TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze regeling wordt bewerkstelligd dat de aanbieder van openbaar vervoer alleen
reizigers, uit een zogenoemd oranje of rood buitenland (hierna: hoogrisicogebieden),
laat reizen die in het bezit zijn van een negatieve testuitslag voor besmetting met
covid-19. De classificatie van een gebied als hoogrisicogebied volgt uit de reisadviezen
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De betreffende reiziger dient hooguit 72
uur voor aankomst te zijn getest met een PCR-test. De regel dat een reiziger moet
zijn getest is niet van toepassing op onder andere louter regionaal grensoverschrijdend
vervoer en personen jonger dan dertien jaar.
Met deze regeling wordt aangesloten bij het 85e OMT-advies.1 Daarin wordt geadviseerd de mogelijkheid te verkennen voor het vereisen van een negatieve
testuitslag bij binnenkomst voor alle reizigers (ook voor terugkerende Nederlanders)
uit hoogrisicogebieden. Dit advies is urgenter geworden naar aanleiding van een variant
van SARS-CoV-2 die is gedetecteerd in het Verenigd Koninkrijk. Deze variant lijkt
zich sneller te verspreiden dan de tot heden bekende varianten van het virus. Met
deze regeling wordt beoogd eraan bij te dragen dat nieuwe varianten van het virus
zich niet via de betreffende reizigers naar Nederland kunnen verspreiden wat een sterke
toename in het aantal besmettingen in Nederland tot gevolg kan hebben.
Deze regeling ziet alleen op het internationaal openbaar vervoer en dus voor het openbare
personenvervoer per trein of bus. Voor het lucht- en scheepvaartverkeer gelden de
opdrachten van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de voorzitters
van de veiligheidsregio’s van 24 december 2020, 23 december 2020, 22 december 2020,
15 december 2020 en 30 november 2020. Middels deze opdrachten dienen reizigers via
het lucht- en scheepvaartverkeer over een negatieve testuitslag en, in geval van derdelanders
die met het vliegtuig reizen, een negatieve testverklaring te beschikken.
Deze regeling is een aanvulling op reeds geldende adviezen. Het dringend advies om
af te zien van niet noodzakelijke reizen blijft in stand. Voor alle reizigers uit
hoogrisicogebieden geldt tevens het dringende advies om minstens tien dagen in thuisquarantaine
te gaan. Het testen van reizigers is dan ook geen vervanging voor quarantaine of andere
maatregelen.
2. Hoofdlijnen van de regeling
Op grond van deze regeling worden maatregelen genomen die zien op de aanbieders van
internationaal openbaar vervoer als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000, mits het
vervoer vanuit het buitenland komt. Vervoerders dienen te zorgen dat passagiers die
via het door hen aangeboden openbaar vervoer willen inreizen, over een negatieve testuitslag
beschikken. Deze moeten zij dus bij toegang en tijdens de reis kunnen tonen aan de
vervoerder. Dit geldt voor reizigers die toegang willen tot of gebruik willen maken
van internationaal openbaar vervoer om Nederland in te reizen. Hier vallen dus bijvoorbeeld
de internationaal aangeboden diensten van de NS en de Flixbus onder.
De plicht van de vervoerder geldt, behoudens de hierna te noemen uitzonderingen, voor
alle reizigers die van het vervoer gebruik maken, ongeacht nationaliteit. Inreizigers
met de Nederlandse nationaliteit zijn hiervan dan ook niet uitgezonderd. Dit is conform
de eerdergenoemde adviezen van het OMT en het discriminatieverbod uit artikel 21 van
het Handvest van de Grondrechten van de EU.
Met deze maatregel wordt beoogd dat er geen reizigers Nederland binnenkomen zonder
negatieve testuitslag. Op deze hoofdregel is een aantal uitzonderingen gemaakt te
weten:
-
– vervoer met aankomst en vertrek binnen Nederland;
-
– regionaal grensoverschrijdend personenvervoer;
-
– personen tot en met 12 jaar;
-
– reizigers uit veilige landen;
-
– grenswerkers, grensstudenten en grensscholieren;
-
– houders van een door het Ministerie van Buitenlandse Zaken verstrekte diplomatieke
identiteitskaart;
-
– houders van diplomatieke paspoorten;
-
– staatshoofden en leden van een buitenlandse regering;
-
– personen werkzaam in het transport van goederen en ander transportpersoneel voor zover
noodzakelijk.
Voor het treinvervoer wordt als regionaal grensoverschrijdend personenvervoer aangemerkt
al het vervoer anders dan per intercitytrein (artikel 6.7a, derde lid, onder b). Voor
het kwalificeren van busvervoer als regionaal (artikel 6.7a, derde lid, onder c) is
geen duidelijke scheidslijn aan te brengen, maar als handvat kan als regionaal worden
beschouwd het vervoer dat plaatsvindt binnen een gebied van 30 kilometer vanaf de
grens aan beide kanten.
De uitzonderingen in artikel 6.7a, derde lid, onder d tot en met j, zijn ontleend
aan de uitzonderingen die gelden voor het tonen van een negatieve testuitslag in de
lucht- en scheepvaart. Deze is ook van toepassing op de eerdergenoemde aanwijzingen
van de Minister van VWS, waarin voor de uitzonderingen wordt verwezen naar Rijksoverheid.nl.
Onder de laatste uitzondering vallen personen die werken op containerschepen, bulkschepen
(bijvoorbeeld erts of steenkool), tankers (brandstoffen en chemicaliën) en visserijschepen.
Daarnaast vallen hieronder ook personen werkzaam in de energiesector, zoals olie-
en gasplatformen en windmolenparken, offshorebedrijven die diensten verlenen aan deze
sector, en air-, cruise- en ferrycrew als zij in uitoefening van hun functie reizen.
De negatieve testuitslag, die reizigers aan de vervoerder dienen te tonen, moet aan
een aantal eisen voldoen. Deze eisen zijn gelijk aan de eisen die de eerdergenoemde
aanwijzingen voor het lucht- en scheepvaartverkeer stellen. Het moet onder andere
gaan om een PCR-test, de test moet in het Nederlands, Engels, Duits, Frans of Spaans
duidelijk maken dat de reiziger niet besmet is met SARS-CoV-2en moet gegevens bevatten
waarmee de test herleidbaar is tot de reiziger. Voor de PCR-test is gekozen omdat
die onder meer door de Europese Commissie wordt gezien als de ‘gouden standaard’ voor
betrouwbare testen.2 De betreffende vervoerder zal reizigers hier bij vertrek naar Nederland of tijdens
de reis op controleren. Als de vervoerder hier niet op controleert is hij in overtreding.
3. Verhouding tot andere regelgeving
Wet publieke gezondheid (Wpg)
De grondslag voor deze regeling is artikel 58p van de Wet publieke gezondheid (hierna:
Wpg). Het eerste lid biedt de grondslag voor het geheel of gedeeltelijk verbieden
van het aanbieden van bepaalde categorieën van personenvervoer. Het tweede lid biedt
de grondslag om regels te stellen over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen
voor personenvervoer.
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Met deze maatregel worden bij het opvragen en aflezen van de testuitslag door handhavende
instanties geen persoonsgegevens opgenomen in een bestand of op een andere wijze verwerkt
in de zin van artikel 4 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Bij een positieve
of ontbrekende testuitslag dient slechts de toegang tot en het gebruik van de voorzieningen
voor het personenvervoer te worden geweigerd.
Vrij verkeer van personen en diensten
De eis voor een negatieve testuitslag is in overeenstemming met Richtlijn 2004/38/EG3. Op grond van deze richtlijn kunnen rechten inzake vrij verkeer worden beperkt ter
bescherming van de volksgezondheid. Deze maatregel is gebaseerd op overwegingen van
volksgezondheid en gaat niet verder dan strikt noodzakelijk is. Deze maatregel is
minder verstrekkend dan een tijdelijk verbod op reisverkeer. Bovendien is voorzien
in een aantal uitzonderingen die zijn toegelicht in paragraaf 2.
De beperkingen voor de vervoerders zijn in gelijke zin in overeenstemming met de Richtlijn
2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende
diensten op de interne markt. Van belang voor beide beperkingen is dat er geen ongelijke
behandeling op grond van nationaliteit is. Er wordt in deze regeling dan ook geen
direct of indirect onderscheid gemaakt tussen Nederlanders en andere nationaliteiten.
4. Noodzaak en evenredigheid
Het doel van de maatregel is de bestrijding van het virus, nu dat zich onder meer
via het personenvervoer snel kan verspreiden. Een maatregel van een verplichte negatieve
testuitslag draagt eraan bij om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Daarnaast
wordt een influx van nieuwe varianten van het virus voorkomen. De maatregel heeft
gevolgen voor de bewegingsvrijheid, de lichamelijke integriteit (door het testen),
en (bij het tonen van de testuitslag) de privacy van de personen die Nederland willen
inreizen. Het gevolg voor personen die geen negatieve testuitslag krijgen of kunnen
krijgen, is dat de mogelijkheid tot inreis in Nederland wordt belemmerd.
Een verplichting voor aanbieders van openbaar vervoer om alleen reizigers, komend
vanuit het buitenland, toe te laten die een negatieve testuitslag kunnen laten zien,
kan een beperking opleveren van de vrijheid van verplaatsing. Deze inbreuk wordt gerechtvaardigd
vanuit het belang van de volksgezondheid. Door alleen reizigers vanuit het buitenland
toe te staan in het openbaar vervoer die een negatieve testuitslag kunnen laten zien,
kan instroom van mogelijke nieuwe varianten van het virus met een hoger besmettingsrisico
worden tegengaan. De vrijheid van verplaatsing binnen de landgrenzen blijft onaangetast.
Artikel 58p Wpg biedt een grondslag om een vervoerders te verplichten om een negatieve
testuitslag te vragen. Dit artikel uit de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 is bewust
breed geformuleerd om indien noodzakelijk maatwerk te kunnen faciliteren met aanvullende
maatregelen indien blijkt dat in of via het vervoer verspreiding van het virus plaatsvindt.4
5. Uitvoering, toezicht en handhaving
De verplichting zoals die is opgenomen in het nieuwe artikel 6.7a is gericht tot de
vervoerders. Zij dienen er dus zorg voor te dragen dat reizigers een negatieve testuitslag
aan hen tonen. Hieraan wordt in de eerste plaats voldaan door te controleren of de
reizigers de negatieve testuitslag bij zich dragen. Daarnaast zullen vervoerders (voorzorgs)maatregelen
nemen om te zorgen dat reizigers voor en tijdens hun reis op de hoogte zijn van deze
eis, bijvoorbeeld door dit op hun website en bij de kaartverkoop aan te geven en dit
om te roepen in de trein.
De controle of reizigers een negatieve testuitslag bij zich hebben kunnen vervoerders
doen door bij het instappen of gedurende de reis aan de reiziger te vragen de negatieve
testuitslag te tonen. Bij busvervoer is het relatief eenvoudig om bij het instappen
te controleren of de reiziger de negatieve testuitslag heeft. Voor het treinvervoer
is dit aanzienlijk lastiger, gezien het aantal deuren waar in- en uitgestapt kan worden.
Om die reden is het voor het treinvervoer alleen werkbaar dat de controle in de trein
tijdens de reis plaatsvindt, tegelijk met de kaartcontrole. Het is noodzakelijk dat
deze controle dan wel gebeurt voordat de eerste stopplaats of het eerste station in
Nederland wordt bereikt. Op Nederlands grondgebied moet de vervoerder immers ervoor
zorgen dat alle reizigers de negatieve testuitslag hebben en overtreding vermijden.
De verplichting voor de vervoerder houdt ook in dat in het aanbod van de vervoerder
aan de passagier besloten moet liggen dat rechtmatig aan de passagier vervoer kan
worden geweigerd, als deze niet over een negatieve testuitslag beschikt. Voor de handhaving
van een situatie waarin vervoer aan een passagier geweigerd moet worden, wordt aangesloten
bij de bestaande regelgeving op dat terrein en de rol van de (spoorweg)politie.
Op de wijze waarop vervoerders uitvoering geven aan het nieuwe artikel 6.7a wordt
toezicht gehouden en zo nodig handhavend opgetreden. De overtreding van dit artikel
is strafbaar gesteld op grond van artikel 68bis van de Wet publieke gezondheid. Een
dergelijke overtreding kan onder andere beboet worden met een geldboete van de eerste
categorie. Dit bedraagt voor een natuurlijk persoon maximaal 435 euro en kan voor
een rechtspersoon maximaal 4.350 euro bedragen. Op de naleving wordt toezicht gehouden
door onder andere de politie en aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Ook
kan zo nodig bestuursdwang of een last onder dwangsom toegepast worden in het geval
de Minister van VWS of een door hem aangewezen toezichthouder een bevel heeft gegeven
over de uitvoering van artikel 6.7a.
6. Verhouding gemeentelijke regelgeving
In de toelichting bij de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, en de wijziging
daarvan op 14 december 2020, is aangegeven dat in de fase waarin de bestrijding van
het virus zich bevindt lokaal maatwerk van de burgemeester slechts zeer beperkt kan
worden toegepast. Vrijwel alle gemeenten zitten in een hoog inschalingsniveau, het
aantal besmettingen ligt hoog en de druk op de zorg is groot. Dat is op het moment
van het vaststellen van de onderhavige ministeriële regeling onverminderd het geval.
Daarom worden op het niveau van het Rijk uniforme maatregelen genomen om het aantal
besmettingen terug te brengen. Bij deze regeling waar het gaat om reizigers van buiten
Nederland is een uniforme aanpak van bijzonder belang. Door een uniforme aanpak is
het voor reizigers uit het buitenland namelijk helder welke regels gelden voor het
inreizen, ongeacht waar zij Nederland binnenkomen.
7. Regeldruk
Het nieuwe artikel 6.7a brengt regeldruk met zich voor vervoerders en voor reizigers
die gehouden zijn een negatieve testuitslag te tonen. Deze regeldruk is noodzakelijk
gezien het belang van de volksgezondheid. De negatieve testuitslag draagt er immers
aan bij dat het aantal besmetting niet toeneemt en dat varianten van het virus zich
niet via de betreffende reizigers naar Nederland kunnen verspreiden. De reiziger draagt
de kosten voor het laten afnemen van een PCR-test. De kosten van deze test is niet
exact te benoemen omdat de kosten hiervoor verschillen per land. Ook de vervoerder
zal door deze regeling een beperkte mate van regeldruk ervaren. De vervoerder moet
namelijk controleren of de reiziger in het bezit is van een negatieve testuitslag.
8. Parlementaire zeggenschap
Gelet op artikel 58c, derde lid, Wpg treedt deze ministeriële regeling op 29 december
2020 in werking, aangezien sprake is van een zeer dringende omstandigheid waarin ter
beperking van gevaar direct moet worden gehandeld. Door het grote aantal besmettingen
in Nederland en in het buitenland en door de in het buitenland gevonden varianten
van het virus, is het noodzakelijk om direct inreizigers te controleren op een negatieve
testuitslag. Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde
lid, Wpg. De regeling wordt binnen twee dagen na vaststelling aan beide Kamers der
Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt van rechtswege indien de Tweede Kamer
binnen een week na de toezending besluit niet in te stemmen met de regeling.
9. Inwerkingtreding
De onderhavige regeling treedt in werking op 29 december 2020. Vanwege de vereiste
spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn
van drie maanden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge