Rectificatie: Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 december 2021, nr. WJZ/ 21259867, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de vaststelling van de diverse vangstrechten voor 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op

  • Verordening (EU) 2021/1888 van de Raad van 27 oktober 2021 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van verordening (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2021, L 384),

  • Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PbEU 2022, L PM),

  • Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PbEU 2022, L PM)

  • en de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en de artikelen 17 en 18 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ komt te luiden:

Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn;

2. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden Oostzee’ komt te luiden:

Verordening (EU) 2021/1888 van de Raad van 27 oktober 2021 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2021, L 384);

3. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee komt te luiden:

Verordening (EU) PM van de Raad tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee;

B

Artikel 10, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘artikel 13, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.

2. In onderdeel c wordt ‘overeenkomstig de artikelen 52, 53 en 54 van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘overeenkomstig de artikelen 46, 47 en 48 van de verordening vangstmogelijkheden’.

C

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 7, eerste lid, 9a, eerste lid, 11a, 12, tweede lid, 13, eerste lid, 14, 18, 21, 21a, eerste lid en tweede lid, tweede volzin, 23, tweede lid en vierde lid, tweede volzin, 26, eerste tot en met vijfde lid, 27, 28, 32, eerste en derde lid, 33, 35, 36, 37, 38, tweede lid, 39, eerste en tweede lid, 39a, eerste lid, 42, 43, 44 en 51 van de verordening vangstmogelijkheden.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 12, eerste lid, 19, 23, eerste en derde lid en vierde lid, eerste volzin, 25, eerste, tweede en vijfde lid, 29, 34, 38, eerste en derde lid, 39, derde lid, 40, 41 en 45 van de verordening vangstmogelijkheden.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 15, 16 en 17 van verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PbEU 2021, L 31).

D

In artikel 16 wordt ‘artikel 9, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee’ vervangen door: ‘artikel 10, eerste en tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee’.

E

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: ‘10, derde lid,’.

2. In het tweede lid vervalt de zinsnede: ‘10, tweede lid,’

F

In artikel 18 wordt ‘artikel 18 van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘artikel 12 van de verordening vangstmogelijkheden’.

G

In artikel 29, vijfde lid, onder b, wordt ‘artikel 13, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.

H

Artikel 84a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder a, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘artikel 9a, derde lid, aanhef en onder c, van de verordening vangstmogelijkheden’.

2. In het eerste lid, onder a, wordt ‘artikel 11, lid 2 quater, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘artikel 9a, derde lid, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’.

3. In het derde lid, aanhef, wordt ‘artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder b, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘artikel 9a, derde lid, aanhef en onder d, van de verordening vangstmogelijkheden’.

4. In het derde lid, onder a, wordt ‘artikel 11, lid 2 quater, onder b, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘artikel 9a, derde lid, onder d, van de verordening vangstmogelijkheden’.

I

In artikel 98, derde lid, wordt ‘artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder a of b, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘artikel 9a, derde lid, aanhef onder c of d, van de verordening vangstmogelijkheden’.

J

Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening, de artikelen 9a, vijfde lid, en 10, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden, artikel 29, vierde lid, van verordening 2017/2107, de artikelen 7, 10, 11, en 12 van verordening 2019/1241 en de artikelen 8, eerste en tweede lid, en 9, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is verboden op zee, in het zeegebied, in de kustwateren, in de visserijvrije zone of in de onmiddellijke nabijheid van wateren:

    • a.

      • (i) in de artikel 9a, vijfde lid, onderdeel a, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde periode zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 9a, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden;

      • (ii) in de in artikel 9a, vijfde lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde periode meer dan het in dat artikellid en onderdeel bedoelde aantal zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 9a, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden;

      • (iii) meer dan het in artikel 10, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde aantal zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden.

    • b. meer dan 25 stuks dan wel meer dan 20 kilogram kabeljauw voorhanden te hebben.

3. In het derde lid wordt ‘artikel 11, vijfde lid, onderdeel b, of zesde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: ‘de artikelen 9a, vijfde lid, onderdeel b, of 10, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.

K

De bijlagen 8 en 9 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen A respectievelijk B.

L

In Bijlage 11. Behorende bij artikel 140c van de Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt in de regels 1 en 2 van [CSH/GN 3062310] telkens ‘3.000’ vervangen door ‘3.250’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 december 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze: J.C. Goet Secretaris-Generaal Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

BIJLAGE A BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL K, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 23 DECEMBER 2021, NR. WJZ/21259867, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE DIVERSE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2022

BIJLAGE 8, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 1, EERSTE LID, 21, EERSTE LID, EN 29, EERSTE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De vissoorten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, de vangstgebieden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en de percentages, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij voor het kalenderjaar 2022

Vissoort

Gebied

Percentage

Blauwe wijting

Wateren van het Verenigd Koninkrijk, wateren van de Unie en internationale wateren van de ICES-gebieden 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14

80,3895%

Grote Zilversmelt

ICES-gebieden 6 en 7, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-gebied 5

25,0891%

Haring

Wateren van het Verenigd Koninkrijk, Noorse wateren en internationale wateren van de ICES-gebieden 1 en 2

91,9233%

Wateren van het Verenigd Koninkrijk, wateren van de Unie en Noorse wateren van ICES-deelgebied 4 ten noorden van 53°30'NB

112,0155%

ICES-gebieden 4c en 7d

124,2648%

ICES-gebieden 6b en 6a-Noord, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-gebied 5b

24,6304%

ICES-gebieden 6a-Zuid, 7b en 7c

25,0018%

ICES-gebieden 7a, ten zuiden van 52°30'NB, 7g, 7h, 7j en 7k

26,2884%

Horsmakreel

Wateren van het Verenigd Koninkrijk van de ICES-gebieden 4a, 6, 7a, 7b, 7c, 7e, 7f, 7g, 7h, 7i, 7j, 7k, 8a, 8b, 8d, 8e, wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-gebied 2a, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van 5b en internationale wateren van 12 en 14

69,9924%

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van de ICES-gebieden 4b, 4c en 7d

23,9803%

Kabeljauw

ICES-gebied 4, wateren van het Verenigd Koninkrijk van het ICES-gebied 2a, en het ICES-gebied 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

99,4002%

Makreel

ICES gebieden 6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van het ICES-gebied 5b en de internationale wateren van de ICES-gebieden 2a, 12 en 14

90,3737%

Schol

ICES-gebied 4, wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-gebied 2a en het ICES-gebied 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

94,3922%

Tong

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van ICES-gebied 4 en wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-gebied 2a

24,7010%

Wijting

ICES-gebied 4 en de wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-gebied 2a

123,0919%

BIJLAGE B BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL K, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 23 DECEMBER 2021, NR. WJZ/21259867, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE DIVERSE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2022

BIJLAGE 9, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 24 VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De bijvangsthoeveelheden, bedoeld in artikel 24 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij voor het kalenderjaar 2022

Artikel

Vissoort

Gebiedsomschrijving

Hoeveelheid (per vaartuig)

Artikel 24, eerste lid, onderdeel a

Kabeljauw:

ICES-deelgebied 4, wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a en het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

41 kilogram per maand

Wijting:

ICES-deelgebied 4 en wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a

49 kilogram per maand

Makreel:

ICES-deelgebied 4, ICES-sectoren 3a, 3b en 3c en ICES-deelsectoren van 22 tot en met 32

165 kilogram per maand

Artikel 24, eerste lid, onderdeel c

Kabeljauw:

ICES-deelgebied 4, wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a en het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

114 kilogram per jaar

Wijting:

ICES-deelgebied 4, wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a

74 kilogram per jaar

Makreel:

ICES deelgebied 4, ICES-sectoren 3a, 3b en 3c en ICES-deelsectoren van 22 tot en met 32

41 kilogram per jaar

Artikel 24, eerste lid, onderdeel d

Horsmakreel:

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d

59 kilogram per jaar

TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit betreft onder meer de verordeningen vangstmogelijkheden, alsmede de verordeningen waarin specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor meerdere jaren zijn vastgelegd, de zogenoemde meerjarenplannen. In de verordeningen vangstmogelijkheden zijn onder meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie voor vissersvaartuigen van de Unie opgenomen, alsmede een aantal daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften.

Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal aanpassingen in de Uitvoeringsregeling doorgevoerd die samenhangen met een drietal in 2021 vastgestelde verordeningen tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden. Dit betreft de verordening vangstmogelijkheden1, verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee2 en verordening vangstmogelijkheden Oostzee3.

Ten tijde van het opstellen van deze regeling en toelichting, in december 2021, zijn de onderhandelingen tussen de Unie met het VK net afgerond en is er een visserijovereenkomst voor 2022. Deze uitkomsten zijn nog niet omgezet in Europese regelgeving. Doordat er tot voor kort nog geen visserijovereenkomst was met het VK, en om het risico dat vissers niet konden vissen per 1 januari 2022 te voorkomen, zijn in de verordening vangstmogelijkheden voorlopige vangstmogelijkheden vastgesteld voor de gedeelde bestanden met het VK voor de eerste drie maanden van 2022. Deze zijn vastgesteld op 25% van de vangstmogelijkheden van het jaar 2021. Ten aanzien van een aantal visbestanden wordt tussen 40% en 85% van de vangstmogelijkheden van 2021 vastgesteld, onder andere in verband met seizoengebonden visserij. Het uitgangspunt is dat in het begin van 2022 de betreffende verordeningen en dus ook de onderhavige regeling zullen worden aangepast.

2. Verordeningen vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden die zijn vastgelegd in de verordening vangstmogelijkheden, kunnen worden onderscheiden in vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen. Vangstbeperkingen zijn maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er totaal uit bepaalde gebieden mag worden gevangen, de zogenoemde TAC (Total Allowable Catch, ook wel totale toegestane vangst), onder welke voorwaarden dat mag en hoe die hoeveelheden zijn verdeeld over de lidstaten, de zogenoemde quota. In een aantal gevallen is een deel van de TAC niet aan individuele lidstaten toegekend en kunnen deze hoeveelheden – veelal als bijvangst – worden opgevist door alle vissers uit de EU. Inspanningsbeperkingen zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen dat er gevist mag worden. De vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie en voorvaartuigen van de Unie in andere wateren, worden tezamen met de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vastgesteld.

3. Regeldruk

Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich mee.

4. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten

Deze regeling wordt in december 2021 gepubliceerd en treedt in werking op 1 januari 2022. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van die uitgangspunten is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding daarvan wordt gepubliceerd. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter te rechtvaardigen, nu deze wijzigingsregeling strekt tot uitvoering van bindende EU-regelgeving. Daarbij speelt mee dat deze EU-regelgeving deels ook pas in december 2021 is vastgesteld.

II Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

Deze onderdelen strekken ertoe om de verwijzingen naar de verordening vangstmogelijkheden, de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee en de verordeningen vangstmogelijkheden Oostzee in artikel 1 te actualiseren. Nu nog niet alle nieuwe verordeningen in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd, bevatten de beschrijvingen van die verordeningen geen nummering en vindplaats.

Onderdeel B

De wijzigingen in artikel 10 zijn het gevolg van vernummeringen in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden.

Onderdeel C

Dat het eerste en tweede lid van artikel 13 opnieuw worden vastgesteld is grotendeels het gevolg van vernummeringen in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden. Ook zijn de artikelen 15, 16 en 17 van de vorige verordening vangstmogelijkheden niet teruggekomen in de nieuwe verordening (zie toelichting nieuw vierde lid). Hetzelfde geldt voor de artikelen 36 en 37 en voor de tweede volzin in het tweede lid van artikel 38 (nu artikel 32). Voor artikel 10a van de nieuwe verordening vangstmogelijkheden (eerder artikel 12) moeten lidstaten zelf een termijn vaststellen. Deze zal op een later moment worden vastgesteld.

Nieuw in het eerste lid is de toevoeging van artikel 21a dat specifieke regels geeft voor de vangst van tropisch tonijn.

In het eerste en tweede lid zijn geen verwijzingen naar artikel 12 van de verordening vangstmogelijkheden opgenomen (eerder artikel 18) omdat de verbodsbepaling van dat artikel is geregeld in artikel 18 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij. Ook verwijzingen naar de artikelen 10 en 50 van de verordening vangstmogelijkheden zijn niet opgenomen omdat hetgeen daarin is bepaald, ook is geregeld in respectievelijk de artikelen 20 en 10 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

Nieuw toegevoegd wordt het vierde lid waarin het verboden wordt te handelen in strijd met drie artikelen uit de oude verordening vangstmogelijkheden.4 Artikel 59, tweede alinea, van die verordening bepaalt dat de artikelen 15, 16 en 17 blijven gelden totdat er een gedelegeerde handeling met technische maatregelen voor de noordwestelijke wateren van toepassing wordt. Nu dit nog niet het geval is, blijven deze artikelen dus geldig.

Onderdeel D

Door het invoegen van een nieuw artikel 9 in de verordening vangstmogelijkheden Oostzee is het eerdere artikel 9 vernummerd tot artikel 10. Daarnaast is er een nieuw tweede lid toegevoegd. Dit lid bevat de verbodsbepaling om met beuglijnen te vissen buiten vier zeemijl vanaf de basislijn in de deelsectoren 22 tot en met 31.

Onderdeel E

Artikel 10 van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee is vervallen. De verwijzing daarnaar in artikel 17 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij kan daarom ook vervallen.

Onderdelen F en G

De wijzigingen in deze artikelen zijn het gevolg van vernummeringen in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden.

Onderdelen H en I

In de nieuwe verordening vangstmogelijkheden zijn de regels ten aanzien van het vissen op zeebaars op een andere wijze vormgegeven. Dit zorgt ervoor dat de verwijzingen in artikel 84a aangepast moeten worden. Voor de subonderdelen a en b van artikel 9a, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden worden geen vismachtigingen afgegeven omdat hiervoor niet het vereiste geldt dat er gevist moet zijn in de referentieperiode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2016.

Onderdeel J

Artikel 120 bevat de verbodsbepalingen voor recreatievisserij op zee. In de verordening vangstmogelijkheden Oostzee is een nieuw artikel 9 opgenomen dat een verbodsbepaling bevat ten aanzien van recreatievisserij op zalm in de ICES-deelsectoren 22 tot en met 31. Deze verbodsbepaling wordt opgenomen in artikel 120. Overigens zijn de verbodsbepalingen in artikel 8 van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee ten aanzien van recreatievisserij op kabeljauw in de deelsectoren 22 tot en met 26 inhoudelijk gewijzigd in de nieuwe verordening, maar dit leidt niet tot een wijziging in artikel 120 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

De wijzigingen ten aanzien van de verordening vangstmogelijkheden hebben betrekking op vernummeringen waardoor de leden in verschillende artikelen terecht zijn gekomen.

Onderdeel K

In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 bij de Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt nationaal uitvoering gegeven aan de verordening vangstmogelijkheden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten, met specifieke duiding van de wateren of gebieden waarvoor deze contingenten gelden.

Onderdeel L

Bijlage 11 bevat de op grond van artikel 31, vierde lid, van de zogenoemde GMO-verordening5 en artikel 140c van de Uitvoeringsregeling vast te stellen drempelprijzen. De drempelprijzen ten aanzien van garnalen zijn gewijzigd (verhoogd) ten opzichte van 2021, van € 3,00 per kilogram naar € 3,25 per kilogram.

Conform artikel 31 van de GMO-verordening kan elke producentenorganisatie voor visserijproducten, vóór het begin van elk jaar, een drempelprijs voor toepassing van het in artikel 30 bedoelde opslagmechanisme voorstellen. Door de Coöperatieve Visserij Organisatie (CVO) is voorgesteld de drempelprijs van garnalen te verhogen naar € 3,25 per kilogram, zoals ook is opgenomen in het door de CVO opgestelde productie- en afzetprogramma 2022. De voorgestelde drempelprijs voldoet aan de criteria als bedoeld artikel 31, tweede en derde lid, van de GMO-verordening. De verhoging valt binnen de in het tweede lid genoemde maximale grens van 80% van het gewogen gemiddelde van de prijs over de voorgaande drie jaren.

De voornaamste reden voor de verhoging betreft het voorkomen dat de economische rentabiliteit van de garnalenvissers in het geding komt door problemen met de aanvoer. Wanneer garnalen de drempelprijs raken, kan de CVO de garnalen van de aangesloten garnalenvissers opkopen en opslaan (om ze vervolgens in een later stadium weer op de markt te brengen) en inspanningsbeperkende maatregelen nemen. Deze maatregelen dragen bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening, als bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de GMO-verordening.

Artikel II

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. In paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting is aangegeven hoe deze publicatie en data van inwerkingtreding zich verhouden tot het kabinetsbeleid betreffende de vaste verandermomenten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze: J.C. Goet Secretaris-Generaal Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit


X Noot
1

Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.

X Noot
2

Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

X Noot
3

Verordening (EU) 2021/1888 van de Raad van 27 oktober 2021 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2020/123 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2021, L 384).

X Noot
4

Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021, tot vaststelling voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PbEU 2021, L 31).

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354).

Naar boven