De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikelen 27b, vijfde lid, 27c, vierde lid,
27j, tweede lid, en 68, tweede lid, van de Loodsenwet en artikelen 2.10,
onderdelen a en c, en 4.14, eerste lid, onderdeel c en derde lid, van het
Besluit markttoezicht registerloodsen;
BESLUIT:
TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Inleiding
Deze wijziging van de Regeling markttoezicht registerloodsen
(hierna: de Regeling) maakt onderdeel uit van de wijziging van de Loodsenwet
met de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen en de daaraan
gerelateerde wijziging van het Besluit markttoezicht registerloodsen (hierna:
het Besluit).
De aanleiding voor het wijzigen van de Loodsenwet, het Besluit en
de Regeling ligt in de in 2013 uitgevoerde evaluatie van de Wet markttoezicht
registerloodsen. Uit deze evaluatie bleek dat niet alle beleidsdoelen die ten
grondslag lagen aan die wet in voldoende mate bereikt zijn en dat het
toezichtsmodel niet optimaal functioneert.1 In de Loodsenwet zijn daarom diverse wijzigingen aangebracht
die de (financiële) positie van de gebruikers moeten verbeteren en het toezicht
door de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) moet optimaliseren. De
achtergrond van de Wet markttoezicht registerloodsen en de uitkomsten van de
evaluatie staan uitgebreid beschreven in de memorie van toelichting van de Wet
actualisatie markttoezicht registerloodsen.2 Naast hetgeen in het Besluit is opgenomen, is ook de Regeling
aangepast met het oog op de uitwerking van de Wet actualisatie markttoezicht
registerloodsen.
2. Hoofdlijnen
Bepaling uurtarief 2015
In artikel 6 van de Regeling wordt de hoogte van de directe en
indirecte integrale uurtarieven opgenomen. Deze tarieven zijn gebaseerd op het
jaar 2015, overeenkomstig artikel 68 van de wet.
Efficiencykorting alternatief voorstel
loodsgeldtarieven
In het Besluit is de nieuw in de Loodsenwet opgenomen
alternatieve berekening ten behoeve van de uitwerking van de efficiencyprikkel
verder uitgewerkt. In de berekening wordt de efficiencyprikkel toegepast als
een korting. Die korting is een bepaald percentage dat afhankelijk is van de
groei van het geraamde aantal te loodsen scheepsreizen in het volgende jaar ten
opzichte van het geraamde aantal te loodsen scheepsreizen waarop het geldende
tariefbesluit is gebaseerd.
In het nieuwe artikel 6a zijn de aan de verwachte toename van te
loodsen scheepsreizen gerelateerde kortingspercentages opgenomen.
Scheepsklassen
Voor de toepassing van artikel 2.10 van het Besluit, dat de
uitgangspunten benoemt van de toerekening van de kosten die gepaard gaan met
het loodsen van zeeschepen aan de zeehavengebieden, is het noodzakelijk dat de
indeling van schepen in scheepsklassen wordt opgenomen in deze regeling.
Artikel 6b voorziet hierin. Deze wijziging vloeit niet voort uit de genoemde
evaluatie, maar uit de aanpassing van de regelgeving aan de bestaande
praktijk.
3. Gevolgen
De financiële gevolgen en de gevolgen voor administratieve lasten
en regeldruk zijn beschreven in memorie van toelichting van de Wet actualisatie
markttoezicht registerloodsen. Daarin staan ook de gevolgen voor de uitvoering
en het toezicht. De onderhavige regeling heeft geen eigenstandige
gevolgen.
4. Consultatie
Deze regeling is samen met de wijziging van de Loodsenwet en de
Besluit markttoezicht registerloodsen op 6 september 2019 openbaar gemaakt voor
internetconsultatie. Omdat de reacties zagen op het geheel van deze
wijzigingsregelgeving, is dit nader toegelicht in de memorie van toelichting
bij het wetsvoorstel.3 Dit geldt eveneens voor de uitgevoerde toetsen van het
Adviescollege Toetsing Regeling (ATR) en de ACM.
5. Inwerkingtreding
Voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling wordt
aangesloten bij de inwerkingtreding van de wijziging van de Loodsenwet en van
het Besluit markttoezicht registerloodsen, vanwege de samenhang tussen de
wijzigingen. Daarbij is aangesloten bij de vaste verandermomenten die gelden
voor regelgeving.
II. Artikelsgewijs deel
Onderdelen A, B en D
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de namen van een
aantal openbare lichamen (onderdeel A), representatieve organisaties (onderdeel
B) en van een bestuursorgaan (onderdeel D) te actualiseren. In artikelen 1,
respectievelijk 2, van de Regeling zijn de openbare lichamen en de
representatieve organisaties opgesomd welke volgens de Loodsenwet om
zienswijzen moeten worden gevraagd over het toerekeningssysteem (artikel 27b,
vijfde lid), het voorstel voor de loodsgeldtarieven (artikel 27c, vierde lid)
en de kwaliteitsverantwoording (artikel 27j, tweede lid). In artikel 5 staat de
vertegenwoordigers van de bestuursorganen opgesomd die belast zijn met nautisch
beheer van een of meerdere zeehavens. Deze vertegenwoordigers dienen eveneens
te worden eveneens gevraagd om zienswijze op de kwaliteitsverantwoording.
Onderdeel C
In artikel 3 van de regeling waren de regionale overlegcommissies
opgesomd. Dit artikel is niet langer nodig doordat artikel 27c, vierde lid,
niet langer vereist dat er regionale overlegcommissies zijn. Derhalve vervalt
met onderdeel C de instelling van deze regionale overlegcommissies.
Onderdeel E
Op grond van artikel 68 van de Loodsenwet moeten bij ministeriële
regeling de hoogte van de integrale uurvergoeding worden vastgelegd. In de wet,
en daarmee ook in het nieuwe artikel 6, worden twee integrale uurtarieven
vastgelegd. Ten eerste is er een integraal uurtarief voor de uitvoering van
verrichtingen van een registerloods aan boord of op afstand (onder a). Ten
tweede is er een integraal uurtarief voor uren die worden besteed aan andere
taken dan strikt genomen tot het loodsingsproces behoren (onder b).4 In de integrale uurvergoeding zijn dus de wacht- en reisuren
en de beschikbaarheidsuren verdisconteerd, wat een aanpassing is ten opzichte
van de oude situatie.
De bedragen zijn bij deze aanpassing ook direct gebaseerd op het
jaar 2015, waar het oude artikel 6 nog uitging van de arbeidsvergoeding voor
het jaar 2003. Het jaartal 2015 is met de Wet actualisatie markttoezicht
registerloodsen vastgelegd in artikel 68 van de Loodsenwet.
Onderdeel F
Zoals in de memorie van toelichting5 bij de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen is
opgenomen, ligt een aantal beleidsdoelen ten grondslag aan de tariefregulering.
De belangrijkste zijn een gelijkmatige tariefontwikkeling en het bereiken van
een optimale verhouding tussen prijs en prestatie van de loodsdienstverlening.
Om te beoordelen welke efficiencyprikkel het beste bijdraagt aan deze
beleidsdoelen zijn door Stichting Economisch Onderzoek (SEO) de effecten van
verschillende varianten van de prikkel in verschillende scenario’s
uitgewerkt.6 Met onderdeel F wordt in de Regeling de staffel toegevoegd
die volgens het onderzoek het beste aansluit. Dat is een prikkel waarbij de
korting direct effectief wordt bij een stijging van het aantal te loodsen
scheepsreizen. Indien het verwachte aantal reizen stijgt tussen 1 en 1000,
wordt 1,0 procent korting gegeven. Bij een stijging van het aantal verwachte
reizen tussen 1001 en 2000, wordt 2,0 procent korting gegeven. De korting wordt
gemaximeerd op 2,5 procent bij een verwachte stijging van 2001 of meer reizen
om te voorkomen dat er een onevenredige druk op de loodsenorganisatie komt, wat
ten koste kan gaan van de kwaliteit van de loodsdienstverlening.
Onderdeel G
In artikel 8 van de Regeling wordt een omhangbepaling ingevoegd,
als gevolg van nieuwe grondslagen opgenomen in de Loodsenwet. Er is voor
artikel 8 gekozen, omdat het oude artikel, waarmee paragraaf 4 van de Regeling
EG-verklaring registerloods verviel, inmiddels uitgewerkt recht is. Daardoor
kon van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om een nieuw artikel 8 in te
voegen.
De Minister van
Infrastructuur en Waterstaat,
B. Visser