TOELICHTING
1. Aanleiding
Artikel 3.3 van de Beleidsregel verlagen subsidie POP (hierna: de beleidsregel) bepaalt
dat ingeval een subsidieontvanger van niet-oppervlakte gebonden POP subsidies aanbestedingplichtig
is op grond van de Aanbestedingswet 2012 en hij de Aanbestedingswet 2012 niet volledig
heeft nageleefd bij een aanbestedingsplichtige activiteit, de gedeclareerde subsidiabele
kosten die betrekking hebben op de desbetreffende opdracht gecorrigeerd worden overeenkomstig
het kortingspercentage in bijlage 4, deel II. In bijlage 4, deel II, staat de tabel
met de verschillende onregelmatigheden en de bijbehorende kortingspercentages. Per
1 januari 2020 is de bijlage aangepast (Stcrt. 2019, 65649) zodat deze aansluit op het op 14 mei 2019 gewijzigde richtsnoer van de Europese
Commissie met betrekking tot de sanctionering van fouten in aanbestedingen bij EU
subsidies (hierna: het richtsnoer).1 In het richtsnoer van de Europese Commissie wordt toegelicht welke financiële correcties
de Europese Commissie oplegt bij overtredingen van aanbestedingsregels. De lidstaten
zijn primair verantwoordelijk voor het op de juiste wijze toepassen van deze financiële
correcties. Na ervaring te hebben opgedaan met de wijziging van de beleidsregel is
gebleken dat een aantal onderdelen aanpassing behoeft. De overtreding van nationale
aanbestedingsregels behoeft verduidelijking (paragraaf 2). Daarnaast worden enkele
technische wijzigingen meegenomen (paragraaf 3).
2. Overtreding van nationale aanbestedingsregels
Het richtsnoer is niet alleen van toepassing bij overtreding van EU aanbestedingsregels.
Uit paragraaf 1.2.2. van het richtsnoer blijkt dat het richtsnoer ook van toepassing
is wanneer nationale regels bepalen dat de begunstigden van EU fondsen, zoals ELFPO,
zich aan nationale aanbestedingsregels moeten houden. In dat geval wordt de financiële
correctie (ook wel kortingspercentage genoemd) bepaald naar analogie t.a.v. de overtredingen
die genoemd worden in sectie 2 van het richtsnoer. Overeenkomstig artikel 3.3 van
de beleidsregel wordt voor overtreding van de Aanbestedingswet 2012, die zowel ziet
op Europese als op nationale aanbesteding, het kortingspercentage toegepast overeenkomstig
bijlage 4, deel II. Kortom, uit de aanbestedingsregels moet blijken dat er in een
bepaalde situatie sprake is van een overtreding en de beleidsregel bepaalt vervolgens
het bijbehorende kortingspercentage. Enkele onregelmatigheden zijn echter per abuis
alleen toegeschreven voor EU-aanbestedingsplichtige opdrachten. Dit wordt hersteld
door onregelmatigheden A1.2, A2.1 en A2.2 (samengevoegd in nieuwe A2) te herschrijven
zodat ze zowel op onregelmatigheden bij EU- als nationale aanbestedingen van toepassing
zijn (artikel I, onderdeel D, tweede lid, onderdelen a, b en c). Voor EU-aanbestedingsplichtige
opdrachten wordt toegelicht dat onder gegadigden zowel gegadigden in Nederland als
gegadigden in andere lidstaten wordt verstaan (in lijn met voetnoten 19 en 20 van
het richtsnoer).
Ten overvloede wordt vermeld dat het opstellen van eigen aanbestedingsbeleid niet
verplicht is op grond van de aanbestedingsregels. Daarom is het afwijken van het eigen
aanbestedingsbeleid geen onregelmatigheid die een kortingspercentage oplevert mits
daardoor niet in strijd wordt gehandeld met de aanbestedingsregels.
3. Overige wijzigingen
Artikel I, onderdeel A, wijzigt artikel 1 van de beleidsregel en verheldert dat de
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegde minister is. In artikel
2 van het Besluit instelling Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van
26 oktober 2017 (Stcrt. 2017, 62723) is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder meer belast met de
behartiging van de aangelegenheden op de terreinen van landbouw.
Artikel I, onderdeel B, wordt toegelicht in paragraaf 4 van deze toelichting.
Artikel I, onderdeel C, wijzigt bijlage 3 waarin de baselinevoorwaarden staan die
voor de provinciale regelingen voor agrarisch natuurbeheer (ANLb en SNL-a) gelden.
Met betrekking tot de tweede baselinevoorwaarde die ziet op artikel 4 van het Besluit
gebruik meststoffen wordt verhelderd dat deze ziet op vaste dierlijke mest. Agrarisch
natuurbeheer moet verder gaan dan hetgeen wettelijk verplicht is (‘bovenwettelijk’
zijn). In het kader van agrarisch natuurbeheer wordt subsidie verstrekt voor het uitrijden
van ruige stalmest. Dit is geregeld in artikel 4, eerste en tweede lid. Deze leden
en de overige leden van artikel 4 zien verder over drijfmest of zuiveringsslib, en
ten aanzien van dergelijke meststoffen wordt geen vergoeding gegeven onder het agrarisch
natuurbeheer. Dit zijn dus geen baselinevoorwaarden voor het agrarisch natuurbeheer.
Maar het zijn wél randvoorwaarden die ook op het agrarisch natuurbeheer van toepassing
zijn.
In artikel I, onderdeel D, worden met betrekking tot overtreding van aanbestedingsregels
nog enkele technische wijzigingen doorgevoerd. In de inleidende opmerkingen wordt
verhelderd dat de verlaging in verband met een geconstateerde niet naleving van aanbestedingsregels
wordt gezien als een sanctie (artikel I, onderdeel D, eerste lid). Dit sluit aan bij
de beleidsregel waar de kortingspercentages al in bijlage 4, vierde kolom, genaamd
‘sanctie’ waren opgenomen. Daarnaast is met betrekking tot onregelmatigheid A7 de
omschrijving van het kortingspercentage van 10% herschreven zodat het beter aansluit
op de tekst uit het richtsnoer (artikel I, onderdeel D, tweede lid, onderdeel d).
Ook is onregelmatigheid A14 gesplitst in A14.1 en A14.2 overeenkomstig de formulering
in A13a (oud) en A14a (oud) (artikel I, onderdeel D, tweede lid, onderdelen e en f).
Verder is ter volledigheid rij A24, overeenkomstig de formulering in A26a (oud), toegevoegd
zodat duidelijk is dat indien de onregelmatigheid slechts van formele aard is, zonder
(mogelijke) financiële gevolgen, het kortingspercentage 0% bedraagt (artikel I, onderdeel
D, tweede lid, onderdeel g). Dit benoemt de Europese Commissie ook in paragraaf 1.1,
derde alinea, van het richtsnoer.
4. Inwerkingtreding en overgangsrecht
In artikel 2 van het besluit waarin de Europese Commissie het richtsnoer heeft vastgesteld
staat dat het richtsnoer van toepassing is op financiële correctie procedures die
zijn gestart na aanname van het richtsnoer, dus na 14 mei 2019.2 Lidstaten hebben na 14 mei 2019 een redelijke overgangsperiode om voor financiële
correcties over te gaan van het oude richtsnoer op het nieuwe richtsnoer, op voorwaarde
dat de financiële correcties als evenredig moeten worden beschouwd. Aangezien regels
volgens het Nederlandse bestuursrecht pas gelden nadat ze bekend zijn, worden de nieuwe
kortingspercentages toegepast op declaraties die zijn ingediend na 14 mei 2019 omdat
op dat moment de nieuwe kortingspercentages bekend waren.
Uit het principe van onmiddellijke werking3 volgt dat de wijziging van de beleidsregel direct van toepassing is en dus ook geldt
voor declaraties die nog in behandeling zijn. Omdat dat onwenselijk is ten aanzien
van declaraties die dateren van voor het publiceren van het nieuwe richtsnoer is voorzien
in overgangsrecht. Er wordt een nieuw artikel 5.2a opgenomen in de beleidsregel (artikel
I, onderdeel B) waarmee wordt geregeld dat voor gedeclareerde kosten die voor de datum
van 15 mei 2019 zijn ingediend de kortingspercentages blijven gelden die destijds
overeenkomstig het oude richtsnoer waren opgenomen in de beleidsregel. De toepassing
van de nieuwe kortingspercentages kan zowel gunstig als ongunstig uitpakken voor begunstigden.
Indien de toepassing van de nieuwe kortingspercentages voor een of meer belanghebbenden
gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding
tot de met de beleidsregel te dienen doelen kan overeenkomstig artikel 4:84 van de
Algemene wet bestuursrecht daarvan worden afgeweken.
Per 1 januari 2020 is de beleidsregel overigens al aangepast aan het nieuwe richtsnoer
(Stcrt. 2019, 65649). Enkel is toen verzuimd om in de beleidsregel te verduidelijken dat de regels voor
het toepassen van correcties ook gelden voor overtreding van nationale aanbestedingsregels.
Het toepassen van die correcties was echter al mogelijk door het richtsnoer naar analogie
toe te passen. Met deze wijziging van de beleidsregel wordt inzichtelijk gemaakt hoe
dit moet worden gedaan en wordt de eerdere omissie zodoende hersteld.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst. Met de inwerkingtreding van deze
regeling wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende
dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking
treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt. Dit wordt gerechtvaardigd
omdat het reparatieregelgeving en de implementatie van een EU richtsnoer betreft.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten