Regeling van de Minister van Financiën van 24 november 2021, 2021-0000228988, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft en de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2020/1504 en Verordening (EU) 2020/1503 (Implementatieregeling Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven)

De Minister van Financiën,

Gelet op Richtlijn (EU) 2020/1504 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten (PbEU 2020, L 347) en Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (PbEU 2020, L 347) , alsmede de artikelen 2:104, eerste lid, 3:5, derde lid, 4:3, derde lid en 4:7, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht en artikel 14, tweede lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Vrijstellingregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. verordening Europese crowdfundingdienstverleners: Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (PbEU 2020, L 347).

B

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12

Van artikel 2:96, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld crowdfundingdienstverleners als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners voor zover zij ingevolge die verordening gerechtigd zijn crowdfundingdiensten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder ii, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners te verlenen.

C

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16

Personen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 12 zijn tevens vrijgesteld van het ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde, met uitzondering van de artikelen 3:5 en 3:7 van de wet.

D

Artikel 24b komt te luiden:

Artikel 24b

Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld projecteigenaren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners die opvorderbare gelden aantrekken of ter beschikking verkrijgen door middel van een lening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners, alsmede personen die als gevolg van een zodanige aantrekking of verkrijging opvorderbare gelden ter beschikking hebben, mits:

  • a. het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden geschiedt door tussenkomst van een crowdfundingdienstverlener als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners die over een vergunning als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van die verordening beschikt;

  • b. het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden geschiedt ten behoeve van een crowdfundingproject als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel l, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners; en

  • c. het totale bedrag aan opvorderbare gelden dat middels een crowdfundingaanbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners dat door de projecteigenaar wordt aangetrokken of ter beschikking wordt gekregen de in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van die verordening bedoelde grenswaarde niet overschrijdt.

E

Aan artikel 33 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Van artikel 4:3, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld crowdfundingdienstverleners als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners die faciliteren bij het verstrekken van leningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder ii, van die verordening, indien de tegenwaarde van een crowdfundingaanbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners ten behoeve waarvan de crowdfundingdienstverlener een crowdfundingdienst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners verleent de in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van die verordening bedoelde grenswaarde niet overschrijdt.

F

Na artikel 35a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35b

Personen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 12 zijn tevens vrijgesteld van het ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde.

ARTIKEL II

Artikel 4, eerste lid, van de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel EU.A1.06 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

EU.A1.07

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van verordening (EU) 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven)

€ 200 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 75.000

2. Na onderdeel EU.A2.06 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

EU.A2.07

De behandeling van een aanvraag van een wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van verordening (EU) 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven)

€ 200 per uur dat de AFM werkzaamheden verricht met een maximum van € 75.000

3. Na onderdeel EU.A7.04 worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

EU.A7.05

De toetsing van de betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel l, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven) van een persoon als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel k, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven)

€ 700

EU.A7.06

De toetsing van de kennis, vaardigheden en ervaring als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel l, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven) van een persoon als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel k, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven)

€ 2.700

EU.A7.07

De toetsing van de kennis, vaardigheden en ervaring van een lid van een leidinggevend orgaan of directie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel l, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven) van een persoon als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel k, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven) indien het de crowdfundingdienstverlener reeds voorafgaand aan de inwerkingtreding van verordening (EU) nr. 2020/1503 op grond van artikel 2:96 of 4:3, vierde lid, van de Wft was toegestaan om crowdfundingdiensten aan te bieden in Nederland

€ 1.500

4. Na onderdeel EU.A8.04 worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

EU.A8.05

De toetsing van de betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel l, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven) van een persoon als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel k, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven)

€ 700

EU.A8.06

De toetsing van de kennis, vaardigheden en ervaring als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel l, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven) van een persoon als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel k, van verordening (EU) nr. 2020/1503 (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven)

€ 2.700

ARTIKEL III

  • 1. Van artikel 3:5, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht zijn tot en met 10 november 2022 vrijgesteld personen die opvorderbare gelden aantrekken of ter beschikking verkrijgen door middel van een publiekslening als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, alsmede personen die als gevolg van een zodanige aantrekking of verkrijging opvorderbare gelden ter beschikking hebben, mits:

    • a. zij van het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden niet hun bedrijf maken;

    • b. het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden niet geschiedt met het oogmerk om kredieten te verlenen;

    • c. het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden geschiedt door tussenkomst van een persoon die over een ontheffing beschikt als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht; en

    • d. het totale bedrag aan opvorderbare gelden dat per publiekslening door de persoon, bedoeld in de aanhef, over een periode van 12 maanden wordt aangetrokken of ter beschikking wordt verkregen ten hoogste € 2,5 miljoen bedraagt.

  • 2. Onderdeel c van het eerste lid is niet van toepassing, indien een persoon als bedoeld in de aanhef van het eerste lid, zelf beschikt over een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht.

  • 3. Indien de Europese Commissie op grond van artikel 48, derde lid, van Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (PbEU 2020, L 347) gedelegeerde handelingen heeft vastgesteld teneinde de in artikel 48, eerste lid, van die verordening bedoelde overgangsperiode met twaalf maanden te verlengen, blijft de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, van toepassing tot en met 10 november 2023.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt ten aanzien van de artikelen I en III terug tot en met 10 november 2021.

ARTIKEL V

Deze regeling wordt aangehaald als: Implementatieregeling Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Achtergrond

Deze regeling strekt tot implementatie van de richtlijn betreffende Europese crowdfundingdienstverleners (hierna: de richtlijn) die de richtlijn markten voor financiële instrumenten 20141 wijzigt en tot uitvoering van enkele aspecten van de verordening betreffende Europese crowdfundingdienstverleners (hierna: de verordening).2 De richtlijn en verordening maken deel uit van het pakket aan maatregelen ter versterking van de kapitaalmarktunie uit 20183 dat volgde op het initiële actieplan voor de kapitaalmarktunie uit 2015.4 Met de richtlijn en verordening wordt een geharmoniseerd Europees regelgevend kader voor het verlenen van crowdfundingdiensten geïntroduceerd.

Crowdfunding is een vorm van financiering waarbij een geldvrager middels een bemiddelend (elektronisch) platform – het crowdfundingplatform – financiering verkrijgt van een groep geldgevers (de crowd). Deze manier van financiering kenmerkt zich door laagdrempeligheid; het stelt ondernemingen in staat op relatief eenvoudige wijze een grote groep aan potentiële (kleine) investeerders te bereiken en vormt voor investeerders een mogelijkheid om kleine investeringen te doen in diverse ondernemingen. Crowdfunding is in toenemende mate een bron van financiering voor startups en jonge ondernemingen. In een dergelijk stadium is het voor ondernemingen vaak moeilijk om via traditionele geldverstrekkers aan financiering te komen. Crowdfunding is dan ook een waardevolle toevoeging aan het instrumentarium voor de financiering van vooral het midden- en kleinbedrijf.

De omvang van crowdfunding is momenteel nog relatief beperkt, maar groeit gestaag. Zo nam de omvang van crowdfunding in Nederland toe van € 14 miljoen in 2012 tot € 417 miljoen in 2020.5 In Europees verband is een zelfde trend waar te nemen. Uit het impact assessment dat het voorstel van de Commissie vergezelde, blijkt dat de omvang in de Europese Unie (zonder het Verenigd Koninkrijk) in 2013 € 326 miljoen bedroeg en in 2016 was toegenomen tot € 2 mld.6 De relatief kleine, maar gestaag groeiende omvang van crowdfunding maakte dat het Nederlandse beleid was geënt op het principe van verantwoorde groei: wet- en regelgeving mogen geen onnodige belemmering vormen voor de ontwikkeling van crowdfunding, terwijl anderzijds de belangen van geldvragers en geldgevers voldoende beschermd moeten worden. Dit uitgangspunt heeft de afgelopen jaren geleid tot enkele aanpassingen in het regelgevend kader voor crowdfunding, om enerzijds de professionalisering van de markt te ondersteunen en anderzijds onnodige belemmeringen weg te nemen. Zie bijvoorbeeld de maatregelen die met het Wijzigingsbesluit financiële markten 2016 zijn ingevoerd.7 Ook de Commissie had dit uitgangspunt voor ogen in het eerder genoemde Actieplan voor de kapitaalmarktunie uit 2015. Inmiddels zijn de omvang en de groeitrend van crowdfunding zodanig dat een uitgebreider regelgevend kader gepast is. Daar komt bij dat het momenteel lastig is om grensoverschrijdend crowdfundingdiensten aan te bieden, vanwege het gebrek aan uniforme Europese regels. Dit maakt het complex om grensoverschrijdend te opereren en zodoende een groter publiek te bereiken. De richtlijn en verordening bieden een oplossing voor dit probleem door een uniform Europees regelgevend kader voor het verlenen van crowdfundingdiensten te introduceren. De richtlijn en verordening dragen zodoende bij aan de doelstelling van de kapitaalmarktunie om financieringsopties voor bedrijven te verbeteren en grensoverschrijdende financiering te stimuleren.

§ 2. Inhoud richtlijn en verordening

De verordening vormt het hoofdbestanddeel van het regelgevend kader voor het verlenen van crowdfundingdiensten wat betreft bedrijfsfinanciering. Centraal staat de zogenoemde crowdfundingdienstverlener. Deze partij matcht belangstelling voor bedrijfsfinanciering tussen beleggers (de geldgevers; de crowd) en projecteigenaren (geldvragers; bedrijven die financiering zoeken) door het gebruik van een crowdfundingplatform. De financiering kan de vorm aannemen van een onderhandse lening of van een effect zoals omschreven in de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014; kort gezegd gaat het om een aandeel of obligatie. Andere vormen van crowdfunding vallen buiten de reikwijdte van de richtlijn en verordening. Dan gaat het om crowdfunding waarbij zowel geldvrager als geldgever consument zijn (ook wel bekend als peer-to-peer-lending), donatiecrowdfunding en crowdfunding waarbij deelnemers geld bijgedragen voor het ontwikkelen van een product (reward-based crowdfunding).

Voor het verlenen van crowdfundingdiensten is een vergunning op grond van artikel 12 van de verordening vereist. Een vergunning wordt verleend door de nationale bevoegde autoriteit die ook doorlopend toezicht houdt op de crowdfundingdienstverlener. Voor Nederland is daar de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voor aangewezen. De verordening stelt onder meer eisen omtrent een doeltreffende en prudente bedrijfsvoering, zorgvuldige dienstverlening, behandeling van klachten, mitigeren van belangenconflicten, prudentiële waarborgen, informatievoorziening aan cliënten en beleggersbescherming in de vorm van onder andere een kennis- en ervaringstoets en een bedenktijd. Verder voorziet de verordening in de mogelijkheid voor crowdfundingdienstverleners om via een zogenoemd prikbord secundaire handel mogelijk te maken in leningdelen of effecten die in eerste instantie via het door de crowdfundingdienstverlener geëxploiteerde of beheerde crowdfundingplatform zijn aangeboden.

De verordening wijzigt verder de prospectusverordening8 en de klokkenluidersrichtlijn.9 De wijziging van de prospectusverordening zorgt ervoor dat een aanbod van effecten dat onder de reikwijdte van de verordening valt, uitgezonderd wordt van de reikwijdte van de prospectusverordening. Daar de verordening voorziet in eigen regels omtrent het aanbieden van effecten in het kader van crowdfunding, is het niet nodig een dergelijk aanbod van effecten ook te reguleren via de prospectusverordening. Met de wijziging van de klokkenluidersrichtlijn wordt de verordening aan de bijlage van voornoemde richtlijn toegevoegd, waarmee de verordening onder de reikwijdte van de klokkenluidersrichtlijn zal vallen. Hiermee zullen de uit voornoemde richtlijn voorvloeiende minimumnormen voor de bescherming van klokkenluiders eveneens geleden voor personen die een inbreuk op de verordening melden.

De richtlijn wijzigt de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014, waardoor crowdfundingdienstverleners worden uitgezonderd van de reikwijdte van die richtlijn. Deze uitzondering is nodig om te voorkomen dat crowdfundingdienstverleners naast een vergunning uit hoofde van de verordening ook nog steeds een vergunning uit hoofde van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 nodig zouden hebben. Crowdfundingdiensten zijn, voor zover de financiering is vormgegeven als effect, in de verordening gedefinieerd als het verlenen van de beleggingsdiensten ‘het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot een of meer financiële instrumenten’ en ‘het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie’. Met andere woorden: met het verlenen van crowdfundingdiensten ten aanzien van effecten verleent de crowdfundingdienstverlener automatisch ook beleggingsdiensten. Op grond van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 is het niet toegestaan zonder vergunning beleggingsdiensten te verlenen. Indien crowdfundingdienstverleners niet van de reikwijdte van de richtlijn markten voor financiële instrumenten zouden zijn uitgezonderd, zouden zij, ongeacht het beschikken over een vergunning uit hoofde van de verordening, geen crowdfundingdiensten ten aanzien van effecten kunnen verlenen zonder ook over een vergunning uit hoofde van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 te beschikken. Een dubbele vergunningsplicht voor het verlenen van crowdfundingdiensten, met bijbehorend dubbel toezicht is uiteraard niet wenselijk.

Voor beleggingsondernemingen die bevoegd zijn om voornoemde beleggingsdiensten te verlenen, geldt dat zij een separate vergunning onder de verordening aan moeten vragen indien zij crowfundingdiensten willen aanbieden. Voor partijen die thans crowdfundingdiensten aanbieden onder een vergunning uit hoofde van de richtlijn markten voor financiële instrumenten en daarmee door willen blijven gaan, geldt dat zij bij de aanvraag voor een vergunning uit hoofde van de verordening informatie die reeds bij de toezichthouder aanwezig en nog steeds relevant is niet opnieuw hoeven in te dienen.

De richtlijn dient uiterlijk 10 mei 2021 geïmplementeerd te zijn, waarna de bepalingen ter implementatie van de richtlijn per 10 november 2021 van toepassing moeten zijn. De verordening is eveneens per laatstgenoemde datum van toepassing. De verordening voorziet in een overgangstermijn van één jaar met de mogelijkheid voor de Europese Commissie om na raadpleging van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) middels een gedelegeerde handeling de overgangstermijn met één jaar te verlengen indien dat op basis van de gevolgen van de verordening voor de ontwikkeling van nationale crowdfundingmarkten gepast wordt geacht. Gedurende de overgangstermijn kunnen partijen die naar huidig (nationaal) recht crowdfundingdiensten verlenen hun activiteiten continueren zonder over een vergunning uit hoofde van de verordening te beschikken.

§ 3. Inhoud en achtergrond van de regeling

Crowdfundingdiensten zijn in de verordening gedefinieerd als enerzijds het faciliteren van het verstrekken van leningen en anderzijds als de combinatie van de beleggingsdiensten ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot een of meer financiële instrumenten en het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie. Dit zijn de activiteiten die thans ook in Nederland worden geassocieerd met de typen crowdfunding waar de AFM toezicht op houdt. Wanneer een crowdfundingplatform het verstrekken van leningen tussen een bedrijf en geldgevers faciliteert dan verricht het crowdfundingplatform in de uitoefening van beroep of bedrijf als tussenpersoon werkzaamheden ten behoeve van het van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden als bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Het platform dient daartoe te beschikken over een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft. In het geval een crowdfundingplatform de genoemde combinatie van beleggingsdiensten verleent, dient het platform naar huidig recht te beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, Wft voor het verlenen van beleggingsdiensten. Zoals hierboven beschreven, introduceert de verordening voor beide vormen van crowdfunding – voor zowel leningen als effecten – één vergunning voor het verlenen van crowdfundingdiensten. Daar de verordening een geharmoniseerd kader voor het verlenen van crowdfundingdiensten biedt, zal het huidige nationale kader, naast de aanpassingen die voortvloeien uit de richtlijn, daarop aangepast moeten worden.

Zo noopt het regelgevend kader omtrent het aantrekken van opvorderbare gelden tot de nodige wijzigingen. Ongeacht de precieze wijze waarop de financiering wordt vormgegeven, begint een crowdfundingtraject met een onderneming (geldvrager) die financiering zoekt. Wanneer via een crowdfundingplatform financiering wordt gezocht dan wordt de geldvrager geacht beroepsmatig opvorderbaar geld van het publiek aan te (willen) trekken. Dit is op grond van artikel 3:5, eerste lid, Wft in principe verboden, maar artikel 3:5 voorziet eveneens in uitzonderingen op voornoemd verbod. Zo voorziet het tweede lid, onderdeel d, van artikel 3:5 Wft in een uitzondering op het verbod voor gelden die verkregen worden als gevolg van een aanbod van effecten. Een geldvrager mag derhalve opvorderbare gelden van het publiek aantrekken middels crowdfunding indien de financiering is vormgegeven als effect. Indien de financiering is vormgegeven als onderhandse lening geldt geen algemene uitzondering op het verbod. Naar huidig recht voorziet artikel 24b van de Vrijstellingsregeling Wft in deze vrijstelling. Om een goede werking van de verordening te garanderen, wordt de huidige vrijstelling daarom aangepast aan de terminologie van de verordening. Projecteigenaren (geldvragers) die financiering zoeken middels een door een crowdfundingdienstverlener geëxploiteerd of beheerd platform worden vrijgesteld van het in artikel 3:5, eerste lid, Wft opgenomen verbod om opvorderbare gelden aan te trekken of te verkrijgen van het publiek. Met de vrijstelling wordt voldaan aan artikel 1, derde lid, van de verordening dat bepaalt dat het nationaal recht geen vergunning als kredietinstelling of enige andere individuele vergunning, vrijstelling of ontheffing in samenhang met het verlenen van crowdfundingdiensten mag vereisen voor onder andere projecteigenaren.

De verordening voorziet in een overgangstermijn van één jaar die middels gedelegeerde handelingen door de Commissie met één jaar kan worden verlengd. Binnen de overgangstermijn kunnen partijen die onder huidig recht gerechtigd zijn crowdfundingdiensten te verlenen hun activiteiten voortzetten zonder over een vergunning als bedoeld in de verordening te beschikken. Om dit overgangsrecht te faciliteren zal de huidige vrijstelling voor geldvragers worden gecontinueerd in de vorm van overgangsrecht bij deze regeling (zie artikel III).

Het kader rond het aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek speelt eveneens een rol bij crowdfundingdienstverleners zelf. Hierboven is beschreven dat in de huidige situatie crowdfundingplatformen die faciliterende werkzaamheden verrichten bij het verstrekken van leningen een ontheffing nodig hebben van het verbod, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, Wft om in de uitoefening van beroep of bedrijf als tussenpersoon werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van het publiek. In de nieuwe situatie zullen crowdfundingdienstverleners niet langer een dergelijke ontheffing nodig hebben, maar dienen zij over een vergunning te beschikken als bedoeld in artikel 12 van de verordening. Dat neemt echter niet weg dat het verbod, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, Wft van kracht blijft. Dat zou betekenen dat nationale regels de uitoefening van de activiteiten van crowdfundingdienstverleners in de weg staat; crowdfundingdienstverleners verrichten immers als tussenpersoon werkzaamheden bij het aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek. Om een goede werking van de verordening te borgen, worden crowdfundingdienstverleners die faciliteren bij het verstrekken van leningen daarom op grond van artikel 4:3, derde lid, Wft vrijgesteld van het verbod, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid.

Uiteraard worden ook opvorderbare gelden van het publiek aangetrokken indien de lening is vormgegeven als effect (obligatielening). In de huidige situatie is een crowdfundingplatform dat beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, Wft om beleggingsdiensten te verlenen op grond van artikel 4:3, tweede lid, onderdeel d, Wft uitgezonderd van het verbod om als tussenpersoon werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek. In de nieuwe situatie dienen crowdfundingdienstverleners over een vergunning als bedoeld in de verordening te beschikken. Bovendien wijzigt de richtlijn de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014, zodat crowdfundingdienstverleners uitgezonderd worden van die richtlijn. Crowdfundingdienstverleners zullen in de nieuwe situatie derhalve niet langer beschikken over een uit de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 voorvloeiende vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft. Als gevolg hiervan is de bestaande uitzondering voor beleggingsondernemingen op het verbod, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, Wft niet langer van toepassing op crowdfundingdienstverleners die de combinatie van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder ii, van de verordening bedoelde beleggingsdiensten verlenen. Dat zou inhouden dat nationale regels de uitoefening van de activiteiten van crowdfundingdienstverleners belemmeren en daarmee een goede werking van de verordening hinderen. Om dit te voorkomen dienen daarom ook crowdfundingdienstverleners die de combinatie van de twee beleggingsdiensten verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, Wft te worden vrijgesteld.

Om deze vrijstelling te realiseren, wordt echter geen gerichte vrijstelling opgesteld. Zoals eerder naar voren kwam, worden crowdfundingdienstverleners door artikel 1 van de richtlijn uitgezonderd van de reikwijdte van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014. Ter implementatie van deze bepaling worden crowdfundingdienstverleners die de beleggingsdiensten verlenen die horen bij crowdfunding – ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot een of meer financiële instrumenten in combinatie met het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie – daarom vrijgesteld van artikel 2:96 en deel 4 van de Wft. Daartoe voegt deze regeling twee nieuwe bepalingen aan de Vrijstellingsregeling Wft toe, namelijk de artikelen 12 en 35b. Artikel 12 stelt crowdfundingdienstverleners vrij van de uit de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 voorvloeiende vergunningsplicht voor het verlenen van beleggingsdiensten die is opgenomen in artikel 2:96 Wft. Artikel 35b trekt die lijn vervolgens door naar het doorlopend toezicht en stelt crowdfundingdienstverleners ook vrij van deel 4 van de Wft, waarin de bepalingen omtrent het doorlopend toezicht voor het verlenen van beleggingsdiensten zijn opgenomen. Daarmee zijn crowdfundingdienstverleners eveneens vrijgesteld van het verbod, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, Wft om als tussenpersoon werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het aantrekken van opvorderbare gelden van publiek.

Crowdfundingdienstverleners die voornoemde combinatie van beleggingsdiensten verlenen, worden eveneens vrijgesteld van deel 3 van de Wft (prudentiële regels), zie artikel 16. Dergelijke crowdfundingdienstverleners zouden vanwege het verlenen van een combinatie van beleggingsdiensten potentieel ook onder de reikwijdte van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wft kunnen vallen. Daar de verordening voorziet in specifieke prudentiële vereisten voor crowdfundingdienstverleners, is deze potentiële samenloop niet wenselijk.

Tot slot voorziet deze regeling in aanpassing van de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen. Hierdoor kan de AFM een vergoeding in rekening brengen voor de aanvraag van (wijziging) van een vergunning om crowdfundingdiensten te verlenen en voor het toetsen op betrouwbaarheid en geschiktheid van beleidsbepalers van crowdfundingdienstverleners.

§ 4. Gevolgen van de regeling

De regeling leidt niet tot regeldrukeffecten voor partijen die crowdfundingdiensten verlenen, daar zij in hoofdzaak voorziet in enkele vrijstellingen om een goede werking van de verordening te borgen. De vergoedingen die de AFM op grond van deze regeling voor een aanvraag voor (wijziging van) een vergunning of toetsing van een beleidsbepaler in rekening kan brengen zijn in lijn met de bedragen die thans in rekening kunnen worden gebracht. De regeldrukeffecten van de verordening worden niet meegenomen, omdat de verordening rechtstreeks werkt en dus niet in Nederlandse wetgeving hoeft te worden geïmplementeerd.10

§ 5. Consultatie

Algemeen

De regeling is van 4 juni 2021 tot en met 2 juli 2021 openbaar geconsulteerd op https://www.internetconsultatie.nl/. Er zijn openbare reacties ontvangen van advocatenkantoor FG Lawyers, advocatenkantoor Keijser Van der Velden, Nederland Crowdfunding samen met de Stichting MKB Financiering en Netwerk Notarissen. Er is één niet-openbare reactie ontvangen. AFM en DNB zijn in de voorbereidende fase van deze regeling betrokken geweest.

De reacties betroffen een breed scala aan onderwerpen die hieronder verder worden toegelicht. Hierbij geldt dat alleen commentaar dat direct verband houdt met de regeling wordt besproken. Daar het niet aan nationale wetgevers is om een Europese verordening nader te duiden of te specificeren, is geen gehoor gegeven aan dergelijke oproepen in de consultatiereacties.

Implementatie richtlijn (artikelen 12 en 35b Vrijstellingsregeling Wft)

Zowel FG Lawyers als Keijser Van der Velden wijzen erop dat de tekst van de vrijstellingen opgenomen in de voorgestelde artikelen 12 en artikel 35b van de Vrijstellingsregeling Wft niet aansluiten bij de tekst van de richtlijn en mede daardoor onduidelijk zijn.

Mede naar aanleiding van de reacties van deze respondenten is de tekst van de vrijstellingen vereenvoudigd. Artikel 12 Vrijstellingsregeling Wft stelt simpelweg dat crowdfundingdienstverleners zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het verlenen van beleggingsdiensten voor zover zij op grond van de verordening gerechtigd zijn om crowdfundingdiensten te verlenen die verband houden met beleggingsdiensten zoals gedefinieerd in de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014. Daarmee zijn alle voorwaarden die in de initiële tekst expliciet waren opgenomen, geïncorporeerd in de vrijstelling. De vrijstelling voor het doorlopend toezicht, artikel 35b Vrijstellingsregeling Wft, verwijst naar artikel 12 en is daarmee wat formulering betreft in lijn met vergelijkbare bepalingen zoals artikel 35a Vrijstellingsregeling Wft.

Vrijstelling projecteigenaren van het verbod om opvorderbare gelden aan te trekken (artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft)

FG Lawyers werpt de vraag op waarom in plaats van artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft er niet een vrijstelling voor crowdfunding in artikel 3:5 Wft wordt opgenomen. Artikel 3:5 Wft voorziet in de mogelijkheid om bij regeling vrijstelling te regelen van het verbod om opvorderbare gelden aan te trekken van het publiek, zoals verwoord in het eerste lid van dat artikel. Bij de vormgeving van de vrijstelling van artikel 3:5 Wft voor projecteigenaren in de zin van de verordening is vanwege de duidelijkheid en herkenbaarheid gekozen om aan te sluiten bij de huidige, vergelijkbare vrijstelling die in het huidige artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft is opgenomen.

FG Lawyers vraagt tevens waarom de bestaande vrijstellingsgrens van € 2,5 miljoen niet alvast wordt opgehoogd naar € 5 miljoen. Momenteel geldt dat een projecteigenaar via crowdfunding per jaar maximaal € 2,5 miljoen middels een onderhandse lening aan opvorderbare gelden mag aantrekken. Bij het stellen van deze grens is bij de vormgeving van het huidige artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft aansluiting gezocht bij toenmalige prospectusregels.11 Onder de toenmalige regels was een aanbod van effecten met een waarde onder de € 2,5 miljoen vrijgesteld van de prospectusplicht. Inmiddels is de vrijstellingsgrens voor de prospectusplicht opgetrokken naar € 5 miljoen, maar geldt eveneens de plicht om een aanbod van effecten onder die grens vergezeld te laten gaan van een informatiedocument, zie artikel 53, derde lid, onderdeel b, Vrijstellingsregeling Wft. Het optrekken van de grens voor crowdfunding zonder nadere informatievereisten ligt derhalve niet voor de hand.

Een eventuele verhoging van de huidige vrijstellingsgrens voor crowdfunding zou derhalve gepaard moeten gaan met additionele informatievereisten. Ook de verordening voorziet in een grens van € 5 miljoen, waarbij informatievereisten worden gesteld aan het doen van een crowdfundingaanbod. Een verhoging van de nationale vrijstellingsgrens zou echter alleen nog relevant zijn tijdens de overgangsperiode waarin de nationale regels voor crowdfunding naast de verordening van toepassing zijn. Een verhoging van de nationale grens van € 2,5 miljoen gedurende de overgangsperiode verhoudt zich evenwel niet goed met het in artikel 4, derde lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vervatte principe van Unietrouw. Door de nationale grens te verhogen, worden partijen effectief gestimuleerd om tijdens het overgangsregime zo lang mogelijk te wachten met het aanvragen van een vergunning onder het nieuwe Europese regime. Nederland zou dan feitelijk tegen de doelstelling van de verordening handelen. De nationale grens van € 2,5 miljoen wordt daarom niet aangepast.

Keijser Van der Velden stelt dat het nieuwe artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft in strijd is met de verordening en verwijst daarbij naar overweging 9 van de verordening. Voornoemde overweging correspondeert met artikel 1, derde lid, van de verordening, waarin is bepaald dat lidstaten ervoor dienen te zorgen dat nationaal recht geen vergunning als kredietinstelling of enige andere individuele vergunning, vrijstelling of ontheffing in samenhang met de verlening van crowdfundingdiensten vereist voor projecteigenaren en beleggers. De term 'individuele' is hier essentieel; de verordening verbiedt geen algemene vrijstelling zoals artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft. Zonder een dergelijke, algemene vrijstelling zou een goede werking van de verordening belemmerd worden. Een projecteigenaar die middels een obligatielening of een onderhandse lening financiering zoekt middels een crowdfundingdienstverlener wordt namelijk geacht bedrijfsmatig opvorderbaar geld aan te trekken van het publiek en dat dat is op grond van artikel 3:5, eerste lid, Wft verboden. Het tweede lid biedt een algemene uitzondering voor het aantrekken van opvorderbaar geldt middels aan een aanbod van effecten, maar voor de onderhandse lening voorziet artikel 3:5 Wft geen algemene uitzondering. Zonder vrijstelling van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, Wft – waarin artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft voorziet – zouden projecteigenaren in de zin van de verordening niet middels een onderhandse lening geld van het publiek mogen aantrekken via een crowdfundingdienstverlener. Projecteigenaren zouden gebruik kunnen maken van de mogelijkheid die artikel 3:5, vierde lid, Wft biedt om een individuele ontheffing aan te vragen van het verbod om opvorderbare gelden van het publiek aan te trekken, maar dat zou zonder meer in strijd zijn met artikel 1, derde lid, van de verordening. Voornoemde bepaling vereist immers dat geen individuele vergunning, vrijstelling of ontheffing nodig is. Juist met de vrijstelling opgenomen in het gewijzigde artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft wordt voldaan aan artikel 1, derde lid, van de verordening. De toelichting is aangepast om dit te verduidelijken.

Tot slot stelt FG Lawyers wat betreft artikel 24b Vrijstellingsregeling voor om de huidige tekst te behouden en niet op te nemen in een apart overgangsrechtartikel. Op grond van aanwijzing 5.60 van de Aanwijzingen van de regelgeving wordt overgangsrecht in principe opgenomen in de te wijzigen regeling – in casu de Vrijstellingsregeling Wft – tenzij het overgangsrecht een zodanig beperkte doelgroep of geldigheidsduur kent, dat het overgangsrecht de te wijzigen regeling zou 'vervuilen'. Daar het overgangsrecht, gezien de reikwijdte van de Vrijstellingsregeling Wft, een beperkte doelgroep betreft en slechts een jaar duurt, is gekozen om het overgangsrecht, namelijk de huidige tekst van artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft, op te nemen in een apart artikel in deze wijzigingsregeling en niet in de Vrijstellingsregeling Wft zelf.

Vrijstelling voor crowdfundingdienstverleners van het verbod om als tussenpersoon werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare (artikel 33 Vrijstellingsregeling Wft)

Keijser Van der Velden wijst in de consultatiereactie erop dat de vrijstelling opgenomen in het nieuwe derde lid van artikel 33 Vrijstellingsregeling Wft ten onrechte niet geldt voor crowdfundingdienstverleners die ten aanzien van effecten crowdfundingdiensten verlenen. De vrijstelling waaraan deze respondent refereert geldt inderdaad alleen voor crowdfundingdienstverleners die faciliteren bij het verstrekken van leningen. Voor zover een dergelijke vrijstelling nodig is voor crowdfundingdienstverleners die andere crowdfundingdiensten verlenen, wordt dat gedekt door het nieuwe artikel 35b Vrijstellingsregeling Wft: op grond van voornoemd artikel zijn crowdfundingdienstverleners die diensten verlenen ten aanzien van effecten vrijgesteld van Deel 4 van de Wft, waaronder artikel 4:3, eerste lid.

Verder geeft Keijser Van der Velden, evenals FG Lawyers, aan dat de tekst van de vrijstelling niet goed zou aansluiten bij het begrippenkader uit verordening en richtlijn. De tekst van de vrijstelling verwijst voor bepaalde begrippen naar bepalingen uit de verordening en incorporeert daarmee die begrippen in de tekst van de vrijstelling. Door gebruik te maken van verwijzingen wordt voorkomen dat interpretatieverschillen ontstaan tussen de tekst van de vrijstelling en de richtlijn en verordening.

Heffingen eenmalige handelingen en personentoetsingen (artikel III)

Nederland Crowdfunding en Stichting MKB Financiering stellen in hun gezamenlijke reactie dat de kosten voor het toezicht hoog zijn in Nederland. De regeling voorziet in tarieven die de AFM in rekening brengt voor het uitvoeren van eenmalige handelingen, zoals beslissen op een aanvraag voor een vergunning en het toetsen van beleidsbepalers. De tarieven die deze regeling daarvoor invoert, zijn vergelijkbaar met bestaande tarieven. Voor de aanvraag voor (een wijziging van) een vergunning geldt dat de maximale heffing is gemaximeerd op € 75.000. Op basis van ervaringen uit het verleden schat de AFM in de praktijk tussen de € 15.000 en € 20.000 in rekening zal worden gebracht voor de aanvraag van een (wijziging van een) vergunning.

FG Lawyers stelt dat de aanvraag van een vergunning in de zin van de verordening door partijen die onder nationaal recht een vergunning of ontheffing hebben voor het verlenen van crowdfundingdiensten als een wijziging van een bestaande vergunning moet worden gezien en dat daarvoor niet meer dan € 10.500 in rekening zou moeten worden gebracht (het bedrag dat in rekening wordt gebracht voor een wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft). Hoewel FG Lawyers terecht opmerkt dat partijen reeds onder nationaal recht crowdfundingdiensten mogen verlenen, gaat het wel degelijk om een nieuw regime met andere eisen dat met name in vergelijking met het artikel 4:3-regime uitgebreider van aard is. Om een aanvraag van een vergunning in de zin van de verordening als wijziging van een bestaande vergunning of ontheffing te zien, doet geen recht aan de nieuwe situatie.

FG Lawyers vraagt verder waarom beleidsbepalers van reeds actieve crowdfundingpartijen opnieuw getoetst moeten worden op geschiktheid. Daar geschiktheid verbonden is met de specifieke bedrijfsactiviteit en het wettelijk kader waarin die activiteit valt, kan er nu er een nieuw en uitgebreider regelgevend kader is voor het verlenen van crowdfundingdiensten niet zonder meer vanuit gegaan dat een beleidsbepaler die geschikt is onder het huidige regime dat ook is wat betreft het nieuwe regime.

In het kader van personentoetsingen vraagt FG-lawyers of rekening gehouden wordt met het uitgangspunt dat een persoon die eenmaal betrouwbaar is bevonden in principe niet opnieuw getoetst hoeft te worden. Dit in artikel 4:10, tweede lid, Wft opgenomen uitgangspunt zal ook ten aanzien van betrouwbaarheidstoetsingen ten aanzien van beleidsbepalers van crowdfundingdienstverleners worden gehanteerd.

Verder stelt FG Lawyers dat de reikwijdte van de betrouwbaarheid- en geschiktheidsvereisten op grond van de verordening beperkter is dan de huidige eisen die voortvloeien uit de Wft, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en de Beleidsregel Geschiktheid 2012 in de zin dat alleen bestuurders onder de eisen vallen. Deze respondent vraagt of dat bevestigd kan worden in de toelichting. De lezing van FG-lawyers volgt niet uit de tekst van de verordening, zie bijvoorbeeld artikel 12, derde lid; de reikwijdte van de personentoetsingen wijkt niet af van de nationale regels dienaangaande. De suggesties om de Beleidsregel geschiktheid 2012 aan te passen vanwege een ander reikwijdte van de verordening zal daarom niet worden gevolgd. Wel zal de beleidsregel worden aangepast in de zin dat de reikwijdte wordt uitgebreid naar personen die op grond van de verordening moeten worden getoetst op geschiktheid.

Overige opmerkingen

FG Lawyers geeft aan dat de term crowdfundingdienstverlener gedefinieerd zou moeten worden in de Wft. Daar de term crowdfundingdienstverlener niet wordt gebruikt in de Wft dient het geen doel om een dergelijke definitie in de Wft op te nemen.

Keijser Van der Velden vraagt naar de verhouding tussen artikel 46 van de verordening en de prospectusverordening. Deze respondent wijst er terecht op dat de tekst van artikel 46 van de verordening lijkt te impliceren dat alleen een aanbod van effecten gedaan door een crowdfundingdienstverlener is vrijgesteld van de prospectusplicht en dat de projecteigenaren niet zijn vrijgesteld. De bedoeling van de Europese wetgever wordt echter duidelijk uit overweging 67 bij de verordening: 'aangezien het de bedoeling is dat het blad met essentiële beleggingsinformatie wordt toegesneden op de specifieke kenmerken van een crowdfundingaanbod en de informatiebehoeften van beleggers, moeten crowdfundingaanbiedingen op grond van deze verordening worden vrijgesteld van de verplichting van Verordening (EU) 2017/1129 om een prospectus te publiceren en moet die verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd'.

De anonieme respondent vraagt naar eventuele samenloop tussen de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 en de verordening voor wat betreft beleggingsondernemingen. Een beleggingsonderneming zal alleen met een additionele vergunningplicht onder de verordening te maken krijgen indien de beleggingsonderneming voornemens is om naast haar 'normale' activiteiten eveneens crowdfundingdiensten te verlenen. Of een beleggingsonderneming die de beleggingsdiensten ontvangen en doorgeven van orders en plaatsing van financiële instrumenten bij de aanbieding ervan zonder plaatsingsgarantie verleent (eveneens) een vergunning als crowdfundingdienstverlener nodig heeft, zal afhangen van de vraag of de dienstverlening is te typeren als het verlenen van crowdfundingdiensten. Het antwoord op die vraag zal afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval. Het is in eerste instantie aan de onderneming om dat te bepalen en daarover zo nodig in gesprek te gaan met de toezichthouder.

Netwerk Notarissen wijst tot slot op mogelijke witwasrisico’s die bij crowdfunding kunnen spelen. Deze mogelijke risico’s worden onderkend, daarom is expliciet in artikel 45 van de verordening opgenomen dat bij de evaluatie van de verordening die voor 10 november 2023 plaats moet vinden, gekeken wordt of het wenselijk is om crowdfundingdienstverleners onder de Europese regels ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering te brengen.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Dit onderdeel voegt een definitie van de verordening toe aan artikel 1 van de Vrijstellingsregeling Wft met het oog op de formulering van enkele vrijstellingen voor crowdfundingdienstverleners en projecteigenaren.

B

Samen met onderdeel F wordt met dit onderdeel artikel 1 van de richtlijn geïmplementeerd. Op grond van voornoemd artikel worden crowdfundingdienstverleners uitgezonderd van de reikwijdte van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014. Dit onderdeel voegt daarom een nieuw artikel 12 aan de Vrijstellingsregeling Wft toe waarmee crowdfundingdienstverleners als bedoeld in de verordening worden vrijgesteld van artikel 2:96, eerste lid, Wft; de uit de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 voortvloeiende vergunningplicht voor het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten. De vrijstelling geldt alleen voor zover een crowdfundingdienstverlener op grond van de verordening gerechtigd is de crowdfundingdiensten te verlenen die verband houden met crowdfunding, namelijk het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot een of meer financiële instrumenten en het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie. Een crowdfundingdienstverlener is derhalve niet vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 2:96, eerste lid, Wft voor andere beleggingsdiensten en -activiteiten. Met andere woorden, een crowdfundingdienstverlener kan bijvoorbeeld niet zonder over een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, Wft te beschikken orders uitvoeren of handelen voor eigen rekening.

Verder geldt dat de vrijstelling alleen geldt voor zover de tegenwaarde van een crowdfundingaanbod ten behoeve waarvan crowdfundingdiensten worden verleend de in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van de verordening gestelde grenswaarde van € 5 miljoen niet overschrijdt. Indien die grens wordt overschreden, is een crowdfundingdienstverlener immers op grond van de verordening niet gerechtigd crowdfundingdiensten te verlenen. Dit voorkomt dat de crowdfundingdienstverlener buiten de reikwijdte van de crowdfundingverordening is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het verlenen van beleggingsdiensten en zodoende niet buiten toezicht beleggingsdiensten kan verlenen ten aanzien van een aanbod van effecten met een tegenwaarde van meer dan € 5 miljoen.

C

Crowdfundingdienstverleners zouden, vanwege de combinatie van beleggingsdiensten die wordt verleend, onder de reikwijdte van de van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 kunnen vallen en daardoor potentieel ook onder de reikwijdte van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wft. Dit is uiteraard niet de bedoeling, aangezien de verordening al in specifieke prudentiële vereisten voor crowdfundingdienstverleners voorziet. In lijn met de vrijstellingen opgenomen in onderdelen B en F worden crowdfundingdienstverleners die op grond van het nieuwe artikel 12 zijn vrijgesteld eveneens vrijgesteld van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wft, met uitzondering van de artikelen 3:5 en 3:7 Wft.

D

Dit onderdeel stelt ter uitvoering van artikel 1, derde lid, van de verordening artikel 24b opnieuw vast. Het nieuwe artikel 24b van de Vrijstellingsregeling Wft is in essentie een voortzetting van de huidige vrijstelling van artikel 3:5, eerste lid, Wft, voor geldvragers, waarbij de bepaling wordt geactualiseerd aan de terminologie van de verordening.

Zo is de vrijstelling van toepassing op projecteigenaren als bedoeld in de verordening. Een projecteigenaar is de partij die financiering zoekt via een crowdfundingplatform, oftewel de geldvrager. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de vrijstelling alleen geldt indien gelden worden aangetrokken via een crowdfundingplatform. Ook moet de financiering zijn vormgegeven als een lening, daar het aantrekken of ter beschikking krijgen van opvorderbare gelden middels het aanbieden van effecten reeds is vrijgesteld op grond van artikel 3:5, tweede lid, onderdeel d, Wft. Verder dienen de opvorderbare gelden door tussenkomst van een crowdfundingdienstverlener als bedoeld in de verordening te worden aangetrokken. Deze voorwaarde voorkomt dat de geldvrager buiten een crowdfundingplatform om en daarmee zonder de bijbehorende informatievereisten gelden kan aantrekken. Een andere voorwaarde is dat de gelden worden aangetrokken of ter beschikking worden gekregen ten behoeve van een crowdfundingproject als bedoeld in de verordening. Een crowdfundingproject is de bedrijfsactiviteit waarvoor een projecteigenaar beoogt financiering te krijgen. Deze voorwaarde zorgt ervoor dat de vrijstelling is beperkt tot bedrijfsfinanciering; crowdfunding waarbij een consument als geldvrager optreedt, ook wel bekend als peer-to-peer lending, valt derhalve niet onder de vrijstelling. Tot slot is als voorwaarde opgenomen dat de tegenwaarde van het crowdfundingaanbod de in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van de verordening bedoelde grenswaarde van € 5 miljoen niet te boven mag gaan. Hiermee wordt voorkomen crowdfunding boven de grens van € 5 miljoen mogelijk is. Crowdfunding waarbij de financiering is vormgegeven als lening en de € 5 miljoen te boven gaat valt namelijk buiten de reikwijdte van de verordening.

E

Met dit onderdeel worden crowdfundingdienstverleners vrijgesteld van artikel 4:3, eerste lid, Wft. Artikel 4:3, eerste lid, Wft bepaalt, kort gezegd, dat het verboden is om in de uitoefening van een beroep of bedrijf bemiddelende werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden.

Een geldvrager die via een crowdfundingplatform financiering zoekt, trekt bedrijfsmatig opvorderbare gelden aan van het publiek. Het platform dat daarbij bemiddelende werkzaamheden verricht valt, derhalve onder de reikwijdte van artikel 4:3 Wft. Om te voorkomen dat de Wft een goede werking van de verordening verstoort, worden crowdfundingdienstverleners daarom vrijgesteld van artikel 4:3, eerste lid. De vrijstelling is gelimiteerd tot crowdfundingdienstverleners die de crowdfundingdienst faciliteren bij het verstrekken van leningen verlenen. De overige crowdfundingdiensten zijn namelijk beleggingsdiensten en crowdfundingdienstverleners die deze diensten verlenen zijn reeds op grond van het nieuwe artikel 51 Vrijstellingsregeling Wft vrijgesteld van artikel 4:3, eerste lid, Wft; zie ook de toelichting op onderdeel E.

F

Samen met onderdeel B implementeert dit onderdeel artikel 1 van de richtlijn. Op grond van voornoemd artikel worden crowdfundingdienstverleners uitgezonderd van de reikwijdte van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014. Waar onderdeel B voorziet in een vrijstelling van de vergunningsplicht die uit voornoemde richtlijn voortkomt, ziet dit onderdeel op een vrijstelling van het doorlopend toezicht dat uit de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 voortvloeit. Dit onderdeel voegt daartoe een nieuw artikel 35b aan de Vrijstellingsregeling Wft toe, waarmee crowdfundingdienstverleners die op grond van artikel 12 zijn vrijgesteld eveneens worden vrijgesteld van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de Wft.

Artikel II

Dit artikel wijzigt de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen in verband met de werkzaamheden die de AFM op grond van de verordening zal uitvoeren. De wijziging maakt het mogelijk dat de AFM een vergoeding in rekening kan brengen voor de werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden op grond van artikel 12, eerste lid, van de verordening, namelijk de aanvraag van een vergunning om crowdfundingdiensten te verlenen of een aanvraag tot wijziging van die vergunning. De AFM zal eveneens een vergoeding in rekening kunnen brengen voor het toetsen van de betrouwbaarheid en geschiktheid (kennis, vaardigheden en ervaring, zoals de verordening het omschrijft) van beleidsbepalers van een crowdfundingdienstverlener op grond van artikel 12, tweede lid, onderdeel l, van de verordening. Wat de hoogte van de tarieven betreft is aangesloten bij hetgeen gebruikelijk is voor de genoemde werkzaamheden.

Artikel III

De verordening voorziet in artikel 48 in overgangsrecht. Crowdfundingdienstverleners mogen, indien zij daartoe volgens nationaal recht toe gerechtigd zijn, gedurende één jaar nadat de verordening van toepassing is crowdfundingdiensten verlenen zonder dat zij over een vergunning als bedoeld in de verordening hoeven te beschikken. De Commissie heeft de mogelijkheid om middels gedelegeerde handelingen de overgangstermijn met één jaar te verlengen. Daar voor het functioneren van het huidige nationale regime de vrijstelling opgenomen in artikel 24b (oud) Vrijstellingsregeling Wft van belang is, regelt dit artikel dat die vrijstelling geldt, zolang het overgangsregime onder de verordening loopt.

Het huidige artikel 24b Vrijstellingsregeling Wft voorziet in een vrijstelling op het verbod van artikel 3:5 Wft om opvorderbare gelden aan te trekken van het publiek voor geldvragers die dat door tussenkomst van een crowdfundingplatform doen. De huidige tekst is opgenomen in de eerste onderdelen van dit artikel. Het derde onderdeel bepaalt dat de vrijstelling geldt gedurende de periode tussen inwerkingtreding van deze regeling en het einde van de overgangstermijn, zijnde ofwel 10 november 2022, ofwel 10 november 2023 indien de Commissie op grond van artikel 48, derde lid, van de verordening is overgegaan tot verlenging van de overgangstermijn.

Artikel IV

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De regeling treedt in werking met ingang met de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst en werkt wat betreft artikelen I en III terug tot en met 10 november 2021, aangezien dat de dag is waarop de verordening van toepassing is geworden.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PbEU 2014, L 173).

X Noot
2

Richtlijn (EU) 2020/1504 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten (PbEU 2020, L 347) en verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (PbEU 2020, L 347).

X Noot
3

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, De Europese Raad, De Raad, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s: Voltooiing van de kapitaalmarktenunie tegen 2019 – Tijd om snel resultaten te boeken (COM(2018) 114 final).

X Noot
4

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, De Europese Raad, De Raad, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s: Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie (COM(2015) 0468 final).

X Noot
5

Cijfers via <https://www.crowdfundingcijfers.nl>.

X Noot
6

Impact assessment accompanying the document Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on European Crowdfunding Service Providers (ECSP) for Business and Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council amending Directive 2014/65/EU on markets in financial instruments (SWD(2018) 56 final).

X Noot
8

Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168).

X Noot
9

Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PbEU 2019, L 305).

X Noot
10

Zie het Handboek meting regeldrukkosten, p. 18.

Naar boven