TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
De subsidiemodule Investeringen in mosselzaadinvanginstallaties (hierna: MZI’s) is
opgenomen in paragraaf 3.2 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 (Stcrt. 2021, 42802) (hierna: REES 2021). Deze subsidiemodule is gericht op de stimulering van het gebruik
van een MZI voor de mosselzaadvangst. De bodemvisserij op mosselzaad in de Waddenzee
zal worden vervangen door de vangst van mosselzaad aan touwen en netten in de waterkolom,
via de zogenaamde MZI’s. Door invulling te geven aan deze beleidsdoelstelling wordt
de mosselsector minder afhankelijk van de natuurlijke zaadval in de Waddenzee en wordt
de vrije mosselzaadvisserij in het Waddensysteem teruggedrongen. Het beleid draagt
bij aan verdere verduurzaming van de mosselvisserij in de Waddenzee en daarmee aan
versterking van de Waddenzee als uniek ecologisch systeem. De subsidiemodule voor
het investeren in MZI’s stimuleert de transitie van de mosselsector.
In de subsidiemodule is bepaald dat de subsidieverlening alleen plaats zal vinden
als het Operationeel Programma EMFAF, dat gebaseerd is op Verordening (EU) 2021/1139
van het Europees parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees
Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening
(EU) 2017/1004 (PbEU 2021, L 247) (hierna: verordening 2021/1139), is goedgekeurd
door de Europese Commissie en de subsidie past binnen deze goedkeuring (artikel 3.2.2,
tweede lid, van de REES 2021). Met onderhavige regeling wordt de beslistermijn op
aanvragen om subsidie verlengd omdat de Europese Commissie heeft aangegeven dat de
goedkeuring van het Operationeel Programma EMFAF op een later moment zal plaatsvinden
dan eerder was gecommuniceerd. Het verlengen van de beslistermijn is noodzakelijk
om subsidie te kunnen verlenen op grond van een goedgekeurd Operationeel Programma
EMFAF. In paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting zal hier nader op in
worden gegaan.
Daarnaast komt met onderhavige regeling een afwijzingsgrond (3.2.7, aanhef en onderdeel
c, van de REES 2021) te vervallen.
De afwijzingsgrond is ten onrechte opgenomen in de subsidiemodule voor MZI’s. Het
laten vervallen van de afwijzingsgrond voorkomt dat aanvragen van ondernemers, die
wel voldoen aan de overige voorwaarden die zijn opgenomen in de subsidiemodule voor
MZI’s, worden afgewezen. In paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting wordt
hier nader op ingegaan.
Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een bepaling te verhelderen. In
paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting wordt hier nader op ingegaan.
Tot slot wordt de aanvraagperiode voor de subsidiemodule voor MZI’s verlengd door
een wijziging van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021. In paragraaf
5 van het algemeen deel van de toelichting wordt hier nader op ingegaan.
2. Verlenging beslistermijn aanvragen om subsidie
De Europese Commissie heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geïnformeerd
dat het verlenen van de goedkeuring op het Operationeel Programma EMFAF naar alle
waarschijnlijkheid niet kan plaatsvinden voor juni 2022. Dit heeft te maken met interne
procedures bij de Europese Commissie die eerst moeten worden doorlopen voordat tot
goedkeuring kan worden overgegaan. Omdat subsidieverlening onder voorwaarde staat
van een goedgekeurd Operationeel Programma EMFAF is het noodzakelijk om de beslistermijn
op de aanvragen om subsidie in het kader van de MZI subsidiemodule die is opgenomen
in artikel 3.2.2, derde lid, van de REES 2021 te verlengen om subsidie te kunnen verlenen
(artikel I, onderdeel B, van deze regeling). Het Operationeel Programma EMFAF moet
goedgekeurd zijn om binnen de regels van verordening 2021/1139 en de staatssteunregels
subsidie te kunnen verstrekken. In paragraaf 7 van het algemeen deel van de toelichting
behorende bij de REES 2021 wordt hier nader op ingegaan.1
3. Vervallen afwijzingsgrond vergunning op grond van de Wet natuurbescherming
In paragraaf 1 van de toelichting is aangegeven dat de subsidiemodule voor het investeren
in MZI’s de transitie van de mosselsector van bodemvisserij op mosselzaad in de Waddenzee
naar de vangst van mosselzaad via MZI’s stimuleert. De mosselkweekondernemingen die
deze transitie ondergaan zijn ondernemingen die allen houder zijn van een vergunning
als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij voor het
vissen op mosselzaad in de Waddenzee.
Vergunningen die zijn verleend op grond van de Wet natuurbescherming (artikel 2.7,
tweede lid, in samenhang met artikel 1.3, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming)
voor het exploiteren van een mosselzaadinvanginstallatie in de Waddenzee, Oosterschelde
of Voordelta zijn onlosmakelijk verbonden met de hiervoor genoemde visserijvergunning.
De mosselkweekondernemingen die beschikken over de genoemde visserijvergunning ondergaan
de transitie en maken op basis van de vergunning, die wordt verleend op grond van
de Wet natuurbescherming, gebruik van MZI’s voor het invangen van mosselzaad. De vergunningen
die op grond van de Wet natuurbescherming zijn verleend, staan echter op naam van
de mosselkweekonderneming die de vergunning heeft aangevraagd als hoofd van een cluster
mosselkweekondernemingen. De MZI-kavels (de ruimte voor het MZI-systeem) worden namelijk
vergund aan een specifieke vergunninghouder. In de praktijk worden voor de vergunde
ruimte meerdere vaartuigen ingezet, zowel van de mosselkweekonderneming op wiens naam
de vergunning staat (de vergunninghouder) als ook van andere mosselkweekondernemingen.
De vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is een zaaksgebonden vergunning,
wat met zich mee brengt dat iedereen die het betreffende project uitvoert, gebonden
is aan de vergunning, onafhankelijk van op wiens naam de vergunning is gesteld. Iedereen
die niet volgens de vergunning handelt, handelt in strijd met artikel 2.7, tweede
lid, en 5.3, vierde lid, van de Wet natuurbescherming. De mosselkweekondernemingen
die het project uitvoeren, en dus gebruik kunnen maken van de vergunning op grond
van de Wet natuurbescherming, zijn allen ondernemingen die op grond van visserijregelgeving
over een visserijvergunning beschikken.
In de afwijzingsgrond die in artikel 3.2.7, aanhef en onderdeel c, van de REES 2021
was opgenomen stond dat de aanvraag wordt afgewezen als de aanvrager geen houder is
van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming voor het exploiteren van
een mosselzaadinvanginstallatie in de Waddenzee, Oosterschelde of Voordelta. Hiervoor
is uiteengezet dat niet iedere mosselkweekonderneming ‘vergunninghouder’ is, maar
wel gebonden is aan de op grond van de Wet natuurbescherming verleende vergunning.
Aangezien niet alle mosselkweekondernemingen die de transitie ondergaan, en in aanmerking
zouden moeten kunnen komen voor subsidie op grond van de subsidiemodule voor MZI’s,
een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming op naam hebben staan, zou dat
betekenen dat aanvragen van deze mosselkweekondernemingen op grond van artikel 3.2.7,
aanhef en onderdeel c, van de REES 2021 afgewezen moeten worden. Deze uitwerking is
onwenselijk en strookt niet met de bedoeling van de bepaling.
Daarnaast is geconstateerd dat de desbetreffende afwijzingsgrond een overbodige bepaling
is, omdat de onlosmakelijke verbondenheid tussen de vergunningen die worden verleend
op grond van de Visserijwet en op grond van de Wet natuurbescherming er in de praktijk
voor zorgt dat alle mosselkweekondernemingen die in aanmerking komen voor subsidie
op grond van de subsidiemodule voor MZI’s en beschikken over een vergunning als bedoeld
in artikel 36, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij, reeds gebruik maken
van de verleende vergunningen voor de uitgegeven kavels voor MZI op grond van de Wet
natuurbescherming. Gelet hierop kan de afwijzingsgrond komen te vervallen (artikel
I, onderdeel C).
In artikel 3.2.9, aanhef en onderdeel d, van de REES 2021 is de verplichting opgenomen
voor de subsidieontvanger om in het jaar dat de subsidievaststelling wordt aangevraagd
te beschikken over een afgegeven vergunning op grond van de artikel 2.7, tweede lid,
in samenhang met artikel 1.3, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming voor het exploiteren
van een MZI in de Waddenzee, Oosterschelde of Voordelta. Hiervoor is vermeld dat het
niet voor alle ondernemingen mogelijk is om aan te tonen dat zij vergunninghouder
zijn van een afgegeven vergunning op grond van de Wet natuurbescherming. Aangezien
de bepaling in artikel 3.2.9, aanhef en onderdeel d, van de REES 2021 samenhangt met
de afwijzingsgrond in artikel 3.2.7, aanhef en onderdeel c, van de REES 2021 die bij
deze regeling komt te vervallen, kan de in artikel 3.2.9, aanhef en onderdeel d, van
de REES 2021 opgenomen verplichting tevens komen te vervallen (artikel I, onderdeel
D).
4. Verheldering algemene afwijzingsgronden
In artikel 3.1.3 van de REES 2021 zijn afwijzingsgronden opgenomen die gelden voor
alle subsidiemodules die in de REES 2021 worden opgenomen en uitvoering geven aan
het EMFAF. Het is mogelijk dat een subsidieaanvraag voor een deel ziet op de activiteiten
die niet subsidiabel zijn op grond van artikel 3.1.3, onderdeel b. Op grond van verordening
2021/1139, in samenhang met artikel 3.1.3 van de REES 2021, zal een subsidieaanvraag
worden afgewezen, voor zover de aanvraag ziet op de activiteiten die niet subsidiabel
zijn. Een strikte lezing van artikel 3.1.3 van de REES 2021 kan echter zorgen voor
onduidelijkheid of het wel mogelijk is om een subsidieaanvraag gedeeltelijk af te
wijzen.
Met onderhavige regeling wordt verhelderd dat een aanvraag ook gedeeltelijk kan worden
afgewezen, namelijk alleen voor zover deze ziet op de activiteiten die op grond van
artikel 3.1.3, onderdeel b, van de REES 2021, niet subsidiabel zijn (artikel I, onderdeel
A).
Vanzelfsprekend leidt de niet-ontvankelijkheid van de subsidieaanvrager, op grond
van artikel 3.1.3, onderdeel a, tot een volledige afwijzing van de aanvraag.
5. Verlenging openstelling
De openstelling van de subsidiemodule Investeringen in MZI’s wordt verlengd tot en
met 15 december 2021 (artikel II van de regeling). Deze verlenging hangt samen met
het laten vervallen van een afwijzingsgrond in de subsidiemodule en geeft ondernemers
meer tijd om aanvragen in te dienen.
6. Regeldruk
Aangezien in deze wijzigingsregeling slechts sprake is van een verlenging van de beslistermijn,
het laten vervallen van een afwijzingsgrond, verlenging van de openstellingstermijn
en een verheldering, is er geen sprake van een wijziging van informatieverplichtingen.
Deze regeling leidt daarom niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers
van deze subsidiemodule. Om deze reden is deze regeling niet voorgelegd aan het Adviescollege
Toetsing Regeldruk.
7. Inwerkingtreding
Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De regeling treedt in werking met ingang van
de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en
werkt terug tot 1 november 2021. Om ongewenste nadelen voor aanvragers te voorkomen,
is besloten af te wijken van de vaste verandermomenten voor regelgeving. Opgemerkt
wordt dat de aanvraagperiode voor de subsidiemodule wordt verlengd. Aan potentiële
aanvragers wordt daarmee gelegenheid geboden om een aanvraag beter voor te bereiden.
Reden voor de tijdige inwerkingtreding van deze module is de wens dat zo snel mogelijk
duidelijkheid gegeven kan worden over de aanvraagperiode. De onderhavige wijzigingsregeling
werkt terug tot en met 1 november 2021. De sinds 1 november 2021 ontvangen aanvragen
om subsidie, die zouden zijn afgewezen op grond van de afwijzingsgrond die bij deze
regeling zal komen te vervallen, komen als gevolg van de terugwerkende kracht van
de regeling (op voorwaarde dat ze aan de andere voorwaarden van de module voldoen)
toch in aanmerking voor subsidie.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten