Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 november 2021, nr. 29606539, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2021

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4.11, eerste lid, 4.21, tweede lid, 4.23, eerste lid, 4.24, eerste lid en 4.27, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. De bedragen, bedoeld in artikel 4.21, tweede lid, van het besluit, zijn € 83.760 voor een promotie en € 69.800 voor een ontwerperscertificaat.

B

Bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1. bij artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de regeling

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 417.724

€ 417.724

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.781.934

€ 19.030.168

€ 21.812.102

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.274.365

€ 18.425.439

€ 20.699.804

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 6.473.850

€ 22.258.882

€ 28.732.732

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 515.959

€ 24.313.545

€ 24.829.504

21PF

Technische Universiteit Delft

 

€ 191.057

€ 29.528.871

€ 29.719.928

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

 

€ 15.921

€ 6.689.275

€ 6.705.196

21PH

Universiteit Twente

 

€ 21.228

€ 21.088.946

€ 21.110.174

21PI

Wageningen University

 

€ 47.764

€ 5.836.258

€ 5.884.022

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 652.694

€ 12.673.752

€ 13.326.446

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 3.030.270

€ 22.587.495

€ 25.617.765

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 937.306

€ 18.900.795

€ 19.838.101

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.601.412

€ 13.316.385

€ 14.917.797

21PN

Tilburg University

 

€ 572.435

€ 8.765.287

€ 9.337.722

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

   

€ 38.365

€ 38.365

22NC

Open Universiteit

 

€ 321.059

€ 3.425.282

€ 3.746.341

23BF

Universiteit voor Humanistiek

   

€ 251.602

€ 251.602

25AV

Theologische Universiteit Kampen

   

€ 161.794

€ 161.794

 

Totaal

 

€ 19.437.254

€ 227.709.865

€ 247.147.119

C

Bijlage 3 komt te luiden:

Bijlage 3. bij artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de regeling

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

   

€ 1.339.704

€ 1.339.704

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

 

€ 412.766

€ 2.756.551

€ 3.169.317

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

   

€ 17.585.713

€ 17.585.713

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

€ 894.406

€ 514.775

€ 1.409.181

02NR

Hotelschool The Hague

   

€ 1.694.538

€ 1.694.538

02NT

Design Academy Eindhoven

 

€ 408.466

€ 404.279

€ 812.745

07GR

Avans Hogeschool

 

€ 373.478

€ 18.059.793

€ 18.433.271

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

   

€ 1.265.229

€ 1.265.229

09OT

Iselinge Hogeschool

   

€ 627.141

€ 627.141

10IZ

Marnix Academie

   

€ 2.237.330

€ 2.237.330

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 709.839

€ 867.156

€ 1.576.995

15BK

Driestar educatief

   

€ 1.941.860

€ 1.941.860

21CW

HAS Hogeschool

   

€ 1.945.420

€ 1.945.420

21MI

HZ University of Applied Sciences

   

€ 4.415.066

€ 4.415.066

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 697.435

€ 2.745.195

€ 3.442.630

21RI

Hogeschool Leiden

 

€ 247.341

€ 7.896.601

€ 8.143.942

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

   

€ 1.972.328

€ 1.972.328

21UI

Breda University of Applied Sciences

   

€ 3.750.594

€ 3.750.594

22HH

Hogeschool VIAA

   

€ 1.653.734

€ 1.653.734

22OJ

Hogeschool Rotterdam

 

€ 1.133.900

€ 24.414.448

€ 25.548.348

23AH

Saxion Hogeschool

 

€ 332.959

€ 15.700.282

€ 16.033.241

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

 

€ 647.435

€ 1.029.524

€ 1.676.959

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

   

€ 3.722.868

€ 3.722.868

25BE

Hanzehogeschool Groningen

 

€ 1.849.686

€ 17.818.322

€ 19.668.008

25DW

Hogeschool Utrecht

 

€ 1.160.603

€ 24.124.280

€ 25.284.883

25JX

Zuyd Hogeschool

 

€ 1.214.969

€ 8.194.856

€ 9.409.825

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

 

€ 1.560.155

€ 23.961.512

€ 25.521.667

27NF

ArtEZ

 

€ 1.120.333

€ 2.565.343

€ 3.685.676

27PZ

Hogeschool INHolland

 

€ 646.893

€ 17.059.231

€ 17.706.124

27UM

De Haagse Hogeschool

   

€ 14.627.116

€ 14.627.116

28DN

Hogeschool van Amsterdam

   

€ 30.316.842

€ 30.316.842

30GB

Fontys Hogescholen

 

€ 1.265.052

€ 32.038.678

€ 33.303.730

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

   

€ 2.317.343

€ 2.317.343

30TX

Aeres Hogeschool

   

€ 2.176.545

€ 2.176.545

30VP

Hogeschool Thomas More

   

€ 1.073.825

€ 1.073.825

31FR

NHL Stenden Hogeschool

   

€ 17.011.481

€ 17.011.481

 

Totaal

 

€ 14.675.716

€ 311.825.503

€ 326.501.219

D

Bijlage 5 komt te luiden:

Bijlage 5. bij artikel 4, eerste lid, van de regeling

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 46.952

21PB

Universiteit Leiden

€ 32.050.088

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 22.723.324

21PD

Universiteit Utrecht

€ 30.247.872

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 10.782.267

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 30.629.299

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 19.305.211

21PH

Universiteit Twente

€ 21.476.319

21PI

Wageningen University

€ 8.053.440

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 7.557.841

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 20.511.072

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 16.985.632

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 23.377.678

21PN

Tilburg University

€ 2.949.794

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 13.255

22NC

Open Universiteit

€ 660.914

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 57.455

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 17.952

 

Totaal

€ 247.446.365

E

Bijlage 7 komt te luiden:

Bijlage 7. bij artikel 6 van de regeling

Bedragen en percentages academische ziekenhuizen, bedoeld in artikel 4.27, derde lid, onder c, respectievelijk artikel 4.27, vierde lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

Percentage

21PB

Universiteit Leiden

€ 3.705.335

12,39730%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 4.123.774

12,84522%

21PD

Universiteit Utrecht

€ 4.566.300

13,69763%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 5.105.521

13,35443%

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 4.486.610

9,11353%

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 5.385.145

16,69170%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 3.080.758

10,87244%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 4.141.553

11,02775%

 

Totaal

€ 34.594.996

100,00000%

F

Bijlage 9 komt te luiden:

Bijlage 9. bij artikel 4, derde lid, van de regeling

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 71.603

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 24.646

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 279.972

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

02NR

Hotelschool The Hague

 

02NT

Design Academy Eindhoven

 

07GR

Avans Hogeschool

€ 41.636

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 67.962

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 29.780

10IZ

Marnix Academie

€ 115.107

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 12.883

15BK

Driestar educatief

€ 90.554

21CW

HAS Hogeschool

 

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 23.525

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 34.261

21RI

Hogeschool Leiden

€ 129.577

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 80.379

21UI

Breda University of Applied Sciences

 

22HH

Hogeschool VIAA

€ 42.196

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 256.633

23AH

Saxion Hogeschool

€ 89.808

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 4.014

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 51.719

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 128.550

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 296.962

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 31.367

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 347.467

27NF

ArtEZ

€ 58.347

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 169.253

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 85.980

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 327.676

30GB

Fontys Hogescholen

€ 495.435

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

 

30TX

Aeres Hogeschool

€ 37.435

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 49.665

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 295.655

 

Totaal

€ 3.770.047

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs (Rfho) gewijzigd. De aanpassingen van de Rfho hangen onder meer samen met de tweede herberekening van de rijksbijdrage 2021 in overeenstemming met de tweede suppletoire begroting 2021 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste herberekening van de rijksbijdrage 2021 betrof de berekening in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2021 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voorgelegd aan de VSNU, Vereniging Hogescholen en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Gelet op het technische karakter van de regeling is de regeling niet voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan VSNU, Vereniging Hogescholen en NFU.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2021 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelen

Grondslagen

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen bij ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat worden vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.24, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling een bedrag kan toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 9 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.27, derde lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek aan universiteiten worden toegekend. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 7 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld. De in de nieuwe tabel opgenomen percentages zijn gelijk aan de geldende percentages; op dat punt is er niets gewijzigd.

Artikel I

A

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de bedragen voor promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De bedragen zijn gewijzigd als gevolg van een wijziging in het totaal aantal te bekostigen promoties en het toevoegen van middelen vanwege incidentele loonruimte in 2021.

B

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege incidentele loonruimte in 2021 van alle ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1 met 0,09392%. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een correctie doorgevoerd in het aantal deelnemers aan het experiment educatieve module en de prijs per deelnemer voor het jaar 2021. Daardoor komt de bijdrage voor het experiment educatieve module in 2021 uit op € 861.526.

  • b. onder de noemer ‘kwetsbare opleidingen’ zijn, op verzoek van het Programmabureau Geesteswetenschappen, wijzigingen doorgevoerd in de verdeling van de middelen voor geesteswetenschappen, specifiek de middelen voor faculteiten en onderzoekscholen (brief van het Programmabureau Geesteswetenschappen van 1 september 2021). De wijzigingen voor 2022 en verder zullen verwerkt worden bij de wijziging van de Rfho die samenhangt met de berekening van de rijksbijdrage 2022 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2021 een bedrag van € 676.016 opgenomen ten behoeve van halvering collegegeld eerstejaars studenten bij de Open Universiteit en studenten bij eerstegraads masterlerarenopleidingen. Universiteiten ontvangen via de rijksbijdrage compensatie voor de Regeerakkoord maatregel ‘halvering collegegeld eerstejaars HO’. Daarmee werd het wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten in het hoger onderwijs gehalveerd. De Open Universiteit mag een verhoogd wettelijk collegegeld vragen. Dit verhoogde tarief wordt ook gehalveerd en daarvoor ontvangt de Open Universiteit via de onderwijsopslag in bedragen extra middelen. Voor lerarenopleidingen geldt een extra jaar halvering van het collegegeld. De desbetreffende universiteiten ontvangen hiervoor extra middelen via de onderwijsopslag in bedragen (brief van 9 april 2018 met kenmerk 1346352).

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bedrag van € 1.950.000 vóór indexering ten behoeve van de tranche 2021 van de Comenius beurzen toegekend. Deze middelen worden verdeeld over de universiteiten via 20 Teaching Fellows, 11 Senior Fellows en 2 Leadership Fellows. Deze beurzen worden verdeeld over 12 universiteiten (brieven van 22 juli 2021 met kenmerk 28664382, 28672569, 28664120, 28667175, 28675818, 28672481, 28672580, 28675824, 28677033, 28667189, 28664771 en 28673389). De middelen van tranche 2021 voor de jaren 2022 en 2023 zijn reeds toegekend bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de berekening van de rijksbijdrage 2022 in overeenstemming met de ontwerpbegroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • e. aan de onderwijsopslag van de Technische Universiteit Delft is voor het jaar 2021 een bedrag van € 130.000 vóór indexering toegevoegd vanwege de kosten voor de Nationaal Coördinator Open Science voor het kalenderjaar 2021 (brief van 14 juni 2021 met kenmerk 28403208).

  • f. aan de onderwijsopslag van de Radboud Universiteit Nijmegen is voor het jaar 2021 een bedrag van € 46.162 vóór indexering toegevoegd bedoeld voor ondersteuning op het gebied van het opstellen van een ‘Theory of Change analyse’ en een Maatschappelijke Kosten-batenanalyse voor het ontwikkelen van de groeifondsaanvraag voor zelfdenkende moleculen (brief van 5 oktober 2021 met kenmerk 29845166).

  • g. van de onderwijsopslag van Rijksuniversiteit Groningen, Erasmus Universiteit Rotterdam en Vrije Universiteit Amsterdam is voor het jaar 2021 een bedrag van € 4.329.709 vóór indexering ingehouden vanwege resterend budget van de pilot sneltesten mbo-ho (brieven van 27 september 2021 met kenmerk 29516911, 29518899 en 29520820).

  • h. aan de onderwijsopslag van zeven universiteiten is voor het jaar 2021 een bedrag van € 1.200.000 vóór indexering toegevoegd vanwege het aanjagen van publiek-private samenwerking voor kennis en innovatie via het programma van de Nederlandse AI-Coalitie (NL AIC). De bijdrage is bedoeld voor de ondersteuning van de NL AIC hubs-en-spaken ten behoeve van regionale ecosystemen en het nationale ecosysteem voor AI (brieven van 24 september 2021 met kenmerk 29468246, 29467564, 29469323, 29469322, 29469229, 29469632 en 29467560).

  • i. de middelen ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona, zijn ook onderdeel van de bedragen in bijlage 1. De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs voor lerarenopleidingen, begeleiding studenten/hulp in de klas en verbreden en verlengen van het stage-offensief worden aangemerkt als niet-normatief voor zover het de periode 2021 en 2022 betreft en dienen als zodanig te worden verwerkt in de balans en staat van baten en lasten. In RJ 660.202a is opgenomen hoe deze middelen verwerkt worden in de jaarrekening (brief van 1 juli 2021 met kenmerk 28396141). Deze toelichting is abusievelijk weggelaten bij de vorige wijziging van de regeling waarin de middelen afkomstig uit het Nationaal Programma Onderwijs toegevoegd zijn aan de rijksbijdrage (Staatscourant van 15 juni 2021, nr. 29814).

C

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege incidentele loonruimte in 2021 van alle ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3 met 0,10785%. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2022 een bedrag van € 12.859.072 opgenomen ten behoeve van halvering collegegeld tweedejaars studenten HO bij lerarenopleidingen. Hogescholen ontvangen via de rijksbijdrage compensatie voor de Regeerakkoord maatregel ‘halvering collegegeld eerstejaars HO’. Daarmee werd het wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten in het HO gehalveerd. Voor lerarenopleidingen geldt een tweede jaar halvering van het collegegeld. De desbetreffende hogescholen ontvangen hiervoor extra middelen via de onderwijsopslag in bedragen (brief van 9 april 2018 met kenmerk 1346352).

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bedrag van € 1.900.000 vóór indexering ten behoeve van de tranche 2021 van de Comenius beurzen toegekend. Deze middelen worden verdeeld over de hogescholen via 19 Teaching Fellows, 11 Senior Fellows en 2 Leadership Fellows. Deze beurzen worden verdeeld over 12 hogescholen (brieven van 22 juli 2021 met kenmerk 28675837, 28665461, 28671670, 28677160, 28675599, 28677062, 28673404, 28672604, 28672513, 28665468, 28663227 en 28667208 en brief van 9 september 2021 met kenmerk 29188609 over intrekken Teaching Fellow bij NHL Stenden Hogeschool). De middelen van tranche 2021 voor de jaren 2022 en 2023 zijn reeds toegekend bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de berekening van de rijksbijdrage 2022 in overeenstemming met de ontwerpbegroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • c. van de onderwijsopslag van Hogeschool Utrecht is voor het jaar 2021 een bedrag van € 198.400 vóór indexering ingehouden vanwege resterend budget van de pilot sneltesten mbo-ho (brief van 27 september 2021 met kenmerk 29520620).

  • d. aan de onderwijsopslag van acht hogescholen is voor het jaar 2021 een bedrag van in totaal € 750.000 vóór indexering toegevoegd voor de ontwikkeling en continuering van een pilot voor een gespecialiseerde pabo-opleiding (brieven van 10 juni 2021 met kenmerk 28336933, 28337641, 28338743, 28339841, 28340182, 28340507, 28340721 en 28340946).

  • e. de middelen ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona, zijn ook onderdeel van de bedragen in bijlage 3. De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs voor lerarenopleidingen, begeleiding studenten/hulp in de klas, verbreden en verlengen van het stage-offensief en inhaal en ondersteuningsonderwijs worden aangemerkt als niet-normatief voor zover het de periode 2021 en 2022 betreft en dienen als zodanig te worden verwerkt in de balans en staat van baten en lasten. In RJ 660.202a is opgenomen hoe deze middelen verwerkt worden in de jaarrekening (brief van 1 juli 2021 met kenmerk 28398454). Deze toelichting is abusievelijk weggelaten bij de vorige wijziging van de regeling waarin de middelen afkomstig uit het Nationaal Programma Onderwijs toegevoegd zijn aan de rijksbijdrage (Staatscourant van 15 juni 2021, nr. 29814).

D

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege incidentele loonruimte in 2021 van alle ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5 met 0,10487%. Daarnaast is het zo dat de middelen ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona, ook onderdeel zijn van de bedragen in bijlage 5. De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs met als doel dat onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan het onderzoek vertraging heeft opgelopen veroorzaakt door de coronacrisis in 2020, wat tot extra kosten leidt in 2021 en 2022, in staat worden gesteld om hun onderzoek af te ronden in het belang van hun wetenschappelijke carrière, de continuïteit van het onderzoek en de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland, worden aangemerkt als niet-normatief voor zover het de periode 2021 en 2022 betreft en dienen als zodanig te worden verwerkt in de balans en staat van baten en lasten. In RJ 660.202a is opgenomen hoe deze middelen verwerkt worden in de jaarrekening. Deze toelichting is abusievelijk weggelaten bij de vorige wijziging van de regeling waarin de middelen afkomstig uit het Nationaal Programma Onderwijs toegevoegd zijn aan de rijksbijdrage (Staatscourant van 15 juni 2021, nr. 29814).

E

Dit onderdeel betreft de aanpassing van bijlage 7. Dit onderdeel is gewijzigd vanwege een herschikking in de verdeling van het reeds toegevoegde jaarlijks bedrag van € 34.594.996 voor de jaren 2021 en 2022 ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs met als doel dat onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan het onderzoek vertraging heeft opgelopen veroorzaakt door de coronacrisis in 2020, wat tot extra kosten leidt in 2021 en 2022, in staat worden gesteld om hun onderzoek af te ronden in het belang van hun wetenschappelijke carrière, de continuïteit van het onderzoek en de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland. De verdeling is op verzoek van de NFU gewijzigd vanwege de technische werking van het verdeelmodel waardoor een onwenselijke verschuiving tussen de te ontvangen middelen voor de verschillende UMC’s heeft plaatsgevonden. Door de verdeling van de beschikbare middelen iets te wijzigen wordt dit effect gecorrigeerd (brief van 22 juli 2021 met kenmerk 28821655). De financiële middelen worden verdeeld op basis van het aandeel van een Universitair Medisch Centrum in de omvang van het aantal promovendi met een tijdelijk contract (fte) van de Universitair Medisch Centra, berekend op basis de verhouding van het aantal promovendi in 2020 (50%) en het gemiddeld aantal gepromoveerden in de periode 2017 tot en met 2019 (50%) (Kamerbrief van 21 mei 2021 met nummer 2021Z08737). Deze middelen worden aangemerkt als niet-normatief voor zover het de periode 2021 en 2022 betreft en dienen als zodanig te worden verwerkt in de balans en staat van baten en lasten. In RJ 660.202a is opgenomen hoe deze middelen verwerkt worden in de jaarrekening. Deze toelichting is abusievelijk weggelaten bij de vorige wijziging van de regeling waarin de middelen afkomstig uit het Nationaal Programma Onderwijs toegevoegd zijn aan de rijksbijdrage (Staatscourant van 15 juni 2021, nr. 29814).

F

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege incidentele loonruimte in 2021 van alle ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9 met 0,12241%.

Artikel II Inwerkingtreding

Artikel I heeft betrekking op het begrotingsjaar 2021 en treedt daarom direct in werking en krijgt vervolgens terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven