de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, onderdelen a, b, d en h, 5, eerste lid, 8,
15, 16, 17, eerste en vierde lid, 19, tweede lid, 25, 34, eerste lid, 44, tweede lid,
48, eerste lid, 50, vierde en zevende lid, van het Kaderbesluit nationale EZK-en LNV-subsidies;
Besluit:
TOELICHTING
1. Aanleiding
Dierentuinen zijn zwaar geraakt door de coronacrisis en lijden als gevolg daarvan
grote verliezen, terwijl er nauwelijks bezuinigd kan worden op de hoge vaste kosten
voor dierverzorging en noodzakelijk onderhoud. Dierentuinen waren meerdere malen verplicht
gesloten en konden in deze periodes geen bezoekers ontvangen en konden daardoor nauwelijks
inkomsten genereren. De hoge vaste kosten voor dierverzorging en noodzakelijk onderhoud
liepen onderwijl gewoon door. Dit levert een reëel risico op voor het dierenwelzijn
en de maatschappelijke waarde van dierentuinen.
Op grond van de Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 (hierna: Tijdelijke
subsidieregeling) is aan dierentuinen subsidie verleend voor de periode 18 maart 2020
tot en met 30 september 2020, waarin zij eerst gesloten waren in verband met de eerste
lockdown, en vervolgens beperkt bezoekers konden ontvangen door afstands- en hygiënemaatregelen.
Door de aanhoudende crisis waren dierentuinen opnieuw verplicht gesloten van 9 november
tot en met 18 november 2020. Ook in de tweede lockdown van 15 december 2020 tot en
met 19 mei 2021 waren ze gesloten om de verspreiding van het coronavirus te beperken.
Voor dierentuinen, die alleen bezoekers binnen kunnen ontvangen, gold zelfs een verplichte
sluiting tot en met 4 juni 2021.
Gedurende bijna een half jaar hebben dierentuinen nauwelijks inkomsten ontvangen.
De Tijdelijke subsidieregeling en de generieke steunmaatregelen vanuit de rijksoverheid
zijn voor de sector niet toereikend gebleken om ook de kosten in de tweede en derde
periode van verplichte sluiting op te vangen. Daarom heeft het kabinet besloten de
dierentuinen aanvullende steun te verlenen van ongeveer 52 miljoen euro voor de periodes
waarin de dierentuinen wederom verplicht gesloten waren. Door onderhavige wijziging
van de Tijdelijke subsidieregeling kunnen dierentuinen subsidie aanvragen voor de
gemaakte kosten voor verzorging van de dieren in de genoemde perioden van sluiting.
Tevens is de regeling op een aantal inhoudelijke punten verduidelijkt of aangepast,
mede naar aanleiding van een enquête die is uitgezet bij de deelnemende dierentuinen,
om de werking van de Tijdelijke subsidieregeling te evalueren.
2. Inhoudelijke wijzigingen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen van de Tijdelijke
regeling.
a. Dierentuin met binnenruimtes
Op grond van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 waren zoals eerder aangegeven,
dierentuinen verplicht gesloten. Per 19 mei 2021 zijn de maatregelen ter verspreiding
van het coronavirus versoepeld1. Vanaf dat moment mochten ingevolge artikel 4.11 van die regeling, zoals dat destijds
luidde, de in de buitenlucht gelegen delen van onder andere dierenparken onder voorwaarden
weer open gaan voor publiek. De publieke binnenruimtes van deze locaties moesten echter
gesloten blijven. Dit betekende dat dierentuinen waar bezoekers de dieren enkel in
binnenruimten kunnen bekijken, nog langer gesloten moesten blijven. Pas vanaf 5 juni
2021 mochten ook publieke binnenruimtes weer open.
Op grond van het nieuwe artikel 2, derde lid, van de Tijdelijke subsidieregeling (artikel
I, onderdeel B) kunnen dierentuinen, die alleen binnen bezoekers voor hun dierenverblijven
kunnen ontvangen, voor twee periodes subsidie aanvragen, dus ook voor de periode van
19 mei tot en met 4 juni 2021.
Daar dierentuinen die zowel binnen- als buitenruimten hebben wel bezoekers hebben
kunnen ontvangen en dus niet op grond van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
gesloten hoefden te zijn, kunnen deze dierentuinen alleen een aanvraag voor subsidie
doen voor de periode tot 19 mei 2021.
b. EBIT
Artikel 3, derde lid, is zodanig aangepast dat in dit artikel overal gesproken wordt
over ‘EBIT’ (artikel I, onderdeel C). EBIT is in artikel 1 van de regeling gedefinieerd
als: winst voor rente en belastingen. Dit wordt ook wel het resultaat genoemd. De
toepassing hiervan is niet anders dan bij de eerste openstelling. Er zijn twee mogelijkheden.
De berekening van de EBIT kan plaatsvinden door het resultaat voor rente en belastingen
te bepalen over de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De tweede mogelijkheid
is door het resultaat voor rente en belastingen van het boekjaar op dagbasis toe te
rekenen aan de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
c. Expliciete vermelding subsidiabele kosten
Bij de uitvoering van de eerste Tijdelijke subsidieregeling bleek dat onduidelijk
was of bepaalde kosten al dan niet subsidiabel waren. Het gaat bijvoorbeeld om de
kosten voor verrijkingsmateriaal in de dierverblijven, maar ook om de kosten voor
de aanschaf van bedrijfskleding. Aangezien dit kosten betreft die noodzakelijk zijn
voor het direct of indirect waarborgen van het niveau van dierenwelzijn, zijn deze
kosten in artikel 4, eerste lid, ten behoeve van de duidelijkheid expliciet aangemerkt
als subsidiabele kosten (artikel I, onderdeel D).
d. Reguliere sluiting
Voor de kosten die in aanmerking komen voor subsidie is in het nieuwe artikel 4, vijfde
lid (artikel I, onderdeel D) een uitzondering opgenomen voor de gemaakte kosten tijdens
een periode die overeenkomt met de dagen dat de dierentuin in het referentiejaar gesloten
was. Het gaat hierbij om een dag of dagen waarop regulier bezoek niet mogelijk is.
Een aantal dierentuinen is bijvoorbeeld elke week een of meerdere dagen gesloten.
Daarnaast is een aantal dierentuinen gesloten voor publiek tijdens de winterperiode.
Ook kunnen dierentuinen tijdens feestdagen gesloten zijn.
De kosten die voor deze dagen zijn gemaakt, kunnen niet opgevoerd worden als subsidiabele
kosten. De subsidie is bedoeld ter ondersteuning van de geleden nadelen als gevolg
van de ter voorkoming van de verspreiding van de COVID-19 uitbraak getroffen maatregelen.
Om bij de aanvraag en het toekennen van de subsidie overcompensatie voor dierentuinen
te voorkomen, moeten de dag of dagen van sluiting in het referentiejaar worden uitgesloten
van subsidie. Als de sluiting in het referentiejaar een uitzondering was, zoals bijvoorbeeld
een verbouwing, dan is deze voorwaarde niet van toepassing.
e. Transitieplan
Dierentuinen die in aanmerking willen komen voor een subsidie worden geacht een zogenoemd
transitieplan in te dienen. Indien al gebruik is gemaakt van de eerste openstelling
voor subsidie en toen dus al een transitieplan opgesteld is, hoeft dit ingevolge het
nieuwe artikel 8, vierde lid, (artikel I, onder H) bij de tweede openstelling niet
nogmaals plaats te vinden. Een transitieplan is namelijk een plan dat ziet op de toekomst
en de door de dierentuinen opgestelde transitieplannen worden nu in de praktijk gebracht.
Het is daarom niet proportioneel om de dierentuinen die al een transitieplan hebben
ingediend, dat opnieuw te laten doen. Dit heeft ook geen toegevoegde waarde. Indien
aan een dierentuin nog geen subsidie is verleend of als de dierentuin bij de aanvraag
tot subsidievaststelling niet aan deze verplichting heeft voldaan, zal er (alsnog)
een transitieplan ingediend moeten worden.
3. Staatssteun
De subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt is aan te merken als staatssteun
in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie (hierna: VWEU). Conform artikel 108, derde lid, van het VWEU is deze
steunmaatregel ter voorafgaande goedkeuring bij de Europese Commissie aangemeld.
De regeling is genotificeerd bij de Europese Commissie op grond van artikel 107, tweede
lid, onderdeel b, van de VWEU. Een steunmelding direct op deze grond van het VWEU
kan – in het geval van de dierentuinen – alleen steun bevatten die schade compenseert
die rechtstreeks het gevolg is van de ter voorkoming van de verspreiding van de COVID-19
uitbraak getroffen maatregelen. Omdat deze regeling ziet op de periode dat de dierentuinen
volledig moesten sluiten ter voorkoming van de verspreiding van COVID-19, is daar
sprake van.
De onderhavige subsidieregeling past binnen de voorwaarden van artikel 107, tweede
lid, onderdeel b, van de VWEU en is om die reden op 9 december 2021 goedgekeurd door
de Europese Commissie (SA.100258 (2021/N)).
4. Regeldruk
In deze paragraaf worden de regeldrukeffecten van de regeling benoemd. Regeldrukeffecten
zijn de investeringen en inspanningen die de dierentuinen verplicht zijn te doen voor
een subsidieaanvraag. Voor de tweede openstelling voor subsidie moeten voor een groot
deel dezelfde handelingen worden gedaan als voor een subsidieaanvraag van de eerste
openstelling. Een verschil is hier wel dat het transitieplan niet opgesteld hoeft
te worden als dat bij de eerste openstelling al is ingediend. Ook het bijwonen van
een informatiebijeenkomst en het kennisnemen van de regeling zal niet tot bijkomende
kosten leiden voor dierentuinen die ook gebruik hebben gemaakt van de regeling ten
aanzien van de eerste openstelling. Voor het merendeel zullen de aanvragers voor subsidie
dierentuinen zijn die ook gebruik hebben gemaakt van de subsidieregeling bij de eerste
openstelling. De verwachting is dat er enkele nieuwe aanvragers voor subsidie zullen
zijn. Maar naar verwachting zullen de totale kosten lager uitvallen dan bij de eerste
openstelling.
Voor het voorbereiden van de aanvraag zullen allerlei gegevens opgezocht moeten worden.
Er wordt met een gemiddeld uurtarief gerekend van € 39,–. Naar verwachting kost het
verzamelen van de gegevens voor de inschrijving 20 uur. Voor het invullen van de aanvraag,
wordt ook met een gemiddeld uurtarief van € 39,– gerekend. Voor het inschrijven op
de regeling zal naar verwachting anderhalf uur nodig zijn. De verwachting is dat de
aanvraag niet arbeidsintensief is, omdat met het online aanvraagformulier snel duidelijk
is wat er moet worden ingevuld en dierentuinen hier al ervaring mee hebben door de
aanvraag tijdens de eerste openstelling. Aan de andere kant zal het wellicht iets
meer tijd kosten, omdat gegevens uit 2020 en 2021 verzameld moeten worden. De verwachting
is dat de kosten voor het voorbereiden en invullen van de aanvraag gelijk zullen blijven
met de kosten zoals aangegeven in de toelichting bij de eerste openstelling en hiermee
uitkomen op circa € 50.310 (€ 39/ uur x 21,5 uur x 60).
Daarnaast dient de aanvraag tot vaststelling van de subsidie gedaan te worden. De
geschatte tijdsbesteding hiervoor is twee uur. Hier wordt weer met het standaard tarief
gewerkt van € 39,– per uur. De kosten bedragen € 4.680 (€ 39/ uur x 2 uur x 60). Voor
subsidiebedragen boven de € 125.000,– dient een verklaring van een accountant volgens
een door de Minister ter beschikking gesteld model of een door de Minister geaccepteerd
vergelijkbaar document aangeleverd te worden. Er wordt gerekend met een gemiddeld
tarief van € 85,– voor de controle door een accountant. Geschat wordt dat voor deze
controle tenminste 30 uur nodig is en dat circa 20 dierentuinen dit moeten doen. De
totale kosten komen hiermee uit op circa € 51.000 (€ 85/uur x 30 uur x 20).
Uitgaande van circa 60 dierentuinen die een aanvraag zullen doen, komen de totale
regeldrukkosten voor het aanvragen van de subsidievaststelling uit op circa € 105.990,–
(inschrijven regeling € 50.310,– + aanvragen vaststelling € 4.860,– + eventueel controleverklaring
€ 51.000,–).
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft besloten het dossier niet te selecteren
voor een formeel advies.
5. Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid
inzake de vaste verandermomenten. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat een
snelle inwerkingtreding van de subsidieregeling aanmerkelijke nadelen voor de doelgroep
voorkomt.
Gelet op het tijdelijke en eenmalige karakter van de regeling vervalt deze per 1 augustus
2022. De verplichtingen voortvloeiend uit de op grond van deze regeling genomen besluiten
blijven echter gelden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten