TOELICHTING
1. Algemeen
Strekking
Deze regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm), op de volgende
onderdelen:
-
− de geldigheidsduur van herstelbewijzen wordt verlengd van 180 dagen naar 365 dagen;
-
− personen die deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek naar vaccins tegen het virus
SARS-CoV-2 en na ontvangst van hun studievaccinatie als volledig beschermd kunnen
worden beschouwd, kunnen ook een coronatoegangsbewijs (CTB) verkrijgen;
-
− de mogelijkheid voor het verkrijgen van een CTB op basis van vaccinatie die in het
buitenland is toegediend wordt verruimd;
-
− de mogelijkheid om een testuitslag te verkrijgen op basis van een begeleide zelftest
in pilotsetting wordt toegevoegd.
De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 Saba en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius wordt
gewijzigd om een grondslag te creëren om CTB's in geval van fraude of misbruik te
blokkeren. In Europees Nederland is deze wijziging in de Trm met spoed doorgevoerd
met ingang van 6 november 2021.1 Omdat CTB’s nog niet worden ingezet in Caribisch Nederland en om die reden geen sprake
is van spoed, was deze wijziging nog niet doorgevoerd in de regelingen van Bonaire,
Sint Eustatius en Saba. Met deze regeling gebeurt dat alsnog.
Verder worden in de betreffende ministeriële regelingen die zien op Caribisch Nederland
wijzigingen doorgevoerd ten aanzien van de testverplichtingen die gelden voor personenvervoer.
Tot slot worden enkele punten hersteld in de Trm.
Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19
geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Vanwege het virus golden over de periode van ruim een jaar reeds ingrijpende maatregelen,
die zijn gebaseerd op drie pijlers:
-
− een acceptabele belasting van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg
kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
− het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
− het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt. Daarnaast
geldt als uitgangspunt het sociaal- maatschappelijk perspectief gericht op het beperken
van economische en maatschappelijke schade op korte termijn, aandacht voor structurele
maatschappelijke en economische schade en het voorkomen dat de lasten onevenredig
neerslaan bij bepaalde groepen, zoals ook beschreven bij de invoering van de maatregelen
op 9 juli 20212 en de verlenging op 13 augustus 2021.3
2. Hoofdlijnen van deze regeling
Verlenging herstelbewijs
Met deze regeling wordt de geldigheidsduur van een coronatoegangsbewijs op basis van
herstel van 180 dagen verlengd naar 365 dagen. De wetenschappelijke data over de duur
van de natuurlijke immuniteit die ontstaat na een doorgemaakte infectie ondersteunen
volgens deskundigen de aanname dat deze immuniteit langer aanhoudt dan eerst werd
aangenomen (zie het 127e OMT-advies4). Op basis van dit advies wordt de geldigheidsduur van een herstelbewijs daarom verlengd
van 180 tot 365 dagen. Het restrisico – het risico dat er toch transmissie van het
virus plaatsvindt – wordt als aanvaardbaar beoordeeld, als mensen vanaf de elfde dag
tot en met 365 dagen na een positieve testuitslag van een NAAT-test of een antigeentest
toegang wordt verleend tot activiteiten of voorzieningen waarvoor een coronatoegangsbewijs
wordt voorgeschreven.
De verlengde hersteltermijn geldt alleen voor het coronatoegangsbewijs en niet voor
het certificaat dat wordt afgegeven op grond van verordening (EU) 2021/953 van het
Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte,
verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten
(digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie
te faciliteren (PbEU 2021, L 211/1). Een digitaal EU-COVID-certificaat (DCC) dat gebaseerd
is op herstel heeft op grond van deze verordening een geldigheidsduur van 180 dagen.
Om uitvoeringstechnische redenen is het niet mogelijk om een dergelijk DCC om te zetten
in een coronatoegangsbewijs voor nationale doeleinden met een geldigheidsduur van
365 dagen. Denkbaar is bijvoorbeeld dat een persoon die na zijn herstel in een andere
lidstaat een DCC heeft gekregen naar Nederland komt en daar is, terwijl er inmiddels
180 dagen zijn verstreken sinds zijn herstel van de infectie met het SARS-CoV-2 virus.
Op dat moment beschikt die persoon niet meer over een geldig DCC. Aantonen dat hij
hersteld is, kan dan de facto niet meer. Bij gebrek aan een geldig DCC, zou dan namelijk
een handmatige check moeten plaatsvinden van elders afgegeven positieve testresultaten,
die amper te controleren zijn. Bovendien zit hier een frauderisico aan. Evenmin is
het mogelijk om bijvoorbeeld opnieuw een DCC af te geven; dit kan alleen als na een
positieve testuitslag opnieuw kan worden vastgesteld dat een persoon is hersteld van
infectie met het SARS-CoV-2 virus. Deze problematiek wordt binnen Europa besproken.
Studievaccinatie
Op dit moment kan een CTB worden verkregen op basis van een vaccinatie tegen het virus
SARS-CoV-2 met vaccins die zijn goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen
(CBG) of het Europees Medicijn Agentschap (EMA) dan wel door de World Health Organization
(WHO) zijn opgenomen op de Emergency Use Listing. Personen die deelnemen aan wetenschappelijk
onderzoek naar vaccins tegen het virus SARS-CoV-2 en na ontvangst van hun studievaccinatie
als volledig beschermd kunnen worden beschouwd, kunnen geen coronatoegangsbewijs verkrijgen
omdat het vaccin ongeregistreerd en niet goedgekeurd is door het CBG of de EMA dan
wel door de WHO. Dat is een onwenselijk gevolg voor deze personen die op vrijwillige
basis een bijdrage leveren aan de wetenschap en daarmee aan de bestrijding van de
epidemie. Met de onderhavige regeling wordt erin voorzien dat deze personen een CTB
kunnen verkrijgen.
Het gaat hierbij uitsluitend om wetenschappelijk onderzoek naar trial vaccines dat in Nederland wordt uitgevoerd en is getoetst en goedgekeurd door de Centrale
Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO; artikel 1, onderdeel d, van het Besluit centrale
beoordeling medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen). Onderzoekers kunnen voor
hun studievaccin nieuwe Handels Product Kenmerken(HPK)-codes bij het RIVM aanvragen.
Nadat het RIVM deze codes heeft aangemaakt, kan de onderzoeker de HKP-codes in het
COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringsysteem (CIMS) registreren voor de deelnemers
die naar het oordeel van de onderzoeker vanwege het in studieverband toegediende vaccin,
als volledig of gedeeltelijk beschermd kunnen worden beschouwd (wat dus niet het geval
zal zijn bij deelnemers die een placebo hebben ontvangen). Bij volledige bescherming
kan de deelnemer op basis van de gegevens uit CIMS, via de CoronaCheck app, een CTB
verkrijgen. Omdat de onderzoeker de registratie in CIMS pas doet nadat hij heeft beoordeeld
dat de betrokken deelnemer als volledig beschermd kan worden beschouwd, hoeft daarna
geen wachttijd te worden gehanteerd (anders dan bij de goedgekeurde vaccins die na
toediening van de (laatste) vaccinatie pas na de voorgeschreven wachttijd optimale
bescherming bieden). Bij gedeeltelijke bescherming registreert de onderzoeker in CIMS
dat de betreffende deelnemer nog een aanvullende vaccinatie van een goedgekeurd vaccin
behoeft. Nadat de deelnemer die aanvullende vaccinatie bij de GGD heeft gehaald, kan
– nadat de ter zake van het betreffende goedgekeurde vaccin geldende wachttijd is
verstreken – via de CoronaCheck app een CTB worden verkregen.
Overigens geldt dat de betreffende deelnemers, ondanks de met deze regeling getroffen
voorziening, geen DCC kunnen verkrijgen als zij niet volledig gevaccineerd zijn met
een goedgekeurd vaccin. Verordening (EU) 2021/953 (digitaal EU-COVID-certificaat)
biedt hiervoor geen ruimte. Op Europees niveau vindt hierover nader overleg plaats.
Vaccinatie in het buitenland
De Trm biedt reeds de mogelijkheid om een CTB te verkrijgen voor vaccinatie in een
derde land voor personen die woonachtig zijn in Nederland of met een Nederlands BSN
(artikel 6.31a Trm). Personen die wonen in het Europese deel van Nederland of in een
van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba alsmede Nederlanders die
wonen in een derde land kunnen zich daarvoor wenden tot de GGD Utrecht, de GGD Groningen
de GGD Rotterdam-Rijnmond. Deze faciliteit is met deze wijzigingsregeling uitgebreid.
Er kan hiermee ook een CTB uitgegeven worden aan personen die in Nederland wonen of
de Nederlandse identiteit hebben wanneer vaccinatie geheel of gedeeltelijk heeft plaatsgevonden
in een andere lidstaat van de Europese Unie (EU).
Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende
een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-,
test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer
tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PbEU 2021, L 211/1) verplicht de lidstaat
waar een vaccin is toegediend tot het uitgeven van een vaccinatiecertificaat (artikel
5, eerste lid, Vo). Een door een andere lidstaat uitgegeven vaccinatiecertificaat
kan gebruikt worden voor het verkrijgen van toegang tot activiteiten en voorzieningen
waarvoor het CTB is voorgeschreven. Dit vloeit eveneens voort uit de verordening (artikel
5, vijfde lid, Vo). Het uitgeven van een CTB aan personen die in een andere lidstaat
zijn gevaccineerd, zou derhalve overbodig zijn.
In de afgelopen periode doen zich echter gevallen voor waarin om diverse redenen in
de lidstaat van toediening van de vaccinatie geen certificaat verstrekt werd, ook
niet na herhaalde verzoeken van betrokkene zelf en aandringen van rijkswege bij de
betreffende lidstaten. Doorgaans zijn dit mensen die in Nederland wonen, maar voor
langere tijd in een andere lidstaat verblijven en zich daar laten vaccineren. Als
gevolg hiervan moeten deze personen na terugkeer in Nederland zich steeds opnieuw
laten testen om toegang te krijgen tot activiteiten en voorzieningen waarvoor het
CTB is voorgeschreven. Bij wijze van alternatief wordt hen nu de mogelijkheid geboden
om een CTB te verkrijgen bij één van bovengenoemde GGD'en.
Concreet omvat de uitbreiding van deze faciliteit de uitgifte van een CTB in de volgende
situaties:
-
– volledige vaccinatie in een andere lidstaat van de EU. Dit houdt in dat alle doses
waaruit de volledige vaccinatie bestaat in een andere lidstaat zijn toegediend of
dat de vaccinatie in een andere lidstaat reeds na één in plaats van twee doses als
volledig kan worden aangemerkt wegens een eerdere infectie met het coronavirus. Deze
infectie kan zich hebben voorgedaan in Nederland, een lidstaat van de EU of een derde
land;
-
− een gedeeltelijke vaccinatie in een andere lidstaat van de EU. Deze situatie kent
verschillende varianten:
-
− Met de onderhavige wijziging kan een CTB worden uitgegeven wanneer de laatste dosis
van een volledige vaccinatie in een andere lidstaat is toegediend en de eerdere dosis
in Nederland of een derde land.
-
− Tevens is met deze wijzigingsregeling geëxpliciteerd dat een CTB ook kan worden uitgegeven
wanneer de laatste dosis van een volledige vaccinatie in een derde land is toegediend
en de eerdere dosis in een andere lidstaat.
-
− Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een CTB reeds verstrekt kan worden wanneer
de laatste dosis van een volledige vaccinatie in Nederland is toegediend en de eerdere
dosis in een andere lidstaat. In dat geval zal niet naar één van de bovengenoemde
GGD'en, maar de toediener van het vaccin in Nederland de vaccinatie als volledig aanmerken.
De uitgifte van het CTB in geval van volledige vaccinatie die geheel of gedeeltelijk
in een andere lidstaat van de EU heeft plaatsgevonden, verloopt op dezelfde wijze
als de uitgifte van het CTB bij vaccinatie in een derde land. Het zijn ook dezelfde
GGD'en die de uitgifte verzorgen. Aangezien hun automatiseringssystemen reeds zijn
aangesloten op de applicaties voor het genereren van CTB's zullen de initiële kosten
beperkt zijn. GGD’en krijgen deze kosten vergoed via de meerkostenregeling, net als
hun kosten voor uitgifte van het CTB.
Voor de ontvanger zijn geen kosten verbonden aan het CTB. Het CTB wordt op papier
verstrekt. De ontvanger kan deze met de applicatie CoronaCheck inlezen en omzetten
naar een digitaal CTB.
De risico’s op fraude bij de uitgifte van het CTB in geval van volledige vaccinatie
die geheel of gedeeltelijk in een andere lidstaat van de EU heeft plaatsgevonden,
zijn vergelijkbaar met die in het huidige proces waarin bepaalde GGD’en voor Nederlanders
en inwoners van Nederland vaccinatiebewijzen uit een derde land omzetten naar een
DCC en CTB. Deze risico's kunnen zich iets vaker voordoen omdat er meer mensen in
aanmerking komen voor een CTB. Aan de hand van de ervaring die GGD’en inmiddels hebben
opgedaan met het controleren van vaccinatiebewijzen uit derde landen, is een proces
ingericht om fraude te minimaliseren. Dit proces zal continu worden geëvalueerd en
bijgesteld om frauderisico’s te beperken.
Pilot zelftesten
In de Trm wordt een bepaling opgenomen op grond waarvan een testuitslag kan worden
verkregen op basis van een begeleide zelftest in pilotsetting in het kader van een
protocol dat wordt opgesteld door de Minister van VWS. Naar aanleiding van de motie
Paternotte-Westerveld over ‘onderzoek naar het gebruik van zelftesten voor toegang’5 is onder de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit (LCT) een werkgroep zelftesten
voor toegang gestart die het begeleid zelftesten voor toegang heeft onderzocht. De
adviezen van de werkgroep zelftesten voor toegang, het OMT en de stuurgroep overgangsfase
(welke rapporteert aan de LCT en heeft gekeken welke veranderingen uitvoeringstechnisch
wenselijk zijn) achten allemaal het begeleid zelftesten voor toegang kansrijk mits
aan gestelde voorwaarden wordt voldaan. Om te toetsen en te evalueren of begeleid
zelftesten in de praktijk betrouwbaar kan plaatsvinden, worden door de Ministers van
Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en VWS, in overeenstemming
met het gevoelen van de ministerraad, in eerste instantie drie kleinschalige pilots
opgezet die zich richten op verschillende vormen van begeleid zelftesten. Elke pilot
van begeleid zelftesten kan op een eigen manier bijdragen aan een toegankelijker,
sneller, gebruiksvriendelijker en soms goedkoper testlandschap. Hoe deze pilots worden
uitgevoerd, wanneer zij aflopen en hoe de evaluatie wordt vormgegeven, wordt beschreven
in een protocol dat door de Minister van VWS wordt vastgesteld en gepubliceerd.
Deze wijziging van de Trm maakt het mogelijk dat deelnemers aan deze pilot ook daadwerkelijk
een testuitslag kunnen krijgen die, bij een negatief resultaat kan worden gebruikt,
om een CTB te verkrijgen. Met een positieve testuitslag kan geen herstelbewijs worden
aangemaakt. Een herstelbewijs kan alleen verkregen worden als na de begeleide zelftest
middels een confirmatietest bij de GGD de positieve uitslag wordt bevestigd. Na afronding
en evaluatie van de pilots zal het kabinet eventuele grootschalige inzet van (een
manier van) begeleid zelftesten meenemen in de besluitvorming.
Voor de goede orde wordt opgemerkt, dat een deelnemer die op basis van een begeleide
zelftest een testuitslag krijgt, deze testuitslag niet kan gebruiken voor het aanmaken
van een DCC. De Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van
14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van
interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat)
teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PbEU 2021,
L 211/1), voorziet enkel in het afgeven van een DCC op basis van een negatieve testuitslag
na een professioneel afgenomen test.
Er worden drie pilots gestart die zich richten op verschillende vormen van zelftesten.
Digitaal begeleid zelftesten (pilot 1)
In deze pilot maakt de burger een afspraak voor een zelftest, waarna hij per post
een zelftest ontvangt. Op het moment van de afspraak logt de burger in via een link
naar een videogesprek met de testaanbieder en neemt hij vervolgens de zelftest bij
zichzelf af onder toeziend oog van een medewerker van de testaanbieder. Vervolgens
controleert een andere medewerker de uitslag van de zelftest (bijvoorbeeld door middel
van een door de burger genomen foto van de uitslag of via een videogesprek). De werknemer
van de testaanbieder voert de uitslag in het uitslagensysteem in. Wanneer deze uitslag
negatief is, kan de deelnemer deze testuitslag gebruiken voor het aanmaken van een
CTB.
Fysiek begeleid zelftesten op een (test)locatie (pilot 2)
In deze pilot maakt de burger een afspraak via het afsprakenportaal. Op het moment
van de afspraak gaat hij naar de testlocatie. De burger krijgt vervolgens een zelftest
uitgedeeld in een ruimte waar zich nog tussen de vijf en tien andere deelnemers van
de pilot bevinden. Vervolgens nemen alle deelnemers de zelftest bij zichzelf af onder
begeleiding van de werknemer van de testaanbieder. Wanneer de burger de zelftest is
afgenomen, geeft de deelnemer de zelftest aan een andere werknemer van de testaanbieder,
waarna de uitslag wordt ingevoerd in het uitslagen systeem. Als deze uitslag negatief
is, kan de deelnemer deze testuitslag gebruiken voor het aanmaken van een CTB.
Fysiek begeleid zelftesten in de thuisomgeving (pilot 3)
In deze pilot wordt aan een zorgorganisatie (bijvoorbeeld jeugd- of thuiszorg) gevraagd
om de pilot uit te voeren. De zorgorganisatie zal vervolgens aangesloten moeten worden
op de CoronaCheck applicatie. Een cliënt geeft aan bij de zorgaanbieder dat hij thuis
een begeleide zelftest wilt afnemen. De zorgaanbieder neemt de zelftest mee naar de
afspraak. Bij deze pilot bestaat enerzijds de mogelijkheid dat de cliënt de test bij
zichzelf afneemt. Anderzijds bestaat de mogelijkheid dat de zorgaanbieder de zelftest
bij de cliënt afneemt. Vervolgens voert de zorgaanbieder de uitslag in het uitslagensysteem
in. Wanneer deze uitslag negatief is, kan de deelnemer deze testuitslag gebruiken
voor het aanmaken van een CTB.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat het precieze proces dat de burger doorloopt
nog in ontwikkeling is en daardoor op onderdelen kan afwijken van hetgeen hiervoor
is geschetst. Een en ander wordt vastgelegd in een door de Minister van VWS vastgesteld
protocol.
De drie pilots zullen klein van opzet zijn (circa 2.000 testen per pilot). De pilot
richt zich enkel op testen voor toegang. De meerwaarde van deze opties liggen bij
elke afzonderlijke optie net anders. Daarom is besloten om alle drie de opties uit
te werken in drie verschillende pilots. De meerwaarde van het begeleid zelftesten
voor toegang is dat de reistijd bij de opties 1 en 3 verdwijnt en daarmee ook de druk
op het minimaliseren van ‘witte vlekken’ (dit zijn geografische gebieden waar minder
testlocaties zijn, waardoor de reistijd voor de burger die een test wil laten afnemen
langer kan worden dan een half uur). Hiermee kan invulling worden gegeven aan de motie
Van der Plas (BBB)6 die oproept om er voor zorg te dragen dat mensen binnen een half uur reistijd een
test kunnen afnemen voor toegang. Daarnaast wordt hierdoor de drempel om gebruik te
maken van het testen voor toegang verlaagd. De meerwaarde van optie 2 ten opzichte
van de huidige teststraten is dat dit goed toegepast kan worden bij bijvoorbeeld meerdaagse
evenementen omdat op locatie getest kan worden. Er kunnen immers meerdere mensen tegelijkertijd
een begeleide zelftest afnemen. De optie fysiek begeleid zelftesten in de thuisomgeving
(pilot 3) biedt ook mogelijkheden voor een deel van de doelgroep van het amendement
Bikker7 over een uitzondering van de testplicht voor personen met een beperking of ziekte.
Binnen deze groep vallen mensen met een breed spectrum aan medische aandoeningen.
De begeleide zelftest in de eigen omgeving kan hier mogelijk een oplossing zijn. Daarnaast
zouden alle opties van toegevoegde waarde kunnen zijn om het testlandschap en daarmee
gemoeide testcapaciteit goed afgestemd te houden op de actuele vraag naar testen.
Ook kan dit een oplossing zijn voor gebieden waar men lang (langer dan een half uur)
moet reizen naar een teststraat. Het begeleid zelftesten kost in pilot 1 en pilot
3 immers geen reistijd. Voorts kan een voordeel van begeleid zelftesten zijn dat dit
op een veel grotere schaal ingezet kan worden. Mocht er behoefte zijn aan extra testcapaciteit,
dan zou het begeleid zelftesten daar een bijdrage aan kunnen leveren. Een ander voordeel
is dat de verwachting bestaat dat begeleid zelftesten mogelijk financieel voordeliger
is dan de huidige toegangsteststraten.
De pilots worden geëvalueerd door een onafhankelijk bureau waarbij er onder andere
gekeken wordt naar het gebruikersgemak, de testbereidheid, de fraudebestendigheid,
inclusiviteit en financiële consequenties. Aan de hand van een evaluatie van deze
pilots wordt besloten of deze manier van zelftesten op grotere schaal uitgerold wordt.
Het feit dat deze pilots worden opgezet betekent nadrukkelijk niet dat dit nadien
ook daadwerkelijk grootschalig uitgerold zal worden. Hiervoor moet eerst de evaluatie
worden afgewacht.
Voor het opzetten van de pilots zullen een aantal opdrachten worden verstrekt aan
geselecteerde testaanbieders. Voorts zal een opdracht worden verstrekt aan een bureau
voor het uitvoeren van de evaluatie. Tevens zal SON in het kader van hun Dienstverleningsovereenkomst
met VWS werkzaamheden uitvoeren ten behoeve van de aanpassing van de verschillende
applicaties, het beheer van deze applicaties en zal adviseren. Aan deelname aan de
pilots worden geen extra kosten in rekening gebracht bij de burger.
De testaanbieder die de pilot digitaal begeleid zelftesten uitvoert, moet een systeem
inrichten om deze testen te versturen. Er kan mogelijk gebruik worden gemaakt van
de voorraad zelftesten van VWS.
De pilot gericht op het digitaal begeleid zelftesten heeft een risico op fraude bij
de uitgifte van het CTB. Het is immers mogelijk dat de deelnemer de uitslag van een
oude zelftest gebruikt, een zelftest gebruikt die door iemand anders is afgenomen
of een zelftest die een andere keer bewust op een verkeerde manier is afgenomen wordt
getoond. Er wordt gekeken naar mogelijkheden om deze risico’s te beperken wat nader
uitgewerkt wordt in het protocol. Het is echter ook het doel van deze pilots om deze
risico’s in te schatten en te analyseren, zodat daar bij een mogelijke grootschalige
uitrol van het begeleid zelftesten rekening mee gehouden kan worden. Gezien de beperkte
omvang van de groep deelnemers aan de pilot, wordt dit risico als gering ingeschat.
Blokkering coronatoegangsbewijs
Onlangs is gebleken dat de CTB's worden gekopieerd of nagemaakt en via het internet
beschikbaar worden gesteld om door anderen te worden gebruikt teneinde toegang te
verkrijgen tot activiteiten of voorzieningen waar een CTB is voorgeschreven. Dit kan
vooral gedaan worden met CTB's die op papier zijn uitgegeven. De QR-code van zo'n
CTB is namelijk statisch, anders dan een QR-code die met de applicatie CoronaCheck
wordt gegeneerd en elke minuut wordt ververst. Dergelijk misbruik doet afbreuk aan
de werking van de inzet van het CTB. Het is van belang dat met de applicaties alleen
betrouwbare resultaten getoond worden. Dit is een verantwoordelijkheid die is neergelegd
bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (artikel 58re, vierde
lid, Wpg).
Een CTB is bruikbaar wanneer bij het lezen ervan de applicatie CoronaCheck Scanner
aangeeft dat sprake is van een geldig CTB en daarbij de initialen en het geboortejaar
en de geboortemaand weergeeft van de persoon waarop het CTB betrekking heeft. Indien
er een gegrond vermoeden bestaat dat handelingen zijn verricht met of met betrekking
tot het CTB die het vertrouwen in het CTB hebben geschaad of zullen schaden (bijvoorbeeld
bij fraude of misbruik, doordat een CTB op internet ter gebruik door anderen wordt
aangeboden of CTB’s tegen vergoeding worden aangeboden), wordt nader onderzoek verricht
door de Minister van VWS. Hierbij wordt onderzocht of de QR-code werkend is en ook
daadwerkelijk is gedeeld of publiek gemaakt. Op basis van de uitkomst van dat onderzoek
wordt door de Minister van VWS bepaald of de code geblokkeerd wordt.
Of er sprake is van geschaad vertrouwen in het CTB wordt beoordeeld in het licht van
het doel waarvoor CTB’s verplicht zijn gesteld en de mogelijkheden die CTB’s bieden.
Zij zijn nodig ter bestrijding van de (directe dreiging van de) epidemie van covid-19
en geven een mogelijkheid dat iemand deelneemt aan een activiteit of toegang heeft
tot een voorziening. CTB’s zijn dan ook strikt persoonsgebonden en gekoppeld aan de
vaccinatie, het herstel of de test van een concrete persoon, die zich veelal ook dient
te identificeren. Wordt zodanig met een CTB omgegaan dat hieraan afbreuk wordt gedaan,
dan verliest een CTB zijn waarde en wordt het vertrouwen erin geschaad. Hiervan kan
bijvoorbeeld sprake zijn als:
-
• iemands CTB op enigerlei wijze aan een ander ter beschikking wordt gesteld of op zodanig
onzorgvuldige manier is achtergelaten of er zodanig onzorgvuldig mee is omgegaan dat
een ander hiervan zonder noemenswaardige moeite misbruik kan maken;
-
• iemand anders CTB wordt gebruikt, gepoogd te gebruiken of dat wordt voorbereid, dan
wel kennelijk daartoe in bezit is;
-
• een CTB op andermans identiteit is verstrekt;
-
• een CTB is vervalst of kennelijk opzettelijk is beschadigd.
Zodra een gegrond vermoeden bestaat dat een bruikbaar CTB wordt gedeeld met anderen,
wordt dit geblokkeerd. Of een CTB met anderen gedeeld wordt, is in ieder geval te
constateren wanneer een vervalsing of kopie van een QR-code op internet is gepubliceerd.
Daarnaast zou tijdens een controle, het houden van toezicht of de handhaving, bijvoorbeeld
tijdens het nalopen van websites waarvan bekend is dat er CTB’s verspreid worden,
kunnen blijken dat een vervalst of gekopieerd CTB verspreid wordt. Ook kunnen ondernemers
die een vals of gekopieerd CTB getoond krijgen, daarvan de politie op de hoogte stellen.
Wanneer het nader onderzoek een gegrond vermoeden oplevert dat een vervalst of gekopieerd
CTB in omloop is (bijvoorbeeld als een QR-code op het internet circuleert), wordt
dit na onderzoek geblokkeerd. Elk CTB is voorzien van een elektronische handtekening
van de Minister van VWS en bevat een willekeurig getal (de zogenoemde challenge).
Dit getal kan niet gewijzigd worden, omdat de elektronische handtekening dan niet
meer geldig is en de CoronaCheck Scanner applicatie zal aangeven dat er geen geldig
CTB is. De challenge wordt met een cryptografische hashfunctie (SHA256) versleuteld
en afgekort tot 16 bytes naar een proof identifier. De proof identifier wordt opgenomen
in een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangelegde lijst (een
denylist) die periodiek door de applicatie CoronaCheck Scanner wordt gedownload. Op
het moment dat CoronaCheck Scanner een CTB leest, wordt de proof identifier van die
QR-code berekend. Daarna controleert de applicatie of deze proof identifier op de
denylist staat. Zo ja, dan geeft CoronaCheck Scanner aan dat het CTB niet geldig is.
Zo nee, dan worden de controle van het CTB zoals normaal uitgevoerd.
Gedupeerden van fraude of misbruik van hun CTB, kunnen op de gebruikelijke wijze een
nieuw CTB aanmaken en daarmee toegang verkrijgen tot activiteiten en voorzieningen.
Dit betekent dat bij een ongeldigverklaring de specifieke QR-code die is gegenereerd
in de app of op papier niet meer geldig is, maar een nieuwe in de app gegenereerde
QR-code of een nieuwe uitdraai van de papieren QR-code niet ongeldig is. Iedere burger
kan daarmee altijd een nieuw CTB generen die wel geldig is. Het plaatsen van een CTB
op de denylist zorgt er daarmee niet voor dat personen die volledig zijn gevaccineerd
geen CTB meer kunnen krijgen, zij moeten alleen een nieuwe genereren. Het is technisch
niet mogelijk om de persoon wiens CTB op de denylist staat daarover te informeren.
Fraude en misbruik vindt voornamelijk plaats met een CTB op papier. Omdat het CTB
geen contactgegevens bevat, kunnen gedupeerden niet worden geïnformeerd over de blokkering
van het CTB. Afhankelijk van de specifieke casus kunnen aanvullende maatregelen getroffen
worden. Overtreding van de bepalingen in de Wpg met betrekking tot CTB's is strafbaar
gesteld en kan leiden tot opleggen van sancties (artikel 68bis Wpg). Daarnaast kan
in geval van fraude aangifte gedaan worden.
Op grond van de verordening8 kan ook een door andere lidstaten uitgegeven Digitaal Corona Certificaat (DCC) gebruikt
worden om toegang te verkrijgen tot activiteiten en voorzieningen waarvoor een CTB
is voorgeschreven. Ook bij een redelijk vermoeden van fraude of misbruik van een DCC
zal dit op dezelfde manier geblokkeerd worden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van
een vergelijkbare methode waarbij de cryptografische hashwaarde (met behulp van het
SHA-256 algoritme) wordt berekend op basis van de elektronische handtekening van het
DCC.
Benadrukt wordt dat hiermee de concrete inzet van CTB’s voor Saba en Sint Eustatius
nog niet is of wordt geregeld. Daarover vindt separaat besluitvorming plaats die haar
weerslag zal moeten vinden in de betreffende ministeriële regelingen die zien op Caribisch
Nederland. Op Bonaire zal het CTB vanaf het einde van deze maand ingezet worden voor
evenementen.
De maatregelen die in deze regeling zijn opgenomen brengen geen verandering in de
bestaande toezicht- en handhavingssystematiek van de CTB’s.
Testverplichtingen personenvervoer Caribisch Nederland
Met deze regeling wordt bewerkstelligd dat de aanbieder van personenvervoer via lucht-
en scheepvaart niet langer wordt verplicht uitsluitend vervoer aan te bieden aan reizigers
die die een negatieve uitslag van een NAAT-test van ten hoogste achtenveertig uur
oud op het moment van het aan boord gaan van een vervoermiddel kunnen tonen aan de
vervoerder. Zij mogen ook vervoer aanbieden aan volledig gevaccineerde reizigers die
een negatieve uitslag van een antigeentest van ten hoogste vierentwintig uur oud kunnen
tonen aan de vervoerder. Deze wijziging wordt ook doorgevoerd in de artikelen die
zich richten tot de gevaccineerde internationale reiziger zelf.
Gezien de kleinschaligheid van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de beperkte zorgcapaciteit
en onvoldoende hoge vaccinatiegraad op Sint Eustatius en Bonaire was het tot op heden
niet mogelijk om met een antigeentest in te reizen. Om de risico’s op introductie
van het virus zo beperkt mogelijk te houden, werd alleen een negatieve uitslag van
een NAAT-test geaccepteerd. Nu de vaccinatiegraad verder stijgt en de gevolgen van
introductie daarmee afnemen, acht het RIVM het verstandig om voor gevaccineerde reizigers
ook een antigeentest van ten hoogste vierentwintig uur oud toe te staan. Dit betekent
dat gevaccineerde reizigers die naar Bonaire, Sint Eustatius of Saba reizen dit kunnen
doen met een NAAT-test van achtenveertig uur oud of een antigeentest van ten hoogste
vierentwintig uur oud. Ongevaccineerde reizigers dienen naar alle drie de eilanden
een NAAT-testuitslag te kunnen laten zien, gezien het grotere risico dat zij vormen
voor de bevolking van Caribisch Nederland.
Herstelpunten
De uitzondering voor zogenaamde zeemanshuizen op het gebruik van CTB’s, zoals opgenomen
in artikel 4.2, vijfde lid, had ook opgenomen moeten worden ten aanzien van de verplichte
sluitingstijd voor eet- en drinkgelegenheden. Om die reden is in artikel 4.2, vijfde
lid, bepaald dat zowel het eerste lid, als het tweede lid niet gelden in verzorgingsplaatsen
die exclusief zijn ingericht voor zeevarenden voor de tijdelijke onderbreking van
hun reis.
Ook worden in de artikelen 4.3 en 6.31a foutieve verwijzingen hersteld.
3. Noodzakelijkheid en evenredigheid
Verlenging herstelbewijs
In afwachting van de ontwikkelingen op Europees niveau, ontstaat vooralsnog een zeker
onderscheid tussen personen die in een andere lidstaat van de Europese Unie een DCC
hebben ontvangen op basis van herstel en herstelde personen die in Nederland een coronatoegangsbewijs
hebben verkregen. Dit onderscheid betreft echter niet een onderscheid naar nationaliteit,
maar een ongelijke behandeling naar gelang het land waar men woont, getest is en een
herstelbewijs heeft gekregen. Op grond van artikel 18 van het Verdrag betreffende
de Werking van de Europese Unie is discriminatie op grond van nationaliteit verboden.
Dit betekent ook dat burgers van de Unie in beginsel gelijk behandeld moeten worden.
Op basis van artikel 24 van de Burgerschapsrichtlijn geniet iedere burger van de Unie
die op het grondgebied van een andere lidstaat verblijft, binnen het toepassingsgebied
van het verdrag in principe dezelfde behandeling als de onderdanen van het gastland.
Het verlengen van de geldigheidsduur van het coronatoegangsbewijs op basis van herstel
naar 365 dagen heeft het volgende gevolg. Een persoon uit een andere lidstaat kan
er met een DCC op basis van herstel op rekenen dat hij in Nederland gedurende 180
dagen toegang heeft tot voorzieningen en kan deelnemen aan activiteiten waarvoor een
coronatoegangsbewijs nodig is. Na verloop van die termijn van 180 dagen, zal deze
persoon zich steeds moeten laten testen voor toegang tot die voorzieningen of deelname
aan die activiteiten. Dit geldt niet voor een persoon die in Nederland een coronatoegangsbewijs
op basis van herstel heeft gekregen, omdat diegene daarmee gedurende 365 dagen beschikt
over een geldig coronatoegangsbewijs. Dit levert voor de persoon uit een andere lidstaat
een drempel op om gebruik te maken van bepaalde diensten in Nederland waar een CTB
vereist is, zoals eet- en drinkgelegenheden. Hoewel geen sprake is van een direct
onderscheid, leidt dit wel tot een indirect onderscheid op basis van nationaliteit.
Indirect onderscheid kan echter objectief gerechtvaardigd worden indien er sprake
is van een legitiem doel en de maatregel proportioneel en subsidiair is.
Nu het verlengen naar 365 dagen in Nederland epidemiologisch verantwoord wordt geacht,
wordt er mede vanuit het oogpunt van proportionaliteit voor gekozen om het coronatoegangsbewijs
op basis van herstel een langere geldigheidsduur te geven. Dit is ook in lijn met
hetgeen is bepaald in artikel 58b Wpg waarin onder andere staat dat de bij of krachtens
hoofdstuk Va toegekende bevoegdheden slechts worden toegepast voor zover die toepassing
gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is en gelet
op dat doel vanuit grondrechtelijk perspectief evenredig is. Verlenging van de geldigheidsduur
van het coronatoegangsbewijs voorkomt dat personen die zijn hersteld van een infectie
zich eerder moeten laten testen voor toegang of deelname dan epidemiologisch gezien
nodig is. Bovendien vergt dat ook een inzet van testcapaciteit waar het niet nodig
is. Gezien het voorgaande wordt het noodzakelijk en proportioneel geacht om de geldigheidsduur
van het coronatoegangsbewijs op basis van herstel te verlengen naar 365 dagen. Zoals
hiervoor gezegd, is het om verschillende uitvoeringstechnische redenen niet mogelijk
om een DCC op basis van herstel met een geldigheidsduur van 180 dagen om te zetten
in een coronatoegangsbewijs voor nationale doeleinden met een geldigheidsduur van
365 dagen. Dit omdat een positief testbewijs uit een andere lidstaat niet te controleren
valt, het opzetten van een dergelijke controle een grote uitvoeringslast met zich
brengt, er grote aantallen persoonsgegevens van personen uit andere lidstaten verwerkt
zullen moeten weten als wél een coronatoegangsbewijs zou worden verstrekt en tot slot
omdat dit coronatoegangsbewijs op papier wordt verstrekt met de daarbij horende frauderisico’s.
Bovendien staat voor een persoon die een DCC op basis van herstel heeft na afloop
van de geldigheidsduur van het certificaat in Nederland altijd de mogelijkheid open
om een coronatoegangsbewijs op basis van een test te krijgen, waardoor in ieder geval
toegang bestaat tot activiteiten of voorzieningen waarvoor het coronatoegangsbewijs
is voorgeschreven. Geconcludeerd wordt dat gezien de beschreven afweging het geconstateerde
onderscheid gerechtvaardigd wordt geacht.
Studievaccinatie
De in deze regeling voorgestelde voorziening geldt alleen voor deelnemers aan wetenschappelijk
onderzoek gericht op de ontwikkeling van een vaccin tegen een infectie veroorzaakt
door het virus SARS-CoV-2, dat in Nederland plaatsvindt. Hiermee ontstaat, in afwachting
van eventuele ontwikkelingen op Europees niveau, een zeker onderscheid tussen die
deelnemers en deelnemers aan vergelijkbaar onderzoek buiten Nederland. Gelijk als
hiervoor, is hier geen sprake van direct onderscheid naar nationaliteit, maar kan
het wel leiden tot indirect onderscheid op basis van nationaliteit. Indirect onderscheid
kan echter objectief gerechtvaardigd worden indien er sprake is van een legitiem doel
en de maatregel proportioneel en subsidiair is. In Nederland verricht wetenschappelijk
onderzoek dat gericht is op de ontwikkeling van een vaccin moet worden getoetst en
goedgekeurd door de CCMO. Dat biedt waarborgen voor de betrouwbaarheid van het onderzoek
en het oordeel van degene die het onderzoek verricht dat een deelnemer vanwege het
in studieverband toegediende vaccin als geheel of gedeeltelijk beschermd kan worden
beschouwd. Alleen dan is het vanuit epidemiologisch oogpunt verantwoord om erin te
voorzien dat de deelnemers voor wie dat geldt een CTB kunnen verkrijgen (ingeval van
gedeeltelijke bescherming na toediening van één vaccin van een goedgekeurd vaccin).
In het licht hiervan dient het geconstateerde onderscheid gerechtvaardigd worden geacht.
Vaccinatie in het buitenland
Voor de uitgifte van het CTB in geval van volledige vaccinatie die geheel of gedeeltelijk
in een andere lidstaat van de EU heeft plaatsgevonden, is de verwerking van (medische)
persoonsgegevens onontbeerlijk. Met de onderhavige wijzigingsregeling is deze verwerking
voorzien van een wettelijke grondslag. Degene die het CTB vraagt, heeft zich te legitimeren
en moet een vaccinatiebewijs overleggen, net als al is bepaald voor een CTB op basis
van vaccinatie in een derde land. Anders kan niet vastgesteld worden dat verzoeker
volledig is gevaccineerd. Voor het verstrekken van het CTB verwerkt de GGD de gebruikelijke
persoonsgegevens die daarvoor nodig zijn, met bestaande automatiseringssystemen en
applicaties die reeds beproefd zijn voor de uitgifte van CTB's op basis van vaccinatie
in een derde land.
Pilots begeleid zelftesten
Voor deze pilots zullen gegevens verwerkt worden via het afsprakenportaal van de testaanbieders
die deze pilots gaan uitvoeren. Deze gegevens komen grotendeels overeen met de gegevens
die nu ook al verwerkt worden. Voor de digitale pilot zal als extra gegeven het adres
worden gevraagd. Bij de begeleide zelftest is van belang dat er begeleiding wordt
geboden en toezicht bestaat op de wijze waarop de zelftest wordt uitgevoerd. Vandaar
dat ook een zelftestbegeleider als uitvoerder van de test wordt gezien. Alleen zorgaanbieders,
of personen die onder verantwoordelijkheid van zorgaanbieders werken, kunnen uitvoerders
van deze begeleide zelftest zijn. Dat heeft meerdere redenen. In de eerste plaats
heeft dat ermee te maken dat het begeleiden van de zelftest gepaard gaat met het verwerken
van persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid, ook al is het begeleiden
van zelftesten strikt genomen geen medische handeling. Een positieve uitkomst van
de zelftest moet namelijk door de begeleider van de test worden ingevoerd in de testapplicatie.
Het verwerken van gezondheidsgegevens is in beginsel verboden, tenzij er een wettelijke
uitzondering geldt. Die uitzondering is voor zorgaanbieders en uitvoerders van testen
reeds wettelijk geregeld in artikel 30, derde lid, onder a, Uitvoeringswet AVG en
artikel 58re, zesde lid, Wpg. In de tweede plaats is het belang van de volksgezondheid
ermee gediend dat een positief resultaat van een zelftest wordt geregistreerd en gemeld
aan de GGD, zodat zicht gehouden wordt op de (mate van) verspreiding van het coronavirus.
Deze voorwaarde wordt geborgd in de aansluitvoorwaarden van de pilot en zal ook in
het protocol worden beschreven.
Voor de uitgifte van het CTB in het geval van een negatieve test is de verwerking
van (medische) persoonsgegevens onontbeerlijk. Voor het verstrekken van het CTB verwerkt
de testaanbieder de gebruikelijke persoonsgegevens die daarvoor nodig zijn, met bestaande
automatiseringssystemen en applicaties die reeds beproefd zijn voor de uitgifte van
CTB's op basis van een toegangstest. Dit zijn de NAW-gegevens inclusief geboortedatum,
emailadres en mogelijk telefoonnummer. Voor de eerste pilot die zich richt op digitaal
begeleid zelftesten zullen ook adresgegevens worden gevraagd. Met de adresgegevens
kan de zelftest naar huis worden opgestuurd. Het verstrekken van de zelftests binnen
de pilots zal gratis zijn. Dit is in lijn met artikel 58rc, eerste lid Wpg. Op de
afspraak zal de burger zijn ID-bewijs moeten tonen zodat het burgerservicenummer(BSN)
en het document nummer van de ID kaart kan worden ingevoerd. Hiermee kan een medisch
dossier worden aangemaakt, waarmee de uitslag van de test kan worden ingevoerd.
De testaanbieders van deze pilots zullen voordat zij van start gaan met deze pilots,
op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) veelal verplicht zijn
om een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (ook wel DPIA) te doen, waarin onder
meer gedetailleerd uiteen wordt gezet welke persoonsgegevens worden verwerkt, wat
de juridische basis daarvan is en op welke wijze eventuele risico’s van de gegevensverwerking
voor de rechten van betrokkenen worden weggenomen. Bij het selecteren van testaanbieders
voor deelname aan de pilots is de aanwezigheid van een adequate en zorgvuldige DPIA
een voorwaarde.
Blokkering coronatoegangsbewijs
De blokkade van een CTB, nadat uit onderzoek door de Minister van VWS is gebleken
dat sprake is van een gegrond vermoeden van fraude of misbruik, geschiedt op basis
van een willekeurig getal, de challenge, dat op zichzelf geen persoonsgegevens bevat
en vervolgens wordt versleuteld tot een proof identifier om te worden opgenomen op
een denylist. Het herleiden van de proof identifier tot het CTB en vervolgens tot
de persoon waarop het CTB betrekking heeft, is technisch niet mogelijk.
Het doel van de gegevensverwerking ten behoeve van het blokkeren van CTB's en DCC's
is het voorkomen dat onrechtmatig toegang verkregen wordt tot activiteiten en voorzieningen
waarvoor een CTB is voorgeschreven. Dit doel is, gelet op de bestrijding van de epidemie
van covid-19, gerechtvaardigd in het licht van de vervulling van een taak van algemeen
belang (artikel 6, eerste lid, onder e, Algemene Verordening Gegevensbescherming)
en de bescherming van de volksgezondheid (artikel 9, tweede lid, onder i, AVG). Er
worden niet meer persoonsgegevens verwerkt dan strikt noodzakelijk. Met de applicatie
CoronaCheck Scanner wordt de privacy beschermd doordat gebruik gemaakt wordt van een
denylist waarop alleen proof identifiers en unieke certificaatidentificatiecodes zijn
opgenomen. Ook laat de CoronaCheck Scanner niet zien waarom een CTB of DCC niet geldig
is, zodat bij controle voor de toegang tot activiteiten en voorzieningen niet kenbaar
is dat sprake is van een redelijk vermoeden van fraude of misbruik.
De CBP-BES heeft op 1 november 2021 advies uitgebracht. De CBP BES adviseert het beschermingsniveau
voor persoonsgegevens in Europa als leidraad te volgen en na te streven en stemt in
met deze wijziging.
4. Regeldruk
Verlenging herstelbewijs
De verlenging van het herstelbewijs zal door VWS technisch worden doorgevoerd na inwerkingtreding
van de regeling. Dit brengt geen regeldruk met zich mee.
Studievaccinatie
Het verkrijgen van een CTB voor deelnemers aan wetenschappelijk onderzoek gericht
op de ontwikkeling van een vaccin tegen een infectie veroorzaakt door het virus SARS-CoV-2,
dat in Nederland plaatsvindt heeft een beperkt effect op de regeldruk. Zoals hierboven
reeds toegelicht dient de onderzoeker de HKP-codes in het COVID-vaccinatie Informatie-
en Monitoringsysteem (CIMS) te registreren voor de deelnemers die naar het oordeel
van de onderzoeker vanwege het in studieverband toegediende vaccin, als volledig of
gedeeltelijk beschermd kunnen worden beschouwd. De deelnemer kan op basis van deze
registratie op reguliere wijze, via de CoronaCheck app, een CTB verkrijgen.
Vaccinatie in het buitenland
Het effect op de regeldruk van de uitgifte van het CTB in geval van volledige vaccinatie
die geheel of gedeeltelijk in een andere lidstaat van de EU heeft plaatsgevonden,
is zo beperkt mogelijk gehouden. Van de verzoeker om zo'n CTB worden de minimaal benodigde
bescheiden gevraagd voor het aantonen van de identiteit en de vaccinatie. Dit is dezelfde
informatie als benodigd is voor de bestaande faciliteit ten behoeve van CTB's bij
vaccinatie in een derde land. De uitbreiding naar de uitgifte van het CTB in geval
van volledige vaccinatie die geheel of gedeeltelijk heeft plaatsgevonden in een andere
lidstaat, is relatief gering. Het gaat immers alleen om personen die niet beschikken
over een Europees vaccinatiecertificaat. Dit zijn er naar verwachting ongeveer enkele
duizenden.
Pilots begeleid zelftesten
Er zal een technische aanpassing moeten worden gemaakt in de CoronaCheck applicatie
zodat er een CTB kan worden verstrekt op basis van een negatieve zelftest. Burgers
zullen worden gevraagd om een afspraak te maken, hetgeen in de verschillende pilots
op een andere wijze geschiedt. Gelet op de beperkte omvang van de pilots (er is voorzien
dat per pilot circa 2.000 deelnemers zullen meedoen) en het feit dat wordt aangesloten
op de bestaande praktijk voor het maken van een afspraak, waarbij alleen een aantal
mogelijk nieuwe testuitvoerders worden betrokken en een nieuwe testmethode wordt onderzocht,
zal dit maar beperkt gevolgen hebben voor de regeldruk.
Blokkering coronatoegangsbewijs
Er zijn geen gevolgen voor de regeldruk.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.
5. Advisering en consultatie
De in deze regeling voorgestelde maatregelen met betrekking tot vaccinatie in het
buitenland zijn op 27 oktober 2021 voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR), en op 28 oktober aan de Commissie
Bescherming Persoonsgegevens BES (CBP-BES).
De AP heeft op 1 november 2021 advies uitgebracht en in het advies aangegeven geen
opmerkingen te hebben.
De CBP-BES heeft op 1 november 2021 advies uitgebracht, welk advies geen gevolgen
heeft voor onderhavige maatregel.
6. Inwerkingtreding
Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee
dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking dan
een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn besluit
niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid is
het de bedoeling dat de regeling op 30 november 2021 in werking treedt. Hierbij wordt
afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van
drie maanden.9
Op grond van artikel 8.1 Trm vervalt de Trm op het tijdstip waarop hoofdstuk Va Wpg
vervalt. Het gaat hier om een uiterste vervaldatum. Als de noodzaak al eerder ontvalt
aan deze regeling of onderdelen ervan, zal de regeling eerder worden ingetrokken of
aangepast. In artikel 58c, zesde lid, Wpg is immers geëxpliciteerd dat maatregelen
zo spoedig mogelijk worden gewijzigd of ingetrokken als deze niet langer noodzakelijk
zijn.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge