonen van de testuitslag) de privacy van de personen die Nederland willen
inreizen. Het gevolg voor personen die geen negatieve testuitslag krijgen of kunnen
krijgen, is dat de mogelijkheid tot inreis in Nederland wordt belemmerd.
Een verplichting voor aanbieders van vervoer om alleen reizigers, komend vanuit het
buitenland, toe te laten die een negatieve testuitslag kunnen laten zien, kan een
beperking opleveren van de vrijheid van verplaatsing. Deze inbreuk wordt gerechtvaardigd
vanuit het belang van de volksgezondheid. Door alleen reizigers vanuit het buitenland
toe te staan in de lucht- en scheepvaart die een negatieve testuitslag kunnen laten
zien, kan instroom van mogelijke nieuwe varianten van het virus met een hoger besmettingsrisico
worden tegengaan. De vrijheid van verplaatsing binnen de landgrenzen blijft onaangetast.
Artikel 58p Wpg biedt een grondslag om een vervoerder te verplichten om een negatieve
testuitslag te vragen. Dit artikel uit de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 is bewust
breed geformuleerd om indien noodzakelijk maatwerk te kunnen faciliteren met aanvullende
maatregelen indien blijkt dat in of via het vervoer verspreiding van het virus plaatsvindt.7
5. Uitvoering, toezicht en handhaving
De verplichting zoals die is opgenomen in het nieuwe artikel 6.7b is gericht tot de
vervoerders. De verplichting rust voor luchtvaart op vervoerders die verplicht zijn
te beschikken over de exploitatievergunning voor luchtvervoer op basis van artikel
16 van de Luchtvaartwet. Voor scheepvaart is bepaald dat het veerboten en passagiersschepen
betreft. Deze vervoerders dienen er dus zorg voor te dragen dat reizigers een negatieve
testuitslag aan hen tonen. Hieraan wordt in de eerste plaats voldaan door te controleren
of de reizigers de negatieve testuitslag bij zich dragen. Daarnaast zullen vervoerders
(voorzorgs)maatregelen nemen om te zorgen dat reizigers voor en tijdens hun reis op
de hoogte zijn van deze eis, bijvoorbeeld door dit op hun website en bij de kaartverkoop
aan te geven.
De controle of reizigers een negatieve testuitslag bij zich hebben kunnen vervoerders
uitvoeren door bij het instappen aan de reiziger te vragen de negatieve testuitslag
te tonen. Het is noodzakelijk dat deze controle dan wel gebeurt voordat Nederland
wordt bereikt. Op Nederlands grondgebied moet de vervoerder immers ervoor zorgen dat
alle reizigers de negatieve testuitslag hebben en overtreding vermijden.
Een eerste controle op de negatieve testuitslag zal dus door de luchtvaartmaatschappij
in het land van vertrek plaats moeten vinden. Een tweede controle, in ieder geval
op de door de reiziger ingevulde en ondertekende testverklaring, vindt in Nederland
plaats door de Koninklijke Marechaussee. Indien tijdens deze controle blijkt dat de
negatieve testuitslag ontbreekt of niet voldoet, wordt deze persoon de toegang tot
Nederland geweigerd en dient de vervoerder de persoon in beginsel mee (terug) te nemen.
Anders dan bij luchtvaart kunnen rederijen niet verplicht worden deze controle al
in het land van vertrek te verrichten. Op grond van het VN Zeerechtverdrag (UNCLOS)
kan deze maatregel niet buiten de Nederlandse territoriale zee worden opgelegd. Wel
kan hen opgelegd worden de controle op de negatieve testverklaring te verrichten voordat
de passagiers van boord mogen. Ook hier kan de Koninklijke Marechaussee een tweede
controle uitvoeren op de testuitslag en de door de reiziger ingevulde en ondertekende
testverklaring.
De verplichting voor de vervoerder houdt ook in dat in het aanbod van de vervoerder
aan de passagier besloten moet liggen dat rechtmatig aan de passagier vervoer kan
worden geweigerd, als deze niet over een negatieve testuitslag beschikt. Voor de handhaving
van een situatie waarin vervoer aan een passagier geweigerd moet worden, wordt aangesloten
bij de bestaande regelgeving op dat terrein.
Op de wijze waarop vervoerders uitvoering geven aan het nieuwe artikel 6.7b wordt
toezicht gehouden en zo nodig handhavend opgetreden. De overtreding van dit artikel
is strafbaar gesteld op grond van artikel 68bis van de Wpg. Een dergelijke overtreding
kan onder andere beboet worden met een geldboete van de eerste categorie. Dit bedraagt
voor een natuurlijk persoon maximaal 435 euro en kan voor een rechtspersoon maximaal
4.350 euro bedragen. Op de naleving wordt toezicht gehouden door onder andere de politie
en aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Ook kan zo nodig bestuursdwang of
een last onder dwangsom toegepast worden in het geval de Minister van VWS of een door
hem aangewezen toezichthouder een bevel heeft gegeven over de uitvoering van artikel
6.7b.
6. Verhouding gemeentelijke regelgeving
In de toelichting bij de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, en de wijziging
daarvan op 14 december 2020, is aangegeven dat in de fase waarin de bestrijding van
het virus zich bevindt lokaal maatwerk van de burgemeester slechts zeer beperkt kan
worden toegepast. Vrijwel alle gemeenten zitten in een hoog inschalingsniveau, het
aantal besmettingen ligt hoog en de druk op de zorg is groot. Dat is op het moment
van het vaststellen van de onderhavige ministeriële regeling onverminderd het geval.
Daarom worden op het niveau van het Rijk uniforme maatregelen genomen om het aantal
besmettingen terug te brengen. Bij deze regeling waar het gaat om reizigers van buiten
Nederland is een uniforme aanpak van bijzonder belang. Door een uniforme aanpak is
het voor reizigers uit het buitenland namelijk helder welke regels gelden voor het
inreizen, ongeacht waar zij Nederland binnenkomen.
7. Regeldruk
Het nieuwe artikel 6.7b brengt regeldruk met zich voor vervoerders en voor reizigers
die gehouden zijn een negatieve testuitslag te tonen. Deze regeldruk is noodzakelijk
gezien het belang van de volksgezondheid. De negatieve testuitslag draagt er immers
aan bij dat het aantal besmettingen niet toeneemt en dat varianten van het virus zich
niet via de betreffende reizigers naar Nederland kunnen verspreiden. De reiziger draagt
de kosten voor het laten afnemen van een PCR-test. De kosten van deze test zijn niet
exact te benoemen omdat de kosten hiervoor verschillen per land. Ook de vervoerder
zal door deze regeling een beperkte mate van regeldruk ervaren. De vervoerder moet
namelijk controleren of de reiziger in het bezit is van een negatieve testuitslag.
8. Parlementaire zeggenschap
Gelet op artikel 58c, derde lid, Wpg treedt deze ministeriële regeling de dag na publicatie
in werking, aangezien sprake is van een zeer dringende omstandigheid waarin ter beperking
van gevaar direct moet worden gehandeld. Door het grote aantal besmettingen in Nederland
en in het buitenland en door de in het buitenland gevonden varianten van het virus,
is het noodzakelijk om direct inreizigers te controleren op een negatieve testuitslag.
Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.
De regeling wordt binnen twee dagen na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal
overgelegd. De regeling vervalt van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week
na de toezending besluit niet in te stemmen met de regeling.
9. Inwerkingtreding
De onderhavige regeling treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant.
Vanwege de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge